Thema: Ecoreizen - De Reis h45

Thema: Ecoreizen - De Reis h45

Ecoreizen

Ecoreizen

ECOREIZEN BV SCHRIJFT WEDSTRIJD UIT !

ECOREIZEN BV is een reisbureau in oprichting en wil groen en duurzaam reizen onder jongeren stimuleren.

ECOREIZEN BV wil jongeren de kans geven om goedkoop en toch verantwoord groen en duurzaam te reizen!

ECOREIZEN BV looft een prijs uit voor de meest groene en duurzame reis!

ECOREIZEN BV nodigt jongeren uit om als potentiële consultants een plan in te dienen voor een groene en duurzame wereldreis.



Voorwaarden

  • Gedurende de wereldreis moet elk continent bezocht worden.
  • Op minstens twee continenten moet onderzoek gedaan worden naar enkele relevante ecologische situaties.
  • Het plan moet vergezeld gaan van een folder, waarin de groene ecologische reis aangeprezen wordt.
  • Het plan moet worden gepresenteerd voor een door ECOREIZEN BV samengestelde jury, waarbij de volgende vragen aan bod moeten komen: welke route is het meest groen en duurzaam, welk vervoermiddel wordt daarbij gebruikt, welk soort brandstof is vanuit duurzaamheidsperspectief het meest voor de hand liggend, hoeveel en wat is nodig om de belasting van de natuur en het milieu tengevolge van deze reis te compenseren?
  • De presentatie en de gemaakte keuzes moeten gemotiveerd worden met behulp van inhoudelijke technische, technologische en chemische argumenten en voorzien zijn van uitgewerkte berekeningen.
  • Van je docent hoor je welke prijzen er te verdienen zijn.

Inleiding

Wat ga je doen?

Je doet mee aan de wedstrijd van ECOREIZEN BV.

Je schrijft je in, in een groep van vier personen. Kleinere groepjes zijn onhandig, omdat tijdens een aantal activiteiten verschillende dingen tegelijkertijd moeten gebeuren. Je kunt dan opsplitsen in twee groepjes van twee.

Om jullie te helpen de meest groene en duurzame reis te ontwerpen, doe je een aantal activiteiten. In deze activiteiten oefen en leer je belangrijke dingen die je zullen helpen bij het ontwerpen van de winnende reis.

Je moet alle activiteiten uitvoeren, maar je mag zelf bepalen in welke volgorde je activiteit 1 t/m 4 gaat doen. Daarna doe je activiteit 5, 6 en 7.

Al doende behandel je zo een aantal eindtermen van het examenprogramma. Onder het kopje 'Wat ga je leren' worden deze genoemd.

 

Jullie gaan:

  • Engage: inventariseren wat je allemaal moet onderzoeken en weten om de winnende groene en duurzame reis te ontwerpen.
  • Explore: je reis uitstippelen, experimenten uitvoeren, leren over duurzaamheid, oefenen met rekenen.
  • Explain: rekenen aan je reis en voorbereiden op de presentatie.
  • Elaborate: wat je geleerd hebt in een andere situatie toepassen.
  • Evaluate: je reis in een folder en in een presentatie presenteren voor de jury.

In de tabel staat hoeveel lessen je hier ongeveer mee bezig bent.


Activiteit   Max. aantal lessen
Engage   1
Explore Activiteit 1 2
  Activiteit 2 3
  Activiteit 3 2
  Activiteit 4 2
  Activiteit 5 1
Explain Activiteit 6 1
  Activiteit 7 1
Elaborate   1
Evaluate   3
  Totaal 17

Hoe verloopt een les?

Elke les verloopt als volgt:

  • Als je binnenkomt, pak je de spullen die je voor deze les nodig hebt.
  • Je gaat in je groepje (van 4) zitten.
  • Je stelt vast wie in deze les welke rol heeft. Lees hier meer over in ‘samenwerken’.
  • Je bekijkt het groepslogboek en verwerkt de opmerkingen van de docent. Eventueel stel je de planning bij.
  • Je bespreekt het huiswerk.
  • Je voert de planning van de les uit. Uiteraard doe je verslag van wat je doet in het groepslogboek.
  • De laatste 10 minuten check je of het groepslogboek volledig is ingevuld en of duidelijk is wat het huiswerk is voor de volgende les.

Samenwerken

Om het groepswerk goed te laten verlopen heeft elk groepslid een eigen taak, naast de taken die volgens afspraak uitgevoerd moeten worden.

Deze taken zijn: de voorzitter, de secretaris, de contactpersoon en de klusser.

De voorzitter:

  • Heeft de leiding.
  • Maakt in onderling overleg een planning en zorgt ervoor dat iedereen weet wat hij moet doen.
  • Houdt de tijd in de gaten.
  • Verdeelt de taken eerlijk over de groepsleden.
     

De secretaris:

  • Schrijft de planning en de afspraken op.
  • Schrijft de resultaten van het onderzoek of de practica op.
  • Is eindverantwoordelijk voor het groepslogboek.

 


De contactpersoon:

  • Inventariseert eventuele vragen.
  • Checkt altijd eerst of een groepsgenoot de antwoorden weet.
  • Vraagt, als niemand in de groep de antwoorden weet, hulp aan docent of TOA.


 



De klusser:

  • Haalt de spullen voor het practicum.
  • Ruimt alles netjes op.
  • Doet andere klusjes die noodzakelijk zijn voor een goed verloop van het onderzoek.

 


Taken van alle groepsleden:

  • Eigen inbreng hebben
  • Planning en eigen taken uitvoeren (dus ook hun eigen onderzoek: theorie en experimenten)
  • Afspraken nakomen
  • Groepslogboek bijhouden

Groepslogboek

In het groepslogboek houden jullie bij wat jullie in elke les doen en leren. Dit groepslogboek is een gezamenlijk document, waar jullie samen in werken. Maak hier goede afspraken over. Zo kun je in het groepslogboek terugzien waar iedereen mee bezig is en online op elkaar reageren. Jullie docent zal ook opmerkingen maken in het logboek. Bekijk en verwerk deze opmerkingen aan het begin van elke volgende les.

Van je docent hoor je welk systeem je zult gebruiken om in te werken.
Mogelijk is dat Google Drive . Ook zal je docent aangeven wat de eisen zijn voor de naamgeving van je logboek (dit om alles overzichtelijk te houden) en zal je docent je vragen om hem of haar toegang te geven tot het document.


Zie hier een mogelijke opzet van het groepslogboek. Dit is maar een voorbeeld, het kan nodig zijn om zelf een model te vinden. Dit kan ook per les wisselen.

Namen groepsleden:
Datum:
Les:
Aanwezige groepsleden in deze les:
Afwezig:

Taak Vorige les Deze les
A.  Voorzitter
 
Naam :
Les :
Naam :
Les :
B.  Secretaris
 
Naam :
Les :
Naam :
Les :
C.  Klusser
 
Naam :
Les :
Naam :
Les :
D.  Contactpersoon
 
Naam :
Les :
Naam :
Les :


Je kan ook de onderstaande vragen gebruiken in het groepslogboek.

  • Heeft iedereen gedaan wat door jullie onderling was afgesproken?
  • Welke bronnen heb je deze les bestudeerd?
  • Welke experimenten heb je deze les gedaan?
  • Wat heb je deze les geleerd?
  • Hebben jullie alles af wat je gepland hebt?
  • Als je niet meer op schema loopt, waarin uit zich dat en wat ga je doen om weer op schema te komen?
  • Zijn er nog vragen waar je deze les geen antwoord op hebt gekregen?
  • Hoe verloopt de samenwerking tussen de groepsleden?
  • Wat ga je de volgende les anders en/of beter doen?
  • Overige opmerkingen:

Wat ga je leren?

Deze eisen kun je terugvinden op deze site.
Je gaat leren:
Inhoudelijk:

  • Subdomein B1
    Deeltjesmodellen. De kandidaat kan deeltjesmodellen beschrijven en gebruiken.
  •  
  • Subdomein B2
    Eigenschappen en modellen. De kandidaat kan macroscopische eigenschappen van een stof of materiaal in relatie brengen met deeltjesmodellen.
  •  
  • Subdomein C2
    Chemisch rekenen. De kandidaat kan met behulp van kennis van chemische reacties en behoudswetten berekeningen maken over een proces.
  •  
  • Subdomein G4
    Groene chemie. De kandidaat kan bij grootschalige productieprocessen aspecten van duurzaamheid en groene chemie benoemen.

Vaardigheden:

  • Subdomein A1
    Informatievaardigheden gebruiken. De kandidaat kan doelgericht informatie zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken.
  •  
  • Subdomein A2
    Communiceren. De kandidaat kan adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal in het publieke domein communiceren over onderwerpen uit het desbetreffende vakgebied.
  •  
  • Subdomein A3
    Reflecteren op leren. De kandidaat kan bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op eigen belangstelling, motivatie en leerproces.
  •  
  • Subdomein A6
    Ontwerpen. De kandidaat kan in contexten op basis van een gesteld probleem een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren en daarbij relevante begrippen, theorie en vaardigheden en valide en consistente redeneringen hanteren.
  • Subdomein A9
    Waarderen en oordelen. De kandidaat kan in contexten een beargumenteerd oordeel geven over een situatie in de natuur of een technische toepassing, en daarin onderscheid maken tussen wetenschappelijke argumenten, normatieve maatschappelijke overwegingen en persoonlijke opvattingen.
  •  
  • Subdomein A11
    Redeneren in termen van context-concept. De kandidaat kan in leefwereld-, beroeps- en technologische contexten chemische concepten herkennen en gebruiken en kan op basis daarvan voorspellingen doen, en berekeningen en schattingen maken.
  •  
  • Subdomein A14
    Redeneren in termen van duurzaamheid. De kandidaat kan in maatschappelijke, beroeps- en technologische contexten aspecten van duurzaamheid aangeven en beschrijven.

Beoordeling

De wedstrijd wordt afgesloten met een foldermarkt en een presentatie.
Een jury beoordeelt de folders en de presentatie.
Aansluitend is de prijsuitreiking.

Je hoort van je docent hoe je precies wordt beoordeeld.

Downloads

Downloads
In deze module wordt verwezen naar de volgende downloads:

Experimenten Bronnen

Engage

Introductie

Inventariseer in jullie groep wat je allemaal zou moeten onderzoeken en moeten weten om een groene en duurzame reis te kunnen maken.

Doe dit op de volgende wijze:

  • Iedereen schrijft individueel op wat hij/zij zou willen onderzoeken en te weten zou willen komen.
  • Als iedereen klaar is, geef je jouw papier door aan je buurman/buurvrouw. Deze leest door wat er geschreven staat en vult aan met eigen ideeën. Liefst met een andere kleur pen.
  • Dit doe je nog twee keer, zodat je uiteindelijk je eigen blaadje weer terug hebt.
  • Als het goed is heeft nu iedereen hetzelfde op papier staan. Maak nu gezamenlijk een lijst met vragen die jullie willen onderzoeken. Neem deze lijst op in het groepslogboek.

Planning

Maak een planning met je groep. Bekijk eerst alle activiteiten (die genoemd zijn in Explore, activiteit 1 tot en met 5) en maak dan een keuze in welke volgorde je aan de slag wil gaan.

Activiteit 1 t/m 4 mag je in een willekeurige volgorde doen.
Houd rekening met het maximaal aantal lessen dat je aan elke activiteit kunt besteden (zie "Wat ga je doen?" in de Introductie). In totaal heb je (inclusief deze les) 17 lessen de tijd.

Houd rekening met de eigen onderzoeksvragen die jullie in de 'Engage'-fase geformuleerd hebben. Als er vragen zijn die volgens jullie niet aan de orde komen in de geformuleerde activiteiten, maak dan een plan hoe je deze vragen zou kunnen beantwoorden.

Neem de planning op in het groepslogboek.

Explore

Activiteit 1 - Opdracht 01

Wereldreis uitstippelen
In deze activiteit gaan jullie een groene, duurzame wereldreis uitstippelen.

01 - individueel
Bestudeer voor de noodzakelijke achtergrondinformatie de volgende bron.

Bron: Het broeikaseffect

Er is veel te doen over het broeikaseffect.
In de discussies speelt \(\small{C}{O}_{{{2}}}\) een belangrijke rol.




Maak de volgende oefening.

Toets:Broeikaseffect

  1. Schrijf nu minstens vier activiteiten waarbij \(\small{C}{O}_{{{2}}}\) ontstaat.
  2. Verzin manieren waarop jij zelf de uitstoot van \(\small{C}{O}_{{{2}}}\) kunt beperken.

Bespreek de antwoorden op deze vragen met je groepsgenoten.

Activiteit 1 - Aan de slag 1

Aan de slag 1: Wereldreis uitstippelen - teamopdracht
Jullie gaan nu de wereldreis daadwerkelijk uitstippelen. Houd alles goed bij in jullie (digitale) groepslogboek, die eventueel in googledrive staat.
Bij het uitstippelen moeten jullie je aan de volgende spelregels houden.

 

Spelregels

  • Je hebt 30 dagen om de wereld rond te reizen.
    Je vertrekt uit je woonplaats en moet daar na 30 dagen weer uitkomen.
  • Je bezoekt alle continenten, op Antarctica na.
  • Op ieder content plan je één dag waarop je niet reist
  • Je mag overal de Nederlandse tijd aanhouden.
  • Op twee continenten doe je een experiment. (Zie activiteit 2).
  • Je moet minimaal drie verschillende vervoermiddelen gebruiken.
    Waarvan in ieder geval één keer de bioethanol-auto.

a.
Stippel de reis uit en maak hierbij gebruik van een (bos)atlas of van GoogleEarth of GoogleMaps.

b.
Verdeel de reis in etappe's en bepaal per etappe de afstand hemelsbreed op de kaart. Maak hiervoor eventueel gebruik van de site www.indo.com/distance .

c.
Bedenk per etappe welk vervoermiddel je gaat gebruiken.
Je mag gebruik maken van de volgende vervoermiddelen:
fiets, benzineauto, bioethanolauto, bus, trein, boot en vliegtuig.

Uiteraard kun je alleen de boot of het vliegtuig gebruiken om over water te komen. Reis je over land dan mag je ervan uitgaan dat overal goede snelwegen en/of spoorwegen liggen.
Zorg dat je je bij de keuze van het vervoermiddelen aan de spelregels houdt.

d.
Reken de afstanden hemelsbreed om in reisafstanden.
Gebruik de volgende vuistregels:

  • Reis je per boot of vliegtuig dan is de afstand hemelsbreed gelijk aan de reisafstand.
  • Reis je over land, dan is de reisafstand ongeveer 1,5 x de afstand hemelsbreed.

e.

Bereken per etappe hoeveel brandstof je nodig hebt.
Gebruik de gegevens in onderstaande tabel.


Vervoermiddel Brandstof1 Formule1 Snelheid2 Verbruik3 Dichtheid4 Max. uur5
Fiets Glucose \(\small{C}_{{{6}}}{H}_{{{12}}}{O}_{{{6}}}\) 20 250,0 1,58 10
Auto Benzine \(\small{C}_{{{7}}}{H}_{{{16}}}\) 95 18,3 0,72 10
Auto Bioethanol \(\small{C}_{{{2}}}{H}_{{{5}}}{O}{H}\) 95 15 0,80 10
Bus Diesel \(\small{C}_{{{8}}}{H}_{{{18}}}\) 70 33,0 0,82 17
Trein Kolen/Elektriciteit \(\small{C}\) 100 32,6 3,50 22
Boot Stookolie \(\small{C}_{{{10}}}{H}_{{{22}}}\) 65 61,5 0,95 22
Vliegtuig Kerosine \(\small{C}_{{{9}}}{H}_{{{20}}}\) 750 7,6 0,90 19

In de tabel is per vervoermiddel gegeven:
  1. de brandstof die het vervoermiddel verbruikt (ook in formulevorm).
  2. de snelheid van het vervoermiddel in km/uur.
  3. het verbruik van het vervoermiddel in (pers*km)/L
    aantal km dat 1 persoon kan reizen per liter brandstof.
  4. de dichtheid van de brandstof in kg/L.
  5. het aantal uur dat je maximaal op één dag met dit vervoermiddel kunt reizen.

f.

Gebruik de gegevens uit de tabel ook om uit te zoeken hoeveel tijd je voor de verschillende etappes nodig hebt.
Lukt het je om de reis in 30 dagen te voltooien?
Heb je op ieder content één dag die je niet hoeft reizen?

 

Activiteit 2 - Aan de slag 2

In deze activiteit doe je op twee continenten een experiment. Hiermee oefen je bepaalde berekeningen. Dit soort berekeningen ga je in activiteit 5 en 6 nodig hebben.

Aan de slag 2: Experimenten op continenten - teamopdracht
Lees de exprimenten goed door en kies er twee uit waarvan je denkt dat de berekeningen bij het betreffende experiment een goede oefening zijn. Mocht je toch nog in moeilijkheden komen bij de berekeningen, dan kun je ook eerst activiteit 4 uitvoeren.

Je hoeft slechts op twee continenten een experiment te doen. Lees voordat je de experimenten download op pagina 5 van deze activiteit, eerst pagina 1 t/m 4 goed door.
 


Voordat je een experiment doet, maak je eerst een werkplan. Pas als dit door de docent of de TOA is goedgekeurd, mag je het experiment uitvoeren.
Noteer je waarnemingen, je resultaten, je berekeningen en je conclusies in het groepslogboek. Maak ook de vragen die bij de experimenten staan in het groepslogboek.

 

Voorbereiding:

  • Maak een werkplan (hierin staat wie wat haalt / doet en op welk moment).
  • Laat je werkplan door de docent of de TOA controleren.

Tijdens de les:

  • Ga aan de slag (houd je aan het goedgekeurde werkplan).
  • Noteer alle waarnemingen, ook als daar niet speciaal naar wordt gevraagd! Vergeet de waarnemingen aan de beginstoffen niet te beschrijven (dus vóór samenvoegen). Iemand die je waarnemingen leest, moet het hele experiment als het ware voor zich kunnen zien.
  • Ruim alles op en was je handen!

Tijdens de les, na de uitvoering van de proef:

  • Beantwoord de vragen bij de proef.
  • Formuleer de conclusie. Let op de onderzoeksvragen (of het doel).
  • Controleer tot slot of je alles weet wat aangegeven is (op het werkblad bovenaan in het kader).
  • Verwerk het bovenstaande uiteraard allemaal in het groepslogboek.
  • Maak dit eventueel thuis af!


Werkplan

  1. Schrijf in eigen woorden het doel van het experiment op.
  2. Schrijf in eigen woorden puntsgewijs de taken op en in welke volgorde deze gedaan moeten worden.
  3. Geef aan hoeveel tijd je per taak nodig denkt te hebben.
  4. Schrijf per taak uit welke materialen, dus ook boeken, Binas, computer, gebruikt worden.
  5. Beschrijf wat je gaat doen in het kader van de veiligheidsvoorschriften (gebruik hiervoor de op school aanwezige informatie over veiligheid).
  6. Beschrijf wat je uit milieu-overwegingen met het afval gaat doen (gebruik hiervoor de op school aanwezige informatie over veiligheid).
  7. Geef per taak aan wie deze taak uitvoert.
  8. Laat je docent het werkplan nakijken en neem eventuele op- of aanmerkingen over.

Activiteit 2 - De experimenten

Lees nu eerst de kennisbank door over het rekenen met gassen en mollen.
KB: Rekenen met mollen

Korte beschrijving van de experimenten:

Europa:
Hier oefen je met het omrekenen van grammen naar aantal molen gas en het rekenen met massapercentages.

Azië:
Hier oefen je met rekenen met het molaire volume van gassen en vandaar uit met het berekenen van massapercentages.

Afrika:
Hier oefen je met rekenen met dichtheden van vloeistoffen en gassen en vandaar uit naar aantallen grammen en molen.

Zuid-Amerika:
Hier oefen je met rekenen met het molaire volume van gassen en vandaar uit naar de samenstelling van een mengsel van gassen.

Noord-Amerika:
Hier oefen je met rekenen met het molaire volume van gassen en aan de hand daarvan het berekenen van massapercentages.

Australië:
Hier oefen je met rekenen met het molaire volume van gassen en aan de hand daarvan het berekenen van het aantal gram en het aantal mol van de reagerende stof.

Download de experimenten: Experimenten continenten .

Tips:

  • Je kunt deze experimenten verdelen in je groep van vier personen. Ieder tweetal doet dan één experiment.
  • Mocht je er niet uitkomen, raadpleeg dan de bronnen bij activiteit 4. Deze activiteit kan je eerst doen om vervolgens terug te komen op het experiment omdat je er nog niet uitkwam.

Activiteit 3 - Aan de slag 3

Bij deze activiteit leer je wat precies onder duurzaamheid en duurzame ontwikkeling wordt verstaan.

Aan de slag 3: Duurzaam? - teamopdracht
Maak in het teamlogboek een samenvatting van de volgende twee bronnen.

Bron: Duurzame ontwikkeling
Bron: Wat is een duurzame ontwikkeling?

02 - individueel
Om een groene en duurzame reis te ontwerpen moet je iets over kringlopen weten (bron: Kringlopen) en weten welke criteria er zijn voor duurzame ontwikkeling en hoe je die kunt gebruiken om goede beslissingen te nemen ten aanzien van je reis (bron: Criteria voor duurzame ontwikkeling).

Bron: Kringlopen
Bron: Criteria voor Duurzame ontwikkeling

Activiteit 3 - Aan de slag 4

Aan de slag 4: Duurzaamheid in de praktijk - teamopdracht
Jullie gaan nu met de opgedane kennis bedenken wat jullie belangrijke criteria vinden voor een groene en duurzame reis. Beantwoord hiertoe de onderstaande vragen.

  1. Formuleer nu aan de hand van de regels, behoeften en criteria uit bron: Criteria voor duurzame ontwikkeling de punten die volgens jullie van belang zijn voor een groene en duurzame reis.
  2. Vergelijk jullie criteria met de concrete criteria zoals die in het voorbeeld van de NS worden vermeld.
Bron: De NS en duurzaamheid (een voorbeeld)
  1. Zoek op internet naar soortgelijke concrete criteria voor reizen met het vliegtuig (KLM), met de boot, met de auto en met de fiets.

Om je reis zo groen en duurzaam mogelijk te maken zul je beslissingen moeten nemen. In de volgende opdrachten word je hiermee geholpen.

Activiteit 3 - Aan de slag 5

Aan de slag 5: Duurzame keuzes - teamopdracht
Als je een wereldreis maakt, moet je je van te voren realiseren dat niet elke reis, dat niet elk voertuig en dat niet elke brandstof groen en duurzaam is. Zoals je hebt gezien, is het heel moeilijk te zeggen: dít is duurzaam en dát niet. Het gaat eigenlijk om de vraag wat is het meest duurzaam?

Om dit goed te kunnen bepalen, moet je de criteria voor duurzaamheid (duurzame ontwikkeling) gaan wegen. Dat wil zeggen dat je moet gaan bepalen wat jíj het meest duurzaam vindt, dus welk criterium het zwaarst weegt in je afweging.

  1. Schrijf alle criteria voor een duurzame ontwikkeling m.b.t een groene en ecologische verantwoorde reis op.
  2. Geef met getallen aan welk criterium jullie het belangrijkste vinden.
    Waarbij het getal 1 bij het belangrijkste criterium staat.
  3. Probeer de belangrijkste 3 criteria te ‘vertalen’ naar een groene en duurzame reis (zie ook het voorbeeld van de NS op de vorige pagina). Wat betekent dit nu voor de afstand, voor het vervoermiddel, voor de brandstof, voor de uitlaatgassen, voor de snelheid, voor het comfort enz.
  4. Trek nu een conclusie over wat volgens jullie de meest duurzame en groene wereldreis zal zijn.

Activiteit 4

In deze activiteit leer je rekenen met dichtheden, met grammen, met porties (mollen) en met het molaire volume van gassen. Ook leer je hoe je met behulp van reactievergelijkingen aan de hand van gegeven hoeveelheden van één van de stoffen, de (nog) onbekende hoeveelheden van de andere stoffen die in de reactie een rol spelen, kunt berekenen.

03 - individueel
Lees de bronnen en beantwoord de vragen die in de bron 'Werken en rekenen met gassen staan' staan. Deze opdracht moet iedereen individueel doen omdat er een paar erg belangrijke aspecten van scheikunde aan bod komen. De experimenten 4.1 en 4.2 die genoemd worden staan op de volgende pagina.

Bron: Een behulpzame winkelier
Bron: Werken en rekenen met gassen.

04 - individueel
Om de opgedane kennis te toetsen staat in de popup een niveautoets. Een niveautoets is een toets die zich aanpast aan je niveau. Als je het antwoord goed hebt, krijg je een moeilijkere opgave. Als je antwoord fout is, krijg je een makkelijkere vraag. Chemisch rekenen


Aan de slag 6: Last van (rekenen met) gassen? - teamopdracht
De experimenten, genoemd in de bron: werken en rekenen met gassen, kun je hieronder downloaden. Voer experiment 4.1 uit met je groepje. Noteer de antwoorden weer in jullie (digitale) logboek. Experiment 4.2 beschrijft een experiment die jullie niet zelf gaan uitvoeren maar dit zal jullie een beter beeld over gassen geven.

Experiment 4.1: Gassen wegen
Experiment 4.2: Chloor en waterstof

Activiteit 5

Bij deze activiteit ga je alle kennis die je tot nu vergaard hebt op een rijtje zetten en met elkaar delen. De bedoeling is dat ieder lid van de groep op het einde hetzelfde weet, begrijpt en kan.

Aan de slag 7: Reflectie - teamopdracht
Bekijk de eigen onderzoeksvragen, die je in de 'Engage'-fase geformuleerd hebt.
Bepaal welke vragen inmiddels beantwoord zijn. Daarbij legt iedereen aan elkaar in de groep uit wat hij/zij geleerd heeft van de tot nu toe gedane activiteiten.

Explain

Activiteit 6 - Aan de slag 8

In deze activiteit reken je aan de reis zoals jullie die vastgesteld hebben.

Aan de slag 8: Brandstof - teamopdracht
Bereken de \(\small{C}{O}_{{{2}}}\)-productie van jullie duurzame en groene reis.
In activiteit 1 heb je berekend hoeveel brandstof je nodig hebt voor de reis.
 

  1. Neem de volgende tabel over en vul deze in.

Vervoermiddel Brandstof Formule Verbruikt \(\small{C}{O}_{{{2}}}\)
Fiets Glucose \(\small{C}_{{{6}}}{H}_{{{12}}}{O}_{{{6}}}\)    
Auto Benzine \(\small{C}_{{{7}}}{H}_{{{16}}}\)    
Auto Bioethanol \(\small{C}_{{{2}}}{H}_{{{5}}}{O}{H}\)    
Bus Diesel \(\small{C}_{{{8}}}{H}_{{{18}}}\)    
Trein Kolen/Elektriciteit \(\small{C}\)    
Boot Stookolie \(\small{C}_{{{10}}}{H}_{{{22}}}\)    
Vliegtuig Kerosine \(\small{C}_{{{9}}}{H}_{{{20}}}\)    

  1. Bereken hoeveel ton \(\small{C}{O}_{{{2}}}\) je produceert op je reis en vul deze gegevens in, in je tabel.
  2. Bereken hoeveel m³ zuurstof je gebruikt op je reis (voor de verbranding van brandstof).

Activiteit 6 - Aan de slag 9

Aan de slag 9: Neutraliserende bossen - teamopdracht
Bereken hoeveel hectare eikenbos nodig is om die \(\small{C}{O}_{{{2}}}\) (binnen 30 dagen) uit de lucht te halen (te assimileren). Gebruik daarbij de onderstaande tips.

Tips

  • Neem aan dat 1 hectare bos 10 000 kg \(\small{C}{O}_{{{2}}}\) per jaar uit de lucht haalt.
  • (Koolstofassimilatie = \(\small{6}{C}{O}_{{{2}}}\) + \(\small{6}{H}_{{{2}}}{O}→{C}_{{{6}}}{H}_{{{12}}}{O}_{{{6}}}\) + \(\small{6}{O}_{{{2}}}\))
  • Deelberekeningen: Bereken hoeveel kg \(\small{C}{O}_{{{2}}}\) in 10 dagen door het bos wordt geassimileerd.

Activiteit 7

In deze activiteit maak je een folder en een samenvatting. Ook bereid je een presentatie voor. De samenvatting helpt je om een goede presentatie te geven. Lees deze eerst door.
Op de volgende pagina’s vind je aanwijzingen die je helpen een goede folder en een goede presentatie te maken.

Aan de slag 10: De folder - teamopdracht
Promoot in deze folder jouw ecologisch verantwoorde wereldreis, de volgende onderdelen moeten aan bod komen:

  • De reis zelf.
  • Het vervoermiddel.
  • De gebruikte brandstof.
  • De compensatie die nodig is.


Aan de slag 11: Samenvatting, hulp bij het presenteren - teamopdracht
Maak een samenvatting die jullie kunnen gebruiken bij de presentatie. Lees hieronder hoe je dit doet. En bereid een presentatie voor, de samenvatting helpt jullie hierbij.


Hoe maak ik een samenvatting? 

  1. Vermeld je naam, de datum en je klas (elke groep maakt een samenvatting van zijn eigen reis!)
  2. Laat je reisschema duidelijk zien (bij voorkeur in een schema of tabel): bestemmingen + reisroutes + afstanden + vervoermiddelen + reistijden (incl. extra verblijfdagen!) + brandstofverbruik.
  3. Totale afstanden /brandstofverbruik per vervoermiddel (duidelijk vermelden).
  4. Verbrandingsreacties van alle brandstoffen uitwerken (ook als je ze niet gebruikt!)
  5. Geef de antwoorden van je ‘chemisch rekenwerk’. (Laat ook je berekeningen zien!)
  6. Geef in een schema de koolstofkringloop weer.
  7. Zet op een rijtje de voor jullie reis belangrijkste criteria voor duurzaamheid, duurzame ontwikkeling en geef duidelijk aan hoe die in deze reis naar voren komen.

Activiteit 7 - Folder maken

Hoe maak je een goede folder?


Vragenlijst bij de voorbereiding

Doel en vormgeving
Bij elke vorm van communicatie is het van belang dat je je goed bewust bent van je doel en je doelgroep. Op basis hiervan moet je eventueel je taalgebruik aanpassen en/of de informatie die je geeft. Een krant heeft bijvoorbeeld een totaal andere doelgroep dan een reclame voor kinderen. Ook de doelen zijn erg verschillend. Een krant is bijvoorbeeld informatief, een reclame overtuigend.
Wat is het doel van de folder? Amuseren, informeren of overtuigen? Wat wil je de lezer vertellen? Wat is de hoofdgedachte in de folder?
En hoe geef je je folder weer? Dit is je invalshoek en geeft structuur aan je folder; een historische benadering, een actuele benadering, een maatschappelijke benadering of een technische benadering?

Doelgroep
Wie is (zijn) je lezer(s)?:

  • iemand die je kent, bijvoorbeeld: je vriend/vriendin;
  • iemand die je niet kent, bijvoorbeeld: de wethouder;
  • een groep met duidelijke kenmerken, bijvoorbeeld de leerlingen uit de bovenbouw of de gemeenteraadsleden;
  • een groep met vage kenmerken, bijvoorbeeld: jongeren.

Wat zou de lezer graag over het onderwerp willen weten, wat is interessant voor haar/hem?

Ken je het onderwerp?
Weet je voldoende over het onderwerp?
Verken je onderwerp om die vraag te beantwoorden. Dit doe je door:

  • te brainstormen. Schrijf bijvoorbeeld alle trefwoorden op die je bij het onderwerp te binnen schieten, of maak een woordspinnenweb. Hierbij zet je het onderwerp als een spin in het web en de trefwoorden er om heen. Kijk of er draden te trekken zijn van het ene naar het andere woord.
  • een vaste vragenlijst af te werken. Gebruik vaste vraagwoorden als: wie, wat, waar, wanneer, waarom. Voorbeelden van dergelijke vragen zijn: Wat houdt het in? Wat zijn de kenmerkende verschijnselen? Wat zijn de voorbeelden? Wie heeft wat waarom gedaan?


Informatie
Heb je meer informatie nodig?
Vraag jezelf, als je op zoek moet naar informatie, af:

  • Wat staat in de opdracht?
  • Op welke vragen moet ik antwoord geven?
  • Op welke vragen weet ik het antwoord al?
  • Welke antwoorden kan ik niet zelf geven?


Let op: documenteren is een middel en geen doel.



Aandachtspunten bij de voorbereiding

Je doelgroep/lezerspubliek
Probeer zoveel mogelijk over je lezer te weten te komen:

  • zijn leeftijd,
  • zijn kennis over het onderwerp,
  • of hij je gedachtegang kan volgen,
  • welke begrippen je moet uitleggen,
  • wat je taalgebruik moet zijn.

Ga bij een groep op zoek naar de overeenkomsten en vraag je dan bijvoorbeeld af of de presentatie aantrekkelijk of juist zakelijk moet zijn.

De deelonderwerpen
Rangschik wat je de lezer beslist wil vertellen.
Stip wat de lezer al weet hooguit beknopt aan.
Selecteer je onderwerpen steeds met het doel van je folder voor ogen.
Bepaal hoeveel alinea's je aan een deelonderwerp besteedt.

Verwerking van bronnen
Lees je bronnen goed.
Markeer bijvoorbeeld met een markeerstift die gedeelten die voor jou van belang zijn (gebruik bij meer deelvragen meer kleuren). Bij gebruik van meerdere bronnen is het de bedoeling dat je informatie in een schema bij elkaar zet.

Randvoorwaarden
Houd rekening met de omvang van je folder.
Houd rekening met eisen aan illustraties.



De folder zelf

Schrijf een eerste versie en vervolgens een definitieve versie van je folder. Je moet je aan de opbouw, zoals hier beschreven, houden.

Titel
Bedenk een in het oog lopende, korte en krachtige titel, waaruit de hoofdgedachte spreekt en/of de lezer geïnteresseerd maakt.

Inleiding

  • Introduceer je onderwerp. Je kunt dit doen vanuit een voorbeeld, de geschiedenis, de actualiteit, een vraag, een stelling, een aanleiding of het belang van de lezer.
  • Gebruik zo mogelijk een treffende eerste zin, een citaat of een anekdote.
  • Omschrijf je onderwerp.
  • Gebruik eventueel een stelling of een vraag om een relatie te leggen tussen de inleiding en het middenstuk.


Middenstuk
Werk hier je deelonderwerpen uit:

  • denk aan een logische volgorde
  • geef je informatie in kleine brokken
  • licht toe met voorbeelden
  • gebruik eventueel illustraties


Slot
Rond je onderwerp af.
Benadruk de hoofdgedachte in de vorm van een conclusie of samenvatting, bijvoorbeeld met behulp van:

  • een afweging,
  • een toekomstverwachting,
  • een aansporing.

Besteed aandacht aan de laatste zin, dat is wat de lezer onthoudt. Zorg dat je slot verband houdt met de hoofdgedachte en het doel van de folder.

Taalgebruik

  • Pas de moeilijkheidsgraad van je taalgebruik aan je publiek aan.
  • Wees voorzichtig met vaktermen, leg ze, waar nodig, uit.
  • Let op gevoelswaarde: vermijd kwetsende termen;
    vergelijk vent-man, vrouwtje-vrouw
  • Houd de zinslengte in de gaten. Lange zinnen maken een tekst lastiger.
  • Let op met `figuurlijk taalgebruik'. Beeldspraak kan de zaak ingewikkeld maken.
  • Let op de toon van je tekst: kies je voor plechtig, zakelijk/formeel, of levendig/informeel?


Kijk als de eerste versie van je folder klaar is, nog een keer of je de vragen uit de vragenlijst en de tips en suggesties voldoende aandacht hebt gegeven. Denk daarbij vooral aan het doel en de lezer(s). Schrijf daarna de definitieve versie.

Activiteit 7 - Presenteren

Hoe geef je een goede presentatie?
Probeer onderstaande vragen (A) te beantwoorden. Verwerk deze antwoorden vervolgens in de lijst met aandachtspunten (B).


Vragenlijst bij de voorbereiding

De folder en je presentatie gaan natuurlijk hand in hand, vandaar dat de opgedane kennis over je folder vaak van pas komt bij het voorbereiden van je presentatie. Een beknopte herhaling is hieronder weergegeven met vragen die je aan jezelf kan stellen.

Doel
Wat is het doel van deze presentatie?
Wat wil je het publiek vertellen?

Doelgroep
Wie zijn je toehoorders?
Wat weet het publiek al?
Welke informatie heb je dus nog nodig?
Hoe lang duurt de presentatie?
Hoe is de ruimte waar je de presentatie geeft?

Ken je onderwerp
Weet je voldoende over het onderwerp?
Welke keuzes heb je gemaakt en waarom?
Wat is de theoretische achtergrond van deze keuzes?
Welke vragen kan men hierover stellen?
Kun je die beantwoorden?



Voorbereiding op papier

  • Geef je verhaal structuur.
  • Deel je verhaal in subonderwerpen in.
  • Zorg voor een pakkend begin.
  • Betrek het publiek erbij, door bijvoorbeeld vragen te stellen et cetera.
  • Controleer je presentatie als hij klaar is. Komen alle belangrijke zaken aan bod:
    • bereik je je doel?
    • heb je een afsluiting/conclusie?
    • loopt je verhaal soepel?
  • Maak een spiekbriefje met hoofdpunten.
  • Oefen je presentatie een aantal maal hardop.
  • Leer je verhaal niet uit je hoofd.
  • Niet iedereen uit het publiek denkt en onthoudt op dezelfde manier. Gebruik dus niet alleen je stem, maar ook bijvoorbeeld posters, boeken, dia's, film, video-  of overheadprojector.


Tips

Hieronder zijn een paar punten gegeven die het prettiger maken voor je publiek om naar je presentatie te luisteren.

  • Spreek duidelijk en in een rustig tempo.
  • Laat het volume en de toonhoogte van je stem wisselen.
  • Laat een stilte vallen in je verhaal.
  • Zoek oogcontact, glimlach naar je toehoorders.
  • Reageer op je publiek.
  • Wees jezelf.
  • Wees enthousiast.
  • Het ontspant als je naar je buik ademt.
  • Het geeft je rust als je stevig gaat staan, je benen iets uit elkaar.


Vermijd

  • Te vaak \(\small{h}{m}'{e}{n}\)ja': stopwoordjes.
  • Gehaast zijn en praten zonder pauzes.
  • Praten naar het bord of de poster, kijk naar het publiek.
  • Voorlezen van papier.
  • Je verhaal opzeggen uit je hoofd.



Beoordelingscriteria voor de presentatie
Inhoud

  1. Weergave van keuzes.
  2. Theoretische onderbouwing van de gemaakte keuzes.
  3. Toelichting op het gevolgde onderzoek.
  4. Het begrip duurzaamheid en kringlopen.

Uitvoering

  1. Taalgebruik.
  2. Spreektempo.
  3. Oogcontact met/inspelen op publiek.
  4. Houding (geïnteresseerd, enthousiast, gevarieerde intonatie).
  5. Kloppend verhaal (logische redeneringen).
  6. Afwisselend verhaal (pakkende inleiding, gebruik van voorbeelden, anekdotes).
  7. Taakverdeling tijdens presentatie.

Voorbereiding/gebruik materiaal/ gebruik hulpmiddelen

  1. Presentatie steunt op voorbereiding.
  2. (Al dan niet storend) gebruik van aantekeningen.
  3. Hulpmiddelen goed voorbereid en doelmatig opgezet tijdens de presentatie.

Elaborate

Vragen maken

05 - individueel
Bedenk naar aanleiding van de (al bekende) Bron: Kringlopen drie verschillende kringlopen op macro-niveau van veel voorkomende producten in jullie dagelijks bestaan en geef ze in een kringloop weer.


06 - individueel
Geef aan de hand van bron: Kringlopen aan waarom de materiekringlopen die je zelf hebt gemaakt in "05 - individueel" geen duurzame kringlopen (kunnen) zijn.


07 - individueel
Bedenk hoe je de kringlopen wél duurzaam of duurzamer zou kunnen maken. Wat zijn de problemen die je hierbij tegenkomt?


08 - individueel
Bedenk bij elk blok in de kringloop op micro-niveau (bron: Kringlopen):

  • in welke vorm (liefst in de vorm van zo veel mogelijk producten) koolstof voorkomt;
  • wat er gebeurt met de stof koolstof als deze in verschillende vormen de kringloop doorloopt?

Gebruik bij de beantwoording van de twee vragen in ieder geval de volgende termen: fossiele brandstoffen, hernieuwbare grondstoffen, koolstofassimilatie, koolstofdissimilatie, chemische reacties enz.
Welke pijl geeft aan of de kringloop al dan niet duurzaam is?
Welke maatregelen zou je kunnen treffen om de kringloop duurzamer te maken?


09 - individueel
Probeer de kringlopen uit "05 en 08 - individueel" met behulp van de alternatieve duurzaamheidskringloop ( bron ) te beschrijven en geef daarbij aan hoe bij elke kringloop het evenwicht tussen ingrepen en betekenissen kan worden beïnvloed om duurzaam te zijn.

 


010 - individueel
Open de bron en maak alle vragen die daarin staan.

Bron Elaborate: de formules van Avogadro

Evaluate

Evaluatie

Door een groene en duurzame reis te ontwerpen, hebben jullie een hoop geleerd.
Wat precies? Welke vragen zijn nog onbeantwoord gebleven?
Dit gaan we evalueren.

Aan de slag 12: Evaluatie - teamopdracht
Voer in je groep een evaluatie uit. Bespreek wat jullie geleerd hebben, en hoe.
Wat is onbeantwoord gebleven? Evalueer de samenwerking.
Gebruik als hulpmiddel deze twee theoriebladen:

Bron: Theorieblad Duurzaamheid
Bron: Theorieblad chemisch rekenen

Examenvragen

Wil je oefenen met oudere examenvragen?

Log dan in bij ExamenKracht.

 

D-Toets

Als afsluiting van dit thema ga je nu een Toets maken.
Deze toets bestaad uit 10 vragen.

Succes.

Toets:Chemisch rekenen

Presenteren

Geef een presentatie en overtuig de jury dat jullie de meest groene en duurzame reis hebben ontworpen. Win de prijs!
Bijzonderheden hoor je van je docent.

Foldermarkt.
Hang jullie folder op in de foldermarkt.
Bijzonderheden hoor je van je docent.

Subdomeinen

We zijn aanbeland aan het einde van onze ecoreis.
Het is tijd om er eens goed voor te gaan zitten om de module te bestuderen. Weet je alles wat je moet weten en kun je die kennis straks als je het nodig hebt, bijvoorbeeld in een toets, weer opdiepen? Om daar achter te komen, kun je het beste teruggaan naar de ‘Introduction’. Onder het kopje ‘Wat ga je leren?’ zijn de doelen geformuleerd die in deze module aan bod komen.

Stap 1
Loop de subdomeinen één voor één langs en schrijf per subdomein, zonder terug te kijken in de module of in je aantekeningen, een of een paar voorbeelden op die betrekking hebben op dat domein.

Stap 2
Pak je aantekeningen erbij en zoek voor de subdomeinen waar je geen voorbeeld(en) voor wist, een voorbeeld. Markeer deze voor jou moeilijke subdomeinen (met een kruisje of een kleurtje).

Stap 3
Bespreek met een mede-leerling de thuis gemaakte evaluatie. Vergelijk elkaars antwoorden en verbeter of vul aan indien nodig. Leg de stof aan elkaar uit als er onduidelijkheden zijn. Problemen met de stof leggen jullie voor aan de docent.

Stap 4
Zelfstudie: bestudeer de subdomeinen die je gemarkeerd hebt in stap 2 en die in je aantekeningen in stap 3 zijn verbeterd/aangevuld. Als je dat gedaan hebt, bekijk je nog een keer de andere subdomeinen.

Stap 5
Nu is het tijd voor een toets die je aangereikt krijgt door de docent of voor een onderwijsleergesprek, waarbij de docent samen met jullie nog eens de puntjes op de i zet.

  • Het arrangement Thema: Ecoreizen - De Reis h45 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-11-16 11:48:26
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor scheikunde voor havo/vwo leerjaar 4 en 5. De volgende onderwerpen worden behandeld: deeltjesmodellen, eigenschappen en modellen, chemisch rekenen en groene chemie.
    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Scheikunde; Systeemdenken (scheikunde); Duurzaamheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    17 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, chemisch rekenen, deeltjesmodel, duurzaamheid, groene chemie, havo/vwo 45, modellen, productieproces, scheikunde, stercollectie