leg je uit dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en milieu.
kun je uit stambomen of kruisingsschema's afleiden hoe groot de kans is op het voorkomen van genotypes en fenotypes van nakomelingen.
benoem je hoe de mens kan ingrijpen in de erfelijkheid van plant, dier en mens en kunt daarbij ethische en biologische argumenten onderscheiden.
benoem je hoe de mens kan ingrijpen in de bevruchting van plant, dier en mens om kwaliteit/nuttig gebruik van nakomelingen te bevorderen en ziekte te voorkomen en je gebruikt daarbij ethische en biologische argumenten om een mening daarover te vormen.