De otter jaagt om zijn voedsel te pakken. Hij eet vis, dus moet hij bij het water leven en goed kunnen zwemmen. Ook heeft hij poten en kaken, waarmee hij zijn prooi goed vast kan houden.
Bekijk de video op SchoolTV. Bespreek na het kijken met een klasgenoot de volgende stelling:
“Een otter gebruikt verschillende lichaamsdelen en zintuigen om een prooi te vangen”
Dieren eten niet allemaal dezelfde dingen. Daarom gedragen ze zich anders bij het verzamelen van voedsel en zijn ze anders gebouwd.
Dieren moeten eten om energie binnen te krijgen, zodat hun lichaam werkt en ze van alles kunnen doen.
Ook groeien ze dankzij hun voedsel en blijven ze gezond.
In deze opdracht staat het eten van dieren centraal.
Wat kan ik straks?
Na deze opdracht kun je:
de begrippen herbivoren, carnivoren en omnivoren beschrijven.
voorbeelden noemen van herbivoren, carnivoren en omnivoren.
in je eigen woorden uitleggen wat de verschillen zijn in het gebit van de herbivoren, carnivoren en omnivoren.
de verschillen in omvang van het verteringsstelsel tussen herbivoren, carnivoren en omnivoren uitleggen.
Wat ga ik doen?
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Na het lezen van de Kennisbank en het kijken van een van een video kun je de verschillende kenmerken van herbivoren, omnivoren en carnivoren beschrijven.
Stap 2
Je kunt aan de hand van een gebit aangeven of het gebit hoort bij een herbivoor, een carnivoor of een omnivoor.
Stap 3
Je kunt aan de hand van het spijsverteringskanaal aangeven of het spijsverteringskanaal hoort bij een herbivoor, een carnivoor of een omnivoor.
Stap 4
Je kunt aan de hand van een snavel aangeven of de snavel hoort bij een herbivoor, een carnivoor of een omnivoor.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Begrippenlijst
Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A
Je maakt een toets. Je moet 12 van de 14 vragen goed beantwoorden voor een voldoende.
Eindopdracht B
Je ontwikkelt een toets die aansluit bij de leerdoelen van deze opdracht.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Benodigdheden
Indien aanwezig drie schedels: een vleeseter, een planteneter, een alleseter.
Tijd
Je hebt 1 a 2 lesuren nodig.
Aan de slag
Stap 1: Verschillende gebitten
Kijk naar de video van SchoolTV.
Let tijdens het kijken op de verschillende gebitten van de verschillende eters.
Bestudeer uit de kennisbank biologie het volgende onderdeel. Zorg dat je goed weet wat een herbivoor, omnivoor en een carnivoor is.
Zorg dat je ook voorbeelden kent.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Aan het gebit van een dier kun je vaak zien wat voor voedsel het dier eet.
Ga opnieuw naar de kennisbank biologie en maak vervolgens de onderstaande oefening.
Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.
Stap 3: Verteringskanaal
Bij dieren is de lengte/grootte van het spijsverteringskanaal vaak heel verschillend.
De omvang van het spijsverteringskanaal hangt samen met het voedsel dat het dier eet.
Ga opnieuw naar de kennisbank biologie en maak vervolgens de onderstaande oefening.
Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.
Stap 4: De snavel van een vogel
Aan het gebit van een dier kun je vaak zien of het een carnivoor, herbivoor of omnivoor is.
Hoe zit dat bij de snavel van een vogel?
Kun je aan de snavel van een vogel zien wat hij eet?
Probeer maar eens.
Verteren
Het afbreken van voedsel tot kleine door het lichaam opneembare deeltjes.
Verteringsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm.
Carnivoren
Vleeseters; eten alleen dierlijk voedsel (o.a. vlees, vis en insecten). Bijvoorbeeld: kat, wolf, mol, egel, haai, spin.
Omnivoren
Alleseters; eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Bijvoorbeeld: varken, mens, kakkerlak.
Vorm poten
Poten van een vogel zijn aangepast (adaptatie) aan hun leefomgeving. Bijvoorbeeld: reiger met lange poten om door ondiep water te waden en eend met zwemvliezen om goed te kunnen zwemmen.
Vorm van lichaam
Vorm van het lichaam is aangepast (adaptatie) aan de functie. Bijvoorbeeld: een gestroomlijnd lichaam van dieren die in het water leven en/of jagen, zoals de dolfijn en pinguïn, om goed te kunnen zwemmen.
Vorm snavel
Bek van een vogel is aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de vogels eten. Bijvoorbeeld: haakvormige snavel bij roofvogels en kegelvormige snavel bij zaadetende vogels.
Vorm kiezen
Kiezen zijn aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben plooikiezen, carnivoren hebben knipkiezen en omnivoren hebben knobbelkiezen.
Lengte van spijsverteringsstelsel
Lengte van het spijsverteringsstelsel, ook wel darmkanaal, is aangepast (adaptatie) aan voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben een lang darmkanaal om planten te kunnen verteren en carnivoren hebben aan een korter darmkanaal voldoende.
Insectivoren
Insecteneters.
Voedselkeuze
De voorkeur voor een bepaald soort voedsel. Het lichaam is aangepast aan de voedselkeuze. Bijvoorbeeld: de lengte van het spijsverteringsstelsel en het gebit verschillen bij herbivoren en carnivoren.
Eindopdracht A: Toets maken
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je maakt een toets van minimaal 8 vragen over het eetgedrag van dieren.
Bij de toets maak je ook een antwoordmodel.
De toets laat je maken door minimaal 2 klasgenoten.
Zorg dat de vragen van je toets aansluiten bij de leerdoelen van deze opdracht.
Van elk leerdoel moet minimaal één vraag in de toets zitten.
Gebruik verschillende bronnen voor je vragen.
Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling als:
Je vragenlijst minimaal 8 vragen bevat
Er een antwoordmodel is
De vragen en antwoorden correct zijn
De vragen door minimaal 2 klasgenoten zijn ingevuld
De vragen aansluiten bij de leerdoelen van deze opdracht
De vragen origineel zijn
Het geheel er netjes en verzorgd uit ziet
Klaar?
Lever je toets, je antwoordmodel en minimaal twee ingevulde toetsen in bij je docent.
Terugkijken
Intro
Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
Waren jij en je klasgenoot het eens over de stelling? Zo niet, konden jullie elkaar goed overtuigen met de juiste argumenten.
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 à 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Klopt dat?
Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
Schrijf op wat nieuw voor je was.
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht? Vond je het fijner om de toets te maken of om zelf een toets te ontwikkelen? Als je koost voor opdracht B: wat waren de dingen die je moeilijk en de dingen die je makkelijk vond bij het maken van de vragen? Is het gelukt om alle leerdoelen te verwerken?
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor havo/vwo leerjaar 1. Dit is thema ’Dieren'. Het onderwerp van deze les is: dieren eten.
Je leert aan het gebit en het verteringsstelsel zien of een dier een herbivoor, carnivoor of omnivoor is.
Leerniveau
VWO 2;
HAVO 1;
VWO 1;
HAVO 2;
Leerinhoud en doelen
Biologie;
Instandhouding en ontwikkeling;
Instandhouding;
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor havo/vwo leerjaar 1. Dit is thema ’Dieren'. Het onderwerp van deze les is: dieren eten.
Je leert aan het gebit en het verteringsstelsel zien of een dier een herbivoor, carnivoor of omnivoor is.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Verschillende eters
Dieren eten
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.