Eigenschappen erven hv12

Eigenschappen erven hv12

Eigenschappen erven

Intro

Lijk jij sprekend op je vader of juist sprekend op je moeder? 
Of heb je een beetje van je vader en ook wat van je moeder geërfd?
Erfelijke eigenschappen erf je van je vader en van je moeder, maar wat als je van je vader en moeder verschillende eigenschappen erft?
Stel dat je van je vader blauwe ogen erft en van je moeder erf je bruine ogen, welke oogkleur krijg jij dan?

In deze opdracht staan dit soort vragen centraal en aan het eind van de opdracht kun je het vast uitleggen.

Kijk maar eens naar de video. Is jouw oogkleur alleen afhankelijk van je biologische ouders? Bespreek het met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kun je:

  • de begrippen: dominant, recessief, homozygoot, heterozygoot, genotype en fenotype beschrijven.
  • kruisingssituaties die kansen op nakomelingen kunnen berekenen.
  • een kruisingsschema opstellen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest informatie uit de Kennisbank en kunt daarna verschillende begrippen uitleggen.
Stap 2 Je kunt van verschillende organismen aangeven of de genen met de eigenschappen dominant/recessief zijn en of het genotype of fenotype is. Ook gebruik je de termen homozygoot en heterozygoot.
Stap 3 Je maakt verschillende kruisingsschema's.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de Kennisbank en de begrippen van de opdracht eigenschappen erven.
Eindopdracht Je maakt twee kruisingsschema's in een tekstdocument.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Twee lesuren.

Aan de slag

Stap 1: Kruising

Bestudeer de pagina's van het volgende onderdeel:

Kruisingen

Zorg dat je antwoord kunt geven op de volgende vragen.

Stap 2: Dominant, recessief

Dominant, recessief, genotype, fenotype, homozygoot en heterozygoot

Om de informatie die je in de kennisbank hebt gelezen het snelst te begrijpen, kun je het beste oefenen.
In de tekstopdrachten hieronder zie je twee voorbeelden.

Beantwoord bij beide voorbeelden de vragen.

Stap 3: Kruisingsschema's

Om snel en inzichtelijk te hebben welke genen worden doorgegeven aan nakomelingen, kun je een kruisingsschema maken.
Oefen met de twee voorbeelden hieronder.

Afronding

Begrippenlijst

Monohybride en dihybride kruisingen

DNA
Moleculen die de bouwstenen zijn van chromosomen. In het DNA zijn de erfelijke eigenschappen van een organisme vastgelegd.
Gen
Deel van een chromosoom, dus een stukje van het DNA met een code: informatie over één erfelijke eigenschap.
Dominant
Een dominante eigenschap komt in de waarneembare kenmerken van een organisme (= fenotype) volledig tot uiting. Het allel is dominant over een recessief allel.
Recessief
Een recessieve eigenschap komt in de waarneembare kenmerken van een organisme (= fenotype) alleen tot uiting als beide allelen op het chromosomenpaar recessief zijn. Wanneer een dominant allel aanwezig is, overheerst de dominante eigenschap en zal de recessieve eigenschap niet tot uiting komen.
Homozygoot
Je bent homozygoot voor een bepaalde eigenschap als je er twee dezelfde genen voor hebt.
Heterozygoot
Je bent heterozygoot voor een bepaalde eigenschap als je er twee verschillende genen voor hebt.
Monohybride kruising
Een kruising tussen twee organismen waarbij wordt gelet op één eigenschap.
Dihybride kruising
Een kruising tussen twee organismen waarbij wordt gelet op twee eigenschappen.
X-chromosoom
Vrouwelijk geslachtschromosoom; een vrouw heeft in een lichaamscel twee X-chromosomen.
Y-chromosoom
Mannelijk geslachtschromosoom; een man heeft in een lichaamscel een X- en een Y-chromosoom.
Kruisingsschema
In een kruisingsschema kun je oa een overzicht geven van de chromosoomcombinaties die ontstaan als bepaalde geslachtschromosomen worden gekruist.
Allel
Een van de verschillende varianten van een bepaald gen. Bijvoorbeeld: een allel voor bruine ogen ligt op het ene chromosoom van een chromosoompaar en een allel voor blauwe ogen ligt op het andere chromosoom.

Eindopdracht: Kruisingsschema

Als eindopdracht van deze opdracht maak je twee opdrachten met kruisingsschema's.

Je maakt twee kruisingsschema's in een tekstdocument. Dit document lever je in bij je docent.

Kruisingsschema A:
Je hebt varkens met een rechte staart en varkens met een krulstaart.
Het gen voor de rechte staart R is dominant, het gen voor de krulstaart r is recessief.

a Maak een kruisingsschema waarbij je twee heterozygote varkens (met een rechte staart) jongen laat krijgen.

b Hoe groot is de kans op een big met een rechte staart?

 

Kruisingsschema B:
Je hebt varkens met een blauwe ogen en varkens met een bruine ogen.
Het gen voor de blauwe ogen B is dominant, het gen voor bruine ogen b is recessief.

a Maak een kruisingsschema waarbij je een heterozygoot varken met blauwe ogen kruist met een varken met bruine ogen.

b Hoe groot is de kans op een big met een bruine ogen?

 

Zorg dat je beide schema's netjes in het tekstdocument verwerkt.

Beoordeling

  • De twee kruisingsschema's zijn correct ingevuld.
  • De percentages zijn correct weergegeven.
  • Het tekstdocument ziet er netjes en verzorgd uit.

Klaar?
Lever je tekstdocument in bij je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    In de intro werd gevraagd of je de kleur van je ogen alleen afhankelijk is van je ouders. Maar wat is de rol van je voorouders hierbij?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Is het gelukt om de kruisingsschema's te maken? 
    Zijn er nog dingen waar je tegenaan loopt als het gaat om het kruisen van genen? Bespreek deze zo nodig met je docent. Hij/zij kan je helpen om het goed te snappen.
  • Het arrangement Eigenschappen erven hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2019-09-25 14:16:16
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor havo/vwo leerjaar 2. Dit is thema ’Erfelijkheid en evolutie'. Het onderwerp van deze les is: eigenschappen erven. Je leert de begrippen: dominant, recessief, homozygoot, heterozygoot, genotype en fenotype beschrijven en kruisingsschema's maken en van die kruisingssituaties de kansen op nakomelingen berekenen.
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Reproductie en evolutie; Biologie; Reproductie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, dominant, fenotype, genotype, havo/vwo 2, heterozygoot, homozygoot, recessief, stercollectie