Dieren eten hv12

Dieren eten hv12

Dieren eten

Intro

De otter jaagt om zijn voedsel te pakken. Hij eet vis, dus moet hij bij het water leven en goed kunnen zwemmen. Ook heeft hij poten en kaken, waarmee hij zijn prooi goed vast kan houden.

Bekijk de video op SchoolTV. Bespreek na het kijken met een klasgenoot de volgende stelling:

“Een otter gebruikt verschillende lichaamsdelen en zintuigen om een prooi te vangen”

Video: Otters

Dieren eten niet allemaal dezelfde dingen. Daarom gedragen ze zich anders bij het verzamelen van voedsel en zijn ze anders gebouwd.

Dieren moeten eten om energie binnen te krijgen, zodat hun lichaam werkt en ze van alles kunnen doen.
Ook groeien ze dankzij hun voedsel en blijven ze gezond.

In deze opdracht staat het eten van dieren centraal.

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kun je:

  • de begrippen herbivoren, carnivoren en omnivoren beschrijven.
  • voorbeelden noemen van herbivoren, carnivoren en omnivoren.
  • in je eigen woorden uitleggen wat de verschillen zijn in het gebit van de herbivoren, carnivoren en omnivoren.
  • de verschillen in omvang van het verteringsstelsel tussen herbivoren, carnivoren en omnivoren uitleggen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het lezen van de Kennisbank en het kijken van een van een video kun je de verschillende kenmerken van herbivoren, omnivoren en carnivoren beschrijven.
Stap 2 Je kunt aan de hand van een gebit aangeven of het gebit hoort bij een herbivoor, een carnivoor of een omnivoor.
Stap 3 Je kunt aan de hand van het spijsverteringskanaal aangeven of het spijsverteringskanaal hoort bij een herbivoor, een carnivoor of een omnivoor.
Stap 4 Je kunt aan de hand van een snavel aangeven of de snavel hoort bij een herbivoor, een carnivoor of een omnivoor.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Je maakt een toets. Je moet 12 van de 14 vragen goed beantwoorden voor een voldoende.
Eindopdracht B Je ontwikkelt een toets die aansluit bij de leerdoelen van deze opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Indien aanwezig drie schedels: een vleeseter, een planteneter, een alleseter.

Tijd
Je hebt 1 a 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Verschillende gebitten

Kijk naar de video van SchoolTV.
Let tijdens het kijken op de verschillende gebitten van de verschillende eters.

Video: Het gebit van planten-, vlees- en alleseters  



Bestudeer uit de kennisbank biologie het volgende onderdeel. Zorg dat je goed weet wat een herbivoor, omnivoor en een carnivoor is.
Zorg dat je ook voorbeelden kent.

Verschillende eters


Maak nu de volgende oefening.

Stap 2: Gebit

Aan het gebit van een dier kun je vaak zien wat voor voedsel het dier eet.
Ga opnieuw naar de kennisbank biologie en maak vervolgens de onderstaande oefening.

Verschillende eters

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Stap 3: Verteringskanaal

Bij dieren is de lengte/grootte van het spijsverteringskanaal vaak heel verschillend.
De omvang van het spijsverteringskanaal hangt samen met het voedsel dat het dier eet.

Ga opnieuw naar de kennisbank biologie en maak vervolgens de onderstaande oefening.​

Verschillende eters

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Stap 4: De snavel van een vogel

Aan het gebit van een dier kun je vaak zien of het een carnivoor, herbivoor of omnivoor is.
Hoe zit dat bij de snavel van een vogel?
Kun je aan de snavel van een vogel zien wat hij eet?
Probeer maar eens.

Afronding

Begrippenlijst

Verschillende eters

Verteren
Het afbreken van voedsel tot kleine door het lichaam opneembare deeltjes.
Verteringsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm.
Herbivoren
Planteneters; eten alleen plantaardig voedsel. Bijvoorbeeld: konijn, koe, gans, bladluis.
Carnivoren
Vleeseters; eten alleen dierlijk voedsel (o.a. vlees, vis en insecten). Bijvoorbeeld: kat, wolf, mol, egel, haai, spin.
Omnivoren
Alleseters; eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Bijvoorbeeld: varken, mens, kakkerlak.
Vorm poten
Poten van een vogel zijn aangepast (adaptatie) aan hun leefomgeving. Bijvoorbeeld: reiger met lange poten om door ondiep water te waden en eend met zwemvliezen om goed te kunnen zwemmen.
Vorm van lichaam
Vorm van het lichaam is aangepast (adaptatie) aan de functie. Bijvoorbeeld: een gestroomlijnd lichaam van dieren die in het water leven en/of jagen, zoals de dolfijn en pinguïn, om goed te kunnen zwemmen.
Vorm snavel
Bek van een vogel is aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de vogels eten. Bijvoorbeeld: haakvormige snavel bij roofvogels en kegelvormige snavel bij zaadetende vogels.
Vorm kiezen
Kiezen zijn aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben plooikiezen, carnivoren hebben knipkiezen en omnivoren hebben knobbelkiezen.
Lengte van spijsverteringsstelsel
Lengte van het spijsverteringsstelsel, ook wel darmkanaal, is aangepast (adaptatie) aan voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben een lang darmkanaal om planten te kunnen verteren en carnivoren hebben aan een korter darmkanaal voldoende.
Insectivoren
Insecteneters.
Voedselkeuze
De voorkeur voor een bepaald soort voedsel. Het lichaam is aangepast aan de voedselkeuze. Bijvoorbeeld: de lengte van het spijsverteringsstelsel en het gebit verschillen bij herbivoren en carnivoren.

Eindopdracht A: Toets maken

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.

Eindopdracht B: Toets ontwikkelen

Bij eindopdracht B ga je een toets ontwikkelen.

Je maakt een toets van minimaal 8 vragen over het eetgedrag van dieren.
Bij de toets maak je ook een antwoordmodel.
De toets laat je maken door minimaal 2 klasgenoten.

Zorg dat de vragen van je toets aansluiten bij de leerdoelen van deze opdracht.
Van elk leerdoel moet minimaal één vraag in de toets zitten.

Gebruik verschillende bronnen voor je vragen.

Beoordeling​
Je krijgt een goede beoordeling als:

  • Je vragenlijst minimaal 8 vragen bevat
  • Er een antwoordmodel is
  • De vragen en antwoorden correct zijn
  • De vragen door minimaal 2 klasgenoten zijn ingevuld
  • De vragen aansluiten bij de leerdoelen van deze opdracht
  • De vragen origineel zijn
  • Het geheel er netjes en verzorgd uit ziet

Klaar?
Lever je toets, je antwoordmodel en minimaal twee ingevulde toetsen in bij je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Waren jij en je klasgenoot het eens over de stelling? Zo niet, konden jullie elkaar goed overtuigen met de juiste argumenten.

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 à 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Vond je het fijner om de toets te maken of om zelf een toets te ontwikkelen? Als je koost voor opdracht B: wat waren de dingen die je moeilijk en de dingen die je makkelijk vond bij het maken van de vragen? Is het gelukt om alle leerdoelen te verwerken?
  • Het arrangement Dieren eten hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2019-07-25 12:22:21
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor havo/vwo leerjaar 1. Dit is thema ’Dieren'. Het onderwerp van deze les is: dieren eten. Je leert aan het gebit en het verteringsstelsel zien of een dier een herbivoor, carnivoor of omnivoor is.
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Biologie; Instandhouding en ontwikkeling; Instandhouding;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    1 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, carbivoor, gebit, havo/vwo 1, herbivoor, omnivoor, stercollectie, vertering, verteringsstelsel