Thema Spijsvertering en ademhaling hv12

Thema Spijsvertering en ademhaling hv12

Thema: Spijsvertering en ademhaling

Intro

Hoe gezonder je eet en drinkt, hoe beter je poep.
Maar hoe ziet een gezonde drol er eigenlijk uit? Welke rol spelen de darmen voor de stoelgang? Waarom is poep meestal bruin van kleur?

Lotte stapt in de wereld van onze 'grote boodschap' en gaat zelfs naar de poeppoli van het ziekenhuis. Daar kunnen ze allerlei bacteriën in de poep opsporen.
Bekijk de video. Wat zeggen bacteriën over poep?

Je lichaam neemt voedingsstoffen op uit alles wat je eet.
Je lichaam verteert het eten en dat begint al met het kauwen van je eten.
Het voedsel gaat door de organen van je spijsverteringsstelsel.

Aan het eind van dit thema maak je een eindproduct waarin het spijsverteringsstelsel en het ademhalingsstelsel centraal staan.

Wat kan ik straks?

In de tabel vind je de leerdoelen van dit thema.

Aan het einde van dit thema kan ik: Opdracht:

de indeling van mensen van cel tot orgaanstelsel benoemen.

Van cel tot organisme

de verschillende organen en hun functie die betrokken zijn bij de spijsvertering benoemen.

Spijsvertering
uitleggen wat het verschil is tussen verteren en verbranden van voedsel. Spijsvertering

de verschillen in gebit en verteringsstelsel tussen herbivoren, carnivoren en omnivoren weergeven.

Verschillende eters

beschrijven welke organen deel uitmaken van het ademhalingsstelsel en de functies van deze organen benoemen.

Ademhaling
aangeven hoe in de longen gasuitwisseling plaatsvindt. Ademhaling

 

Wat ga ik doen?

In dit thema ga je aan de gang met vier opdrachten, de extra opdracht (★), de afsluiting en een diagnostische toets.
In de tabel staat per opdracht hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuren  
Opdracht: Van cel tot organisme 2 lesuren Toets maken of spel naar keuze.
Opdracht: Spijsvertering 2 lesuren Toets maken.
Opdracht: Verschillende eters 2 lesuren Toets maken of mindmap.
Opdracht: Ademhaling 2 à 3 lesuren Toets of folder maken.
Extra opdracht: ★ Nier te koop 2 lesuren Column schrijven.
Afsluiting 3 lesuren Eigen keuze.
Diagnostische toets 1 uur  
Totaal 14,5 lesuren  

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Van cel tot organisme

Van cel tot organisme

Intro

Stel dat we met een camera heel ver in kunnen zoomen. Zo het menselijk lichaam in. Wat zien we dan?

Bekijk onderstaande video. Wat valt je op als er wordt ingezoomd?

In deze opdracht zoomen we in op de een orgaan van de mens, de huid. We kijken naar organenstelsels, organen, weefsels en cellen.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • de indeling van mensen van cel tot orgaanstelsel benoemen.
  • enkele orgaanstelsels van de mens opnoemen.
  • enkele belangrijke organen van deze orgaanstelsels benoemen.
  • uitleggen wat orgaandonatie is.

Wat kan ik al?

Al eerder maakte je kennis met de cellen van planten en dieren. Je leerde de verschillende celonderdelen van een plantaardige en dierlijke cel met hun functie.

In deze stap frissen we je geheugen even op. Wat weet je nog van deze cellen?

Lees de volgende Kennisbank en maak dan de oefeningen. Scoor je onvoldoende? Lees dan de Kennisbank opnieuw en probeer het opnieuw. Lukt het niet om een voldoende te scoren? Vraag dan je docent om hulp.

Bouw van een cel

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap Activiteit
Stap 1 Na het lezen van twee kennisbanken kun je verschillende vragen beantwoorden over cellen, weefsels en orgaanstelsels.
Stap 2 Je kunt van verschillende organen aangeven tot welk orgaanstelsel ze behoren. 
Stap 3 Je kijkt de video 'van cel tot stelsel' en beantwoord daarna negen vragen. 
Stap 4 Je leest informatie over orgaandonatie. Ook kijk je een video. Op de site van Donordenkers.nl speel je een quiz. 
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht. 
Eindopdracht A Je maakt de toets over de lesstof die je in deze opdracht hebt geleerd. 
Eindopdracht B Je maakt samen met een klasgenoot een spel en verwerkt daarin verschillende begrippen uit deze opdracht. 
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Je hebt ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Van cel naar weefsel

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het volgende onderdeel:

 

Van cel tot orgaanstelsel

Beantwoord na het bestuderen de volgende vragen.

Stap 2: Organen

In de kennisbank heb je van de verschillende orgaanstelsels enkele belangrijke organen gezien.
Weet je welk orgaan tot welk orgaanstelsel behoort?

Maak onderstaande oefening.

Stap 3: Het grootste orgaan

Weet je wat het grootste orgaan is van je lichaam? In het filmpje vind je het antwoord.

Video: Van cel tot stelsel

Iedereen is anders, toch zijn we allemaal opgebouwd uit dezelfde onderdelen.
De mens is opgebouwd uit miljarden cellen. Cellen vormen weefsel.
Organen zijn opgebouwd uit verschillende weefsels.
En in orgaanstelsels werken organen samen. Al die dingen samen vormen een organisme.

Stap 4: Orgaandonatie

Je longen zijn van levensbelang voor het opnemen van zuurstof.
Maar stel nu dat één of beide longen het niet meer goed doen.
Kijk naar het verhaal van Eline. Wat is er aan de hand met haar longen?

Video: Orgaandonatie



Dokters kunnen tegenwoordig ontzettend veel.
Ze kunnen zieke mensen zelfs een nieuw hart of nieuwe longen geven!
Het nieuwe orgaan wordt dan uit het lichaam gehaald van iemand die overleden is.
Die persoon moet daar natuurlijk tijdens zijn leven wel toestemming voor geven.
Dat kan door het donorcodicil.
Vanaf de zomer 2020 is iedereen die niet heeft vastgelegd of hij/zij donor wil zijn, automatisch donor.
Op die manier hoopt de regering het tekort aan donoren terug te dringen. Meer informatie daarover lees je op de site van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 

Wat vind jij?
Ga naar de website www.donordenkers.nl en klik op leerling.
Kijk een tijdje rond op de website. Speel in ieder geval de quiz over organen, weefsels en donatie.

Ga ook naar de stellingen op de site. Wat is jouw mening over deze stellingen over orgaandonatie?
Bespreek je mening over de stellingen met een of enkele klasgenoten.

Afronding

Begrippenlijst

Van cel tot orgaanstelsel

Ademhalingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor het opnemen van zuurstof en het uitscheiden van koolstofdioxide. Ademhalingsorganen zijn o.a. luchtpijp en longen (met longblaasjes).
Verteringsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm.
Voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten.
Spierstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit spieren, die in samenwerking met het zenuwstelsel en het skelet ervoor zorgen dat je kunt bewegen.
Botstelsel
Orgaanstelsel dat zorgt voor stevigheid en bescherming van een organisme en ook beweging mogelijk maakt door spieraanhechting. Bijvoorbeeld: het geraamte bij gewervelde dieren (inwendig skelet) en het pantser (uitwendig skelet) bij geleedpotige dieren (bijvoorbeeld insecten).
Zenuwstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij het waarnemen van en reageren op prikkels uit de omgeving en uit het lichaam zelf. Organen van het zenuwstelsel zijn o.a. zintuigen, hersenen en ruggenmerg.
Zintuigstelsel
Orgaanstelsel dat een verandering in de omgeving kan waarnemen en signalen doorgeeft aan delen van het zenuwstelsel (zenuwcellen).
Uitscheidingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor het verwijderen van schadelijke en overbodige stoffen uit het lichaam. Uitscheidingsorganen zijn o.a. nieren, lever en de huid.
Hormoonstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen en klieren die hormonen maken en afgeven. Hormonen worden vervoerd via het bloed en regelen allerlei lichaamsprocessen, zoals ademhaling, bloeddruk, hartslag, spijsvertering, slapen en voortplanting. Betrokken organen zijn o.a. de hypofyse en schildklier.
Bloedvatenstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit alle aders, slagaders en haarvaten.
Nieren
Organen die betrokken zijn bij de uitscheiding (urine).
Tussencelstof
Stof tussen cellen die de eigenschappen van het steunweefsel bepaalt. Bestaat o.a. uit vezels, haarvaten en weefselvocht.
Steunweefsel
Steunweefsel zorgt voor stevigheid in het skelet of tussen organen. Er zijn drie typen; bindweefsel, kraakbeenweefsel en beenweefsel.
Beenweefsel
Een relatief stijf steunweefsel.
Kraakbeenweefsel
Een relatief elastisch steunweefsel.
Bindweefsel
Steunweefsel dat een beschermende en verzorgende functie heeft voor alle organen.
Spierweefsel
Weefsel dat bestaat uit spiercellen.
Zenuwweefsel
Weefsel bestaande uit zenuwcellen.

Eindopdracht A: Toets

Bij eindopdracht A sluit je deze opdracht af met het maken van een toets.

Eindopdracht B: Spel

Bij eindopdracht B ontwikkel je samen met een klasgenoot een spel waarin je de volgende begrippen verwerkt:

cel - weefsel - organisme - orgaan - orgaanstelsel - bloedvatenstelsel - ademhalingsstelsel - verteringsstelsel - spierstelsel - botstelsel - zenuwstelsel - zintuigstelsel - uitscheidingsstelsel - hormoonstelsel

Aan jullie de keus hoe jullie deze begrippen verwerken. Jullie kunnen denken aan:

  • een memoryspel met op het ene kaartje het begrip en op het bijbehorende kaartje de definitie.
  • een kwartetspel waarbij je dieper ingaat op de verschillende stelsels (welke organen enzovoort).
  • een kruiswoordpuzzel

Kijk voor meer ideeën nog in de gereedschapskist hieronder.
Lees voor je begint even de punten waar je docent op let tijdens de beoordeling.

Beoordeling
Jullie docent let bij het beoordelen van het spel op het volgende:

  • alle begrippen zijn verwerkt in het spel.
  • de begrippen zijn op de juiste manier verwerkt in het spel. Daarmee wordt bedoeld dat de begrippen op de juiste manier aan hun definitie of elkaar zijn gekoppeld.
  • het spel is uitvoerbaar en getest door klasgenoten. Eventuele verbeterpunten zijn aangebracht.
  • het geheel ziet er netjes, verzorgd en overzichtelijk uit.
  • bij een spel waarvan de spelregels niet gelijk duidelijk zijn is een handleiding gemaakt. Vraag eventueel aan jullie docent of hij/zij dit noodzakelijk vindt bij jullie spel.

Klaar
Lever jullie spel in bij je docent.

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Herkende je de verschillende weefsels en cellen die je passeerde in de video? Wat viel je vooral op? 

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was, schrijf ook op wat je al wist. 
    Van welke stap heb je het meest geleerd?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    A: Is het gelukt om een voldoende voor de toets te scoren? Heb je het idee dat je alle leerdoelen goed hebt kunnen controleren door de toets te maken? Zo niet, wat miste je?
    B: Is het gelukt om samen een spel te ontwikkelen? 
    Hoe verliep de samenwerking? Konden jullie duidelijk afspraken maken en de taken eerlijk verdelen? Waren julie het eens over de tijdsplanning? Als julie het niet eens waren over iets, hoe hebben jullie dit dan opgelost? Welke vaardigheden hebben jullie geoefend tijdens het maken van dit spel?

Spijsvertering

Spijsvertering

Intro

Eten heb je nodig om in leven te blijven. 
Wat gebeurt er met het eten nadat je het in je mond hebt gestopt?

Teken op een A4-papier hoe jij denkt dat het eten vanaf je mond je lichaam door gaat.
Schrijf eventueel namen van organen die je kent er vast bij.

Controleer nu met behulp van de video op SchoolTV of je de juiste route door je lichaam hebt getekend.

Video: Spijsvertering

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • uitleggen wat het verschil is tussen verteren en verbranden van voedsel.
  • uitleggen wat het verschil is tussen mechanisch en chemisch verteren van voedsel.
  • de rol van enzymen bij de vertering van voedsel uitleggen.
  • de verschillende organen die betrokken zijn bij de spijsvertering benoemen.
  • de rol van de verschillende organen in de spijsvertering beschrijven.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank en het kijken van een video maak je een sleepoefening over verteren en verbranden.
Stap 2 Je bestudeert de Kennisbank en beantwoord daarna vragen over het spijsverteringsstelsel.
Stap 3 Je voert twee slik-experimenten uit om de functie van onder andere je huig te onderzoeken.
Stap 4 Je bekijkt twee video's over je darmen en gaat daarna op internet op zoek naar de lengte en de functie van verschillende onderdelen van onze darm.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de Kennisbanken en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Je maakt een toets over de spijsvertering.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Verteren en verbranden

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Verteren en verbranden

 

Je maag is erg groot. Er kan ongeveer twee liter voedsel in.
In je maag zit maagsap en daar zitten weer enzymen in.
Enzymen zorgen dat voedsel wordt opgelost.
Een experiment laat  zien hoe dat gaat.
Bekijk dit experiment in het volgende filmpje.
Maak daarna de sleepoefening.

 

Video: Maagsap

Stap 2: Spijsvertering

Bestudeer nu uit de Kennisbank het onderdeel:

Spijsverteringsstelsel

Maak de volgende oefening waarin je gebeurtenissen in de juiste volgorde zet.

Stap 3: Strottenklepje en huig

Slikexperiment 1
Neem een klein slokje water en houd dat in je mond.
Probeer nu te ademen en te slikken tegelijkertijd. Lukt dit?

Slikexperiment 2
Neem een stukje brood in je mond.
Pak het puntje van je tong tussen duim en wijsvinger.
Probeer te slikken. Lukt het?

Bespreek met een klasgenoot wat de rol van de huig en de rol van het strottenklepje is bij het doorslikken van eten en drinken en bij het ademhalen.
Overleg met je docent of je ook een tekening van dit proces moet maken.

Stap 4: Darmen

Als het voedsel de maag uitgaat, komt het in de darmen.
Bekijk de video over de dunne darm.  
In je dunne darm komen enzymen bij het voedsel. Zo wordt het voedsel goed verteerd en kan daarna door de darmwand het bloed in.
Welk deel van het voedsel komt via je dunne darm in de bloedbaan terecht?

Video: De dunne darm

De dikke darm zorgt ervoor dat het vocht uit het voedsel gehaald wordt, omdat je anders zou uitdrogen. De ingedikte resten worden af en toe met kracht verder geduwd door de dikke darm. Dat veroorzaakt de aandrang om naar het toilet te moeten.

Bekijk nu de video over de dikke darm. Wat zou er gebeuren als je geen dikke darm hebt?
Het antwoord hoor je in de video.

Video: De dikke darm

Zoek nu op internet antwoord op de onderstaande vraag.

Afronding

Begrippenlijst

Verteren en verbranden

Spijsvertering

Vertering
Het afbreken van voedsel tot kleine door het lichaam opneembare deeltjes.
Verbranding
Chemisch proces waarbij energie vrijkomt uit glucose en zuurstof.
Mechanische vertering
Kauwen en kneden, kleiner maken van voeding door o.a. het gebit en bewegingen in maag en darmen (maag- en darmperistaltiek).
Darmperistaltiek
Afwisselende samentrekking van spieren in o.a. slokdarm en darmen; zorgt voor transport van de voedselbrij door het spijsverteringskanaal.
Maagportier
Een kringspier die de maag kan dichthouden en zo gedoseerd de voedselbrij door kan laten naar de darmen.
Chemische vertering
Omzetten van voedingsstoffen in kleinere delen door verteringssappen met enzymen (bijvoorbeeld maagsap) en zonder enzymen (gal).
Enzymatische vertering
Omzetten van voedingsstoffen in kleinere delen door enzymen in verteringssappen.
Slokdarm
Gespierde 'buis' van de mondholte naar de maag; peristaltische bewegingen in de slokdarm zorgen voor het vervoer van voedsel richting de maag.
Alvleesklier
Orgaan dat alvleessap maakt voor de spijsvertering; maakt ook hormonen aan (insuline en glucagon), die de hoeveelheid glucose in het bloed regelen.
Verteringssappen
De sappen die een rol spelen bij de spijsvertering, zoals speeksel, maagsap/maagzuur, galsap, alvleessap en darmsap.
Speeksel
Verteringssap, aangemaakt in speekselklieren; bestaat uit water, slijm en enzymen voor de vertering.
Maagsap
Verteringssap, aangemaakt in maagsapklieren (in de maag), bevat o.a. zoutzuur.
Galsap
Galsap, aangemaakt in de lever, bevat geen enzymen. Heeft een emulgerende werking.
Alvleessap
Alvleessap, aangemaakt door de alvleesklier, bevat enzymen die helpen bij de afbraak van koolhydraten, vetten en eiwitten.
Darmsap
Verteringssap, aangemaakt in dunne darm, bevat o.a. enzymen.
Spijsverteringsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm.
Huig
De huig sluit de neusholte af van de mondholte tijdens het slikken.
Strottenklepje
Het strottenklepje sluit de luchtpijp af tijdens het slikken.
Galblaas
Slaat gal (afkomstig van de lever) tijdelijk op.
Dunne darm
Deel van de darm waar verdere vertering plaatsvindt en de meeste voedingsstoffen in het bloed worden opgenomen.
Twaalfvingerige darm
Eerste deel van de dunne darm dat direct na de maag komt.
Darmplooien
Plooien in de darmwand (vooral dunne darm) om het oppervlak te vergroten.
Darmvlokken
Uitstulpingen van de darmwand (vooral dunne darm) om het oppervlak te vergroten.
Dikke darm
Deel van de darm waar nog enkele voedingsstoffen en veel water in het bloed worden opgenomen; onverteerbare resten gaan naar de endeldarm.
Blinde darm
Stukje van de dikke darm zonder functie; bevat wormvormig aanhangsel, dat kan gaan ontsteken (dit heet een blindedarmontsteking).
Appendix
Wormvormig aanhangsel van de blinde darm. Als dit deel ontsteekt spreek je van een blindedarmontsteking.
Endeldarm
Laatste deel van de dikke darm waar ontlasting (onverteerbare resten) tijdelijk wordt opgeslagen.
Anus
Uitmonding van de endeldarm waardoor ontlasting het lichaam verlaat.
Maag
Orgaan van het spijsverteringsstelsel dat aansluit op de slokdarm. Dient om voedsel te kneden, een deel van het voedsel te verteren en om met behulp van maagzuur schadelijke organismen uit te schakelen (o.a. bacteriën).
Bacteriële spijsvertering
Omzetten van voedingsstoffen in kleinere delen door bacteriën in de darmen.
Enzym
Katalysator. Helpt met het omzetten van stof A in stof B.
Gebit
Tanden en kiezen in de mondholte.
Mond
Ook wel mondholte genoemd, met functies in onder andere het spijsverteringsstelsel en het ademhalingsstelsel.
Dissimilatie
Stofwisselingsproces; afbraak van organische stoffen, waarbij energie vrijkomt (verbranding). Alle organismen vertonen dissimilatie.

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Hoeveel onderdelen van ons spijsverteringsstelsel kon je op papier zetten? Maak dezelfde opdracht nu nog een keer. Vergelijk je eerste tekening met de huidige. Wat heb je deze opdracht geleerd?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Welke kennis die je hebt opgedaan in eerdere opdrachten kon je gebruiken in deze opdracht? 
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Kon je in de toets testen of je alle leerdoelen beheerst? Ben je tevreden over het resultaat van de toets? Zo niet, wat heb je er aan gedaan om je doelen alsnog te behalen?

Verschillende eters

Verschillende eters

Intro

Het gebit en het spijsverteringskanaal van een mens ziet er anders uit dan het gebit en het spijsverteringskanaal van een konijn. 
En het gebit en spijsverteringskanaal van een leeuw ziet er weer anders uit.

Waarom?
Dat komt omdat een mens, een konijn en een leeuw verschillende eters zijn.
Wat precies het verschil is, staat centraal in deze opdracht.
Bespreek met een klasgenoot wat jullie denken dat er verschilt in het eetgedrag van een mens, een leeuw en een koe. Welke invloed zou dit kunnen hebben op het gebit en het spijsverteringsstelsel? Brainstorm er over met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • de begrippen herbivoren, carnivoren en omnivoren beschrijven en van ieder twee voorbeelden benoemen.
  • de verschillen in gebit tussen herbivoren, carnivoren en omnivoren weergeven.
  • de verschillen in omvang van het verteringsstelsel tussen herbivoren, carnivoren en omnivoren beschrijven en uitleggen waarom deze verschillen er zijn.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest informatie over verschillende eters. Ook kijk je een video. Daarna maak je een oefening over omnivoren, herbivoren en carnivoren.
Stap 2 Je maakt het werkblad over het gebit en leert zo ook hoe je een tandformule moet maken.
Stap 3 Verschillende soorten eters hebben verschillende lengtes van hun spijsverteringskanaal. Daarover leer je in deze stap.
Stap 4 Door naar uitwerpselen te kijken kun je ontdekken wat dieren hebben gegeten!
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de Kennisbank en de begrippen van deze opdracht.
Eindopdracht A Je maakt de toets over de verschillende eters.
Eindopdracht B Je maakt een mindmap over een dier en verwerkt daarin de leerdoelen van deze opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Je hebt 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Verschillende eters

Kijk naar de video van Schooltv.
Let tijdens het kijken op de verschillende gebitten van de verschillende eters.

Video: Het gebit van planten- vlees- en alleseters

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Verschillende eters':

Verschillende eters

Zorg dat je goed weet wat een herbivoor, omnivoor en een carnivoor is.
Zorg dat je ook voorbeelden kent.
Beantwoord dan de volgende vragen.

 

Stap 2: De tandformule

De tandformule is een manier om de samenstelling van een gebit van een mens of dier aan te geven. In de tandformule staat aangeven hoeveel snijtanden, hoeveel hoektanden en hoeveel kiezen een dier heeft.

Bekijk onderstaande video over de tandformule. Hierin wordt uitgelegd hoe de tandformule werkt.
Na het kijken ga je zelf een tandformule maken.

Je gaat met behulp van de tandformule de gebitten van een mens, van een hond en van een cavia vergelijken.

  • Download het werkblad Googledoc - Het gebit
    Sla het googledoc op in je eigen omgeving en bewerk het.
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Maak de opdrachten op het werkblad.
  • Bespreek de antwoorden op de vragen met een klasgenoot.
  • Je hoort van je docent of jullie de opdrachten ook klassikaal bespreken.

Stap 3: Lengte spijsverteringskanaal

Bij dieren is de lengte van het spijsverteringskanaal heel verschillend.
Vleeseters eten alleen vlees. Vlees is opgebouwd uit dierlijke cellen zonder celwand.
De eiwitverterende enzymen breken gelijk de celmembranen af.
De vertering is snel klaar; vleeseters hebben een kort darmkanaal nodig.
Planteneters hebben vaak meerdere magen en/of een lange darm.
Daarin leven bacteriën die de cellulose van de celwand afbreken.
Voor de vertering is veel meer tijd nodig.

 

Stap 4: Vertering

Voordat je lichaam de voedingsstoffen uit je eten kan opnemen, moet het voedsel eerst bewerkt worden. Het wordt gekauwd, gekneed en gemengd met verteringssappen. Dit noem je de vertering.
Het voedsel wordt bewerkt door verteringssappen en door spieren van het verteringskanaal.
De niet verteerde resten van het voedsel komen via de dikke darm en de anus in de ontlasting terecht.

Bij een planteneter zitten er alleen plantenresten in de ontlasting.
Bij een vleeseter de resten van prooien, zoals haren en botjes.
Poep van een vleeseter kan erg stinken.
Sommige dieren maken natte vlaaien, andere droge keutels.

Door goed naar uitwerpselen te kijken, kun je heel wat te weten komen over wat de dieren hebben gegeten. Probeer het maar eens met de opdracht.

Afronding

Begrippenlijst

Verschillende eters

Verteren
Het afbreken van voedsel tot kleine door het lichaam opneembare deeltjes.
Verteringsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm.
Herbivoren
Planteneters; eten alleen plantaardig voedsel. Bijvoorbeeld: konijn, koe, gans, bladluis.
Carnivoren
Vleeseters; eten alleen dierlijk voedsel (o.a. vlees, vis en insecten). Bijvoorbeeld: kat, wolf, mol, egel, haai, spin.
Omnivoren
Alleseters; eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Bijvoorbeeld: varken, mens, kakkerlak.
Vorm poten
Poten van een vogel zijn aangepast (adaptatie) aan hun leefomgeving. Bijvoorbeeld: reiger met lange poten om door ondiep water te waden en eend met zwemvliezen om goed te kunnen zwemmen.
Vorm van lichaam
Vorm van het lichaam is aangepast (adaptatie) aan de functie. Bijvoorbeeld: een gestroomlijnd lichaam van dieren die in het water leven en/of jagen, zoals de dolfijn en pinguïn, om goed te kunnen zwemmen.
Vorm snavel
Bek van een vogel is aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de vogels eten. Bijvoorbeeld: haakvormige snavel bij roofvogels en kegelvormige snavel bij zaadetende vogels.
Vorm kiezen
Kiezen zijn aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben plooikiezen, carnivoren hebben knipkiezen en omnivoren hebben knobbelkiezen.
Lengte van spijsverteringsstelsel
Lengte van het spijsverteringsstelsel, ook wel darmkanaal, is aangepast (adaptatie) aan voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben een lang darmkanaal om planten te kunnen verteren en carnivoren hebben aan een korter darmkanaal voldoende.
Insectivoren
Insecteneters.

Eindopdracht A: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.

Eindopdracht B: Mindmap

Als eindopdracht B maak je een Mindmap van een dier.

Je schrijft in het midden van je blad een dier naar keuze. Rondom dit dier schrijf je de volgende informatie:

  • Is het dier een omnivoor/herbivoor/carnivoor. Dit licht je toe en je geeft voorbeelden.
  • Hoe ziet het gebit van het dier eruit? Verwerk in ieder geval:
    • soorten tanden/kiezen
    • een tandformule
  • De lengte van het spijsverteringskanaal en wat dit zegt over het eetgedrag van het dier.
  • Losse weetjes over het dier (vacht, kleur, leefgebied etc.).

Lees voor je begint nog even de informatie over het maken van een mindmap in de Gereedschapskist hieronder.

Je zorgt ervoor dat je mindmap er netjes en verzorgd uitziet. Je voorziet je mindmap van afbeeldingen om je teksten toe te lichten.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je mindmap op het volgende:

  • Het is duidelijk om welk dier het gaat.
  • Het is duidelijk of dit dier een omnivoor/herbivoor/carnivoor is.
  • Het is duidelijk hoe het gebit van dit dier is vormgegeven.
  • Het is duidelijk wat de lengte van het spijsverteringskanaal is en welke functie deze heeft.
  • Er staan losse weetjes over het dier in de mindmap.
  • De mindmap is voorzien van afbeeldingen die passen bij het onderwerp.
  • Lees voor verdere beoordelingen van de mindmap de rubric in de Gereedschapskist.

Klaar?
Lever je mindmap in bij je docent.

Mindmap maken

Woorden bij een onderwerp bedenken en met elkaar verbinden.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Als je nu terugdenkt aan de brainstormsessie met je klasgenoot. Wisten jullie dan al veel van het verschil tussen omnivoren/herbivoren/carnivoren?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Welke stap kostte de meeste tijd?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Welk deel van de inhoud vond je het meest interessant? Welk deel vond je het mist interessant?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    A: Is het gelukt om een voldoende voor de toets te halen? Sloot de toets goed aan bij de leerdoelen?
    B: Hoe vond je het dat je zelf een dier mocht kiezen? Heb je liever dat je wordt verteld wat je precies moet doen, of vind je deze vrijheid juist wel fijn?

Ademhaling

Ademhaling

Intro

Heb je wel eens geprobeerd je adem in te houden? 
Je lichaam laat je dan al gauw voelen dat je weer adem moet halen.
Dit komt omdat je zuurstof nodig hebt om in leven te blijven.
Dit gas is een deel van de lucht die je inademt. Al meteen na je geboorte begin je adem te halen. Je hele leven lang haal je adem zonder erbij na te denken.

Soms is het handig om bewust eventjes je adem in te houden. Als je bijvoorbeeld een duik in het zwembad neemt. Soms doe je het onbewust als je in een hele spannende situatie zit.
De dame in de video heeft wel een heel bijzondere en grappige reden om haar adem in te houden! Bekijk het filmpje:

Test:
Hoelang kun jij je adem inhouden?

Adem een keer diep in en houd dan je adem in.
Gebruik een stopwatch of de secondewijzer van een horloge.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • beschrijven welke organen deel uitmaken van het ademhalingsstelsel en de functies van deze organen benoemen.
  • aangeven hoe in de longen gasuitwisseling plaatsvindt.
  • onderzoeken of er meer koolstofdioxide in ingeademde of uitgeademde lucht zit en hiervan een onderzoeksverslag schrijven.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank en het kijken van video's maak je een aantal vragen over de functie van de verschillende onderdelen van het ademhalingsstelsel.
Stap 2 De zuurstof die je binnenkrijgt verwerkt je lichaam door verbranding. In een practicum ga je onderzoeken welke gassen je ingeademde en uitgeademde lucht bevatten.
Stap 3 Je bestudeert de werking van longen en de daarbij horende gasuitwisseling.
Stap 4 Je longen kunnen op verschillende manieren ziek worden. Op de site van Astmakids ga je op zoek naar informatie.
Stap 5 Roken is ongezond en van invloed op je hele lichaam. Daarover leer je in deze stap.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de Kennisbanken en begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Je maakt de toets over Spijsvertering en ademhaling.
Eindopdracht B Folder met informatie over je longen en tips om te stoppen met roken.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Groepsgrootte
Je werkt alleen. Soms overleg je met een klasgenoot.

Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je twee à 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Ademen

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Ademhalingsstelsel

De longen zijn onze ademhalingsorganen.
Hier wordt zuurstof opgenomen in het lichaam en koolstofdioxide afgegeven.
Het wisselen van deze twee stoffen heet gaswisseling.
De lucht die je inademt, komt binnen via je neus of mond en komt via de luchtpijp tenslotte in je longen terecht.
Deze organen samen heten het ademhalingssysteem.

Lees voor je de video’s bekijkt de vragen onderaan deze pagina.
Na het kijken van de video’s moet je de vragen beantwoorden.

Video: Ademhalen is belangrijk

Video: Luchtwegen

Stap 2: Verbranden

Door te ademen krijg je zuurstof binnen. De cellen van je lichaam hebben zuurstof nodig. Ze gebruiken het voor het verbranden van voedingsstoffen.

Voor de verbranding is zuurstof nodig en bij de verbranding ontstaat koolstofdioxide.

Lees uit de Kennisbank de pagina 'verteren en verbranden':

Verteren

 

Practicum Koolstofdioxide aantonen
Je gaat onderzoeken of ingeademde lucht meer of minder koolstofdioxide bevat dan uitgeademde lucht.

  • Download het practicum Googledoc - Koolstofdioxide aantonen
    Sla het document op in je eigen omgeving, zodat je het kunt bewerken.
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar en voer het practicum uit.
  • Maak het onderzoeksverslag.

Beoordeel eerst samen met een klasgenoot het onderzoeksverslag. 
Bekijk ook samen met een klasgenoot de volgende video. Klopte jullie hypothese en conclusie?

Video: Koolstofdioxide aantonen



Laat het verslag vervolgens beoordelen door de docent. Succes.
 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 3: Gasuitwisseling

In de vorige stap heb je ontdekt dat ingeademde lucht en uitgeademde lucht anders van samenstelling zijn. 

In de tabel hieronder zie je de verschillen op een rijtje.

Gassen in de lucht   Ingeademde lucht   Uitgeademde lucht
stikstof 79% 79%
zuurstof 20% 16%
overige gassen 1% 1%
koolstofdioxide 0,04% 4%
waterdamp weinig veel
temperatuur lucht 18 °C 32 °C

 

Elke keer dat je inademt, komt er een halve liter lucht in je longen.
De zuurstof uit de ingeademde lucht wordt opgenomen door het bloed.
Bloed en lucht komen dicht bij elkaar in de longblaasjes.
Longblaasjes hebben een groot oppervlak en een dunne wand.
Daardoor kan er voldoende zuurstof van lucht naar bloed gaan.
In het bloed vervoeren rode bloedcellen de zuurstof.
Bij de verbranding in alle cellen van je lichaam komt koolstofdioxide vrij.
Het bloed brengt de koolstofdioxide weer naar de longblaasjes.
De koolstofdioxide adem je dan weer uit.

Bekijk de werking van de longblaasjes in deze video:

Stap 4: Astma

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Longziekten


Dat ademhalen belangrijk voor je is, heb je al wel begrepen.
Dus heel vervelend als je soms moeite hebt met ademhalen.

Stap 5: Roken

Roken is schadelijk voor je gezondheid. Dat weet je vast al wel.
Als je rookt adem je veel schadelijke stoffen in.
Op allerlei manieren zorgen nicotine, teer en koolstofmonoxide ervoor dat het transport van zuurstof verminderd wordt.

Bekijk de volgende video. Probeer er tijdens het kijken achter te komen wat het effect is van koolmonoxide op je algehele conditie.

Video: Het effect van roken 



Maak nu de oefening. De vragen gaan over het filmpje.

Afronding

Begrippenlijst

Ademhaling

Verteren en verbranden

Longziekten

Zuurstof
Molecuul bestaat uit twee zuurstofatomen; gas dat ontstaat bij fotosynthese in planten en nodig is voor verbranding.
Ademen
Opnemen van zuurstof en uitscheiden van koolstofdioxide (koolzuurgas), inademen en uitademen, met behulp van longen, kieuwen of tracheeën. Vorm van gaswisseling.
Inademen
Middenrif trek samen, borstkas wordt groter, longen zuigen lucht aan.
Uitademen
Middenrif ontspant, borstkas wordt kleiner, longen geleiden lucht naar buiten.
Longen
Organen die betrokken zijn bij het in- en uitademen en het opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide. Onderdeel van het ademhalingsstelsel. Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide vindt plaats in de longen tussen longblaasjes en bloed.
Longvlies
Vlies dat samen met het borstvlies de longen met de ribbenkast verbindt, doordat de vliezen vacuüm aan elkaar zitten gezogen.
Borstvlies
Vlies dat samen met het longvlies de longen met de ribbenkast verbindt, doordat de vliezen vacuüm aan elkaar zitten gezogen.
Luchtpijp
Buis met kraakbeenringen die de mondholte verbindt met de bronchiën, waardoor lucht naar binnen en buiten stroomt.
Vertering
Het afbreken van voedsel tot kleine door het lichaam opneembare deeltjes.
Verbranding
Chemisch proces waarbij energie vrijkomt uit glucose en zuurstof.

 

 

Eindopdracht A: Toets

Bij eindopdracht A sluit je deze opdracht af met het maken van een toets.

Eindopdracht B: Folder

Bij eindopdracht B maak je een folder over Stoppen met Roken.

De folder bevat in ieder geval de volgende onderdelen.

  • Je benoemt de functie/werking van de longen en het effect van roken hierop.
  • Een uitleg over de gasuitwisseling en het effect van roken op gasuitwisseling.
  • Je benoemt welke longziekten gerelateerd zijn aan roken.
  • Je benoemt welke schadelijke stoffen sigaretten bevatten en wat deze stoffen doen met je lichaam.
  • Je geeft tips over het stoppen met roken.

Lees voor je begint in de Gereedschapskist hieronder tips over het maken van een folder.
Je folder bevat minimaal 4 pagina's.
Je doelgroep zijn mensen tussen de 18-40 jaar.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je folder op de volgende punten:

  • Zijn bovengenoemde punten allemaal verwerkt?
  • Bevat je folder minimaal 4 pagina's?
  • Is het hoofdthema van de folder Stoppen met Roken?
  • Lees voor verder beoordelingseisen van de folder de rubrick in de Gereedschapskist.

Klaar?
Lever je folder in bij de docent.

 

Folder maken

Met maken van een folder presenteer je kennis die je hebt opgedaan aan anderen.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je nu uitleggen wat er met het zuurstofgehalte in je bloed gebeurt als je lang je adem inhoudt? Stijgt deze dan of daalt deze?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 à 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Dit is natuurlijk afhankelijk van welke eindopdracht dat je hebt gedaan. Paste de tijd die jij nodig had bij de eindopdracht die je gedaan hebt? Dus 2 uur als je de opdracht en eindopdracht A hebt gemaakt en 3 uur als je de opdracht en eindopdracht B hebt gedaan?
     
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Heb je zelf misschien astma of ken je iemand met astma? Snap je nu welke klachten hierbij komen kijken en welke gevolgen dit heeft?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    A: Kon je de toets met een voldoende afsluiten? Zo niet, wat heb je gedaan om toch een voldoende te kunnen scoren? Vond je dat de toets aansloot bij de leerdoelen? Zo niet, wat miste je?
    B: Is het gelukt om de verschillende onderdelen in de folder te verwerken?  Vond je het lastig om de juiste toon te kiezen voor de doelgroep? Denk je dat mensen door jouw uitleg beter snappen hoe longen functioneren?

Extra: ★ Nier te koop

Extra: Nier te koop

Intro

Je staat er niet bij stil, maar het kan jou ook overkomen.
Een ernstige ziekte kan jouw leven plots ingrijpend veranderen.

Stel je eens voor dat je elke dag geconfronteerd wordt met een nierziekte.
Wat zou je dan doen als je hoort dat alleen een orgaan van een ander nog jouw leven zou kunnen redden? Zou je dat dan willen?

Bekijk het volgende filmpje. Bespreek daarna met een klasgenoot jouw visie op orgaandonatie.
Ben je voor of ben je tegen? Geef ook argumenten.

 

 

In deze opdracht staat het doneren van een nier centraal.

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • aangeven welke organen in aanmerking kunnen komen voor een orgaandonatie.
  • aangeven dat er nog veel Nederlanders zijn die nog geen antwoord hebben gegeven op de vraag of ze orgaandonor willen zijn.
  • meepraten over de stelling: 'Orgaandonatie is eigenlijk een kwestie van geven en nemen, toch?'

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank maak je vragen over organen en weefsels.
Stap 2 Je maakt een lijst met verschillende organen en geeft aan of deze getransplanteerd kunnen worden.
Stap 3 Je zoekt op de site van de Nierstichting informatie over het doneren van organen. Deze informatie kun je gebruiken bij het maken van je column in de eindopdracht.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de Kennisbank en de begrippenlijst die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Je gaat een column schrijven met de titel: Nier te koop.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee uur de tijd.

Aan de slag

Stap 1: Van cel tot orgaanstelsel

Bestudeer het volgende onderdeel uit de kennisbank:

Van cel tot orgaanstelsel

Maak de oefening van dit onderdeel.

Stap 2: Organen

Stap 3 Nierstichting

Afronding

Begrippenlijst

Van cel tot orgaanstelsel

Nieren
Organen die betrokken zijn bij de uitscheiding (urine).

Orgaan
Onderdeel van een organisme dat uit weefsel bestaat en één of meer functies heeft.

Weefsel
Groep cellen met dezelfde functie en ongeveer dezelfde vorm.
Donor
Iemand die organen en/of weefsel afstaat na overlijden.
Ontvanger
De patiënt die de organen en/of weefsels ontvangt van een donor.
Transplantatie
Het overzetten van een orgaan of weefsels uit het lichaam van de donor naar het lichaam van de ontvanger.

 

Eindopdracht: Column schrijven

Je gaat aan de slag met schrijven van een column met als titel 'Nier te koop'.
In de column geven je je mening op de stelling:
'Orgaandonatie is eigenlijk een kwestie van geven en nemen, toch?'

In de column geef je jouw mening over de stelling en onderbouwd deze met argumenten. Natuurlijk mag je voor de onderbouwing informatie op internet zoeken, maar je schrijft deze informatie in je eigen woorden op in je column.

Je column is minimaal 1 A4 lang.

Lees voor je begint aan je column nog even de tips in de Gereedschapskist hieronder.

Als je klaar bent, laat je de column lezen aan enkele klasgenoten.
Wat vinden zij van de column?

Lees ook een aantal columns van klasgenoten.
Wat vind je van die columns?

Beoordeling
Je docent gebruikt bij het beoordelen van je eindproduct de volgende vragen:

  • Gaat de column over de stelling?
  • Wordt er in de column duidelijk een mening geformuleerd?
  • Is de mening goed onderbouwd?
  • Voldoet de column aan de beoordelingscriteria van een column (zie Gereedschapskist)?


Tevreden?
Laat de column beoordelen door je docent.

Column schrijven

Een column is een kort stukje tekst, waarin de schrijver zijn mening geeft op een grappige of uitdagende manier.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Is jouw visie op orgaandonatie door het maken van deze opdracht veranderd? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Ken jij persoonlijk mensen die een orgaan hebben gedoneerd of een orgaan hebben ontvangen? In hoeverre beïnvloedt dit jouw mening over orgaandonatie?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Lukte het om jouw mening te verwoorden en te verduidelijken met goede argumenten? Heb je voor de onderbouwing informatie gezocht op internet of heb je alle informatie uit deze opdracht gehaald?

Afsluiting

Kennisbanken

De theorie van dit thema vind je in de Kennisbank biologie HV.

Van cel tot orgaanstelsel

Verteren

Spijsverteringsstelsel

Verschillende eters

Ademhalingsstelsel

Longziekten

Eindopdracht: Keuzeopdracht

Hieronder in alfabetische volgorde een lijstje met begrippen die je in dit thema bent tegengekomen.

alvleesklier - blinde darm - bronchiën - carnivoren - cel - darmen - darmsap - dikke darm - dunne darm - enzymen - galsap - herbivoren - huig - koolstofdioxide - keelholte - kiezen - longblaasjes - longen - luchtpijp - maag - maagsap - neusholte - omnivoren - orgaan - orgaanstelsel - organisme - peristaltische beweging - slokdarm - snijtanden - speeksel - strottenhoofd - tandformule - verbranding - vertering - weefsel - zuurstof.

Herken je al deze begrippen? Zo niet. Zoek dan de betekenis op in dit thema of in de Kennisbanken.

Je sluit de opdracht af met het maken van een eindproduct waarin minimaal 10 van deze begrippen een rol spelen. De keuze van het eindproduct is vrij.
Je kunt bijvoorbeeld denken aan:

  • een poster met het spijsverteringsstelsel en de bijbehorende begrippen.
  • een artikel over de werking van het ademhalingsstelsel.
  • een memoryspel met de begrippen en hun betekenis.
  • natuurlijk kun je ook zelf een idee bedenken. Kijk voor tips in de Gereedschapskist hieronder.

Presentatie
Overleg met je docent hoe je het eindproduct aan de andere leerlingen uit de klas kunt presenteren.
Kies je voor een tentoonstelling?
Of houdt iedereen een korte mondelinge presentatie?
Maak hierover duidelijke afspraken met de docent en met je klasgenoten.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling op het volgende:

  • past het eindproduct goed bij het thema?
  • komen er minimaal 10 begrippen uit het thema terug in het eindproduct?
  • is het eindproduct origineel?
  • is het eindproduct met zorg gemaakt?
  • is het eindproduct op tijd klaar?

Klaar?
Laat de docent het eindproduct beoordelen.

 

 

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Diagnostische toets: Spijsvertering en ademhaling

Je sluit het thema Spijsvertering en ademhaling af met het maken van een diagnostische toets.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door. Vind je dat de video goed aansluit bij dit thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 14 uur met dit thema bezig zou zijn. Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke lesstof in dit thema was nieuw voor je en welke lesstof wist je al?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Is het gelukt om een keus te maken uit alle verschillende mogelijkheden? Hoe vind je het als je een vrije keus hebt?
    Wat vond je het lastigste onderdeel van deze opdracht en wat het minst lastige?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Websites

Leerlingen voor leerlingen

Hieronder vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt en die goed passen bij dit thema.

Video: Verteringssappen

Video: Gasuitwisseling in de longen

Schooltv

Op de website van Schooltv zijn veel verschillende video's te zien over dit thema.
We hebben een aantal interessante video's voor je op een rijtje gezet.

Klokhuis - dierentuinmenu

Planten-, vlees- en alleseters

De spijsverteringsorganen

Bio-Bits Mens en Lichaam: Ademhaling

Clipphanger: hyperventileren

 

Energie: Zuurstof en brandstof

Gaswisseling

Bio-Bits Mens en Lichaam: van cel tot stelsel

Tissue engineering: kweken van weefsels

De dunne darm

Hoe maak je organen geschikt voor transplantatie?

De geschiedenis van donororganen

Hart, long en lever - mens en varken.

Youtube

Op youtube staan talloze filmpjes die passen binnen dit thema. We zetten er een aantal op een rijtje:

erbivoor, carnivoor, omnivoor. Hoe zie je het verschil?

Planteneters, vleeseters en alleseters

  • Het arrangement Thema Spijsvertering en ademhaling hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    25-11-2025 10:05:23
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Spijsvertering en ademhaling' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor havo/vwo leerjaar 2. Dit thema heet spijsvertering en ademhaling en behandelt 4 onderwerpen. Het eerste onderwerp is van cel tot organisme. Je leert de indeling van mensen van cel tot orgaanstelsel benoemen. Het tweede onderwerp is spijsvertering. Je leert de verschillende organen en hun functie die betrokken zijn bij de spijsvertering benoemen en uitleggen wat het verschil is tussen verteren en verbranden van voedsel. Het derde onderwerp is verschillende eters. Je leert de verschillen in gebit en verteringsstelsel tussen herbivoren, carnivoren en omnivoren weergeven. Het vierde onderwerp is ademhaling. Je leert beschrijven welke organen deel uitmaken van het ademhalingsstelsel en de functies van deze organen benoemen en aangeven hoe in de longen gasuitwisseling plaatsvindt.
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Biologische eenheid; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling; Instandhouding; Opbouw van leven;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, cel, gasuitwisseling, havo/vwo 2, herbivoor, orgaanstelsel, spijsvertering, stercollectie, verteringsstelsel

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2019).

    Ademhaling hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62554/Ademhaling___hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Extra: Nier te koop hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/76272/Extra__Nier_te_koop__hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Spijsvertering hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62552/Spijsvertering_hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Van cel tot organisme hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62551/Van_cel_tot_organisme__hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Verschillende eters hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62553/Verschillende_eters__hv12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Spijsvertering en ademhaling

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.