Thema: Weer en klimaat - vmbo12

Thema: Weer en klimaat - vmbo12

Thema Weer en klimaat

Inleiding

Welkom bij het thema Weer en Klimaat.
Het thema gaat over:

  • Klimaatzones
    Je leert dat weer en klimaat met elkaar te maken hebben. Er zijn verschillende klimaatzones op aarde. Elke klimaatzone heeft zijn eigen kenmerken.
  • Klimaatfactoren
    Landen kunnen in dezelfde klimaatzone liggen, maar toch ander weer hebben.
    In welk klimaat een gebied ligt, hangt af van een aantal factoren.
  • Neerslag
    Neerslag kan in verschillende vormen vallen. In welke hoeveelheden valt er regen? De hoeveelheid wordt gemeten met een regenmeter.
  • Extreme klimaten
    Rondom de polen heerst een extreem koud klimaat. Bij de evenaar heerst een extreem warm klimaat.
    Hoe zijn daar de levensomstandigheden?
  • Broeikaseffect
    De temperatuur op aarde stijgt door een teveel aan CO2 in de atmosfeer. Dit heeft ook gevolgen voor ons klimaat.
    Als de temperatuur op aarde stijgt, stijgt ook de zeespiegel. Dit kan op den duur grote gevolgen hebben.

 

Introductie - opdracht

Weerpictogrammen

In dit thema hebben we het over de begrippen:

  • weer
  • klimaat.

Tik de twee begrippen om de beurt in bij Google.
Kies voor 'Afbeeldingen'.
Kies bij ieder onderwerp twee afbeeldingen uit.

Plak de afbeeldingen in een (Google-)document.
Schrijf bij iedere afbeelding een aantal woorden die jij bij het begrip vindt passen.

Laat het (Google-)document zien aan een klasgenoot.
Jij bekijkt natuurlijk ook de afbeeldingen van je klasgenoot.
Leg elkaar uit waarom jullie voor die afbeeldingen hebben gekozen.

Bespreek samen ook de tekst die jullie bij de afbeeldingen hebben geschreven.
Pas je eigen document eventueel nog iets aan.

Misschien kun je de afbeeldingen en omschrijvingen gebruiken bij de eindopdracht!

Wat kan ik straks?

In de tabel vind je de leerdoelen van dit thema.
Per leerdoel is aangegeven welke opdracht bij het leerdoel hoort.

Leerdoelen Opdracht
Je kunt het begrip klimaatzone omschrijven. Klimaatzones

Je kunt aangeven in welke volgorde je klimaatzones tegenkomt als je van de evenaar naar een van de polen reist.

Klimaatzones
Je kunt aangeven dat er klimaatverschillen zijn op aarde. Klimaatfactoren
Je kunt omschrijven door welke factoren er klimaatverschillen zijn. Klimaatfactoren
Je kunt minimaal vier verschillende vormen van neerslag noemen. Neerslag
Je kunt het verschil tussen stijgingsregens, stuwingsregens en frontale regens omschrijven. Neerslag
Je kunt voorbeelden geven van extreme klimaten en/of klimaatzones. Extreme klimaten
Je kunt het leven in extreme klimaten omschrijven. Extreme klimaten
Je kunt herkennen dat de oorzaak van het versterkt broeikaseffect de toename van broeikasgassen in de atmosfeer is. Ook kun je uitleggen waarom er veel CO2 in de atmosfeer is. Broeikaseffect
Je kunt drie voorbeelden opnoemen van mogelijke gevolgen van het versterkt broeikaseffect. Broeikaseffect

Wat ga ik doen?

Het thema 'Weer en klimaat' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd in lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5      Afbeeldingen
Opdracht: Klimaatzones 2 Toets of wereldkaart
Opdracht: Klimaatfactoren 2 Eigen keuze over factoren
Opdracht: Neerslag 2 Toets of regenmeter
Opdracht: Extreme klimaten 2 Twee brieven
Opdracht: Broeikaseffect      2 Toets of cartoon
Afsluiting 2 Klimaatspel
Totaal 13  


De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van de eindopdracht.

Opdrachten

Klimaatzones

Klimaatzones

Intro

Verschillende klimaten op de aarde

Er zijn verschillende klimaten op aarde.

Een klimaat is hoe het weer meestal is op een bepaalde plek.

In Nederland hebben we een gematigd klimaat.
Dat betekent: het is niet superheet en ook niet ijskoud.


We hebben warme zomers en koude winters.
Het regent ook regelmatig in ons land.

 

 

Wat kan ik straks?

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen wat het verschil tussen klimaat en weer is.
  • benoemen welke vier klimaatzones er zijn: tropisch, droog, gematigd, koud.
  • kenmerken noemen van de belangrijkste klimaatzones.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Deze opdracht helpt je om te leren waar op de wereld verschillende klimaten en landschappen liggen.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Je leert dat er verschil is tussen weer en klimaat.

Je leest daarover in de Kennisbank.

Je bekijkt een filmpje met uitleg over het klimaat.

Stap 2

Je leest over tropische klimaatzone in de Kennisbank.

Je bekijkt een filmpje en beantwoordt vragen.

Stap 3

Je leest de pagina over droge klimaatzone in de Kennisbank.

Je bekijkt een filmpje en beantwoordt vragen.

Stap 4

Je leest de pagina over gematigde klimaatzone in de Kennisbank.

Je bekijkt een filmpje en beantwoordt vragen.

Stap 5

Je leest de pagina over koude klimaatzone in de Kennisbank.

Je bekijkt een filmpje. en beantwoordt vragen.

Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst gaat over klimaten en klimaatzones.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets.
Eindopdracht B en Kies je voor eindopdracht B: dan maak een je een poster van een wereldkaart met klimaatzones. Bij iedere klimaatzone komen passende afbeeldingen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Aan de slag

Stap 1: Weer en klimaat

Het weer heeft grote verschillen.
Op de Noordpool is het ander weer dan in de tropen.
Dat komt omdat er op de Noordpool een ander klimaat is dan in de tropen.

Het weer is niet hetzelfde als het klimaat.
Maar het weer en het klimaat hebben wel met elkaar te maken.
 

 

Bekijk van dit filmpje de eerste 45 seconden.

De presentator legt uit wat een klimaat is.

 

Lees in de Kennisbank het onderdeel Weer en klimaat.

Stap 2: Tropische klimaatzone

Bekijk het filmpje vanaf 0:45 tot 1:30.
In dit stukje gaat het over de tropische klimaatzone: warm, vochtig en veel regen.

Lees in de Kennisbank het onderdeel Tropische klimaatzone.

Stap 3: Droge klimaatzone

Bekijk het filmpje van 0:45 tot 1:30.
Dit stukje gaat het over de droge klimaatzone: weinig regen, veel woestijn.

 

 

Lees in de Kennisbank het onderdeel Droge klimaatzone.

Stap 4: Gematigde klimaatzone

Bekijk het filmpje van 2:15 tot 3:00.
Dit stukje gaat het over de gematigde klimaatzone: niet te warm, niet te koud, regelmatig regen.

 

 

Lees in de Kennisbank het onderdeel over de Gematigde klimaatzone.

Bekijk ook het filmpje in de Kennisbank over Weer en klimaat in Nederland.

Stap 5: Koude klimaatzone

Bekijk het filmpje van 3:00 tot 3:45.
Dit stukje gaat het over de koude klimaatzone: vaak sneeuw en ijs, heel koud.

 

 

Lees in de Kennisbank het onderdeel over de Koude klimaatzone.

Afronding

Begrippen

Klimaat
Het klimaat is het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een langere periode.
Tropisch regenklimaat
Warm klimaat.
Savanneklimaat
Warm klimaat. Het savanneklimaat lijkt op het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
Tropische regenwoudklimaat
Warm klimaat. In het tropisch regenwoud is de temperatuur het hele jaar boven de 18 °C en regent het het hele jaar door veel (meer dan 2.000 mm per jaar).
Droog klimaat
Klimaat met weinig neerslag.
Steppeklimaat
Droog klimaat met weinig neerslag. 
Woestijnklimaat
Zeer droog klimaat met weinig neerslag.
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat, zoals het Middellandse Zeeklimaat, is vochtig. De temperaturen zijn niet te hoog of te laag. In gematigde klimaten zijn er duidelijke seizoenen en het verschil tussen winter en zomer is niet heel groot.
Poolklimaat
Koud klimaat.
Toendraklimaat
Valt onder de koude klimaten. In de winter is de gemiddelde temperatuur onder de -3 °C en in de zomer tussen de 0 °C en 10 °C.
Sneeuwklimaat
Valt onder de koude klimaten. In de koudste maand is de gemiddelde temperatuur onder de -3 °C. De warmste maand heeft een gemiddelde temperatuur lager dan 0 °C.
Hooggebergteklimaat
Valt onder de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze bergen komt alleen in de zomermaanden boven de 0 °C.
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.
Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren.
Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droog valt.
Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.

 

 

Eindopdracht A: Toets

Test nu je kennis over de vier verschillende klimaatzones.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.

Eindopdracht B: Poster maken

Wat ga je doen?
Je gaat een wereldkaart zelf tekenen en daarop de vier grote klimaatzones tekenen en kleuren.


  1. Teken een eenvoudige wereldkaart.

    • Doe dit op een A4-blad.

    • Je hoeft de landen niet precies te tekenen, maar wel de grote vormen van de werelddelen (zoals Afrika, Europa, Azië, Noord- en Zuid-Amerika).

  2. Verdeel de wereldkaart in klimaatzones.

    • Teken met potlood vier zones/lijnen over de wereldkaart.

    • Gebruik eventueel een atlas, boek of het schoolbord als hulp.

    • Tip: Kijk in de Kennisbank, daar staat ook een kaartje met de klimaatzones.

  3. Kleur de vier grote klimaatzones in.
    Bijvoorbeeld:

    • Tropisch klimaat: groen

    • Droog klimaat: geel

    • Gematigd klimaat: blauw

    • Koud klimaat: paars

  4. Maak een legenda:
    Zet rechtsonder op je blad een legenda met de kleuren en de namen van de klimaten.

  5. Klaar?
    - Zijn de vier klimaatzones op de kaart aangegeven?
    - Staan de belangrijkste kenmerken van de zone op de poster?
    - Is per klimaatzone aangegeven welke flora en fauna je er aantreft?
    - Zet rechtsonder op je blad een legenda met de kleuren en de namen van de klimaten.

  6. Lever je tekening in bij de docent.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • uitleggen wat het verschil tussen klimaat en weer is.
  • benoemen welke vier klimaatzones er zijn: tropisch, droog, gematigd, koud.
  • kenmerken noemen van de belangrijkste klimaatzones.

Hoe ging het?

Tijd

  • Had je voldoende tijd om de opdrachten te maken?

Eindopdracht A:

  • Kon je de meeste vragen goed beantwoorden?
  • Of zijn er nog dingen die je lastig vond?

Eindopdracht B:

  • Heeft het tekenen van de klimaatzones geholpen bij wat je moet weten over klimaatzones?

Klimaatfactoren

Klimaatfactoren

Intro

Er zijn vier verschillende klimaatzones op de wereld.

In Nederland is er een gematigd klimaat.
In Polen is er ook een gematigd klimaat.

Toch is het weer in Nederland niet helemaal hetzelfde als in Polen.

Maak nu de opdracht.
Kijk goed of je verschillen kunt vinden tussen het weer in Nederland en het weer in Polen.

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen dat het klimaat niet overal op aarde hetzelfde is (klimaatverschillen)

  • vertellen waardoor die verschillen in klimaat ontstaan (klimaatfactoren)

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt verschillende klimaatfactoren beschrijven.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je onderscheidt vier klimaatzones. Je zoekt op internet in welke klimaatzone een aantal steden liggen.
Stap 2 Je vergelijkt het weer in drie steden in de gematigde klimaatzone; je zoekt informatie daarover op en vult de tabel aan.
Stap 3 Je leert dat het klimaat in een bepaald gebied afhangt van een aantal factoren. Je bekijkt een video en maakt een aantal 'hoe..hoe'-zinnen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst gaat over klimaten en klimaatfactoren.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je een toets.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B: dan maak je een moodboard over de klimaatfactoren.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Verschillen in klimaat

Amsterdam

Klimaatverschillen zijn de verschillen in klimaat tussen plekken.

Bijvoorbeeld: in Nederland is het vaak nat en zacht, maar in Egypte is het heet en droog.

Dat verschil noem je klimaatverschillen.

 

Stap 2: Klimaatfactoren

Er bestaan op aarde meerdere klimaten.

Het klimaat op een plek wordt bepaald door dingen als:

  • De afstand tot de evenaar: In landen dicht bij de evenaar, zoals Brazilië, is het warm.

  • De hoogte: In hoge gebieden, zoals de Alpen in Zwitserland, is het kouder.

  • De ligging bij de zee: In Nederland is het klimaat zachter omdat we dicht bij de zee wonen.

  • De wind en zeestromen: In Engeland brengt de warme Golfstroom warm water en zachtere temperaturen.

Die dingen (zoals afstand tot de evenaar, ligging bij zee, hoogte, wind) zijn klimaatfactoren.

 

Dus:

  • Klimaatfactoren = waarom het klimaat anders is.

  • Klimaatverschillen = hoe het klimaat anders is op verschillende plekken.

Dit filmpje legt uit hoe het komt dat er zulke temperatuurverschillen op aarde zijn.


Afronding

Begrippen

Breedteligging
de afstand van een plek tot de evenaar.

Hoogteligging

Hoe hoog een plek ligt vergeleken met de zeespiegel (het gemiddelde zeeniveau, ook wel NAP genoemd).

Ligging ten opzichte van zee/oceaan
hoe ver een plek van de zee of oceaan ligt.
Boomgrens
de lijn op een berg waarboven het zo koud is dat er geen bomen meer kunnen groeien.
Sneeuwgrens
de hoogte op een berg waarboven altijd sneeuw ligt.
Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap.
Aanlandige wind
Wind die vanaf de zee het land op waait.
Aflandige wind
Wind die vanaf het land naar de zee waait.
Zeestroom/Oceaanstroom
grote bewegingen van zeewater die altijd doorgaan, veroorzaakt door de warmte van de zon en de wind.

 

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Klimaatfactoren'. Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je jouw score.

Eindopdracht B: Moodboard klimaat

Maak een moodboard. Laat zien welke factoren het klimaat beïnvloeden.

Doe het zo:

  1. Kies een onderwerp. Bijvoorbeeld: poolklimaat, woestijnklimaat, Nederland, of een klimaatverschil.

  2. Zoek plaatjes die passen bij je onderwerp. Denk aan foto’s, stukjes uit tijdschriften, plaatjes van internet, of zelfgemaakte tekeningen.

  3. Kies kleuren die passen bij het gevoel. Bijvoorbeeld wit en blauw voor kou, of geel en rood voor warmte.

  4. Plak alles mooi bij elkaar op een groot vel papier of maak het digitaal (bijvoorbeeld in Canva of Word).

  5. Schrijf eventueel een paar korte woorden erbij die het onderwerp nog duidelijker maken.



Klaar?
Is het duidelijk welk onderwerp het moodboard heeft?

  • Past alles wat erop staat echt bij het onderwerp?

  • Is het netjes en goed verzorgd gemaakt?

  • Zijn er verschillende soorten beelden (foto’s, kleuren, woorden)?

  • Roept het moodboard echt het goede gevoel op dat hoort bij het onderwerp?

 

 

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • uitleggen dat het klimaat niet overal op aarde hetzelfde is (klimaatverschillen)

  • vertellen waardoor die verschillen in klimaat ontstaan (klimaatfactoren)

Hoe ging het?

Tijd

  • Had je genoeg tijd om de opdrachten te maken?

Eindopdracht A

  • Kon je de meeste vragen goed beantwoorden?
  • Of zijn er nog dingen die je lastig vond?

Eindopdracht B

  • Wat vond je van de eindopdracht?
  • Vond je het leuk om het moodboard te maken?

Neerslag

Neerslag

Intro

Weet jij hoe regen ontstaat?
En hoe het kan dat er soms sneeuw of hagel uit de lucht komt?
Of waarom er soms een regenboog verschijnt na een bui?

In deze opdracht ga je dat allemaal uitzoeken.

 

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • beschrijven hoe neerslag ontstaat.
  • benoemen welke verschillende vormen van neerslag er zijn: regen, sneeuw, dauw, mist, hagel.
  • omschrijven wat het verschil tussen stijgingsregens, stuwingsregen en frontale regens is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
Je onderzoekt de rol van het weer in het dagelijks leven.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Je leest de Kennisbank.

Zo leer je hoe neerslag ontstaat en in welke vorm neerslag valt.

Je maakt een oefening waarin je eerst filmpjes bekijkt en daarna vragen beantwoordt over neerslag.

Stap 2 Je leest een tekst over de neerslaghoeveelheid in Nederland en beantwoordt er vragen over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over allerlei vormen van neerslag.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B: dan ga je samen met een klasgenoot aan de hand van een video een regenmeter maken. Je downloadt ook een werkblad.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Neerslag

Neerslag, zoals regen, ontstaat als water in de lucht afkoelt.
De waterdamp verandert dan in kleine waterdruppels of ijskristallen.
Als er te veel druppels of ijskristallen zijn, worden ze te zwaar.
Ze vallen dan naar beneden als regen, sneeuw of hagel.

Bekijk het filmpje over hoe neerslag, zoals regen, sneeuw, hagel en dauw ontstaat.

Lees in de Kennisbank het onderdeel Het weer - neerslag.

Stap 2: Neerslaghoeveelheid

Er zijn drie manieren waarop regen kan ontstaan:

1. Stijgingsregen
Als het warm is, stijgt warme lucht op. Bovenin is het kouder, dus de lucht koelt af.
De waterdamp verandert in waterdruppels en het gaat regenen.

2. Stuwingsregen
Als lucht tegen een berg of heuvel aan komt, wordt de lucht omhoog geduwd.
Daarboven is het kouder, dus de lucht koelt af. De waterdamp wordt dan regen.

3. Frontale regen
Als warme lucht en koude lucht tegen elkaar botsen, gaat de warme lucht omhoog.
Daar koelt het af en ontstaat er regen.

Lees in de Kennisbank het onderdeel Soorten neerslag.

Afronding

Begrippen

Neerslag
Water dat uit de lucht komt. Dat kan regen, sneeuw, ijzel, hagel, dauw of mist zijn.
Stuwingsregen
Regen die ontstaat als lucht tegen een berg omhoog wordt geduwd en afkoelt.
Stijgingsregen
Regen die ontstaat in warme gebieden, zoals bij de evenaar, waar warme lucht omhoog gaat en afkoelt.
Front
De plek waar warme en koude lucht elkaar tegenkomen..
Wolk
Een wolk is een groep hele kleine waterdruppeltjes of ijskristallen die in de lucht zweven.
Hagel
Hagel is regen die bevroren is. De ijsbolletjes noem je hagelstenen.
Sneeuw
Sneeuw is bevroren neerslag. Het bestaat uit kleine ijsvlokjes.
IJzel
IJzel is regen die meteen bevriest als het de grond raakt.
Mist
Mist is een soort wolk die laag bij de grond hangt. Het bestaat uit hele kleine waterdruppeltjes in de lucht.
Dauw

Dauw zijn kleine waterdruppeltjes die je ’s ochtends of ’s avonds op gras of auto’s ziet.

Eindopdracht A: Toets

Test je kennis over neerslag.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je jouw score.

Eindopdracht B: Maak een wolk

Maak je eigen wolk in een potje

Je maakt zelf een kleine wolk en ziet hoe waterdamp verandert in neerslag!
Overleg eerst met je docent of je deze opdracht mag maken.

Let op!: Werk rustig en veilig. Vraag hulp bij het hete water of de lucifer.


Wat heb je nodig? (per groepje)

  • 1 glazen pot met deksel
  • Heet water (vraag je docent!)
  • IJsklontjes
  • Haarspray of lucifer
  • Keukenpapier

Stappenplan

  1. Doe heet water in de pot (ongeveer 1/3 vol).

  2. Droog de binnenkant van het deksel met keukenpapier.

  3. Leg 3–5 ijsklontjes op het deksel (bovenop).

  4. Wacht 1 minuut.

  5. Haal het deksel er kort af en spuit 1x haarspray in de pot (of laat de docent een lucifer uitblazen en in de pot houden)

  6. Doe het deksel snel terug op de pot (met de ijsklontjes erop).

  7. Kijk goed! Wat zie je gebeuren in de pot?


Vragen om te beantwoorden (in je schrift):

  1. Wat stelde het hete water voor?

  2. Wat deed de waterdamp toen het het koude deksel raakte?

  3. Wat gebeurde er daarna?

  4. Wat laat dit experiment zien over neerslag?


 

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • beschrijven hoe neerslag ontstaat.
  • benoemen welke verschillende vormen van neerslag er zijn: regen, sneeuw, dauw, mist, hagel.
  • omschrijven wat het verschil tussen stijgingsregens, stuwingsregen en frontale regens is.

Hoe ging het?

Eindopdracht A

  • Kon je de meeste vragen goed beantwoorden?
  • Of zijn er nog dingen die je lastig vond?

Eindopdracht B

  • Wat vond je van de eindopdracht?
  • Is het jullie gelukt een wolk in een potje te maken?
  • Hoe verliep de samenwerking met je klasgenoot?

Extreme klimaten

Extreme klimaten

Intro

Er is een Zuidpool en een Noordpool.

Het klimaat van beide polen is extreem koud.

In het midden van de aarde, rond de evenaar is het klimaat extreem warm.

 

In deze opdracht leer je hoe het is om te wonen in extreem warme of extreem koude omstandigheden.

 

Wat kan ik straks?

Leerdoelen

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • herkennen wat een extreem klimaat is.

  • uitleggen hoe mensen en dieren leven in koude gebieden zoals de poolgebieden, bijvoorbeeld de Noordpool.

  • uitleggen hoe mensen en dieren leven in een hete en droge plek zoals de woestijn, bijvoorbeeld de Sahara.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Je leest de pagina's over koude klimaatzones en droge klimaatzones.

Je beantwoordt vragen over het poolgebied en over woestijnen.

Stap 2

Je bekijkt video's over het leven op de Noordpool en leven in de woestijn.

Je gaat informatie erover verzamelen.

Deze informatie gebruik je in de eindopdracht.

Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over droge- en poolklimaten.
Eindopdracht Jullie gaan elkaar een brief schrijven. Hierin beschrijven jullie het verschil van leven in een poolgebied en leven in de woestijn.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Poolgebied en woestijn

Op aarde zijn verschillende klimaten. Bekijk het filmpje:

Klimaatzones van de wereld - Schooltv.nl

Je bekijkt nu hoe het is om in het Noordpoolgebied of in de woestijn te wonen. Schrijf bij ieder filmpje tien belangrijke woorden op over wonen in dit klimaat.

Bekijk dit filmpje over leven op de Noordpool:

De Noordpool - Schooltv.nl

Zou jij graag op de Noordpool wonen? Of liever in de Sahara?

Om een kijkje in het leven in de Sahara te hebben, bekijk je nu dit filmpje:

Mohamed woont in de woestijn - Schooltv.nl

Stap 2: Leven in extreme kou/hitte

Afronding

Begrippen

Droog klimaat
Klimaat met weinig neerslag.
Poolklimaat
Koud klimaat.
Woestijnklimaat
Klimaat met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is zeer droog(ongeveer minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Steppeklimaat
Klimaat met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat  (ongeveer 250 tot 500 mm neerslag per jaar).
Toendraklimaat
Koud klimaat. De gemiddelde temperatuur komt in de koudste maand niet boven de -3 °C. In de warmste maand blijft de temperatuur  tussen de 0 °C en 10 °C.
Sneeuwklimaat
Koud klimaat. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3 °C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0 °C.
Hooggebergteklimaat
Koud klimaat. Komt bijvoorbeeld voor in de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0 °C.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 millimeter neerslag per jaar.
Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.

 

 

Eindopdracht: Brief schrijven

Maak de eindopdracht samen.
Schrijf elkaar een brief.

Eén van jullie schrijft een brief over het leven in het Noordpoolgebied.
Beeld je in dat je daar woont en de ander erover wilt vertellen.

De ander schrijft een brief over het leven in de woestijn.
Je leeft daar en wilt uitleggen wat het leven in de woestijn inhoudt.


Jullie schrijven over deze onderwerpen: huisvesting, vervoer, kleding, voedsel, weer.

 

  • In de gereedschapskist kun je bekijken hoe je een brief schrijft.
  • De brieven bevatten minimaal 150 en maximaal 250 woorden.
  • Je mag er afbeeldingen bij zoeken.
  • Let op dat de brieven niet teveel taalfouten bevatten.

Klaar?
Beoordeel de brief van jezelf en van je klasgenoot.

Let daarbij op:
- staat alle informatie over huisvesting, vervoer, kleding, voedsel en weer in de brief?
- is het geschreven alsof je er zelf woont?
- ziet de brief er verzorgd uit, zijn er afbeeldingen toegevoegd?

 

Brief schrijven

Een brief is een goede manier om aan iemand te laten weten wat je van een bepaald
onderwerp vindt of iemand te vragen om in actie te komen rond een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • herkennen wat een extreem klimaat is

  • uitleggen hoe mensen en dieren leven in koude gebieden zoals de poolgebieden, bijvoorbeeld de Noordpool

  • uitleggen hoe mensen en dieren leven in een hete en droge plek zoals de woestijn, bijvoorbeeld de Sahara

Hoe ging het?

  • Tijd
    Had je voldoende tijd voor de opdrachten?

  • Eindopdracht 
    Had je voldoende informatie verzameld om een brief te schrijven?
    Hoe verliep de samenwerking met je klasgenoot?

Broeikaseffect

Broeikaseffect

Intro

Broeikasgassen zijn belangrijk voor het leven op aarde.

Maar als er te veel broeikasgassen in de lucht komen, blijft er extra warmte hangen. Daardoor wordt het warmer op aarde.

Er komt nu te veel CO2 in de lucht.
Dat komt doordat we nog steeds veel fossiele brandstoffen gebruiken, zoals olie, gas en kolen.

Als de temperatuur op aarde stijgt door meer broeikasgassen, noemen we dat het versterkte broeikaseffect.

Wat weet jij over het broeikaseffect en CO2-uitstoot?
Doe de klimaatquiz en ontdek hoe klimaatbewust jij bent!

Klik hier voor de quiz.

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat het broeikaseffect is. Ik gebruik daarbij de begrippen: atmosfeer, temperatuur en CO2.
  • benoemen welke gevolgen het broeikaseffect heeft.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft de gevolgen van het broeikaseffect door de mens en voor de mens.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Lees de Kennisbank over klimaatverandering.

Bekijk filmpjes over de gevolgen van klimaatverandering op Noordpool en in Nederland. Zet de zinnen over het broeikaseffect in de juiste volgorde.

Stap 2 Je leert dat door opwarming van de aarde de zeespiegel stijgt. Hoe snel dat kan gaan in Nederland zie je op de website van flood maps.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over het broeikaseffect.
Eindopdracht  Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets: Broeikaseffect.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 1 tot 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Opwarming van de aarde

Wat is klimaatverandering?

Het klimaat verandert als het gemiddelde weer langere tijd anders wordt. Meestal zie je dat doordat de temperatuur stijgt of daalt.

Hoe komt dat?

Klimaatverandering is er altijd al geweest. Soms was het veel kouder (ijstijden), soms juist veel warmer. Toen stond het zeewater ook hoger.

De afstand tussen de aarde en de zon speelt een rol. Als de zon dichterbij staat of actiever is, wordt het warmer op aarde.

Wat gebeurt er nu?

De afgelopen 100 jaar is de aarde steeds warmer geworden. Dat komt vooral doordat mensen veel fossiele brandstoffen gebruiken, zoals: olie, gas en kolen. Daardoor komt er extra CO2 in de lucht. CO2 is een broeikasgas dat warmte vasthoudt. Zo ontstaat het versterkte broeikaseffect.

Wat zijn de gevolgen?

  • Zeespiegel stijgt → meer kans op overstromingen.

  • Dieren en planten verdwijnen → sommige soorten kunnen niet tegen de warmte.

  • Voedselproblemen → op sommige plekken mislukken oogsten door droogte.

  • Meer ziektes → ziektes verspreiden zich makkelijker door het warmere klimaat.

Lees in de Kennisbank meer over klimaatverandering.
Bekijk ook het filmpje in de Kennisbank over het broeikaseffect.

Bekijk de video's.
Daarna maak je een oefening over de video's.

Voor het leven op de Noordpool heeft de opwarming ook gevolgen.

Video: Pinguïns en het broeikaseffect

Wat heeft de opwarming voor gevolgen voor Nederland?

Video: Nederland en het broeikaseffect

 

Stap 2: Hoe snel stijgt het water?

Als het warmer wordt op aarde stijgt, stijgt de zeespiegel.

Niemand weet precies hoe snel de aarde opwarmt.

Door de warmte zet het water in de oceanen uit.
Ook dat zorgt ervoor dat het water stijgt.

In de volgende oefening zie je wat er dan kan gebeuren.

Afronding

Begrippen

Broeikaseffect
De aarde houdt warmte van de zon vast door een laag gassen in de lucht (de atmosfeer).
Versterkt broeikaseffect
Mensen zorgen voor extra broeikasgassen in de lucht. Daardoor houdt de aarde nog meer warmte vast.

Broeikasgas

Een gas in de lucht dat warmte van de zon opvangt en weer uitstraalt. Voorbeelden zijn CO2 en methaan.

IJstijden
Periodes waarin het veel kouder was op aarde. Grote delen van het land lagen onder een dikke laag ijs.
(Land)ijs
Een dikke laag ijs die op het land ligt, bijvoorbeeld op de Zuidpool of Groenland.
Klimaatverandering
Het klimaat verandert. Bijvoorbeeld: het wordt op veel plekken warmer of natter.

Eindopdracht: Toets

In deze stap maak je de toets: Broeikaseffect.
Kies het juiste antwoord bij elke vraag.


Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • omschrijven wat het broeikaseffect is. Ik gebruik daarbij de begrippen: atmosfeer, temperatuur en CO2.
  • benoemen welke gevolgen het broeikaseffect heeft.

Hoe ging het?

  • Eindopdracht Toets

Vond je het makkelijk of moeilijk om de vragen te beantwoorden? Wat is het belangrijkste dat je geleerd hebt?

Afsluiting

Kennisbanken

Eindopdracht

Je hebt alle opdrachten van het thema 'Weer en klimaat' gemaakt.
Je sluit het thema af met het maken van 'Het Grote Weer- of Klimatenspel.

In het spel verwerk je allerlei informatie en afbeeldingen over:

  • klimaatzones
  • klimaatfactoren
  • soorten neerslag
  • extreme klimaten
  • het broeikaseffect.

Bedenk samen met een klasgenoot wat voor spel jullie gaan maken.
Voor ideeën en tips kijk je in de gereedschapskist.
Jullie hebben ongeveer 2 uur de tijd om het spel te maken.

Als jullie klaar zijn, speel het spel dan met je klasgenoten.
Zo kunnen jullie testen of de spelregels duidelijk zijn.

Klaar?
Kijk nog naar de beoordelingscriteria in de gereedschapskist.
Lever jullie spel daarna in bij de docent.

Hij/zij zal het spel beoordelen en letten op een aantal punten:

  • inhoud: hebben jullie een spel gemaakt waarin informatie en afbeeldingen over dit thema verwerkt zijn?
  • inhoud: zijn de spelregels duidelijk, zodat je het spel makkelijk kunt spelen?  
  • vormgeving: is jullie spel origineel en ziet het er mooi vormgegeven uit? Bevat het geen fouten?

 

Spel maken

Een spel is een creatieve manier om informatie te presenteren. Een deel van de lesstof verwerk je in een spel en door deze te spelen onthoud je de kennis beter. Er zijn veel verschillende soorten spellen waarin je informatie kunt verwerken. Denk bijvoorbeeld aan ganzenbord, memory, galgje, een kaartspel, een dominospel, enzovoorts.

 

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Verderkijker

Verderkijker
Aan het eind van dit thema vind je de 'verderkijker'. De verderkijker biedt een selectie bij het thema passende fragmenten uit het archief van Beeld en Geluid.
Voor het thema Weer en klimaat' zijn zes fragmenten geselecteerd.

Om de Teleblikfragmenten te kunnen bekijken moet je ingelogd zijn op Teleblik.
Voor meer informatie over het inloggen ga naar: teleblik.nl/faq/hoe-krijg-ik-toegang-tot-teleblik

Neerslag
Droogte in Nederland
Droogte in Nederland: speuren naar brand op de Veluwe.
Sneeuw- en lawineonderzoek
Dessing bezoekt een instituut voor sneeuw- en lawineonderzoek.

Extreme klimaten
Extreme klimaten - 1
De opwarming van de aarde is voor de planeet geen enkel probleem.
In het Noordpoolgebied was het miljoenen jaren geleden zo warm dat er een soort nijlpaarden leefden.
Klimaatverandering is alleen voor de mensheid een probleem.
Extreme klimaten - 2
Wat is een woestijn en hoe ontstaan ze?
In deze aflevering beklimt Wesselink een gletsjer met een groep bergbeklimmers in Patagonië, Chili.
Extreme klimaten - 3
Patagonië heeft het meest onberekenbare klimaat ter wereld.
Extreme klimaten - 4
Presentator Paul Luycx slaapt in de Westelijke woestijn in Egypte.

Terugkijken

Intro

  • Lees de Inleiding van dit thema nog eens door.
    Kun je de extreme klimaten rond de pool en de evenaar beschrijven?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je een van de oorzaken van het broeikaseffect benoemen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor dit thema was ongeveer 13 uur gepland.
    Had je voldoende tijd om het spel te maken en met je klasgenoten uit te proberen?
  • Inhoud
    In dit thema kwamen weer en klimaat uitgebreid ter sprake.
    Kun je het verband tussen weer en klimaat verklaren?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het leuk om een spel te maken over allerlei weetjes van weer en klimaat?
    Kreeg je daardoor meer overzicht van alle onderwerpen die in dit thema behandeld zijn?
  • Het arrangement Thema: Weer en klimaat - vmbo12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-18 09:29:32
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Weer en klimaat' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Mens en Maatschappij voor vmbo-12. In dit thema leer je aan de hand van verschillende opdrachten meer over klimaatzones, klimaatfactoren, neerslag, extreme klimaten en het broeikaseffect. Je sluit het thema af door in tweetallen 'Het grote Weer- of Klimatenspel' te maken. In dit spel komt de geleerde informatie terug. Ook is er een diagnostische toets beschikbaar.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Weer; Systeem aarde; Fysieke leefomgeving; Mens en maatschappij; Aardrijkskunde; Klimaat;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    13 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, broeikaseffect, extreme klimaten, klimaatfactoren, klimaatzones, mens en maatschappij, neerslag, stercollectie, vmbo-12, weer en klimaat

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Toetsen. (z.d.).

    Thema Weer en klimaat 1 toetsen

    https://maken.wikiwijs.nl/143677/Thema_Weer_en_klimaat_1_toetsen

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Broeikaseffect - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129610/Opdracht__Broeikaseffect___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Extreme klimaten - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129354/Opdracht__Extreme_klimaten___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Klimaatfactoren - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129352/Opdracht__Klimaatfactoren___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Klimaatzones - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129343/Opdracht__Klimaatzones___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Neerslag - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129353/Opdracht__Neerslag___vmbo12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Weer en Klimaat - 1 D-Toets

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.