Thema: Erfelijkheid - h45

Thema: Erfelijkheid - h45

Thema Erfelijkheid

Intro

Je zal het maar hebben!
Ieder mens is uniek. Maar allemaal hebben we een vader en een moeder. Misschien zijn ze niet bij je, maar iedereen komt voort uit een vader en moeder. Zo uniek ben je dus ook weer niet.

Welke eigenschappen heb je van hen en welke niet? Dat heeft te maken met erfelijkheid.

In het televisieprogramma ‘Je zal het maar hebben’ worden jongeren gevolgd die een zeldzame erfelijke aandoening hebben. Ze willen vaak graag weten hoe ze aan deze aandoening komen.
Bekijk (een stukje van) de aflevering over Rick die het syndroom van Hunter heeft.


In dit thema staat erfelijkheid bij verschillende organismen centraal.
Erfelijke eigenschappen, daar kun je last van hebben, maar ook veel plezier!

Wat kan ik straks?

Aan het eind van dit thema:

  • leg ik uit dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en milieu.
  • kan ik uit stambomen of kruisingsschema's afleiden hoe groot de kans is op het voorkomen van genotypes en fenotypes van nakomelingen.
  • benoem ik hoe de mens kan ingrijpen in de erfelijkheid van plant, dier en mens en kan daarbij ethische en biologische argumenten onderscheiden.
  • benoem ik hoe de mens kan ingrijpen in de bevruchting van plant, dier en mens om kwaliteit/nuttig gebruik van nakomelingen te bevorderen en ziekte te voorkomen en ik gebruik daarbij ethische en biologische argumenten om een mening daarover te vormen.

Deelconcepten

Chromosoom, gen, genotype, fenotype, genetische code, genoom, autosomen, X-en Y-chromosoom, allel, monohybride kruising, (onvolledig) dominant, recessief, multiple allelen, stamboom, gekoppelde genen, homologe chromosomen, geslachtschromosomen, lethaal gen, intermediair, karyotype, natuurlijke selectie, genetische modificatie, variatie.

Wat kan ik al?

Wat weet je al over ... ?
… erfelijkheid?
… DNA?
… chromosomen?
… celdeling?
… geslachtschromosomen?


Wat weet je nog?
Lees de volgende Kennisbanken uit de onderbouw als opfrisser voor dit thema.

Erfelijke eigenschappen - onderbouw

Chromosomen en celdeling - onderbouw

Maak de oefening hieronder. Hoeveel weet jij nog over erfelijkheid?

Wat ga ik doen?

Het thema Erfelijkheid bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit Aantal SLU
Inleiding  
Wat kan ik straks? 0,5
Wat kan ik al? 2
Wat ga ik doen? 0,5
Modules  
Module: Hoe kom je eraan? 8
Module: Herman en Klazien 13 7
Module: Tom en At aten tomaten 7
Afsluiting  
Samenvattend 1
Examenvragen 1
Terugkijken 0,5
Totaal: 27 à 28

Modules

Hoe kom je eraan

Hoe kom je eraan?

Intro

De hielprik
In de eerste week na je geboorte, komt de wijkverpleegkundige op bezoek.
Een prikje in de onderkant van de voet, in de hiel, levert een beetje bloed.

Hoe dat in zijn werk gaat zie je in de volgende video:

In het laboratorium wordt het bloed onderzocht op een aantal zeldzame erfelijke ziektes. Wil je weten welke?
Kijk op www.rivm.nl .

PKU (phenylketonurie) was de eerste ziekte die met het bloed uit de hiel kon worden aangetoond.
De laatste stap van deze module geeft je meer informatie over PKU.
De vraag waar het deze module over gaat is: Hoe kom je aan een erfelijke ziekte en kun je de ziekte doorgeven aan jouw kinderen?

Erfelijke eigenschappen zijn vaak interessant om te onderzoeken. Maar als jij niet weer wie jouw biologische ouders zijn, kan deze module ook heel confronterend zijn. Heb je hier problemen mee, bespreek deze dan met je docent.

Wat ga ik leren?

Ik ken:

  • de grondlegger van de erfelijkheidsleer

En ik kan:

  • uitleggen hoe het fenotype ontstaat onder invloed van het genotype en milieufactoren.
  • de begrippen chromosoom, gen, allel en locus uitleggen en met elkaar in verband brengen.
  • de begrippen dominant en recessief met een voorbeeld uitleggen.
  • de afkortingen P, F1 en F2 uitleggen.
  • de begrippen monohybride, homozygoot en heterozygoot uitleggen.
  • met een kruisingsschema werken en de uitkomst van een kruising voorspellen.
  • uitleggen hoe het geslacht van een individu wordt bepaald.
  • de uitkomst van een kruising met een X-chromosomale eigenschap voorspellen.
  • het verschil uitleggen tussen gekoppelde en niet-gekoppelde eigenschappen.

Deelconcepten
Chromosoom, gen, genotype, fenotype, genetische code, genoom, autosomen, X-en Y-chromosoom, allel, monohybride kruising, dominant, recessief, multiple allelen, stamboom, gekoppelde genen, homologe chromosomen, geslachtschromosomen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap Inhoud
Stap 1 Wat is een genotype en een fenotype? En waar heb je zelf invloed op?
Stap 2 Wat erf je van je ouders en kun je deze erfelijke factoren ook zelf beïnvloeden?
Stap 3 Ik onderzoek mijn eigen familie. Daarbij kijk je naar een aantal erfelijke eigenschappen.
Stap 4 Mendel werkte met kruisingsschema's die we nu nog kunnen gebruiken. In deze stap leer ik hier meer over.
Stap 5 en Hoeveel kans heb ik op een bepaalde erfelijke eigenschap?
Stap 6 Hoe zit het met bloedgroepen en erfelijkheid?
Stap 7 Bepaalde erfelijke eigenschappen of aandoeningen komen vaker voor bij jongens. In deze stap bestudeer ik er twee.
Stap 8 Hoeveel genen omvat het totale DNA en wat ligt op welke chromosoom?
Stap 9 Wat houdt PKU in en hoe kan ik het behandelen?
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik maak een folder of een presentatie waarin ik informatie geef over een bepaalde erfelijke aandoening.
D-toets Ik test mijn kennis over deze module met een d-toets.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 8 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Genotype en fenotype

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderwerp:

Genotype en fenotype


Bekijk de foto van Alexa hiernaast.

Maak daarna de volgende oefening.

Stap 2: Hoe kom je aan je genen?

Lees de volgende Kennisbank. Beantwoord daarna de vraag.

Ontstaan van het genotype

Stap 3: Stambomen

Er is een aantal andere eigenschappen van mensen die makkelijk te onderzoeken zijn.
Een stamboom geeft het resultaat van dat onderzoek weer.

Je gaat nu een onderzoekje doen binnen je eigen familie.
Noteer het voorkomen van de volgende eigenschappen bij zoveel mogelijk van je familieleden.
Probeer tenminste drie generaties te onderzoeken.
Deze opdracht is moeilijk uit te voeren als je niet bij je biologische familie woont. Overleg met je docent en bekijk samen hoe je deze stap toch kunt maken.


Verdeel de kenmerken in een groepje van vier leerlingen. Maak hiervan een stamboom.

Kijk eventueel in de Kennisbank:

Stambomen


Onderzoek de volgende eigenschappen:

  • Wel of niet kunnen tongrollen
  • Losse of aangegroeide oorlelletjes hebben
  • Bruine of blauwe ogen hebben (andere kleuren mag je ook noteren)
  • Wiskundeknobbel of talenknobbel hebben (je kunt ook wel/niet muzikaal nemen)

Neem de resultaten en stamboom op in je portfolio.

Stap 4: Kruising volgens Mendel

Kruising volgens Mendel
Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel:

Homozygoot en heterozygoot


Bekijk de resultaten van stap 3.
Overleg met je viertal of je de begrippen homozygoot en heterozygoot kunt gebruiken bij elk van de vier eigenschappen.
Zet je conclusies bij elke stamboom neer.

De erfelijkheid van menselijke eigenschappen is niet gemakkelijk te onderzoeken.
Mensen krijgen pas laat nakomelingen en vaak ook nog weinig.
Bacteriën, fruitvliegjes en sommige huisdieren (konijnen en muizen) zijn beter geschikt.
Het allereerste onderzoek naar erfelijke eigenschappen gebeurde aan planten.
Erwten om precies te zijn. De onderzoeker heet Gregor Mendel.

Ga naar Bioplek.
Bekijk de eerste simulatie op het derde scherm, kruising nummer 1.
Mendel gebruikte de termen P, F1 en F2 bij zijn kruisingen.
Beantwoord de volgende vragen:

Stap 5: Een vierkant als oplossing?

Een vierkant als oplossing?
Kop of munt; beide even veel kans.
Jouw elftal speelt tegen de zon in of met de wind mee, tot aan de rust.
Stel je voor dat de beide aanvoerders een munt opgooien. Dan heb je vier verschillende uitkomsten. Daar maak je een kansenvierkant van.

Beantwoord nu eerst de vragen van de oefening "Kansen" 
 

Kruisingsschema
Bij de ouders van Alexa komt het allel voor wel (T) en niet (t) tongrollen voor in de lichaamscellen.
In de geslachtscellen komt dan of een allel T of een allel t voor.
Beantwoord de vragen van de oefening "Kruisingsschema - 1
 

Het schema van de oefening hierboven kan eenvoudiger.
We nemen een voorbeeld uit de kruisingen van Mendel.
Het gen voor de kleur van de erwten heeft twee allelen.
Mendel kruiste een homozygote plant met gele erwten met een homozygote plant met groene erwten.
Bekijk kruising 2 (op scherm 3) op Bioplek.

Beantwoord de vragen van de oefening "Kruisingsschema - 2"

Stap 6: Meer dan twee allelen

Meer dan twee allelen
Tot nu toe ben je eigenschapen tegen gekomen die bepaald worden door één gen met twee allelen (een dominant en een recessief allel).
Vaak is de werkelijkheid ingewikkelder. De erfelijkheid van jouw bloedgroep is hiervan een goed voorbeeld. Het is van belang bij een bloedtransfusie, dat je bloed krijgt van de juiste bloedgroep.
Stel je voor, jij bent verpleegkundige op de afdeling spoedeisende hulp.
Bekijk de volgende video. Lees daarna de Kennisbank en maak de oefening.

 

Co-dominantie en multiple allelen

 

Stap 7: De jongens zijn de klos

De jongens zijn de klos

Lees voor je verder gaat even (opnieuw) de volgende Kennisbanken:

Genotype en fenotype

Kruisingen


 

Eigenschappen die X-chromosomaal zijn geven we in een kruisingsschema op een speciale manier aan.
Daarmee ga je nu oefenen.

Maak per persoon (hele klas) de kleurenblindtest op: www.hansanders.nl
Maak een overzichtje van de resultaten uitgesplitst naar sekse.
Hoe is het gesteld met kleurenblindheid in de klas?
Komen er kleurenblinde meisjes in de klas voor?

Het gen voor kleurenzien ligt op het X-chromosoom.
Het allel voor kleurenzien (XK) is dominant.
Maak de oefening "Genotype" hieronder.

Stap 8: Gekoppelde genen

Gekoppelde genen
In 2000 is het totale menselijk genoom - het geheel van genen die in het DNA opgeslagen liggen, in kaart gebracht. Het totale DNA omvat ongeveer 30.000 genen.

De DNA code van al die genen staat in een databank die via internet te raadplegen is.

Stap 9: PKU

PKU
De hielprik bij pasgeboren baby’s kan veel leed voorkomen.
Hoe eerder de aandoening PKU is opgespoord hoe beter.
PKU is de afkorting van PhenylKetonUrie, ook wel fenylketonurie.
Het ontbreken van het enzym fenylalanine-hydrolase zorgt voor de ziekteverschijnselen.

Je maakt de opdrachten in tweetallen. 
Jullie kunnen gebruik maken van de volgende bronnen:

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Afronding
Je gaat beginnen aan de afronding van deze module.

Je kunt kiezen uit twee mogelijke eindproducten:

  • een informatieve folder over een, in Nederland, voorkomende erfelijke ziekte. De folder geeft informatie aan kinderen van groep 8 die een broertje of zusje hebben met die erfelijke ziekte. In de folder staat informatie over de symptomen van de ziekte, over de erfelijkheid ervan (eventueel een voorbeeld stamboom) en over de genezing.
  • een presentatie over een erfelijke ziekte voor je klasgenoten. Zorg ervoor dat zoveel mogelijk deelconcepten van dit thema aan de orde komen.
    Je hoort van de docent de beoordelingscriteria.

Ben je klaar?
Ga na of je eindproduct voldoet aan de gestelde beoordelingscriteria. De beoordelingscriteria vind je in de Gereedschapskist hieronder.
Laat het eindproduct beoordelen door je docent.

Folder maken

Met maken van een folder presenteer je kennis die je hebt opgedaan aan anderen.

 

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

D-toets

Toets
De opdracht sluit je af met het maken van de toets 'Mendeliaanse genetica'.
De toets bestaat uit verschillende soorten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op de knop om de toets te starten.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 8 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen helemaal kunnen doorlopen?
  • Inhoud
    Komen er in jouw familie erfelijke aandoeningen voor? Zo ja, dan weet je misschien ook wel of ze vaker voorkomen bij mannen of bij vrouwen. 
    Heb je hierdoor nieuwe inzichten gekregen?
  • D-toets
    Heb je de D-toets gedaan? Ging het goed?

Herman en Klazien 13

Herman en Klaziena 13

Intro

Zo ziek als een hond
Wie zou er niet blij mee zijn?
Een jong hondje in een mand. We noemen haar Woef.

Een pup met prachtige ogen en een wollige vacht. Het kost soms een paar centen, maar dan heb je ook wat! Maar zonder het te weten kom je terecht in een beestenboel.
Kijk maar eens naar de volgende video!

In deze module is erfelijkheid bij dieren het onderwerp.
Naast de uitwassen zoals in het filmpje, hebben fokkers en kwekers ook enorme stappen vooruit gemaakt bij de veredeling en verbetering van dierenrassen.

De leerstof uit de module ‘Hoe kom je eraan? Pas je toe bij vragen op het gebied van fokken en veredelen van gezelschaps- en productiedieren.

Wat ga ik leren?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • de uitkomst voorspellen van een kruising tussen twee individuen met een intermediair fenotype.
  • een kruising voorspellen waarin multiple allelen een rol spelen.
  • een kruising voorspellen waarin een lethale factor een rol speelt.
  • aan de hand van gegevens in een stamboom een uitspraak doen over de kans dat een bepaald individu een bepaald kenmerk heeft.
  • een uitspraak doen over het genotype van bepaalde individuen.
  • een gemotiveerde eigen mening vormen rond een aantal problemen op het gebied van menselijk ingrijpen in de erfelijkheid bij dieren.

Deelconcepten
Chromosoom, gen, fenotype, genetische code, genoom, autosomen, X- en Y-chromosoom, genotype, allel, monohybride kruising, dominant, intermediair, onvolledig dominant, recessief, letaal gen, multiple allelen, stamboom, gekoppelde genen, homologe chromosomen, geslachtschromosomen, karyotype.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap Inhoud
Stap 1 Met een groepje klasgenoten ga ik op zoek naar verschillende soorten honden of katten.
Stap 2 Ik bespreek met klasgenoten of ik vind dat dieren maakbaar moeten zijn.
Stap 3 Ik onderzoek de kruisingen van verschillende huisdieren.
Stap 4 Wat zou er gebeuren als ik een 'reguliere' koe kruis met een Schotse hooglander? Welke kenmerken zou ik juist wel of juist niet willen behouden?
Stap 5 Ik bestudeer hoe het kan dat een zwart witte poes jongen krijgt met andere kleuren.
Stap 6 De klas wordt verdeeld in twee groepen waarna jullie gaan discussiëren over het fokken van bepaalde agressieve hondenrassen.
Stap 7 Wat kan ik met fruitvliegjes? Hiervoor ga ik aan de slag met een practicum.
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Je maakt een flyer over het fokken van dieren of organiseer een discussie in de klas.
D-toets Ik test mijn kennis in een d-toets
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Variaties op een thema

Variaties op een thema
Welke variaties zijn er op het thema hond of kat?
Je onderzoekt welke keuzes de fokker heeft gemaakt bij het bepalen van de kenmerken van honden of katten.

In groepjes van vier of vijf:

  • Kies voor hond of kat
  • Overleg met je docent hoeveel dieren jullie gaan onderzoeken.
    Het aantal leerlingen in de groep komt overeen met het aantal dieren.
  • Zet midden in een poster de ‘oerhond’ (wolf) of ‘oerkat’ (tijger/panter).
  • Plak er plaatjes van de gekozen honden of katten omheen.
    Gebruik internet, folders en tijdschriften.
  • Vermeld per gekozen dier op de poster op welke kenmerken is gefokt.
  • Presenteer het geheel aan de klas.

Overleg met jullie docent of de poster/presentatie ook beoordeeld wordt.
De beoordelingseisen vind je in de Gereedschapskisten hieronder.

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Stap 2: Ze fokken wat af

Ze fokken wat af
Steeds meer mensen willen een hond of kat in huis.
Dat betekent ook steeds meer wensen voor een bepaalde hond of kat.
Giant George was een 111 kilo zware Duitse dog uit Arizona.
Dit dier was met zijn hoogte van 109 cm en zijn lengte van 220 cm officieel de grootste hond ter wereld.
Stel je voor dat je deze hond op je kamer zou moeten houden.
Kijk de video en praat met een klasgenoot over de volgende stelling:
'Mensen hebben het recht om dieren te perfectioneren'



In dezelfde groep van stap 1.
Neem één van de honden of katten uit stap 1 en maak een ‘post-it’ met problemen die door het fokken voor het dier zijn ontstaan.

Je kunt gebruik maken van de volgende bron:
dier-en-natuur.infonu.nl

Overleg met jullie docent of deze stap beoordeeld wordt en zo ja, wat dan de beoordelingseisen zijn.

Stap 3: Muizenissen

Muizenissen
Naast het houden van een hond of kat, krijgen de meeste kinderen eerst een kleiner dier om het verzorgen te leren.
Konijnen, cavia’s, hamsters en muizen zijn favoriet.
En kies jij dan voor het kleine konijn met hangoren of een Vlaamse reus?
En kies je voor de ruw- of gladharige cavia?
Je werkt deze stap in tweetallen.
 

Gebruik een kruisingsschema om te laten zien welke nakomelingen er kunnen ontstaan bij de kruising van een willekeurige Agouti muis met een ‘black and tan’ muis. Download hier het werkblad kruisingsschema en vervolgens de uitwerkbijlage.

Stap 4: Op de hoorns genomen

Op de hoorns genomen
Naast oerhonden en oerkatten, zijn er ook koeien die er uitzien als oerrunderen.
Deze Schotse hooglanders kun je in Nederland tegenkomen.

Stap 5: Lapjeskatten

Er is geen poes zo bont of ...
Lapjeskatten zien er heel mooi uit, wanneer je ervan houdt.
Er is iets vreemds aan de hand, het zijn altijd lapjespoezen (vrouwtjes) en er zijn geen lapjeskaters!

Bespreek de volgende vraag met een klasgenoot:
Welke verklaring kun je bedenken voor het feit dat er geen lapjeskaters zijn?
Het zou iets te maken kunnen hebben met ...

 

Stap 6: Rashonden

Terug naar het begin
In de introductie van deze module heb je een stukje gezien van een uitzending van Lubach op Zondag.
Het gebruiken van kennis over de erfelijkheid van dieren kan soms tot dieronvriendelijke situaties leiden. Het fenotype van een dier bestaat uit een samenspel van genotype en milieu.
De mens is een onderdeel van het milieu van het dier.
Mensen kunnen dus het uiterlijk van dieren beïnvloeden.

Gevaarlijke honden
Is de agressie van bepaalde hondenrassen zoals de Pitbull aangeboren?
Wat is de invloed van fokkers en baasjes op de ontwikkeling van de agressie bij deze honden?
Met andere woorden:
Wat zit in het genotype en welke invloed heeft het milieu?

Over de agressiviteit van pitbulls lopen de meningen uiteen.
Verdeel de klas in twee groepen.
Laat de ene groep allemaal argumenten voor en de andere groep argumenten tegen de Pitbull-wet verzamelen.
Houd een klassikale discussie over het onderwerp en vat daarna de argumenten voor en tegen samen.
Gebruik de volgende bronnen:

Stap 7: Fruitvliegjes

De fruitvliegjes doen het werk
Tot nu toe ben je met de theorie bezig geweest.
Biologen gebruiken vaak fruitvliegjes of bacteriën om onderzoek naar het overerven van eigenschappen te doen.
Tijdens het fruitvliegjes practicum leer je een aantal vaardigheden:

  • opzetten van een experiment
  • verdoven van de vliegjes
  • bepalen van het geslacht
  • tellen van fenotypes

Je maakt een verslag van het experiment waarbij je ook conclusies trekt over het overerven van eigenschappen.

Download hier de Practicumhandleiding.

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Afronding
Ja gaat beginnen aan de afronding.
Je kiest uit één van de twee mogelijkheden.

  • Maak een flyer (maximaal 1 pagina A4) waarmee je mensen wijst op de uitwassen bij het fokken van het dier dat ze willen gaan kopen.
    Je kunt in de klas per tweetal een verschillend dier kiezen.
  • Organiseer een discussie in de klas met een fokker of dierenarts over de problemen in de dierfokkerij. Maak van die discussie een verslag.

Overleg met je docent over de beoordelingscriteria.

Klaar?
Bekijk of je eindproduct voldoet aan de beoordelingscriteria en lever het in.

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

D-toets

Toets
De opdracht sluit je af met het maken van de toets 'De kern van de zaak'.
De toets bestaat uit verschillende soorten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op de knop om de toets te starten.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die alle stappen kunnen doorlopen? Zo niet, waardoor was je meer tijd kwijt?
  • Inhoud
    Misschien heb je thuis ook wel een huisdier. Hebben jullie bij de aanschaf bewust gekozen voor een bepaald ras? Misschien wel vanwege de uiterlijke kenmerken van dit ras? Hoe kijk je hier nu tegenaan?
  • D-toets
    Heb je de D-toets gedaan? Ging het goed?

Tom en At aten tomaten

Tom en At aten tomaten

Intro

Er is een overweldigende variatie aan levende wezens op aarde.
Zelfs binnen een soort is de variatie aan vormen en kleuren enorm.
Kwekers maken dankbaar gebruik van die variatie om planten te telen die voldoen aan onze eisen.
Kennis van de klassieke erfelijkheidsleer en moderne kweektechnieken zorgen voor planten voor elke smaak.
Bekijk het filmfragment en ga dan aan de slag met deze module.

 

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • de correcte notatie voor het uitwerken van een kruising met een intermediair fenotype gebruiken
  • verschillende vormen van modificaties, niet erfelijke verschillen in fenotype noemen.
  • uitleggen wanneer er sprake is van selectie op fenotype of op genotype.
  • uitleggen wat het verschil is tussen modificatie onder invloed van het milieu en genetische modificatie.
  • uitleggen welke rol klonen kan spelen bij de veredeling van planten.
  • een gemotiveerde eigen mening vormen rond een aantal problemen op het gebied van menselijk ingrijpen in de erfelijkheid bij planten.

 

Deelconcepten
Allel, natuurlijke selectie, fenotype, genotype, genetische modificatie, variatie, (onvolledig) dominant, intermediair.

 

Wat ga ik doen?

 

Aan de slag
Stap Inhoud
Stap 1 In deze stap ontdek ik hoe genetische variatie kan ontstaan.
Stap 2 Wat zijn de invloeden van het milieu op een organisme en wat zegt dit over het fenotype?
Stap 3 Wat zijn voorbeelden van genotypische variatie en is dit te beïnvloeden?
Stap 4 Er zijn veel verschillende soorten tomaten. In een practicum ga ik tomaten vergelijken.
Stap 5 Om de eigenschappen van mijn gekozen variëteit constant te houden is ongeslachtelijke voortplanting een mogelijkheid. We noemen dat klonen.
Stap 6 Welke technieken worden gebruikt om planten te kweken en te veredelen?
Stap 7 Wat is genfood en hoe gezond is het voor mensen?
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik maak een droomplant.
D-toets Ik test mijn kennis in een d-toets.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Het ontstaan van variatie

Het ontstaan van variatie
Organismen binnen een soort kunnen erg verschillend zijn.
Er is dan sprake van een grote variatie. Kijk maar naar de foto van de koolsoorten.

Kwekers en fokkers gebruiken die variatie om nieuwe planten en dieren te selecteren en verder te kweken. Door kunstmatige selectie houden kwekers rekening met de wensen van toekomstige gebruikers.
Biologen onderscheiden ook natuurlijke selectie als proces om nieuwe soorten te laten ontstaan.
Meer hierover kun je lezen in het Thema Evolutie.

Maak eerst de volgende oefening.

Stap 2: Modificaties

Modificaties
Fenotypische verschillen kunnen ontstaan door milieu-invloeden terwijl het genotype niet veranderd. Deze verschillen zijn dan niet erfelijk.
We noemen niet overerfbare verschillen in fenotype een modificatie.

 

 

 

 

 

 

Stap 3: Genotypische variatie

Voorbeelden van genotypische variatie
Wanneer het genotype van planten en dieren wel verandert, kunnen ook fenotypische verschillen ontstaan. Dat is dus niet altijd zo.
Homozygoot dominante en heterozygote organismen zijn genotypisch verschillend en meestal fenotypisch gelijk!

Bij de geurende nachtschone (zie de foto) komen witte, rode en roze bloemen voor. Uit de kruising van een plant met homozygoot rode bloemen en één met homozygoot witte bloemen ontstaat een F1 met alleen maar roze bloemen.

Je gaat een kruisingsschema van de kruising maken.
Maak eerst de volgende oefening. Deze gaat over de informatie die je hierboven gelezen hebt. 

Stap 4: Tomaten

Tomaat
In ons land wordt jaarlijks een oppervlak van 3000 voetbalvelden (1545 ha) gebruikt voor de teelt van tomaten. Tomaten in allerlei vormen en kleuren speciaal voor de wensen van de consument.

Bekijk de video over de tomaat. Beantwoord daarna de vragen in de oefening. 

Practicum Tomatenrassen
De laatste jaren zijn er steeds meer verschillende tomaten in de winkel te koop.
Ze verschillen niet alleen in grootte, maar ook in smaak en kleur.
Je gaat een onderzoek doen naar de verschillen tussen tomatenrassen.
Verdeel de klas in zoveel groepen als er tomatenrassen zijn gekozen (in overleg met je docent).
Maak per groep de onderstaande opdrachten.
Zet de resultaten in het practicumblad.

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Zelf kweken

Ga in overleg met je docent op zoek naar zaden van verschillende tomaten rassen.
Kweek op school of thuis de verschillende tomatenrassen en organiseer een proeverij met de klas.
Je kunt de verschillende tomaten ook gebruiken voor de volgende opdracht.

Gebruik deze video voor kweekinformatie:

Stap 5: Klonen

Klonen
Wanneer een kweker een bepaalde variëteit van een plant door kruisen heeft gemaakt dan lukt het niet altijd om daar een zuivere lijn van te maken.
Om de eigenschappen van je gekozen variëteit constant te houden is ongeslachtelijke voortplanting een mogelijkheid. We noemen dat klonen.
Nieuwe eigenschappen kun je inkruisen.

Maak met je klasgenoot een keuze uit één van volgende twee opdrachten.

Opdracht A - Stekken
Veel mensen vermeerderen zelf kamerplanten. Dit heet stekken.
Stekken is een vorm van klonen waarbij een gedeelte van een plant wordt gebruikt om meer planten te maken.
Maak per twee personen een overzicht van de verschillende plantendelen die je kunt stekken.
Zet daarin de namen van de onderdelen die bij het stekken worden gebruikt en geef ook twee voorbeelden van planten.
Gebruik deze link als informatiebron.

Verdeel het aantal methodes om planten te stekken over je klas.
Probeer per tweetal of viertal een methode uit.
Verdeel de stekjes over de liefhebbers in de klas.

Opdracht B - Aardappelen
Bollen en knollen worden in de tuinbouw veel gebruikt om te klonen.
Een aantal Nederlandse aardappelrassen is ontstaan door kruising gevolgd door klonen van de planten.
Bij aardappels worden de knollen gebruikt.
Men kweekt meer dan 200 verschillende aardappelrassen.
Er worden heel veel eisen aan de aardappel gesteld.
De top 7 van Nederlandse aardappelen is:

  1. Bintje
  2. Bildtstar
  3. Nicola
  4. Redstar
  5. Frieslander
  6. Eigenheimer
  7. Doré.

Verdeel de aardappelrassen over het deel van de klas dat opdracht B kiest.

Probeer een voorbeeld van je ‘keuze aardappel te vinden in de winkel.

  • maak een tekening/foto van de aardappel
  • omschrijf de vorm en kleur
  • zoek op waar de aardappel het meest geschikt voor is
  • Welke virussen en schimmels zijn een vijand van het ras?

Gebruik de link

  • Zoek uit wat de aardappel telers doen om er voor te zorgen dat hun rassen steeds beter tegen virussen en ziektes kunnen?

 

Stap 6: De natuur een handje helpen

De natuur een handje helpen
Om planten te kweken en te veredelen, gebruiken telers de genotypische variatie en verschillen in fenotype.
Kruisen en klonen zijn de meest gebruikte technieken.
Planten kweken in de volle grond betekent ook dat je last krijgt van onkruid.
 

 

 

 

 

Stap 7: Genfood

Genfood
Sinds enige jaren bestaat er een rijstvariant met een gen voor de aanmaak van bèta caroteen.
Een oranje kleurstof die in het lichaam wordt omgezet in vitamine A. Dit gen is oorspronkelijk geïsoleerd uit een krokusplant en ingebouwd in het genoom van de rijstplant. De genetisch veranderde rijst met de naam Golden rice (gouden rijst) kan daardoor in theorie meer vitamine A produceren dan gewone rijst.

De genetisch gemodificeerde rijst is bedoeld om blindheid als gevolg van een gebrek aan vitamine A terug te dringen, een probleem dat in ontwikkelingslanden (vooral in Azië) voorkomt.
Vitamine A gebrek kan ontstaan door een eenzijdig voedingspatroon, bijvoorbeeld doordat arme mensen geen geld hebben om gevarieerd voedsel te kopen.

Het probleem
Gentech ofwel genetische modificatie vindt op steeds grotere schaal plaats in de voedingsindustrie. Plantenveredelingsbedrijven hebben een reeks van gemodificeerde plantengewassen (maïs, katoen, soja e.a.) gekweekt, die bijvoorbeeld ongevoelig zijn voor bepaalde bestrijdingsmiddelen of
plaagdieren, of die een hogere opbrengst genereren.
Ook met consumptiedieren wordt geëxperimenteerd. Zo bezit de AquAdvantage-zalm een gen voor een groeihormoon van twee andere vissen (aal en Atlantische zalm), waardoor hij twee keer sneller groeit dan normaal. Lang niet iedereen staat echter achter deze ontwikkelingen.
De tegenstanders van genetische modificatie wijzen o.a. op de mogelijke risico’s van het sleutelen aan erfelijk materiaal. Ook zijn ze vaak niet overtuigd van de noodzaak en menen ze dat economische motieven een grote rol spelen. Een milieuorganisatie als Greenpeace keert zich tegen genetische modificatie van voedsel. Het gebruik van genetische modificatie in landbouw en voedselproductie is dus zeker niet onomstreden.
Overheden en bijvoorbeeld de Europese Unie staan intussen voor de taak om hiervoor regelgeving te maken.

Debat
Houd in de klas een debat over dit onderwerp volgens de regels van het Lagerhuisdebat, waarin je een van de onderstaande stellingen verdedigt.
Spreek vooraf duidelijke regels af over spreektijd, volgorde van sprekers, debatleiding etc.

Stellingen

  1. Genetische modificatie van voedingsproducten moet worden toegestaan, omdat het veel voordelen voor de mens biedt.
  2. Genetische modificatie van voedingsproducten moet worden verboden, omdat de risico’s onvoldoende bekend zijn en/of de voordelen twijfelachtig.

Beoordelingscriteria
Je argumenten vóór of tegen moeten aan de hand van voorbeelden zijn onderbouwd.

Werkwijze:
Voordat je aan de het Lagerhuisdebat gaat deelnemen verzamel je informatie.
Daarna volgt het debat in de klas.

  • Je kunt zo nodig voorkennis over genetische modificatie en erfelijkheid ophalen via Studiobiologie.

Voor genetische modificatie:

Erfelijkheidstechnieken

Landbouw en bio-industrie

 

  • Lees je in m.b.v. de bronnen en verzamel de argumenten voor en/of tegen genetische modificatie van voedingsmiddelen.
    Verdiep je ook in de mogelijke argumenten van je opponenten en bedenk hoe je deze kunt pareren.

Bronnen:
www.kennislink.nl
wp.digischool.nl
Greenpeace over gentech: www.greenpeace.nl
Maak met je docent afspraken over het debat.

Debat voeren

Bij een debat hebben twee of meer mensen een verschillende mening over een onderwerp. Deze standpunten worden helder in beeld gebracht door argumenten voor het eigen standpunt te geven, of door de argumenten van de ander met tegenargumenten te bestrijden.

 

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Afronding
Je gaat beginnen aan de afronding van deze module. In viertallen maak je een ontwerp voor de ideale plant voor een speciale toepassing, denk aan bouwmateriaal of een medicijn.

  • Bedenk een toepassing waar je plant speciaal geschikt voor wordt.
  • Maak een lijst met gewenste eigenschappen van je plant.
  • Gebruik een eigen tekening of bestaand illustratiemateriaal om een collage van je plant te maken.
    Je kunt ook en 3D modelplant gaan bouwen.
  • Onderzoek via welke stappen je de ideale of ‘droomplant’ zou kunnen kweken.
    Beschrijf het proces dat je wilt volgen.

    Je docent beoordeelt het ontwerp op de volgende punten:
  • Toepassing is duidelijk.
  • Gewenste eigenschappen zijn duidelijk.
  • Illustraties zijn duidelijk.
  • De kweekmogelijkheden worden beschreven.

Laat het eindproduct beoordelen door je docent.

D-toets

Toets
De opdracht sluit je af met het maken van de toets 'Erfelijkheid en toepassingen'.
De toets bestaat uit een aantal soorten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op de knop om de toets te starten.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen helemaal kunnen doorlopen?
  • Inhoud
    Hoe denk jij na het maken van deze module over de invloed van de mens op de groei van verschillende organismen? Ben jij juist van 'puur natuur' of geloof jij dat alles in de wereld maakbaar is. Handel je hier ook naar in je dagelijks leven. 
  • D-toets
    Heb je de D-toets gedaan? Ging het goed?

Afsluiting

Samenvattend

Examenopgaven

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

HAVO 2019-TV1

HAVO 2019-TV1 Vraag 12
HAVO 2019-TV1 Vraag 35
HAVO 2019-TV1 Vraag 36

HAVO 2021-TV1

HAVO 2021-TV1 Vraag 19
HAVO 2021-TV1 Vraag 22
HAVO 2021-TV1 Vraag 34

HAVO 2021-TV2

HAVO 2021-TV2 Vraag 2
HAVO 2021-TV2 Vraag 21

 

Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen ook met de nieuwste examens.
Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Extra opdrachten

Als ik dat had geweten
De meeste aandoeningen die in dit thema aan de orde kwamen, zijn veroorzaakt door een recessief allel.
In een aantal gevallen is dat allel geslachtsgebonden.
Maak de opdracht op het werkblad .

 

Hoe haal je het in je hoofd?
Werk met z'n tweeën.

  • Maak samen een lijst met de deelconcepten die bij dit thema horen.
  • Verdeel de deelconcepten.
  • Bedenk bij 'jouw' deelconcepten een omschrijving in eigen woorden.
  • Wissel de omschrijvingen uit en bespreek samen de omschrijvingen.
  • Controleer de omschrijvingen met behulp van de Kennisbank.

 

Strategie bepalen
Het maken van opgaven over erfelijkheid lijkt vaak op het maken van een puzzel.
Het oplossen van het probleem kun je het beste op een gestructureerde manier doen.
Daarbij stel je jezelf een aantal vragen die naar de oplossing leiden.
Wat is jouw strategie bij het oplossen van de erfelijkheidspuzzels?
Noteer de strategie stap-voor-stap.

Vergelijk jouw strategie met twee medeleerlingen en pas jouw strategie zo nodig aan.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om het thema mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond een totale studiebelasting van 27 à 28 SLU.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de toets bij 'Wat kan al?' gemaakt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit drie modules. Welke module vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze module niet zo leuk vond.
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Erfelijkheid - h45 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-28 10:47:24
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Dit thema Erfelijkheid is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO. Bij het ontwikkelen van het materiaal is gebruik gemaakt van of wordt verwezen naar materiaal van de volgende websites:

    www.schooltv.nl www.youtube.com www.bioplek.org www.wikipedia.org


    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor havo leerjaar 4/5. Dit thema heet erfelijkheid. Aan het eind van dit thema: leg je uit dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en milieu. kun je uit stambomen of kruisingsschema's afleiden hoe groot de kans is op het voorkomen van genotypes en fenotypes van nakomelingen. benoem je hoe de mens kan ingrijpen in de erfelijkheid van plant, dier en mens en kunt daarbij ethische en biologische argumenten onderscheiden. benoem je hoe de mens kan ingrijpen in de bevruchting van plant, dier en mens om kwaliteit/nuttig gebruik van nakomelingen te bevorderen en ziekte te voorkomen en je gebruikt daarbij ethische en biologische argumenten om een mening daarover te vormen.
    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Biologische eenheid; Biologie; Frequenties van genotypen en fenotypen in populaties kunnen in tijd en ruimte veranderen; DNA; Populatie; DNA als universele drager van genetische informatie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    22 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, bevruchting, biologie, erfelijkheid, ethisch, havo 4/5, nakomelingen, stercollectie

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Herman en Klazien 13 - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/63259/Module__Herman_en_Klazien_13___h45

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Hoe kom je eraan - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/63258/Module__Hoe_kom_je_eraan___h45

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Tom en At aten tomaten - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/63260/Module__Tom_en_At_aten_tomaten___h45

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Erfelijkheid

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.