SMC Biologie Havo

Welkom: Introductie & Informatie

Welkom op dit online leerplein voor biologie Havo 4 van het St. Michaël College.

In onderstaande introductie video wordt uitgelegd hoe de biologie lessen er het komende jaar uit zullen zien.

 

 

Heel veel plezier en succes het komende jaar!

 

Namens:

Meneer Vermeulen
nvermeulen@stmichaelcollege.nl
 & Els Nadort                        
enadort@stmichaelcollege.nl

 

Thema 1: Inleiding in de biologie; een levende wetenschap

Je hebt biologie gekozen. Leuk!
Misschien heb je het gekozen omdat het vak je interesseert. Het kan ook zijn dat je de leerstof voor later nodig hebt. Misschien interesseert “de biologie” je niet zoveel, maar wil je meer weten of je lichaam, over gezondheid, sport of voeding. Kortom, er zijn allerlei redenen om met biologie bezig te zijn.

In dit eerste thema maak je kennis met een aantal toepassingen van de biologie. Ook leer je hoe je in de biologie onderzoek doet. Dat kan je van pas komen in je vervolg studie, maar ook bijvoorbeeld bij je profielwerkstuk.

Als je helemaal klaar bent met de stof kun je je kennis testen op de pagina 'oefenen voor het proefwerk'. Hier vind je een begrippenlijst, een oefentoets en puzzel.


Succes!

1.1 Inleiding in de biologie

Welkom bij de eerste paragraaf van het eerste hoofdstuk van dit jaar!

Doelstelling: je moet in een context kunnen beschrijven wat biologie is en op welke gebieden biologie een centrale rol speelt bij enkele grote vraagstukken van de toekomst.

 

Bekijk de volgende lesvideo over levensverschijnselen:

 
Klik op de link naar de animatie om de lesstof nog eens op een rustig tempo te doorlopen en maak vervolgens de oefeningen. Als je hiermee klaar bent kan je verder gaan met lesvideo 2.

Animatie leven, dood, levenloos en levensverschijnselen

Oefening levensverschijnselen

 

Bekijk de 2e lesvideo van deze paragraaf:

 
Maak de oefening over dood, levend en levenloos om te checken of je de stof goed hebt begrepen.

Oefening dood, levend, levenloos

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren terwijl ze studeren:

Maroon 5 fans: Levenscyclus

 

 

Voor de Far East Movement fans: Levenscyclus

 

Voor de Rebecca Black fans: Enzymen

 

Enzyme Song:

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

 

Mocht je geinteresseerd zijn in de toekomst van wetenschappelijk onderzoek, bekijk dan deze video met achtergrond informatie door Marcel Levi, internist en voorzitter van de Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam.
 

Gaan wetenschappers al onze ziektes onschadelijk maken?

Door prof. dr. Marcel Levi

Medici krijgen steeds meer zicht op hoe ziektes in elkaar zitten en waar ze vandaan komen. Toch kunnen we nog niet alles genezen. Hoe zit dat in de toekomst? In dit college spreken we een patiënt met sikkelcelziekte. Ondanks dat we alles van de ziekte weten, is het niet te genezen.

 

---------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Organisme

Levensverschijnselen

Voortplanting

Stofwisseling

Groeien

Ontwikkelen

Dood

Levenloos

Individu

Levensloop

Levenscyclus

Enzymen

1.2 Organisatieniveaus

Welkom bij paragraaf 2!

Doelstelling: je moet in een context de organisatieniveaus van de biologie kunnen benoemen en kunnen uitleggen dat op elk hoger organisatieniveau emergente eigenschappen ontstaan.

 

Begin met het bekijken van het filmpje en doorloop vervolgens de informatiebronnen en oefeningen door op de links onder het filmpje te klikken. 

 

 

Informatie organisatieniveaus

Oefening organisatieniveaus

Oefening cel, weefsel, orgaan, organisme

Oefening biotisch, abiotisch

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren terwijl ze studeren:

 

Voor de Chris Brown fans: biotisch en abiotisch

 

 

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Mocht je de stof nog niet helemaal snappen is hier nog filmpjes van een andere docent die de stof op haar eigen manier uitlegt:

 

 

 

--------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Biologische eenheden

Molecuul

DNA

Cel

Prokaryoten

Eukaryoten

Organel

Weefsel

Orgaan

Organenstelsel

Organisme

Populatie

Levensgemeenschap

Ecosysteem

Abiotische factoren

Biotische factoren

Biosfeer

Systeem aarde

Emergente eigenschappen

1.3 Hoofdthema's

Welkom bij paragraaf 3!

Doelstelling: je moet in een context de hoofdthema's in de biologie kunnen herkennen en kunnen uitleggen dat deze hoofdthema's op verschillende organisatieniveaus een andere betekenis hebben.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

 

 

Bekijk de 2e lesvideo van deze paragraaf:

 

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren:

Voor de Ne-Yo fans: Planten zijn autotroof

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Zelfregulatie

Autotrofe organismen

Heterotrofe organismen

Zelforganisatie

Ordening

Vorm

Functie

Interactie

Reproductie

Evolutie

Genetische variatie

Verscheidenheid in genotypen

Natuurlijke selectie

Reproductieve isolatie

Biodiversiteit

Charles Darwin

1.4 Ordening

Welkom bij deze paragraaf!
Doelstelling: je moet in een context de grote lijnen van het ordeningssysteem kunnen beschrijven en de takken van de biologie kunnen benoemen die zich hiermee bezighouden.
 
Bekijk de lesvideo, doorloop de animatie, bekijk het schema en maak de oefening.
 
 

Animatie indeling 3 domeinen

Schema indeling organismen

Oefening indeling organismen

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
 
Voor degenen die graag muziek luisteren terwijl ze studeren:
 
Voor de Neon Trees fans: classificatie van dieren
 

 

 
Voor de Eminem fans: de onderverdeling van het dierenrijk in 9 phyla
Met daaronder nog een keer de afbeelding uit de lesvideo zodat je de indeling voor je kan zien.
 
Voor de Taylor Swift fans: over protisten
 
 
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
 
Mocht je de stof nog niet helemaal snappen zijn hier nog twee filmpjes van andere docenten die de stof op hun eigen manier uitleggen:
 
 
 

 

 

-------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Taxonomie

Systematiek

Domeinen

Rijken

Archaea

Schimmels

Planten

Dieren

Protisten

1.5 Natuurwetenschappelijk onderzoek

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: je moet in een context kunnen beschrijven hoe natuurwetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd.

 

Bekijk de volgende lesvideos en doorloop de informatie en oefeningen door op de onderstaande links te klikken.

 

 

 

Animatie stappen natuurwetenschappelijk onderzoek

Oefening stappen natuurwetenschappelijk methode

Oude examenvragen natuurwetenschappelijke methode

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren terwijl ze studeren:

Use the Scientific Method

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Mocht je de stof nog niet helemaal snappen is hier nog filmpjes van een andere docent die de stof op zijn eigen manier uitlegt:

 

------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Beschrijvend onderzoek

Data

Observatie

Probleemstelling

Hypothese

Onderzoeksvraag

Verwachting

Steekproef

Betrouwbaarheid

Validiteit

1.6 Onderzoeksaanpak

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: je moet in een context de kwaliteit van een onderzoek kunnen beoordelen.

 

Bekijk de volgende lesvideo en de handleidingen en tekenregels door op de onderstaande links te klikken.

Handleiding practicum verslag

Handleiding grafiek maken in verslag

Tekenregels biologie

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Observatie

Experiment

Interview

Literatuuronderzoek

Ontwerponderzoek

Modelleren

Oefenen voor het proefwerk

Begrippenlijst biologiepagina

Oefentoets Inleiding in de biologie

Puzzel Inleiding in de biologie

Thema 2: Cellen

Cellen komen in veel verschillende vormen voor. Cellen van eencellige planten verschillen van die van eencellige dieren; bacteriën en schimmels zijn ook weer anders. Binnen meercellige organismen zijn er allerlei verschillende vormen cellen te zien. In een mens bijvoorbeeld komen meer dan 200 verschillende celtypen voor. Toch is er in die enorme variatie wel orde aan te brengen. Veel typen cellen hebben een gemeenschappelijk bouw. De onderdelen van de cel komen in dit hoofdstuk aan de orde.

 

In dit thema komen ook enkele voorbeelden van onderzoek aan cellen aan bod. Je bekijkt plantaardige en dierlijke cellen met de microscoop. Daarnaast bestudeer je de organellen, de opbouw en functie van DNA en de bouw van micro-organismen als bacteriën. Je leert wat het voor een cel betekent om een onderdeel te zijn van een meercellig organisme. Daarnaast gaat dit thema over de  levenscyclus van de cel en richten we onze aandacht op groei, veroudering en reproductie van organismen en de invloed van DNA hierop. En wat gebeurt er als de celdeling maar ongeregeld door blijft gaan?

 

Bekijk het volgende introductie filmpje over het wonder van de cel om alvast warm te  lopen voor dit hoofdstuk:

 

Als je helemaal klaar bent met de stof kun je je kennis testen op de pagina 'oefenen voor het proefwerk'. Hier vind je een samenvatting, een begrippenlijst, puzzels, oefenopgaven en oude examenopdrachten.

 

Heel veel succes!

 

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

 

Voor de liefhebbers een filmpje over veroudering van Professor Ravesloot, fysioloog in het AMC.

Waarom zouden alle veertigplussers dood moeten zijn?

Door prof. dr. Jan-Hindrik Ravesloot

Van de wieg tot het graf is opgaan, blinken en verzinken. Evolutionair gezien zijn wij gebouwd om zo snel mogelijk geslachtsrijp te zijn, kinderen te krijgen en ons nageslacht op te voeden. Na dit proces zijn wij evolutionair gezien op. In dit college laat professor Ravesloot zien waarom Moeder Natuur verder geen boodschap heeft aan ouder worden.

 

2.1 Weefselonderzoek

Welkom bij de eerste paragraaf van het tweede hoofdstuk!

Doelstelling: je moet in een context een cel kunnen beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Bekijk de volgende informatie video voor patiënten van het Leids Universitair Medisch Centrum over het nemen van een biopsie:

 

----------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Cel

Celmembraam

Cytoplasma

Organellen

Tumor

Biopsie

Naald biopsie
Naald biopsie
Een patholoog onderzoekt een biopt
Een patholoog onderzoekt een biopt

2.2 Zelf cellen bekijken

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: je moet in een context kunnen toelichten hoe cellen zichtbaar kunnen worden gemaakt en welke hulpmiddelen daarbij worden gebruikt.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Doorloop de animaties en maak de oefeningen.

Animatie microscoop

Animatie preparaat maken

Oefening 1 microscoop

Oefening 2 microscoop

Tekenregels biologie

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren:

Voor de Martin Solveig & Dragonette fans: Onderdelen van een microscoop

 

 

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Preparaat

Lichtmicroscoop

Elektronenmicroscoop

Onderdelen van een microscoop en hun functie

 

 

Preparaten
Preparaten
Lichtmicroscoop
Lichtmicroscoop
Elektronenmicroscoop
Elektronenmicroscoop

2.3 Plantaardige en dierlijke cellen

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: je moet in een context de bouw van plantaardige en dierlijke cellen kunnen toelichten.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Doorloop vervolgens de animaties en maak de oefening.

Animatie plantaardige en dierlijke cellen

Plaatje onderdelen plantencel

Animatie plastiden

Oefening bouw dierlijke cel

--------------------------------------------------------------------------------------------------------

Mocht je de stof nog niet helemaal snappen zijn hier nog 2 filmpjes van een andere docent die de stof op zijn eigen manier uitlegt:

 

 
 

 

Plantaardige en een dierlijke cel
Plantaardige en een dierlijke cel

-----------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Celmembraan

Cytoplasma

Organellen

Celwand

Intercellulaire ruimtes

Celkern

Kernmembraan

Vacuole

Vacuolemembraan

Plastiden

2.4 Weefsels en organen

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: je moet in een context bij de mens de biologische eenheden weersels, organen en organenstelsels kunnen herkennen. Ook moet je kunnen uitleggen wat stamcellen zijn.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

 

Bekijk de tweede lesvideo:

 

Doorloop de animatie en maak de oefeningen. 

Bekijk voor meer informatie over orgaandonatie de onderstaande video's of de website van het donorregister.

Animatie orgaanstelstels

Oefening 1 orgaanstelsels

Oefening 2 orgaanstelsels

Oefening weefseltypes

Website donorregister

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

Bekijk de volgende video's over orgaandonatie:

 
 
 
Bekijk de volgende video over het kweken van huid:

 

Weefsel menselijk lichaam
Weefsel menselijk lichaam

-------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Stamcellen

Embryonale stamcellen

Adulte stamcellen

Weefsel

Dekweefsel

Organenstelsel

2.5 Celorganellen

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: je moet in een context delen van een cel kunnen beschrijven en ze in een elektronenmicroscopische afbeelding kunnen herkennen. Ook moet je de verschillen tussen cellen van bacteriën, planten en dieren kunnen noemen.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Doorloop de animaties en maak de oefeningen.

Animatie organellen (de klikbare cel)

Animatie celkern

Animatie endoplasmatisch reticulum

Animatie ribosoom

Animatie golgi systeem

Animatie mitochondriën

Animatie bladgroenkorrel

Oefening functie organellen

Oefening organellen op foto's elektronen microscoop

 

Bekijk de tweede lesvideo:

Doorloop de animatie.

Animatie endosymbiosetheorie

 

Bekijk de derde lesvideo:

Doorloop de animaties.

Animatie celmembraan

Animatie celwand

--------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren:

The Cell song, voor country liefhebbers:

 

Voor mensen die meer van rap houden:

 

Voor de One republic fans:

 

Voor de hiphoppers onder ons:

 

Bruno Mars fans:

 

 

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

 

Over cellen en organellen. Bekijk vanaf het begin tot 3.30 min.

Waarom zie je elke zeventig dagen een nieuw gezicht in de spiegel?

Door prof.dr. Mark Post

Ieder mens ontstaat uit één enkele cel; de cel die ontstaat door samensmelting van een eicel en zaadcel. Een volgroeid mens heeft echter al miljarden cellen. Dit zijn er zo veel, dat wanneer je ze aan elkaar knoopt, je een lint krijgt dat 25 keer de aarde rond kan. In dit college leert fysioloog prof. dr. Mark Post (Maastricht University) je hoe één enkele cel uitgroeit tot een uiterst complexe en unieke creatie; de mens.

 

Celorganellen
Celorganellen
Celmembraan
Celmembraan
Endosymbiose theorie
Endosymbiose theorie

-----------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Kernplasma

DNA

Kernporiën

Endoplasmatisch reticulum

Ribosomen

Golgisysteem

Secretie

Lysosomen

Mitochondriën

ATP

Chloroplasten

Endosymbiosetheorie

Fosfolipiden

Cholesterol

Selectief permeabel

2.6 Diffusie en osmose

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: je moet in een context de begrippen concentratie, diffusie en osmose kunnen toepassen.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Doorloop de animaties.

Animatie diffusie en osmose

Animatie diffusie (simpel)

--------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren:

Osmosis rap

 

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Mocht je de stof nog niet helemaal snappen zijn hier nog 2 filmpjes van een andere docent die de stof op zijn eigen manier uitlegt:

 

Diffusie
Diffusie
Osmose
Osmose

 

--------------------------------------------

Begrippenlijst:

Concentratie

Oplosmiddel

Opgeloste stoffen

ppm (parts per million)

Diffusie

Permeabel

Selectief permeabel

Osmose

Osmotische waarde

2.7 Membranen en transport van stoffen

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet transportmechanismen in cellen kunnen beschrijven en in een context kunnen toelichten hoe interactie op celniveau plaatsvindt door stoffentransport via (cel)membranen.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Doorloop de animaties en maak de oefening.

Animatie bouw celmembraan

Animatie fagocytose

Animatie celskelet

Oefening transport door celmembraan

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren

Cell membrane rap:

 

Voor de Avicii fans: Cell transport song

 

Membraantransport
Membraantransport

--------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Externe milieu

Interne milieu

Weefselvloeistof

Passief transport

Porie-eiwitten

Actief transport

Fagocytose

Cytoskelet

2.8 Stevigheid door osmose

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: je moet in een context de rol die osmose speelt bij de stevigheid van planten kunnen toelichten.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Doorloop de animatie en probeer de simulatie van de aardappelproef uit.

Animatie cel in hypotoon, isotoon, hypertoon

Animatie vacuole

Animatie plasmolyse rode ui en waterpest

Animatie plasmolyse plantencel vs dierlijke cel

Simulatie aardappelproef

------------------------------------------------------------------------------------

Als je de stof nog niet helemaal begrijpt is hier nog een informatie filmpje over plasmolyse in het Engels:

Plasmolyse en turgor
Plasmolyse en turgor
Plasmolyse dierlijke cel
Plasmolyse dierlijke cel

---------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Turgor

Plasmolyse

Hypotoon

Isotoon

Hypertoon

2.9 Celdeling

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: je moet de gebeurtenissen tijdens de celcyclus kunnen beschrijven en in contexten kunnen toepassen.

 

Bekijk de volgende lesvideo's:

 

Bekijk de tweede lesvideo van deze paragraaf:

 

Doorloop de animaties en maak de oefeningen.

Animatie chromosomen

Animatie celstrekking

Animatie bouw en werking DNA

Animatie 1 mitose

Animatie 2 mitose

Animatie 3 mitose (engels)

Oefening mitose

Oefening stadia mitose

Oefentoets mitose

Woordenboek: celcyclus

Woordenboek: DNA-replicatie

Woordenboek: Groeiarrest

Woordenboek: Interfase

Woordenboek: Mitose

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren:

The mitosis song!

 

Mitosis rap:

 

Black Eyed Peas fans: Mitosis

 

 

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Mocht je de stof nog niet helemaal snappen zijn hier nog 3 filmpjes van andere docenten die de stof op hun eigen manier uitleggen:

 

 

Video mitose (Engels)

 

Video Mitose onder electronenmicroscoop (Engels):

------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

 

Over celdeling. Bekijk de film vanaf 6.00min tot het einde.

Waarom zie je elke zeventig dagen een nieuw gezicht in de spiegel?

Door prof.dr. Mark Post

Ieder mens ontstaat uit één enkele cel; de cel die ontstaat door samensmelting van een eicel en zaadcel. Een volgroeid mens heeft echter al miljarden cellen. Dit zijn er zo veel, dat wanneer je ze aan elkaar knoopt, je een lint krijgt dat 25 keer de aarde rond kan. In dit college leert fysioloog prof. dr. Mark Post (Maastricht University) je hoe één enkele cel uitgroeit tot een uiterst complexe en unieke creatie; de mens.

Karyogram van de mens
Karyogram van de mens
Mitose
Mitose

----------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Celdeling

Moedercel

Dochtercellen

Stamcellen

Mitose

Plasmagroei

M-fase

Interfase

Chromatide

S-fase

DNA-replicatie

Centromeer

G1-fase

G2-fase

Spoelfiguur

Oefenen voor het proefwerk

Samenvatting

 

Soorten organismen worden ingedeeld in vier afzonderlijke groepen: bacteriën, schimmels, planten en dieren. Deze indeling gebeurt onder andere op grond van het type stofwisseling (autotroof of heterotroof), de celgrootte, de aan- of afwezigheid van een celkern en celwandkenmerken.

Virussen vallen hier buiten: zij hebben geen eigen celhuishouding.

Tegenwoordig is bekend dat bacteriën en veel eencellige soorten zóveel van elkaar verschillen dat ze in aparte groepen moeten worden ingedeeld. Hierdoor zijn alle organismen in acht Rijken ingedeeld.

Organismen hebben orgaanstelsels, die uit meerdere organen bestaan. Organen zijn opgebouwd uit weefsels. Een weefsel is een groep cellen met eenzelfde vorm en functie.

Lichtmicroscopisch (LM) zijn in dierlijke cellen alleen cytoplasma, celmembraan en celkern te zien. In plantaardige cellen zie je ook vacuole(n) en plastiden.

Soorten plastiden zijn: chloroplasten (bladgroenkorrels, voor fotosynthese), chromoplasten (kleurstofkorrels) en leukoplasten (ongekleurde korrels). Amyloplasten zijn leukoplasten gevuld met zetmeelkorrels.

Rondom plantaardige cellen ligt de stevige celwand van cellulose. In plantaardige weefsels zit er een middenlamel vanpectine tussen de cellen.

Elektronenmicroscopisch (EM) zijn bij planten, dieren en schimmels te zien:
endoplasmatisch reticulum (voor transport), ribosomen (voor eiwitsynthese), mitochondriën (voor energievoorziening) en golgi-systemen (verwerking van in de cel gevormde stoffen). De celkern bevat chromosomen (DNA) voor sturing van de cel.

Bij kerndeling, ofwel mitose, zijn chromosomen zichtbaar met centromeer en chromatiden, de gekopieerde chromosomen.

Water en gassen passeren een celmembraan door diffusie. Concentratieverschillen aan weerszijden van celmembraanleiden tot osmose. Osmose is diffusie van water via een semipermeabele membraan.

In levende cellen verlaat water de cel wanneer de omgeving een hogere concentratie opgeloste stoffen heeft (hypertoon). Het gevolg is plasmolyse.

Bevat de omgeving een lagere concentratie opgeloste stoffen (hypotoon), dan stroomt er water naar binnen in de cel. Bij dierlijke cellen kan de cel dan openbarsten. Bij een plantencel treedt daardoor turgor op, als gevolg van de stevige celwand. Turgor leidt tot stevigheid.

Ionen en grotere moleculen passeren membranen door energie-eisend actief transport.

Groei is het gevolg van een toename van het cellenaantal door celdeling. Celdeling-fasen zijn: verdubbeling DNA, mitose(kerndeling), celdeling, productie organellen (plasmagroei). Na mitose is de celkern exact gekopiëerd.

Bij ongeslachtelijke voortplanting (bollen, knollen, stekken) zijn nakomelingen de klonen (genetisch gelijk) van de ouder, dankzij mitose en celdelingen.

Ontregelde controle op mitose kan leiden tot kanker. 

Kunstmatig kloneren van planten kan door weefselkweektechniek, stekken, of enten. Kloneren van dieren is niet eenvoudig. Het is mogelijk eicellen te vermeerderen en de zo verkregen embryo’s in draagmoeders te laten opgroeien.

Begrippenlijst Cellen

Oefentoets bouw cel, osmose en diffusie

Oefentoets celcyclus en celdeling

Puzzel Cellen

Puzzel mitose

Oude examenopdrachten Cellen en osmose

Samenvatting en oefenvragen: Cellen van planten en dieren

Samenvatting: Deling en ontwikkeling van cellen

Oefentoets: Cellen en organellen

Thema 3: Seksualiteit en voortplanting

Jaarlijks overlijden honderdduizenden vrouwen aan de gevolgen van hun zwangerschap. De lidstaten van de VN hebben afgesproken om vóór 2015 belangrijke vooruitgang te boeken op het gebied van armoede, onderwijs, gezondheid en milieu. Als 5e millenniumdoel is bepaald dat moedersterfte in drastisch moet worden teruggebracht. In het 6e millenniumdoel is vastgelegd dat in 2015 de verspreiding van hiv/aids tot staan moet zijn gebracht. Het thema Seksualiteit en Voortplanting gaat over voortplanting van mensen, seksualiteit, soa’s, zwangerschap en bevalling.

Als je helemaal klaar bent met de stof kun je je kennis testen op de pagina 'oefenen voor het proefwerk'. Hier vind je een samenvatting, een begrippenlijst, puzzels, oefenopgaven en oude examenopdrachten.

 

Heel veel succes!

3.1 Mannen en vrouwen

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de ontwikkelingen tijdens de puberteit en adolescentie kunnen beschrijven.

Je moet in een context kunnen uitleggen dat veel eigenschappen van organismen zijn ontstaan doordat ze de kans op voortplanting vergroten.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Animatie seksuele selectie

Oefening secundaire geslachtskenmerken

-----------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

 

Over partnerkeuze:

Waarom verziekt verliefdheid je leven?

Door prof. dr. Jan-Hindrik Ravesloot

Dagen niet eten, niet uit je woorden kunnen komen en een chronisch slaaptekort. Dit zijn allemaal symptomen van verliefdheid. Prof. dr. Jan-Hindrik Ravesloot vertelt waarom je tijdens je verliefdheid je roze bril beter even af kan zetten. Het kan namelijk levensgevaarlijk zijn!

 

Over seksueel gedrag:

Wat is het evolutionair nut van tongzoenen?

Door prof. dr. Jan van Hooff

Waar komt het fenomeen tongzoenen vandaan? Zou het iets te maken kunnen hebben met vogels en voedsel? Volgens professor Van Hooff is er wel degelijk een connectie.

 

Over seksuele selectie:

Waarom zorgt seksuele selectie voor mooie mannen met zinloze blindedarmen?

Door dr. Roy Erkens

Het beste voorbeeld van seksuele selectie zijn de kleurrijke veren van een mannetjespauw. De staart is geheel overbodig, kan zelfs een handicap vormen bij gevaar, maar de vrouwtjes zijn er dol op! Hoe zit dat bij de mens? Volgens evolutiebioloog Roy Erkens heeft de man met aardig wat tekortkomingen te stellen om de vrouw het hof te kunnen maken.

 

Filmpje schooltv over seksuele intimidatie:

 

Seksuele intimidatie op straat in Brussel: een stukje uit de documentaire Femme de la rue van Sofia Peeters

 

Feedback geven bij seksuele intimidatie:

 

Begrippenlijst:

Puberteit

Adolescentie

Hormonen

Celcommunicatie

Geslachtshormonen

Testosteron

Primaire geslachtskenmerken

Secundaire geslachtskenmerken

Territorium

Balts

Seksueel gedrag

Seksuele selectie

3.2 Geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling:Je moet in een context de verschillen tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting kunnen toepassen en in verband kunnen brengen met evolutionair voordeel.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Animatie ongeslachtelijke voortplanting

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren.

Voor de David Guetta fans: Ongeslachtelijke voortplanting

 

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrond informatie

Over geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting:

Bladluizen planten zich in hun eentje voort. Waarom doen wij dat eigenlijk niet?

Door prof. dr. Jan van Hooff

Sommige soorten organismen hebben geen partner nodig en planten zich alleen voort. Waarom kunnen wij dat niet? En waarom is het toch een beter idee om het samen te doen, in plaats van alleen?

 

Begrippenlijst:

Mutaties

Ongeslachtelijke voortplanting

Bevruchting

Geslachtscellen

Gameten

Geslachtelijke voortplanting

Recombinatie

Variatie

3.3 Geslachtscellen en geslachtsorganen

Welkom bij deze paragraaf.

Doelstelling: Je moet in een context kunnen uitleggen hoe doe meiose geslachtscellen (gameten) ontstaan en hoe bevruchting verloopt.

Je moet in een context de delen van het voortplantingsstelsel van de mens kunnen beschrijven.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Animatie meiose

Animatie mitose vs. meiose

Animatie filmpje meiose (Engels)

Animatie filmpje mitose vs. meiose (Engels)

Animatie filmpje willekeurige verdeling chromosomen tijdens meiose

Animatie geslachtsorganen man

Animatie geslachtsorganen vrouw

Animatie testes en hormonen man

Animatie follikel - ovarium - eicel

Oefening geslachtsorganen man

Oefening functie geslachtsorganen man

Oefening anatomie geslachtsorganen vrouw

Oefentoets meiose

Oefentoets meiose 2

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren.

Meiosis song:

 

Meiosis square dance:

 

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

 

Over geslachtelijke voortplanting:

Waarom moeten alle twintigers zo snel mogelijk kinderen gaan maken?

Door prof. dr. Jan-Hindrik Ravesloot

Verliefdheid brengt niet alleen je hoofd op hol, ook in de rest van je lichaam gebeurt van alles. Talloze hormonen razen door je lichaam. We gaan ons anders gedragen, uitdagender kleden en we krijgen meer zin in seks. Dit alles staat allemaal in dienst van de voortplanting. En daar kun je volgens professor Ravesloot maar beter mee beginnen als je in de twintig bent.

Meiose
Meiose

Begrippenlijst:

Karyogram

Diploïd

Haploïd

'n' en '2n'

Zygote

Teelballen (testis)

Eierstokken (ovaria)

Meiose

Meiose I

Meiose II

Eicel

Zaadcel (spermacel)

Bijballen

Balzak (scrotum)

Penis

Zwellichamen

Zaadlozing (ejaculatie)

Zaadleider

Urinebuis

Zaadblaasjes

Prostaat

Sperma

Eierstok (ovarium)

Follikel

Ovulatie

Gele lichaam

Eileider 

Vagina

Baarmoeder (uterus)

Bevruchtingsmembraan

3.4 Geslachtshormonen

Welkom bij deze paragraaf.

Doelstelling: Je moet in een context de werking van hormoonklieren en de hormonale regeling van de voortplanting van de mens kunnen beschrijven en toelichten.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Animatie menstruatiecyclus

Animatie hormonen menstruatie

Animatie menstruatiecyclus 2 (Engels)

Animatie menstruatiecyclus 3 (Engels)

Informatie menstruatiecyclus per dag

Oefening menstruatiecyclus

Oefening hormonen vrouw

Oefening hormoonschema´s man en vrouw

Begrippenlijst:

Hypofyse

Hypothalamus

FSH 

LH

Testosteron

Negatieve terugkoppeling

Menstruatie

Menstruatiecyclus

Ovulatie

3.5 Zwangerschap

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de ontwikkeling van een embryo kunnen toelichten. 

Je moet in een context de fasen van geboorte kunnen toelichten.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Bekijk de volgende animaties over een gewone bevalling en een keizersnede:

Animatie: Gewone bevalling

 

Animatie Keizersnede

Animatie embryonale ontwikkeling

Animatie embryonale ontwikkeling 2

Video conceptie/bevruchting

Video zwanger maand 1-3

Video zwanger maand 4-9

Oefening van eisprong tot innesteling

Oefening embryo en placenta

Oefening fases van de bevalling

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrond informatie

 

Waarom krijgen slimme mensen gezondere kinderen?

Door prof. dr. Hugo Heymans

We kunnen het ons niet meer voorstellen, maar nog geen 150 jaar geleden stierf in Amsterdam één op de drie kinderen. Inmiddels hebben we door betere medische voorzieningen, goede voeding en kennis dit cijfer rigoureus weten terug te dringen. Toch zijn er nog veel plekken in de wereld waar de kindersterfte hoog is. Professor Heymans vertelt in dit college hoe we wereldwijd kunnen bijdragen aan een betere overlevingskans voor kinderen.

 
 

Bio-Bits bovenbouw: De maakbare mens, erfelijke ziektes

Naast de bestaande methoden zoals vlokkentest, vruchtwaterpunctie en embryoselectie, is er onderzoek naar een nieuwe techniek waarbij stukjes foetaal DNA uit het bloed van de moeder geïsoleerd worden. Gentherapie is in een stroomversnelling gekomen sinds de genen van de mens in het Human Genome Project in kaart gebracht zijn. Bekijk de volgende video:

http://www.npo.nl/bio-bits-de-maakbare-mens/06-09-2012/NPS_1207098

Begrippenlijst:

Klievingsdelingen

HCG

Embryo

Placenta

Vruchtwater

Vruchtvliezen

Navelstreng

Foetus

Weeën

Indaling

Indalingsweeën

Ontsluiting

Persweeën

Uitdrijving

Nageboorte

3.6 Seksualiteit

Welkom bij deze paragraaf.

Doelstelling: Je moet in een context seksualiteit kunnen toelichten en een mening kunnen geven over verschillende vormen van seksualiteit.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Travestieten met homoseksueel gedrag ontdekt bij kemphaan

Sense: voor al je vragen over seks

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren.

 

Mumford & Sons fans: seksuele voorlichting

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

 

Over partnerkeuze:

Waarom gaan vogels met lange staarten vaker vreemd dan concurrenten met korte staarten?

Door prof. dr. Jan van Hooff

Wat bezit een mannetje dat alle vrouwtjes voor hem weet te winnen? Wat heeft hij wel wat evolutionaire nullen niet hebben? Hoe kiezen dieren een partner? En zijn er overeenkomsten met hoe mensen hun partner uitkiezen? Professor Van Hooff geeft in dit college een bijzonder inkijkje in de keuze van een wederhelft.

 

Over seksualiteit in de dierenwereld:

Komen er homoseksuelen en travestieten voor in de dierenwereld?

Door prof. dr. Jan van Hooff

Bonobo-apen gebruiken seks als sociaal bindmiddel. Niet alleen de mannetjes, maar ook de vrouwtjes stimuleren elkaar seksueel. Betekent dat dan dat homofilie ook voorkomt in het dierenrijk?

 

 

Artikel Volkskrant:

Begrippenlijst:

Seksualiteit

Heteroseksueel

Homoseksueel

Lesbisch

Biseksueel

Seksueel geweld

Transgender

3.7 SOA's en anticonceptie

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de risico's op infectie met seksueel overdraagbare aandoeningen kunnen toelichten.

Je moet in een context methoden voor geboorteregeling en hun voor- en nadelen kunnen beschrijven.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Animatie en oefening HIV (Engels)

Animatie SOA's

Download de gratis folder: alles over voorbehoedsmiddelen

Animatie voorbehoedsmiddelen

Oefening anticonceptie

Oefening SOA`s

Oefening: De grote SOA-test

Begrippenlijst:

Seksueel overdraagbare aandoeningen

Veilig vrijen

HIV

AIDS

Chlamydia

Herpes genitalis

Gonorroe

Syfilis

Hepatitis B

Anticonceptiemethoden

Anticonceptiemiddelen

Periodieke onthouding

Condoom

Spiraaltje

Anticonceptiepil

Anticonceptiering

Sterilisatie

 

 

3.8 Ongewenst kinderloos

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet oorzaken kunnen noemen van verminderde vruchtbaarheid en manieren kunnen beschrijven om ongewenste kinderloosheid op te heffen.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Animatie IVF (Engels)

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

 

Bio-Bits bovenbouw: De maakbare mens 

Bij zwangerschapsproblemen zijn er verschillende behandelmethoden zoals: IUI, KID, TESA, MESA en IVF. Cryopreservatie kan een oplossing zijn voor jonge kankerpatiënten met een kinderwens. Hoe ver is deze techniek waarbij geslachtscellen of organen worden ingevroren? 

 
 

Begrippenlijst:

Vruchtbaarheid

Ongewenste kinderloosheid

Ovulatie inductie (OI)

Kunstmatige inseminatie (KI)

Intra uteriene inseminatie (IUI)

In-vitrofertilisatie (IVF)

Oefenen voor het proefwerk

Samenvatting (tienvoorbiologie.nl):

 

Mannen en vrouwen verschillen in hun primaire geslachtskenmerken. Dat zijn de kenmerken die bij de geboorte al aanwezig zijn, te weten: zaadballen en penis bij de jongen en eierstokken, baarmoeder en vagina bij het meisje. 
Vanaf de puberteit ontwikkelen de secundaire geslachtskenmerken, onder invloed van geslachtshormonen. Dit betreft o.a. lichaamsbeharing, verdeling van vet - en spierweefsel.

De geslachtscellen - eicellen en zaadcellen - worden gevormd na een speciaal delingsproces, de meiose.

Bij een geslachtsgemeenschap wordt een groot aantal zaadcellen in de vagina van de vrouw gebracht. Deze moeten zwemmend de eicel bereiken, die boven in de eileider bevrucht kan worden.

De activiteit van geslachtsorganen wordt geregeld door twee hormonen uit de hypofyse. De geslachtsklieren (zaadbal en eierstok) produceren op hun beurt de hormonen die de bijbehorende lichaamsfuncties regelen.

Wanneer er bevruchting heeft plaatsgevonden, levert het jonge embryo zelf een hormoon dat zorgt dat het lichaam van de vrouw zich aanpast aan de zwangerschap.

Na de bevruchting bovenin de eileider arriveert het pre-embryo na enkele dagen in de baarmoeder waar het zich innestelt. Nu begint de embryonale ontwikkeling, waarbij vruchtvliezen en placenta worden gevormd. Na ongeveer 3 maanden zijn alle organen gevormd en spreken we van een foetus.

Gemiddeld 40 weken na de laatste menstruatie wordt de baby geboren. Na de geboorte gaan groei en ontwikkeling eerst nog heel snel, daarna geleidelijk langzamer tot aan de volwassenheid. De puberteit is de periode waarin de geslachtshormonen gaan werken en de groei meestal nog even versneld wordt.

Omdat seksueel contact niet alleen dient voor de voortplanting, zijn vaak voorbehoedmiddelen noodzakelijk. Voor vrouwen zijn de pil (beschermt niet tegen soa) en het pessarium de meest gebruikte, voor mannen het condoom, dat ook beschermt tegen de overdracht van soa.

Sommige ziekteverwekkers worden alleen overgebracht door intiem contact tussen mensen, in de praktijk door seks. Dat zijn de soa's (seksueel overdraagbare aandoeningen). Omdat dit voor een deel zeer ernstige ziekten betreft, waardoor iemand onvruchtbaar kan worden en zelfs kan overlijden, is het zaak besmetting te vermijden.

Voor mensen die niet ’vanzelf’ kinderen kunnen krijgen, zijn er mogelijkheden om met moderne technische hulpmiddelen een zwangerschap tot stand te brengen.

De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn niet alleen de lichamelijke verschillen, ook psychisch is iemand ’man’ of ’vrouw’. Daarin zijn echter grote variaties. De seksuele voorkeur van mensen is ook gevarieerd, sommigen voelen zich meer tot het eigen geslacht aangetrokken, of afwisselend tot beide geslachten.

Begrippenlijst Voortplanting

Oefentoets Voortplanting

Oefentoets voortplanting 2

Oude examenvragen voortplanting

Puzzel voortplanting

Oefenvragen 1

Afbeelding 1 geeft schematisch de ontwikkeling van een eicel in een ovarium van een vrouw weer gedurende een bepaalde periode.

Afbeelding 1

1 Welk proces vindt plaats op tijdstip P?
bevruchting
menstruatie
ovulatie

2 Is deze vrouw op tijdstip Q zwanger?
A ja
B nee
C Dat is niet uit de gegevens af te leiden.

Afbeelding 2

In afbeelding 2 is schematisch een doorsnede van een deel van de testis van een volwassen man weergegeven. De doorsnede van één testisbuisje is volledig zichtbaar.
3 Vindt in zo'n testisbuisje alleen meiose plaats, alleen mitose of vinden beide typen deling plaats?
A alleen meiose
B alleen mitose
C zowel meiose als mitose

Afbeelding 3

Afbeelding 3 geeft schematisch de geslachtsorganen van een vrouw en van een man weer.

Enkele functies van geslachtsorganen zijn:
1 opslag van veel rijpe geslachtscellen,
2 productie van geslachtscellen,
3 productie van hormonen.

4 Welke van deze functies hebben zowel orgaan P als orgaan Q?
A alleen 1
B alleen 2
C alleen 3
D alleen 1 en 2
E alleen 2 en 3
F 1, 2 en 3

Een spermastamcel is een diploïde cel in de testes, waaruit of nieuwe spermastamcellen of spermacellen worden gevormd.
5 Kunnen spermastamcellen in de testes meiose ondergaan? En mitose?
A alleen meiose
B alleen mitose
C zowel meiose als mitose

Bij ongeveer 10% van de Nederlandse paren komt ongewenste kinderloosheid voor. Artsen geven er de voorkeur aan onderzoek naar ongewenste kinderloosheid te beginnen bij de man. De kwaliteit van sperma wordt als goed beschouwd als het aan de volgende voorwaarden voldoet:
1 hoeveelheid sperma per zaadlozing: meer dan 1 ml;
2 aantal spermacellen: meer dan 20 miljoen per ml;
3 meer dan 40% bewegende spermacellen (na ongeveer twee uur);
4 meer dan 75% normale kopvormen.

Tabel 1

In tabel 1 zijn de gegevens van sperma van negen verschillende mannen weergegeven. Al deze mannen produceren een normale hoeveelheid sperma, maar zij en hun partners zijn ongewild kinderloos.

6 Bij welke twee van deze mannen is in ieder geval vervolgonderzoek bij de vrouw nodig?
A bij man 2 en man 5
B bij man 2 en man 8
C bij man 3 en man 5
D bij man 3 en man 6
E bij man 4 en man 8
F bij man 6 en man 8.

Bij man 9 komen geen spermacellen voor in het sperma. Bij deze man is uiterlijk geen afwijking te zien en de hormoonconcentraties in zijn bloed zijn normaal. Iemand noemt de volgende mogelijke oorzaken voor het ontbreken van spermacellen in het sperma:
1 afsluiting van de afvoergangen van de bijbal;
2 het ontbreken van spermavormende cellen;
3 uitval van de activiteit van de hypofyse.

7 Door welke van deze oorzaken kunnen spermacellen in het sperma van man 9 ontbreken?
A alleen door oorzaak 1
B alleen door oorzaak 2
C alleen door oorzaak 3
D alleen door de oorzaken 1 en 2
E alleen door de oorzaken 2 en 3
F door de oorzaken 1, 2 en 3

Wanneer de kwaliteit van het sperma van een man niet goed genoeg is voor een normale bevruchting, kan het soms wel worden gebruikt voor kunstmatige inseminatie. De spermacellen van de man worden dan gedurende enige tijd verzameld en vervolgens gelijktijdig ingebracht bij de vrouw.

8 Van welke van de mannen 1, 3, 4, 6 en 7 uit tabel 1 is de kans op succes bij deze vorm van inseminatie het grootst?
Verklaar je antwoord.

 

 

Oefenvragen 2:

Onderzoekers zijn erin geslaagd om volledige koolplanten (Brassica oleracea) te laten ontstaan uit stuifmeel. Daarbij worden uit de bloemknopjes stuifmeelkorrels verzameld. Deze stuifmeelkorrels kunnen zich mitotisch delen. Door een behandeling met de stof colchicine verloopt zo'n mitose abnormaal: de telofase ontbreekt en deling van de cel blijft achterwege. Uit een stuifmeelkorrel die gedurende één mitose met colchicine is behandeld, ontstaat een klompje cellen. Als dit op een voedingsbodem wordt geplaatst, kan het uitgroeien tot een plantje.
Het aantal chromosomen in een celkern van een blad van Brassica oleracea bedraagt 18.

1 Hoeveel chromosomen heeft een cel in een klompje cellen dat uit een stuifmeelkorrel is ontstaan na behandeling met colchicine?
A 9
B 18
C 36
D 72

In een bepaalde eicelmoedercel van de mens treedt tijdens de meiose 1 een mutatie op in één van de aanwezige chromatiden. Uit deze eicelmoedercel ontstaat één eicel die gaat rijpen.
2 Hoe groot is de kans dat de bij de beschreven mutatie ontstane erfelijke informatie in de rijpe eicel zal voorkomen?
A 0%
B 25%
C 50%
D 100%

In de testes van een man vindt meiose plaats. In de testes bevinden zich behalve cellen die meiose ondergaan, diverse andere typen cellen, in verschillende stadia van ontwikkeling.
Van de volgende vier cellen die zich in de testes bevinden, worden de DNA-gehaltes met elkaar vergeleken:
1 een cel tijdens metafase I,
2 een cel tijdens metafase II,
3 een hormoonproducerende cel, direct nadat deze is ontstaan,
4 een spermacel, direct nadat de staart is ontstaan.

3 Welke van de genoemde cellen 1 t/m 4 van deze man bevat de grootste hoeveelheid DNA?
A cel 1
B cel 2
C cel 3
D cel 4

Bij sluipwespen komt het geslacht anders tot stand dan bij mensen. Het vrouwtje slaat na paring met een mannetje de spermacellen op. Sommige eicellen worden bevrucht, andere niet. Uit bevruchte eicellen ontstaan vrouwtjes, uit onbevruchte eicellen ontstaan mannetjes. Mannetjes zijn altijd haploïd. 
In het cytoplasma van cellen van sluipwespen kunnen Wolbachia-bacteriën voor komen. Onder invloed van deze Wolbachia-bacteriën verloopt de eerste mitose van een zich ontwikkelende, onbevruchte eicel abnormaal. Hierdoor wordt de cel diploïd. Alle latere celdelingen verlopen normaal.
4 Geef aan welke afwijking in de eerste mitose optreedt.

In Engeland is onderzoek verricht bij tachtig vrouwen met het syndroom van Turner. Turner-vrouwen hebben maar éénX-chromosoom per cel; dit komt voor bij 1:10.000 pasgeboren meisjes. Turner-vrouwen zijn onvruchtbaar doordat de eierstokken onderontwikkeld zijn. Een afwijking in het aantal geslachtschromosomen is bijna altijd het gevolg van een fout tijdens een meiotische deling: het erfelijke materiaal wordt niet goed verdeeld. Bij het syndroom van Turner kan deze fout bij de vorming van spermacellen of bij de vorming van eicellen zijn opgetreden. Een ouderpaar heeft een dochter met het syndroom van Turner. Dit heeft geen invloed op de kans dat een volgend kind het syndroom van Turner wel of niet heeft.

5 Hoe groot is dan de kans dat het tweede kind van dat echtpaar een meisje is met het syndroom van Turner?
A 1 : 10-12
B 1 : 10-8
C 1 : 2.10-4
D 1 : 10-4

Stel dat de fout optreedt tijdens de vorming van een eicel.
6 Op welk moment of op welke momenten tijdens de meiose kan dat leiden tot een eicel waaruit, na bevruchting met een normale spermacel, een kind met het syndroom van Turner ontstaat?
A alleen tijdens meiose I
B alleen tijdens meiose II
C zowel tijdens meiose I als meiose II

 

Oefenvragen 3:

 

Bij mannen wordt de productie van het hormoon testosteron geregeld door de hypothalamus en de hypofyse. Afgifte van het hormoon LHRH door de hypothalamus stimuleert de afgifte van LH door de hypofyse. Het LH stimuleert de afgifte van testosteron door de testes. Door negatieve terugkoppeling remt testosteron de productie van LHRH en de productie van LH. In afbeelding 1 is deze regeling van de productie van geslachtshormonen bij mannen schematisch weergegeven.

Afbeelding 1

Bij een bepaalde oudere man blijken de testes minder testosteron te produceren dan vroeger. De hypothalamus enhypofyse blijven normaal op regulerende signalen reageren.
1          Leg uit welke invloed deze vermindering van de testosteronproductie heeft op de productie van LHRH.

Afbeelding 2

Op het moment van ovulatie stijgt bij vrouwen de lichaamstemperatuur enigszins. Een vrouw heeft gedurende haar menstruatiecyclus van 10 april tot 10 mei dagelijks haar lichaamstemperatuur gemeten. Het diagram in afbeelding 2 geeft de verandering in de lichaamstemperatuur van deze vrouw gedurende deze cyclus weer.

In deze menstruatiecyclus stijgt alleen na 23 april de concentratie van een bepaald hormoon of bepaalde hormonen in het bloed van deze vrouw sterk.

2          Welk van de hormonen FSH, oestradiol en progesteron is dit of welke zijn dit?
A         alleen FSH
B         alleen oestradiol
C         alleen progesteron
D         FSH en progesteron

Lees de krantentekst.

Bij het experiment werd het Sry-gen in een vroeg ontwikkelingsstadium van een vrouwelijke muis ingebracht.
3          In welke cel of in welke cellen is het gen ingebracht?
A         in de zygote
B         in cellen van de navelstreng
C         in hypofysecellen van het embryo

In de tekst staat niet of het mannetje P wel of geen testosteron produceert.
De tekst bevat wel een gegeven dat erop kan wijzen dat het mannetje P géén testosteron produceert.
4          Welk gegeven in de tekst is dit?

De tekst bevat ook een gegeven op grond waarvan je zou kunnen concluderen dat het mannetje P wél testosteronproduceert.
5          Welk gegeven in de tekst is dit?

Het komt voor dat een echtpaar geen kinderen kan krijgen, alhoewel zowel de man als de vrouw genoeg gezonde voorplantingscellen produceren. Het is tegenwoordig mogelijk de bevruchting buiten het lichaam van de vrouw te laten plaatsvinden. Men spreekt dan van IVF (in-vitrofertilisatie). De vrouw wordt van te voren behandeld met een hormoon waardoor in de eierstokken tegelijkertijd een aantal eicellen tot volledige rijping komt. Deze eicellen worden operatief uit één van de eierstokken gehaald en buiten het lichaam van de vrouw bevrucht. Na bevruchting ontwikkelen zich morula's. Enkele van deze morula's worden in de baarmoeder van de betreffende vrouw ingeplant. Hoewel meestal enige morula's gelijktijdig worden ingeplant, is de kans op het ontstaan van zwangerschap lang geen 100%. Na 9 maanden kan een ‘reageerbuisbaby’ op de normale wijze geboren worden.

Door de vrouw vantevoren een hormoon toe te dienen, wordt de natuurlijke hormonale regulatie versterkt.

6          Wordt een hormoon toegediend dat werkt, zoals FSH, zoals oestrogeen of zoals progesteron?
A         zoals FSH
B         zoals oestrogeen
C         zoals progesteron

Afbeelding 3

Bij mannen wordt de productie van het hormoon testosteron geregeld door de hypothalamus en de hypofyse. Afgifte van het hormoon LHRH door de hypothalamus stimuleert de afgifte van LH (Luteïniserend Hormoon) door de hypofyse. HetLH stimuleert de afgifte van testosteron door de testes. Door negatieve terugkoppeling remt testosteron de LHRH-productie en de LH-productie. In afbeelding 3 is deze regeling schematisch weergegeven.

In de loop van een dag schommelen de concentraties van de hormonen LHRH, LH en testosteron in het lichaam van een volwassen man.
In afbeelding 4 is de LH-concentratie in het bloed van een bepaalde volwassen man in de loop van een deel van een dag weergegeven.

Afbeelding 4

De verandering van de LH-concentratie in het bloed tussen 10 uur en 11 uur wordt veroorzaakt door een verandering van de testosteron-concentratie.

7          Gaat het daarbij om een verhoging of een verlaging van de testosteron-concentratie? Geef een verklaring voor je antwoord.

Afbeelding 5

In afbeelding 5 is een schematische doorsnede van een deel van een ovarium weergegeven met daarin een eicel in een bepaald stadium van rijping.

8          Wanneer wordt het weergegeven stadium aangetroffen tijdens de menstruatiecyclus?
A         ongeveer een dag voor de menstruatie
B         ongeveer een dag na de menstruatie
C         ongeveer een dag voor de ovulatie
D         ongeveer een dag na de ovulatie

Als een koe drachtig (= zwanger) is, produceert ze het 'drachtigheidshormoon'. Dit hormoon stimuleert onder andere de ontwikkeling van de melkklieren in de uier. Ook de mens heeft een dergelijk hormoon.

9          Noem de twee plaatsen in het lichaam waar het 'drachtigheidshormoon' bij een drachtige koe kan worden geproduceerd.

Het 'drachtigheidshormoon' voorkomt via een terugkoppelingmechanisme dat de koe tijdens de dracht bronstig wordt.
10        Beschrijf dit terugkoppelingsmechanisme in drie stappen.

Bij een man schommelt het testosterongehalte van het bloed normaal rond een bepaalde waarde R. Als gevolg van een ontsteking is bij een bepaalde man één van de zaadleiders afgesloten.
11        Wordt als gevolg van deze afsluiting de waarde R kleiner, blijft zij gelijk of wordt zij groter?
A         wordt kleiner
B         blijft gelijk
C         wordt groter

Afbeelding 6

Afbeelding 6 geeft schematische doorsneden van een borst en enig achterliggend weefsel weer.
 
Melkklieren en tepels zijn zowel bij jongens als bij meisjes bij de geboorte aanwezig. In de puberteit ontwikkelen zich alleen bij meisjes borsten door een toename van de hoeveelheid vetweefsel en een verdere ontwikkeling van de melkklieren. Dit gebeurt onder invloed van bepaalde hormonen. Eén van deze hormonen veroorzaakt tijdens de menstruatiecyclus kleine veranderingen in de borsten. Tijdens een zwangerschap ontwikkelen de niet-actieve melkklieren zich onder invloed van een ander hormoon tot actieve melkklieren.

In afbeelding 6 is links schematisch een borst weergegeven met melkklieren die nog niet actief zijn. Dit zou een borst kunnen zijn van een meisje van 15 jaar.
 
12        Welk hormoon speelt of welke hormonen spelen een rol bij de ontwikkeling en groei van de borsten bij meisjes in de puberteit?
A         alleen oestradiol
B         alleen oxytocine
C         alleen progesteron
D         oestradiol en oxytocine
E         oestradiol en progesteron
F          oxytocine en progesteron

Vrouwen kunnen bij zichzelf de borsten onderzoeken op de aanwezigheid van een bobbeltje dat mogelijk het begin vankanker is. In een bepaalde periode van de menstruatiecyclus zijn vaak ook bobbeltjes in de borst te voelen die geen vormen van kanker zijn. Daarom is het van belang dat het onderzoek van de eigen borsten op een vast tijdstip in de menstruatiecyclus wordt gedaan.
13        In welke periode van de menstruatiecyclus kan dit vaste tijdstip het beste worden gekozen? 
 
Bij de volgende vragen kun je tabel 1 gebruiken en mag je er van uitgaan dat de werking van hormonen bij alle zoogdieren hetzelfde is.
 
Tabel 1
 
De extra opname van oestradiol door het eten van vlees wordt vergeleken met de productie van oestradiol in het lichaam van de mens zelf. Hiervoor wordt de bevolkingsgroep gebruikt waarbij een extra opname naar verhouding de grootste concentratieverandering veroorzaakt.

14        Welke bevolkingsgroep wordt ter vergelijking gebruikt?
A         meisjes voor de puberteit
B         volwassen niet-zwangere vrouwen
C         volwassen zwangere vrouwen
D         volwassen vrouwen na de menopauze
E         jongens voor de puberteit
F          volwassen mannen

Hormonen kunnen de ontwikkeling van borstkanker versnellen, nadat deze is ontstaan. Bij muizen is ontdekt dat bestaande tumoren in melkklieren groter worden als de muizen zwanger worden.
15        Noem een hormoon waardoor de ontwikkeling van deze tumoren waarschijnlijk wordt versneld.

 

 

Oefenvragen 4:

 

Soms is een ‘reageerbuisbevruchting’ de enige manier voor een man en een vrouw om kinderen te krijgen. Bij deze methode worden eicellen uit de ovaria gehaald. In een voedingsmedium worden deze eicellen samengebracht met zaadcellen, zodat bevruchting kan plaatsvinden. Na de bevruchting vindt de eerste ontwikkeling van de embryo's in het voedingsmedium plaats. Twee of meer embryo's worden daarna in de baarmoeder van de moeder ingebracht.

Afbeelding 1

Afbeelding 1 geeft drie ontwikkelingsstadia van een embryo weer. Deze stadia zijn niet alle op dezelfde schaal getekend.

1          In welk stadium zullen de embryo's in het lichaam van de vrouw worden ingebracht?
A         in stadium 1
B         in stadium 2
C         in stadium 3

Van de kinderen die na ‘reageerbuisbevruchting’ worden geboren, is het percentage tweelingen ongeveer 10%. Dat is beduidend hoger dan bij natuurlijke zwangerschappen. Over het type tweelingen dat meer wordt geboren na ‘reageerbuisbevruchting’ worden de volgende beweringen gedaan:
1 Er zullen vooral meer identieke tweelingen worden geboren.
2 Er zullen vooral meer niet-identieke tweelingen worden geboren.
3 De verhouding tussen identieke en niet-identieke tweelingen zal dezelfde zijn als bij natuurlijke zwangerschappen.

2          Welke van deze beweringen is juist?
A         bewering 1
B         bewering 2
C         bewering 3

Om mogelijke afwijkingen van een ongeboren kind te onderzoeken, kan een vruchtwaterpunctie worden gedaan. Hierbij wordt via een buisje dat door de buikwand en door de wand van de baarmoeder van de zwangere vrouw gaat een kleine hoeveelheid vruchtwater opgezogen. De in het vruchtwater zwevende cellen worden onderzocht. Vruchtwater bevat geen cellen van de moeder.
3          Geef hiervoor een verklaring.

De volgende verschijnselen bij de vrouw kunnen ongewenste kinderloosheid tot gevolg hebben:
1 Tijdens het begin van de zwangerschap wordt het baarmoederslijmvlies afgestoten.
2 In de eileiders zijn verstoppingen aanwezig die de doorgang voor een eicel blokkeren.
3 Er treedt een sterke afweerreactie op tegen het embryo.

4          Bij welke van deze afwijkingen is de beschreven IVF-behandeling voor de vrouw mogelijk een oplossing om toch zwanger te worden?
A         bij verschijnsel 1
B         bij verschijnsel 2
C         bij verschijnsel 3.

De volgende tekst is een bewerking van een artikel uit een landelijk dagblad:

Tijdens een wetenschappelijk congres werd bekend dat een kalf van twee vaders en geen biologische moeder was geboren. Bij een net bevruchte eicel had men vóór de versmelting de kern van de eicel verwijderd. In plaats van die eicelkern had men een tweede, extra kern afkomstig van een spermacel in de eicel gebracht.
Bij een ander onderzoek had men kalverembryo's kort na de eerste delingen in twee helften gesplitst. De beide helften werden in verschillende koeien geïmplanteerd. Ze ontwikkelden zich verder tot een kalf. Ook werd een gesplitst embryoeerst in de diepvries bewaard en pas later, na de geboorte van het eerste tweelingkalf, in dezelfde draagkoe geïmplanteerd. Het splitsen van de embryo's vond plaats om te weten te komen of bepaalde eigenschappen uitsluitend erfelijk of mede door milieu-invloeden worden bepaald. Het splitsen van embryo's gebeurt doorgaans in het stadium dat is weergegeven in afbeelding 2.

Afbeelding 2

Voor de volgende vragen mag je ervan uitgaan dat de ontwikkelingsprocessen bij runderen overeenkomen met die bij de mens.

5          Via welk orgaan of via welke organen worden de gesplitste embryo's naar de plaats van innesteling in een koe gebracht?

Bij het tweede beschreven onderzoek bleken de tweelingkalfjes die geboren werden te verschillen in de onderzochte eigenschappen.

6          Welke conclusie met betrekking tot de onderzoeksvraag kun je hieruit trekken? Licht toe hoe je tot je conclusie bent gekomen.

Bij runderen wordt het geslacht op dezelfde wijze door geslachtschromosomen bepaald als bij de mens. Een runderembryo met twee Y-chromosomen komt niet tot ontwikkeling. De techniek van het verwijderen van kernen uit eicellen die in de tekst wordt beschreven, is niet erg geschikt voor het verkrijgen van melkvee. Als verklaring hiervoor worden de volgende beweringen gedaan.

1          Uit op deze manier verkregen embryo's kunnen alleen stiertjes ontstaan.
2          De koeien die uit dergelijke embryo's ontstaan, kunnen geen melk geven, doordat ze het vermogen tot melkproductie niet hebben geërfd van hun moeder.
3          De verhouding koekalfjes en stierkalfjes, die op deze manier wordt verkregen, is theoretisch 1:2.

7          Welke van deze beweringen is of welke zijn een juiste verklaring voor het feit dat deze methode niet geschikt is voor het verkrijgen van melkvee?
A         alleen 1
B         alleen 2
C         alleen 3
D         2 en 3

Meestal krijgt een koe slechts één kalfje per jaar. Van erg 'goede' koeien wil men graag veel kalveren hebben. Door middel van een speciale techniek kan dat worden bereikt. Door toediening van een hormoon is het mogelijk om in een koe meer dan één eicel tegelijk te laten rijpen. Vervolgens wordt via kunstmatige inseminatie (KI) sperma in de baarmoeder gebracht, waarna bevruchting van de eicellen in de eileiders van de koe plaatsvindt. Op het moment dat de embryo's in de baarmoeder aankomen, wordt deze gespoeld en worden de embryo's opgevangen. Deze embryo's worden dan in andere koeien ingebracht waar ze zich verder ontwikkelen.
Je mag er van uit gaan dat de werking van hormonen bij runderen overeenkomt met die bij de mens.

8          Welk hormoon kan, na kunstmatige toediening, het rijpen van meer eicellen tegelijk bevorderen?
A         FSH
B         LH
C         oestradiol
D         progesteron

Als het baarmoederslijmvlies van een koe waarin een embryo wordt ingebracht in de juiste conditie is, zal het embryozich innestelen.

9          Welk hormoon zorgt er vervolgens voor dat het ingenestelde embryo niet met het baarmoederslijmvlies wordt afgestoten?

A         FSH
B         LH
C         oestradiol
D         progesteron

 

Oefenvragen 5:

In afbeelding 1 is schematisch een embryo weergegeven en een deel van de baarmoeder waarin het zich bevindt.

Afbeelding 1

Op een bepaald moment van de embryonale ontwikkeling heeft dit embryo zich ingenesteld in de baarmoederwand.
1          Na hoeveel tijd vanaf het moment van de bevruchting begint de innesteling van een zich ontwikkelend embryogewoonlijk?

Tijdens de verdere embryonale ontwikkeling ontstaan de vruchtvliezen. In afbeelding 1 zijn drie vliezen met cijfers aangegeven.
2          Uit welk of welke van deze vliezen ontwikkelen zich de vruchtvliezen?
A alleen uit vlies 1
B alleen uit vlies 2
C alleen uit vlies 3
D alleen uit de vliezen 1 en 2
E alleen uit de vliezen 2 en 3
F uit de vliezen 1, 2 en 3

De in afbeelding 1 aangegeven vlokken hebben gezamenlijk een zeer groot oppervlak.
3          Noem twee functies van deze vlokken voor het embryo.

Afbeelding 2

In afbeelding 2 is in tekening 1 een deel van de baarmoederwand, de placenta en de navelstreng bij een zwangere vrouw weergegeven. In tekening 2 is de ligging van de longen in de borstkas van een mens afgebeeld. Enkele delen die een functie hebben bij de ademhaling of gaswisseling, zijn in deze tekening aangegeven.
In de placenta vindt via laag P gaswisseling ten behoeve van het embryo plaats.

4          Met welk van de in tekening 2 aangegeven delen komt laag P wat betreft deze gaswisselingsfunctie overeen?
A         met het borstvlies
B         met het longvlies
C         met het middenrif
D         met de wand van een longblaasje

Zwangere vrouwen die een verhoogd risico hebben op een kind met een afwijking, kunnen laten onderzoeken of de cellen van hun embryo een afwijkend aantal chromosomen hebben.
Enkele technieken die bij prenataal onderzoek kunnen worden toegepast, zijn: 
1          vruchtwaterpunctie,
2          vlokkentest (chorionvlokkenbiopsie),
3          echoscopie.

Afbeelding 3 laat schematisch deze drie technieken uit de prenatale diagnostiek zien.

Afbeelding 3

5          Door welke van deze technieken kunnen cellen worden verkregen voor prenataal onderzoek naar het aantalchromosomen van het kind?
A         alleen door echoscopie
B         alleen door een vlokkentest
C         alleen door een vruchtwaterpunctie
D         alleen door een vlokkentest en door een vruchtwaterpunctie
E         zowel door echoscopie als door een vlokkentest, als door een vruchtwaterpunctie

De cellen die worden verzameld voor het tellen van de chromosomen, moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. Enkele mogelijke voorwaarden zijn:
1          de cellen moeten een kern hebben,
2          de cellen moeten zich mitotisch kunnen delen,
3          de cellen moeten uit de geslachtsorganen van het embryo afkomstig zijn.

6          Aan welke van deze voorwaarden moeten de cellen voor het chromosoomonderzoek voldoen?
A         alleen aan voorwaarde 1
B         alleen aan voorwaarde 3
C         alleen aan de voorwaarden 1 en 2
D         alleen aan de voorwaarden 1 en 3
E         alleen aan de voorwaarden 2 en 3
F         aan de voorwaarden 1, 2 en 3

In bepaalde delen van Afrika komt de erfelijke ziekte sikkelcelanemie voor. Bij lijders aan deze ziekte zijn de rode bloedcellen ernstig misvormd: ze zijn sikkelvormig.
Een zwangere vrouw is heterozygoot voor de vorm van de rode bloedcellen. Hierdoor is slechts een deel van haar rode bloedcellen sikkelvormig.

Afbeelding 4

In afbeelding 4 zijn enkele delen van de moeder en het ongeboren kind aangegeven. Er hebben geen bloedingen plaatsgevonden tijdens de zwangerschap. Het ongeboren kind heeft geen allel voor sikkelcelanemie.

7          In welke van de aangegeven delen bevinden zich sikkelvormige rode bloedcellen?
A         alleen in de baarmoederwand
B         alleen in de baarmoederwand en de placenta
C         alleen in de navelstreng en de placenta
D         alleen in de navelstreng en het vruchtwater
E         alleen in de baarmoederwand, de navelstreng en de placenta
F         in de baarmoederwand, de navelstreng, de placenta en het vruchtwater

Een koe ovuleert gemiddeld eenmaal in de drie weken. Bij een ovulatie komt doorgaans één eicel vrij. Vanwege de lange draagtijd van negen maanden kan een koe slechts één kalf per jaar werpen. Door een koe bepaalde hypofysehormonen toe te dienen, kan worden bewerkstelligd dat er niet één, maar meer eicellen ongeveer gelijktijdig vrijkomen. Dit wordt superovulatie genoemd.

Er mag van uit worden gegaan dat bij het rund de ovulatiecyclus, de bevruchting en de rol van hormonen bij de regulatie daarvan, overeenkomen met die bij de mens.

In de fokpraktijk maakt men voor een superovulatie doorgaans geen gebruik van de hypofysehormonen zelf, maar van andere hormonen met dezelfde werking.
8          Met de werking van welke hypofysehormonen komt de werking van de toegediende hormonen overeen?

 

Afbeelding 5

In de praktijk zal men bij voorkeur een superovulatie opwekken bij donorkoeien met goede fokeigenschappen. Als zo'n koe ovuleert, hetgeen aan het gedrag van de koe is vast te stellen, wordt zij kunstmatig geïnsemineerd met sperma van een stier die ook goede fokeigenschappen heeft. Afbeelding 5 geeft schematisch de geslachtsorganen van een koe weer, waarin sperma wordt ingebracht.

9          Noem het orgaan waarin de bevruchting plaatsvindt.

Als de embryo's 5 tot 7 dagen oud zijn, wordt de baarmoeder gespoeld, waarbij de embryo's vrijkomen. Deze embryo's worden bij draagkoeien ingebracht. De draagkoeien moeten zich dan in dezelfde fase van de ovulatiecyclus bevinden als de donorkoe.
10       Leg uit dat het voor de ontwikkeling van de embryo's noodzakelijk is dat de draagkoeien zich in dezelfde fase van de ovulatiecyclus bevinden als de donorkoe.

Na de bevruchting vindt de ontwikkeling van het embryo plaats. In afbeelding 6 is een gedeelte van deze ontwikkeling weergegeven.

Afbeelding 6

11       In welk orgaan vindt de in afbeelding 6 weergegeven ontwikkeling plaats?
A         in de baarmoeder
B         in een eierstok
C         in een eileider

In afbeelding 7 zijn veranderingen in het baarmoederslijmvlies schematisch weergegeven in samenhang met de gebeurtenissen in een eierstok (ovarium). In de weergegeven periode vindt innesteling van een embryo plaats. Dit is niet in de afbeelding weergegeven.

 

Afbeelding 7

12       Rond welk van de momenten P, Q, R of S (zie afbeelding 7) vindt de innesteling van een embryo plaats?
A         rond moment P
B         rond moment Q
C         rond moment R
D         rond moment S

Een ongeboren kind is met de moeder verbonden door de navelstreng en placenta. Afbeelding 8 geeft dit schematisch weer.
 
Afbeelding 8
 
13       Welke van de stoffen aminozuren, eiwitten, hormonen, calciumionen, ureum en zuurstof bevinden zich in het bloed in een navelstrengader?
 
A         alleen aminozuren en eiwitten
B         alleen aminozuren en hormonen
C         alleen aminozuren, eiwitten en ureum
D         alleen calciumionen, hormonen en ureum
E         alleen calciumionen, hormonen en zuurstof
F         alle genoemde stoffen

Men vergelijkt de hoeveelheid voedingsstoffen in het bloed in verschillende bloedvaten in de navelstreng.
14       Is het gehalte aan voedingsstoffen in het bloed van een navelstrengslagader lager dan, gelijk aan of hoger dan dat in het bloed van de navelstrengader?
A         lager
B         gelijk
C         hoger

Als een vrouw tijdens haar zwangerschap medicijnen gebruikt, kunnen deze een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van het kind.
15       Op welke van de in afbeelding 8 aangegeven plaatsen Q, R, S of T vindt opname plaats van deze medicijnen in het bloed van het kind?
A         op plaats Q
B         op plaats R
C         op plaats S
D         op plaats T

Bij een Franse vrouw werd een ernstige aandoening aan de eierstokken geconstateerd. Haar eierstokken werden daarom verwijderd. Tijdens de ingreep bleek dat zij zwanger was. De zwangerschap werd uitgedragen en er werd een gezond meisje geboren. Tijdens deze zwangerschap werden geen hormonen toegediend. Wel werd regelmatig het gehalte aan oestradiol in het bloed bepaald. De gegevens zijn weergegeven in afbeelding 9. Ter vergelijking is ook het verloop van de oestradiolconcentratie van een andere vrouw met een normale zwangerschap weergegeven.
 
 
Afbeelding 9

Drie verklaringen worden geopperd voor de stijging van het gehalte aan oestradiol bij de vrouw waarvan de eierstokken zijn verwijderd.
1 De hypofyse van de moeder neemt de productie van oestradiol volledig over.
2 De placenta gaat vanaf omstreeks de derde maand oestradiol produceren.
3 De eierstokken van de baby nemen de productie van oestradiol van de moeder over.
 
16. Welke verklaring is het meest waarschijnlijk?
A         verklaring 1
B         verklaring 2
C         verklaring 3

 

Oefenvragen 6:

In afbeelding 1 is voor jongens van 0 tot 18 jaar het verband weergegeven tussen de massa van het lichaam ('lichaamsgewicht') en de energie die per kg door dissimilatie wordt vrijgemaakt ten behoeve van diverse functies.

Afbeelding 1

Uit het diagram blijkt dat vooral bij jongetjes onder de 2 jaar (10 kg) de hoeveelheid energie die dagelijks per kg wordt vrijgemaakt groter is dan bij jongens van 8 jaar (30 kg).
Geef hiervoor twee oorzaken die uit het diagram zijn af te leiden.

2 Is de verhouding oppervlakte/massa van het lichaam van jongetjes van 20 kg kleiner dan, gelijk aan of groter dan die van jongens van 40 kg?
A kleiner
B gelijk
C groter

Tabel 1

 

Bij de groei nemen lengte en gewicht toe. Tabel 1 is afkomstig uit een boek over gezondheidszorg.
Eén van de kenmerken van de puberteit is de 'groeispurt' tot de volwassen lengte. Deze groeispurt is bij jongens en meisjes verschillend. In afbeelding 2 is de groei van jongens en meisjes in een diagram weergegeven.

 
Afbeelding 2

 

Uit het diagram blijkt een verschil tussen jongens en meisjes met betrekking tot de groeispurt en een verschil met betrekking tot hun lengte.
3 Welke verschillen zijn dit?

Van de 17de tot in de 19de eeuw was het tamelijk gebruikelijk om jongens die als kind goed konden zingen vóór de puberteit te castreren, dat wil zeggen hun zaadballen te verwijderen. Een gevolg daarvan was dat ze niet 'de baard in de keel' kregen, zodat hun stem hoog bleef.

Behalve de hoge stem en het ontbreken van de zaadballen waardoor ze onvruchtbaar waren, vertoonden deze zogenoemde castraten nog meer verschillen met ongecastreerde mannen.
4 Noem twee andere zichtbare verschillen die bij castraten als gevolg van de castratie ontstonden.

De zaadballen bevinden zich in de balzak. Pas kort voor of vlak na de geboorte dalen de zaadballen af in de balzak. Wanneer dit niet gebeurt, kan vóór de puberteit operatief worden ingegrepen. Zonder zo'n operatie is de jongen later onvruchtbaar. De overige eigenschappen van een castraat komen bij deze vorm van onvruchtbaarheid niet voor. De concentraties testosteron en LH in het bloed van een man van wie de zaadballen niet zijn ingedaald en die niet is geopereerd, worden vergeleken met die in het bloed van een castraat.

5 Is de concentratie testosteron bij de castraat gemiddeld hoger dan, even hoog als of lager dan bij de man met niet-ingedaalde zaadballen? En de concentratie LH? Leg je antwoord uit, eventueel met behulp van een schema.

Veel vrouwen geven hun baby borstvoeding.

Tabel 2

Bij de volgende vragen moet je tabel 2 en 3 gebruiken.

Tabel 3

6 Bereken hoeveel liter moedermelk een baby per dag minimaal moet drinken om in ieder geval in zijn dagelijkse behoefte aan eiwitten te voorzien.

Schadelijke stoffen die in het milieu voorkomen, zoals pesticiden, zware metalen en dioxinen kunnen ook in moedermelk voorkomen. Desondanks pleiten veel deskundigen voor het geven van borstvoeding.
7 Noem twee gezondheidskundige argumenten die een deskundige daarvoor zou kunnen gebruiken.

Afbeelding 3

In de borsten van een zwangere vrouw neemt tijdens de zwangerschap de hoeveelheid melkklierweefsel toe onder invloed van oestradiol en progesteron uit de placenta. Voor de vorming van melk is het hormoon prolactine, dat in de hypofysevoorkwab wordt gevormd, nodig. De afgifte van prolactine wordt geremd door oestradiol en progesteron, zodat de melkproductie pas goed op gang kan komen wanneer de placenta niet meer aanwezig is. De gevormde melk wordt afgegeven als een baby aan de tepel van de borst gaat zuigen. De melk komt vanuit de melkklieren de melkgangen in. Men noemt dit het toeschieten van de melk. Dit toeschieten wordt veroorzaakt door de afgifte van het hormoon oxytocine,dat door de hypofyse-achterkwab wordt afgegeven. Bij sommige vrouwen leidt alleen al het horen huilen van de baby tot het toeschieten van de melk. In afbeelding 3 is de werking van prolactine en oxytocine sterk vereenvoudigd weergegeven.

Vóór de melkafgifte vinden in willekeurige volgorde de volgende processen plaats:
1 de baby zuigt aan de tepel;
2 zenuwcellen in de hypothalamus worden geprikkeld;
3 oxytocine wordt afgegeven door de hypofyse-achterkwab;
4 sensorische zenuwvezels worden geprikkeld;
5 speciale cellen in het weefsel van de borsten trekken zich samen;
6 impulsen verlopen door het ruggenmerg;
7 het toeschieten van de melk;
8 oxytocine wordt afgegeven aan het bloed.

8 Plaats de genoemde processen in de volgorde zoals zij plaatsvinden bij het toeschieten van de melk. Begin met proces 1.

Oxytocine zorgt als het ware voor de maaltijd van vandaag, prolactine voor de maaltijd van morgen. Prolactine bereikt zijn hoogste concentratie pas tegen het eind van de voeding, zodat de aanmaak van melk voor de volgende voeding meteen kan beginnen. Als deze prolactine­piek niet optreedt, doordat de moeder niet zoogt, zal binnen een paar dagen geen melk meer gemaakt kunnen worden. 
In afbeelding 4 zijn vier diagrammen weergegeven waarin sterk vereenvoudigd mogelijkheden voor het verloop van de prolactineconcentratie in het bloed van een zwangere en zogende vrouw zijn getekend. De geboorte vindt plaats op tijdstip 0.

Afbeelding 4

 

9 In welk van deze diagrammen is het verloop van de prolactineconcentratie getekend bij een vrouw die haar baby regelmatig zoogt?
A in diagram A
B in diagram B
C in diagram C
D in diagram D.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Antwoorden oefenvragen 1:

1. C. Je ziet de eicel uit het follikel komen; bovendien is te zien dat het in het midden van de menstruatiecyclus is.
2. B. Wanneer een vrouw zwanger is vindt er geen follikelrijping plaats.
3. C. Er vindt meiose plaats voor de vorming van de zaadcellen, maar om nieuwe spermatocyten te vormen vindt ook mitose plaats.
4. E. In de eierstok zijn onrijpe eicellen opgeslagen; in de zaadbal zijn geen rijpe zaadcellen opgeslagen. De zaadcellen worden in de bijbal opgeslagen.
5. C. Als de spermastamcellen nieuwe spermastamcellen opleveren ondergaan ze mitose. Als ze spermacellen opleveren ondergaan ze meiose.
6. A. Bij deze mannen vind je meer dan 75 % normale kopvormen
7. D. Uiterlijk zijn de oorzaken 1 en 2 niet waar te nemen. De hormoonconcentraties in het bloed zijn normaal; de hypofyse werkt dus goed.
8. Bij man 6; - omdat die alleen maar weinig spermacellen produceert, terwijl het percentage normale/ bewegende spermacellen behoorlijk hoog is.

 

Antwoorden oefenvragen 2:

1          B. Het aantal chromosomen in een bladcel is 18. Het aantal chromosomen in een normale cel van een stuifmeelkorrel is 9 (er heeft meiose plaatsgevonden). Door behandeling met colchicine verdubbelt het aantal chromosomen.
2          B. Tijdens meiose 1 zijn er vier chromatiden (elk chromosoom van een homoloog paar heeft er een). In een van de vier chromatiden treedt een mutatie op. Uit de eicelmoedercel ontstaan vier eicellen. De kans dat de ene eicel, die overblijft de mutatie heeft is een kwart.
3          A. Tijdens meiose 1 zijn tot en met de metafase alle chromosomen verdubbeld.
4          Uit de uitleg moet blijken dat beide chromosoom-kopieën/chromatiden in dezelfde cel blijven.
5          C. De kans dat het tweede kind een meisje is is ½. De kans dat het meisje het syndroom van Turner heeft is 10-4. deze twee kansen moet je met elkaar vermenigvuldigen.
6          C. Tijdens de eerste meitotische deling wordt het paar geslachtschromosomen niet gescheiden. Dat heeft tot gevolg dat een eicel of zaadcel het geslachtschromosoom mist. Tijdens de tweede meiotische deling worden de chromatiden van het  geslachtschromosoom niet gescheiden. Dat leidt ook tot een eicel of een zaadcel zonder geslachtschromosoom.

 

Antwoorden oefenvragen 3:

1. De productie van LHRH is hoger geworden doordat de hypothalamus minder wordt geremd door testosteron.
2. C. Na de ovulatie stijgt de lichaamstemperatuur. Dat is na 23 april; dan wordt door het gele lichaam ook veel progesteron gevormd.
3. A. Alle cellen van het gemanipuleerde muizenvrouwtje moeten het SRY-gen hebben om te zorgen dat ze zich tot mannetje ontwikkeld. Dan moet het gen ingebracht worden voordat de delingen beginnen.
4. Het gegeven dat hij geen sperma produceert; bij de spermaproductie is testosteron betrokken.
5. Dat hij geslachtskenmerken / gedrag van mannetjesmuis vertoont; daarbij is testosteron betrokken.
6. A. FSH zorgt ervoor date r in de eierstok eicellen tot rijping komen.
7 Een verhoging van de testosteronconcentratie. Uit de verklaring moet blijken dat 
- De LH-concentratie daalt wanneer de LHRH-concentratie daalt.
- De LHRH-concentratie daalt wanneer er meer remming (van de hypothalamus) door testosteron optreedt. Of: Een verhoging van de testosteronconcentratie, want
- De LH-concentratie daalt wanneer er meer remming (van de hypofyse) door testosteron optreedt
8. C. Het follikel is rijp maar nog niet opengesprongen.
9. geel lichaam/ovarium; placenta
10 Het antwoord moet de volgende drie stappen bevatten:
het drachtigheidshormoon remt de FSH-produktie
daardoor geen/weinig stimulering van de (Graafse) follikel
daardoor geen/weinig oestradiolibronsthormoon (en daardoor is er geen bronst)
11. B. De hormonen worden niet via afvoergangen maar via het bloed afgevoerd. Het testosteron wordt niet via de zaadleiders afgevoerd.
12. E. Oxytocine is werkzaam tijdens en na de geboorte. Dus niet in dit voorbeeld. Oestradiol zorgt voor de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken; progesteron voor de ontwikkeling van de melkklieren.
13. - (een moment in) de eerste helft van de menstruatiecyclus omdat - de melkklieren die als bobbeltjes te voelen zijn zich ontwikkelen onder invloed van progesteron - de concentratie progesteron in de eerste helft van de cyclus laag is / in de tweede helft van de cyclus hoog is.
14. E. Bij hen is de productie van geslachtshormonen nog niet begonnen (of heel klein).
15. Progesteron/oestradiol

 

Antwoorden oefenvragen 4: 

1. B. De bevruchting en de eerste delingen van het embryo vinden in de eileider plaats.
2, B. Er worden meerdere eicellen bij ‘regaeerbuisbevruchting' gebruikt.
3. Uit je antwoord moet het volgende blijken:
- De vruchtvliezen voorkómen dat cellen van de moeder in het vruchtwater komen.
Of:- Het vruchtwater (en de vruchtvliezen er omheen) worden gevormd door het embryo.
4. B. Als de eileiders geblokkeerd zijn, kan het embryo niet naar de baarmoeder. Bij IVF-behandeling worden embryo's in de baarmoeder gebracht
5. Uit het antwoord moet blijken dat een embryo van buitenaf via de vagina/baarmoedermond (in de baarmoeder) wordt gebracht.
6. Uit het antwoord moet het volgende blijken:
Het zijn genetisch identieke kalfjes
Dat er toch verschil is (in fenotype) kan uitsluitend een gevolg van milieufactoren zijn.
7. C. Als er meer stierkalfjes dan koekalfjes geboren worden, zullen er later minder koeien zijn. Stieren geven geen melk
8. A. FSH stimuleert het rijpen van eicellen.
9. D. Progesteron laat slijmvlies verder groeien

 

Antwoorden oefenvragen 5:

1. 4/5/6/7/8 dagen; Als je minder dan 4 dagen of meer dan 8 dagen noemt is het niet goed.
2. E. 2 is het amnionvlies en 3 het chorionvlies. De vruchtvliezen ontwikkelen zich uit amnion- en chorionvlies.
3. Twee van de volgende functies:
- het opnemen van voedingsstoffen
- het afgeven van afvalstoffen
- het opnemen van zuurstof
- het afgeven van koolstofdioxide
4. D. Gaswisseling vindt in de longen plaats tussen de longblaasjes en de bloedvaten er omheen.
5. D. Je moet cellen van het embryo te pakken krijgen; dat gebeurt niet bij een echoscopie. In het vruchtwater bevinden zich altijd wel cellen van het embryo en de chorionvlokken zijn ook uit de zygote gevormd en hebben dezelfde genetische samenstelling als het embryo zelf.
6. C. Om de chromosomen te kunnen tellen moeten de cellen in deling zijn. In de geslachtsorganen, als die al ontwikkeld zijn, vindt bij meisjes al een deel van de meiose plaats. 
7. B. De moeder heeft sikkelvormige bloedcellen; het kind niet. In de placenta en baarmoederwand bevindt zich bloed van de moeder, waarin sikkelvormige cellen kunnen zitten. Ide navelstreng en het vruchtwater bevinden zich alleen cellen van het kind.
8. FSH/ LH; deze zorgen resp. voor follikelrijping en ovulatie.
9.In de eileider
10. Uit het antwoord moet blijken dat de baarmoederwand/het baarmoederslijmvlies gereed moet zijn voor de innesteling van een embryo.
11. C. De eerste delingen van het embryo vinden in de ileider plaats.
12. C. Rond Q vindt de ovulatie plaats en in korte tijd daarna moet bevruchting plaatsvinden. Innesteling is ongeveer een week later.
13. F. deze stoffen zijn allemaal nodig voor het kind.
14. A. De navelstrengslagader gaat van kind naar placenta. In de placenta worden o.a. voedingstoffen vanuit het bloed van de moeder in het bloed van het kind opgenomen. de navelstrengslagader voert het bloed nar het kind terug.
15. B. Op plats R bevinden zich de bloedvaten van het kind in de placenta. Daar neemt het bloed van het kind stoffen op uit het bloed van de moeder.
16. B. De placenta produceert oestradiol en progesteron. De hypofyse produceert deze hormonen niet en de eierstokken van de baby werken nog niet.

 

Antwoorden oefenvragen 6:

1. Jongetjes onder de 2 jaar gebruiken meer energie voor de groei dan jongens van 8 jaar Jongetjes onder de 2 jaar hebben een hogere stofwisseling in rust dan jongens van 8 jaar.
2. C. De stofwisseling in rust bij jongetjes van 20 kg. is groter dan die van jongetjes van 40 kg. Dat heeft te maken met de afkoeling door de ongunstige oppervlak/volumeverhouding.
3. Uit het antwoord moet het volgende blijken:
Meisjes beginnen (gemiddeld) eerder aan de groeispurt 1 meisjes tussen 10 en 17 jaar zijn (gemiddeld) langer dan jongens. Jongens worden (gemiddeld) langer.|
4. Voorbeelden van juiste verschillen: geen/weinig baardgroei, meer onderhuids vet, minder ontwikkeling van spieren, kleinere penis.
5. In het antwoord moeten de volgende elementen te onderscheiden zijn: Bij een castraat is de concentratie testosteron lager en de concentratie LH hoger dan bij een man met niet-ingedaalde zaadballen.Juiste verklaring voor lagere testosteron-concentratie: geen zaadballen juiste verklaring voor hogere LH-concentratie: door ontbreken van negatieve terugkoppeling via testosteron.
6. Een juiste berekening leidt tot de uitkomst 0,53 l/dag.
Berekening van de dagelijkse eiwitbehoefte: 1,8 x 3,5 = 6,3 g/dag. |
Omrekening van de dagelijkse eiwitbehoefte naar het aantal liter moedermelk: delen door 12.
7. Voorbeelden van juiste argumenten:
Moedermelk zorgt voor immuniteit / bevat antistoffen Moedermelk heeft de juiste samenstelling van voedingsstoffen,
Borstvoeding is (gemakkelijker) steriel te geven Borstvoeding geven versterkt de binding tussen moeder en kind.
Borstvoeding heeft altijd de juiste temperatuur.
8. De juiste volgorde is: 1-4-6-2-3-8-5-7
9. B. De moeder moet zogen en dat kan pas na de geboorte. Vanaf dat moment kan prolactine na elke voeding zijn piek bereiken.

Thema 4: Erfelijkheid

Ieder mens is uniek. Allemaal hebben we een vader en een moeder. Welke eigenschappen heb je van hen en welke niet? In dit thema staat erfelijkheid van zowel prettige als minder prettige eigenschappen bij verschillende organismen centraal. 

Als je helemaal klaar bent met de stof kun je je kennis testen op de pagina 'oefenen voor het proefwerk'. Hier vind je een samenvatting, een begrippenlijst, puzzels, oefenopgaven en oude examenopdrachten.

 

Heel veel succes!

4.2 Fenotype, genotype en epigenetica

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context kunnen omschrijven wat het genotype en wat het fenotype van een organisme is. Ook moet je het doel van tweelingonderzoek kunnen beschrijven.

Je moet in een context kunnen omschrijven wat DNA-sequentie, genexpressie en epigenetica betekenen.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Oefening erfelijke eigenschappen

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren:

Dan&Shag fans: erfelijkheid bij mensen

 

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

Video over genetische verschillen bij eeneiige tweelingen (epigenetica) in het Engels:

------------------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Fenotype

Gen (erffactor)

Genotype

Milieufactoren

DNA-sequentie

Genexpressie

Epigenetica

4.3 Genenparen

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context kunnen omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekenen. Ook moet je in een context kunnen beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Oefening kruisingen

-------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Genenpaar

Allel

Allelenpaar

Homozygoot

Heterozygoot

Dominant

Recessief

Intermediair

Onvolledig dominant

Genetica

Erfelijkheidsleer

Recombinatie

Genetische variatie

4.4 Monohybride kruisingen

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context van een monohybride kruising een kruisingsschema kunnen opstellen.

Je moet in een context bij een gegeven monohybride kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen kunnen afleiden.

 

Bekijk de volgende lesvideo's

Lesvideo 1: Mendel en het opstellen van een kruisingsschema:

 

Lesvideo 2: Het afleiden van genotypen uit een kruisingsschema:

 

 

 

Animatie de wetten van Mendel

Animatie monohybride kruising - autosomaal - normaal

Animatie monohybride kruising - autosomaal - intermediair

Animatie stambomen

Oefening stamboom algemeen

Oefening stamboom autosomaal

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren:

Voor de Usher & Will I. am fans: Greg Mendell & Meiosis

 
----------------------------------------------------------------------------------------------------------
Achtergrondinformatie

 

Bekijk de volgende video over het onstaan van fruitvliegjes:

--------------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Johann Mendel

Kruisingen

Monohybride kruising

Dihybride kruising

Kruisingsvraagstuk

Testkruising

Stamboom

Overerving erwt monohybride
Overerving erwt monohybride
Overerving erwt dihybride
Overerving erwt dihybride

4.5 Geslachtschromosomen

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context kunnen beschrijven hoe de geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.

Je moet in een context bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen kunnen afleiden, wanneer er sprake is van X-chromosomale overervering.

 

Bekijk de volgende lesvideo over geslachtschromosomen en X-chromosomale overerving:

 

Bekijk lesvideo 2 over kruisingsschema's bij X-chromosomale overerving:

 

Animatie karyogram

Animatie monohybride kruising - X-chromosomaal

Oefening karyogram

Oefening stamboom X-chromosomaal

---------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren:

Voor de LMFAO fans: Genetica bepaald je Sekse

 

Geslachtschromosomen
Geslachtschromosomen
X-chromosomale overerving
X-chromosomale overerving

--------------------------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst

Karyotype

Karyogram (chromosomenportret)

Autosomen

X-chromosoom

Y-chromosoom

Geslachtschromosomen

X-chromosomaal

Autosomaal

Roodgroenkleurenblindheid

Bloederziekte (hemofilie)

Draagster

4.6 Multipele allelen en letale factoren

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen kunnen afleiden, wanneer er sprake is van multipele allelen of een letale factor. Je moet ook enkele andere gevallen kunnen herkennen waarin overerving anders verloopt.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Bekijk de volgende video over bloedgroepen:

Animatie monohybride kruising - autosomaal - bloedgroep

Animatie monohybride kruising - autosomaal - lethale factor

Oefening monohybride kruisingen

Rekenhulp bloedgroepbepaling kind

Oefening stamboom bloedgroep

Bloedgroepen
Bloedgroepen
Mitochondriale overerving
Mitochondriale overerving

--------------------------------------------------

Begrippenlijst

Multipele allelen

Letale factoren

Mitochondriaal DNA

4.7 Gekoppelde genen

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen kunnen afleiden, wanneer er sprake is van koppelde genen.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Animatie dihybride kruising - ongekoppelde overerving

Animatie dihybride kruising - gekoppelde overerving

Oefening dihybride kruisingen

Oefening polygene overerving

----------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst

Onafhankelijke overerving

Gekoppelde overerving

Gekoppelde overerving bij de fruitvlieg
Gekoppelde overerving bij de fruitvlieg
Weergave gekoppelde overerving
Weergave gekoppelde overerving

4.8 Moleculaire erfelijkheid

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context kunnen beschrijven hoe chromosomen en DNA-moleculen zijn gebouwd en op welke manier het genotype tot uiting komt in het fenotype.

 

Bekijk de volgende lesvideo's over moleculaire erfelijkheid en DNA:

 

Bekijk lesvideo over eiwitsynthese en RNA:

Animatie bouw en werking DNA

Animatie inzoomen: cel en DNA

Practicum: Zelf DNA isoleren uit een kiwi

Animatie eiwitsynthese

Animatie eiwitsynthese (Engels)

Oefening bouw DNA en chromosoom

Bereken hoeveel DNA jij in je lijf hebt

-------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

Deze video's van schooltv duren maximaal 2 minuten maar geven een duidelijke uitleg op een weer net andere manier.

Even kijken dus!

 

Wisebit: Hoe werkt DNA?

 

Schooltv: De ontdekking van DNA

Watson en Crick verklaarden de bouw van DNA

http://www.schooltv.nl/video/het-dna-van-de-mens-watson-en-crick-verklaarden-de-bouw-van-het-dna/#q=categorie%3A%22Gezondheid%22

 

Schooltv: De opbouw van DNA

Aminozuren en eiwitten

http://www.schooltv.nl/video/de-opbouw-van-dna-aminozuren-en-eiwitten/#q=categorie%3A%22Gezondheid%22

 

Schooltv: DNA, het zit in al je cellen

http://www.schooltv.nl/video/dna-dna/#q=categorie%3A%22Gezondheid%22

 

Schooltv: DNA isoleren

Hoe haal je DNA uit een cel?

http://www.schooltv.nl/video/dna-isoleren-hoe-haal-je-dna-uit-een-cel/#q=dna%20isoleren

 

Schooltv: DNA profiel

Wat is dat?

http://www.schooltv.nl/video/dna-profiel-wat-is-dat/#q=dna%20profiel

 

Schooltv: De eiwitsynthese

Hoe worden verschillende typen eiwitten gevormd?

http://www.schooltv.nl/video/de-eiwitsynthese-hoe-worden-verschillende-typen-eiwitten-gevormd/#q=categorie%3A%22Natuur%22

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren terwijl ze studeren:

The DNA song:

 

They might be giants: Cell song (over DNA)

 

DNA rap van Mr. W:

 

Bruno Mars fans:

 

Mr W. - DNA Replication Rap:

 

Mr. W: Protein Synthesis Song:

 

DNA in een celkern
DNA in een celkern
DNA
DNA
Verschil RNA en DNA
Verschil RNA en DNA
RNA en eiwitsynthese
RNA en eiwitsynthese

-------------------------------------------------------------

Begrippenlijst

Enzymen

Aminozuren

DNA (desoxyribonucleïnezuur)

Dubbele spiraal

Nucleotiden

Fosfaatgroep

Desoxyribose

Stikstofbase

Adenine

Thymine

Cytosine

Guanine

Basenparing

DNA-sequentie

RNA

Genetische code

Niet-coderend DNA

Genoom

Genomica (genomics)

4.9 Mutaties

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context het ontstaan en de uitwerking van mutaties kunnen beschrijven.

 

Bekijk de volgende lesvideo's over mutaties:

 

Bekijk lesvideo 2 over sikkelcelziekte en kanker:

 

Animatie over kanker (Engels)

--------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie:

Schooltv: Wat is het syndroom van Down?

 

Schooltv: Wat is kanker?

 

Schooltv: Hoe wordt je beter van kanker?

Door chemotherapie en bestraling

http://www.schooltv.nl/video/hoe-word-je-beter-van-kanker-door-chemotherapie-en-bestraling/#q=kanker

 

Schooltv: Sikkelcelanemie

Een erfelijke bloedziekte

http://www.schooltv.nl/video/sikkelcelanemie-een-erfelijke-bloedziekte/#q=categorie%3A%22Natuur%22

 

------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren:

Flo Rida fans:

 

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

Het gevolg van straling: Chernobyl....

Let op, de documentaire kan zeer schokkende beelden bevatten!

De kernramp van Tsjernobyl was een ernstig ongeluk met een van de kernreactoren van de Kerncentrale Tsjernobyl dat plaatsvond op zaterdag 26 april 1986 nabij de gelijknamige Oekraïense plaats (toen nog Sovjet-Unie ) Tsjernobyl .

De ontplofte kerncentrale in Tsjernobyl legde een deken van giftige, radioactieve stoffen over grote delen van Oost-Europa. Vooral de bevolking van de Oekraïne en Wit-Rusland zal nog tot in lengte van dagen te maken hebben met de stoffen die destijds zijn vrijgekomen. De gemiddelde levensverwachting is er in de afgelopen tien jaar schrikbarend gedaald.

Juist de spermacellen van de man bleken erg mutatiegevoelig voor deze straling. Dit heeft mede geleid tot onderstaande schokkende beelden van het nageslacht dat gedurende deze periode verwekt is.... 

 

 

Puntmutatie bij sikkelcelziekte
Puntmutatie bij sikkelcelziekte

------------------------------------------------------------

Begrippenlijst

Mutatie

Oefenen voor het proefwerk

Samenvatting

Bij de geslachtelijke voortplanting versmelten de kernen van de vrouwelijke geslachtscel (eicel) en de mannelijke geslachtscel (zaadcel) met elkaar. De bevruchte eicel, de zygote, groeit uit tot een nieuw individu.

Eicel en zaadcel zijn haploïd, d.w.z. dat hun chromosomenaantal is gehalveerd. De halvering gebeurt in een speciale celdeling, de meiose ofwel reductiedeling. Na versmelting van de haploïde geslachtscellen is de zygote weer diploïd.

De mens heeft 46 (23 paar) chromosomen. Elk paar is overeenkomstig in vorm en heeft dezelfde genenvolgorde. Twee tweelingchromosomen noem je homologe chromosomen.  Chromosomen bestaan uit DNA-moleculen, die de genen (erfelijke codes voor de eiwitten) bevatten. De varianten van een gen heten allelen. 

Het genotype is het geheel van erfelijke eigenschappen. Het fenotype is de verschijningsvorm, dus wat je kunt waarnemen.

Als je een zelfde allel voor een bepaalde eigenschap hebt,  ben je voor die eigenschap homozygoot. Heb je twee verschillende allelen, dan ben je heterozygoot. Het allel dat bij heterozygotie in het fenotype tot uiting komt, is dominant.Het domineert het andere - recessieve - allel. Wanneer de allelen even sterk overerven, ontstaat een intermediair fenotype.

Een monohybride kruising is een kruising waarbij je let op de overerving van één eigenschap. Bij een dihybride kruisingkijk je naar twee eigenschappen. Bij deze kruisingen ontstaat het nageslacht in wetmatige aantallen.

Het 23ste paar chromosomen zijn de geslachtschromosomen. Vrouwen hebben twee X-chromosomen, mannen een X- en een Y-chromosoom. Een zoon erft de Y-chromosoom altijd van z'n vader.

Genen die in het X-chromosoom liggen, heten X-chromosomale genen. Het Y-chromosoom is klein en bevat weinig genen. Twee verschillende genen die in hetzelfde chromosoom liggen, erven gekoppeld over. Een letaal gen is een gendat al tijdens de embryonale ontwikkeling tot de dood leidt.

Door middel van stamboomonderzoek zijn overervingen binnen families zichtbaar te maken.  

In het DNA zitten vier stikstofbasen: thymine, adenosine, cytosine en guanine. De volgorde van de drie basen (triplet) achterelkaar vormt de code voor een aminozuur. Bij de eiwitsynthese vindt achtereenvolgens transcriptie, translatie en de aaneenkoppeling van de aminozuren tot een eiwit plaats. Dit laatst gebeurt in de ribosomen.

Door epigenetische factoren treden veranderingen in de genfunctie op, zonder dat de DNA-code zelf in dat gen is veranderd.

Een mutatie is een verandering het genoom. Deze kan o.a. leiden tot de vorming van een verkeerd eiwit of van helemaal geen eiwit, maar ook tot ontregeling van de werking van de genen.

Met behulp van recombinant-DNA-technieken kan men stukjes DNA van het ene soort organisme in DNA van een andere soort inbrengen. Het gemodificeerde DNA heet recombinant DNA. Een organisme met 'andermans' genen heet een transgeen organisme.

Begrippenlijst erfelijkheid

Oefentoets erfelijkheid algemeen

Examenoefening erfelijkheid

Oefentoets DNA

Samenvatting en oefenvragen: Erfelijkheid

Samenvatting en oefenvragen: DNA en eiwitten

Overzicht kruisingen en notatie

Puzzel erfelijkheid

Oude examenvragen erfelijkheid 1

Oude examenvragen erfelijkheid 2

Thema 5: Evolutie

Het leven op aarde heeft een lange geschiedenis. We hebben aanwijzingen dat de aarde ongeveer 4,5 miljard jaar geleden ontstaan is. Welke theorieën bestaan er voor de ontwikkeling van soorten? Daarnaast bekijk je de evolutie van dichter bij: hoe evolueert een virus zoals griep?

In dit thema bestudeer je de geschiedenis van het leven op aarde en de ontdekkingen van wetenschappers over de mechanismen die de evolutie sturen.
 

Als je helemaal klaar bent met de stof kun je je kennis testen op de pagina 'oefenen voor het proefwerk'. Hier vind je een samenvatting, een begrippenlijst, puzzels, oefenopgaven en oude examenopdrachten.

 

Heel veel succes!

5.1 De indeling van de levende natuur

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de begrippen kunnen omschrijven die worden gebruikt bij de indeling in domeinen.

Je moet in een context kunnen omschrijven wat een soort en wat een populatie is. Ook moet je de regels van de binaire naamgeving kunnen noemen.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

Het ordenen van organismen begint eerst met het ordenen in een van de 4 rijken: schimmel, bacterie, plant of dier. Hierbij kijkt men naar de bouw van de cel. Bekijk onderstaande animaties en maak de oefeningen.

Animatie indeling in de 3 domeinen

Tabel indeling domeinen en rijken o.b.v. cellen

Animatie onderdelen plantaardige en dierlijke cellen

Animatie: hoe groot is een cel? (Engels)

Oefening organisch of anorganisch?

Oefening cellen van de domeinen/rijken

Oefening indeling organismen

Oefening indeling organismen 2

Oefening indeling van de tijger

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrond informatie

 

Waarom kunnen we geen seks hebben met eikenbomen?

Door dr. Roy Erkens

Ooit wel eens gehoord van een scheit? Of een gaap? Dat is een kruising tussen een schaap en een geit. Evolutionair gezien is dit geen succesvol nageslacht. Een hoogst enkele uitzondering daargelaten, zijn scheiten of gapen onvruchtbaar. Dr. Roy Erkens legt in dit college wat de wetten voor een succesvolle voortplanting zijn.

 

Begrippenlijst:

Domeinen

Rijken

Indelingscriteria

Organel

Celwanden

Aantal cellen

Voedingswijze

Organische stoffen

Anorganische stoffen

Autotroof

Heterotroof

Stammen

Klassen

Orden

Families

Geslachten

Soorten

Taxa (taxon)

Populatie

Linnaeus

Binaire (tweedelige) naamgeving

Geslachtsnaam

Soortaanduiding

5.2 Prokaryoten

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de kenmerken van prokaryoten kunnen noemen.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrond informatie

 

Fragment bacteriedeling

 

Verschillen tussen virussen en bacteriën: (Bron: schooltv)

 

Begrippenlijst:

Prokaryoten

Archaea

Bacteriën

Plasmiden

Optimalisering

Pathogene bacteriën

Cyanobacteriën

5.3 Eukaryoten

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de kenmerken van schimmels kunnen noemen.

Je moet in een context aan de hand van afbeeldingen en gegevens een plant kunnen plaatsen in een van de vijf stammen van het plantenrijk.

Je moet in een context aan de hand van afbeeldingen en gegevens een dier kunnen plaatsen in een van de acht stammen van het dierenrijk.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Animatie indeling plantenrijk

Schema indeling plantenrijk

Animatie indeling dierenrijk

Schema indeling dierenrijk

Determinatiehulp indeling dierenrijk

Animatie gewervelden

Animatie bouw van een mossel (Engels)

Oefening verschil plant/dier/schimmel/bacteriecel

Oefening indeling dierenrijk

Oefening type skeletten in dierenrijk

Oefening symmetrie in dierenrijk

Oefening indeling plantenrijk

Oefening evolutie van afdelingen dierenrijk

Oefening gewervelden

Oefentoets gewervelden

Oefenen schema gewervelden

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrond informatie

 

Hoe zorgde evolutie ervoor dat vissen op het land konden leven?

Door dr. Roy Erkens

De aarde is zo’n 4,5 miljard jaar oud. In het begin was er niet veel, slechts een paar bacteriën. Maar die bacteriën hebben er wel voor gezorgd dat wij er nu zijn. Wat is er tussen toen en nu allemaal ontstaan? Dr. Roy Erkens gebruikt in dit college een creatieve tijdlijn!

 
 
 

Begrippenlijst:

Eukaryoten

Protisten

Schimmels

Gisten

Schimmeldraden

Sporen

Paddenstoelen

Planten

Chloroplasten

Wieren (algen)

Mossen

Paardenstaarten

Varens

Zaadplanten

Naaktzadigen

Bedektzadigen

Dieren

Tweezijdig symmetrisch

Straalsgewijs symmetrisch

Assymetrisch

Uitwendig skelet

Inwendig skelet

5.4 Evolutie

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context kunnen beschrijven wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Animatie Darwin & evolutietheorie

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren:

Voor de One Direction fans: The Story of ours Lives

 

Voor de Beatles fans: Evolutie!

------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

 

Bio bits bovenbouw: Gevaarlijk boek

Hoe is Charles Darwin tot het opstellen van de evolutietheorie gekomen en door welke onderzoekers liet hij zich inspireren? Door onderzoek naar hiv komt er meer duidelijkheid over het evolueren van virussen. Deze kennis kan gebruikt worden bij het onderzoek naar het vogelgriepvirus.

 

Bio bits bovenbouw: Argumenten voor evolutie

Er wordt nader ingegaan op het begrip 'soort'. Bij cichliden in het Tanganayikameer te Tanzania is een snelle soortvorming vastgesteld. Onderzoek hiernaar kan meer duidelijkheid geven over de macro-evolutie.
Er worden onderbouwingen van de evolutietheorie gegeven waarmee veel veranderingen om ons heen kunnen worden verklaard.

 

Bio bits bovenbouw: Genen een hoofdrol

Bekeken wordt hoe de kennis van DNA en de genen de evolutietheorie vooruit heeft geholpen.
Met de kennis over DNA en genen wordt nu bijvoorbeeld duidelijk hoe geselecteerde erfelijke kenmerken aan volgende generaties worden doorgegeven. Ook verwantschap tussen verschillende soorten kan door vergelijken van genetisch materiaal aangetoond worden.

 

Bio bits bovenbouw: Moderne evolutiebiologie

Verloopt de evolutie van het leven op aarde volgens toeval, of is evolutie voorspelbaar? Heeft evolutie een doel? Het overerven van welke genen is gunstig?
De evolutietheorie zoals Darwin hem opgeschreven heeft is in de loop der tijd aangevuld en aangepast. Een vraag die biologen bezighoudt, is of evolutie zich volgens een bepaald patroon voltrekt. Dit wordt in laboratoria onderzocht, maar ook in de praktijk neemt men hierover interessante dingen waar.

 

 

Zijn mensenapen nou onze voorouders of zijn we broer en zus?

Door prof. dr. Jan van Hooff

Mensen en apen hebben gemeenschappelijke voorouders. Hoe kan het dat we dan toch zo verschillend zijn?

 

Krijgen we kieuwen als de aarde opeens onder water loopt?

Door dr. Roy Erkens

Evolutie is overleven. De soort die zich het beste weet aan te passen aan zijn omgeving, komt hoger op de evolutionaire ladder. Minstens zo belangrijk is daarbij de reproductie van een succesvolle soort. Zonder nageslacht ben je evolutionair gezien een loser! Volgens dr. Roy Erkens kun je dan ook beter doodgaan op je dertigste met drie kinderen dan kinderloos op je tachtigste.

 

Wat zijn de religieuze argumenten tegen evolutie?

Door dr. Roy Erkens

‘Een banaan is het ingenieuze ontwerp van God. Hij past precies in je hand, komt in een handige verpakking en hapt lekker weg.’ Dit is één van de vele argumenten die non-believers gebruiken om de evolutietheorie onderuit te halen. In dit college legt dr. Roy Erkens uit waarom evolutie voor sommige mensen moeilijk te behappen is en laat hij zien dat deze groep het toch écht bij het verkeerde eind heeft.

 

 

Begrippenlijst:

Evolutie

Charles Darwin

Neodarwinistische evolutietheorie

Neodarwinisme

Creationisme

Intelligent design

Natuurlijke selectie, survival of the fittest

Genetische variatie, verscheidenheid in genotypen

Reproductieve isolatie

Selectiedruk

Adaptatie

Fitness

Geëvolueerd

5.5 Soorten veranderen

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context kunnen beschrijven hoe genen in een populatie overerven.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Begrippenlijst:

Genenpool

Allelfrequentie, genfrequentie

Genetic drift

5.6 Nieuwe soorten ontstaan

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context manieren van reproductieve isolatie kunnen beschrijven.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Begrippenlijst:

Reproductieve isolatie

Geografische isolatie

Verschillen in gedrag

Eilandtheorie

Immigratie

Uitsterven

Eilandbiogeografiemodel

5.7 Enkele onderzoeksmethoden

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context enkele onderzoeksmethoden kunnen noemen.

Je moet in een context een stamboom van organismen kunnen aflezen.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Animatie analoge en homologe organen

Animatie hoe ontstaan een fossiel?

Animatie hoe ontstaan fossielen (Engels)

Animatie ontstaan eerste levensvormen

Animatie tijdlijn evolutie 1 (Engels)

Animatie tijdlijn evolutie 2 (Engels)

Animatie tijdlijn evolutie 3 (Engels)

Oefening geschiedenis ontstaan leven op aarde

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren.

 

Voor de Philip Philips fans: fossielen

 

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrond informatie

 

Filmfragment rudimentaire organen (Engels, vestigial organs)

 

Begrippenlijst:

Fossielen

Paleontologie

Homologe organen

Analoge organen

Rudimentaire organen

Oefenen voor het proefwerk

Begrippenlijst Evolutie

Oefentoets Ordening en Evolutie

Oefentoets evolutie

Puzzel evolutie

Oude examenvragen ordening

Oude examenvragen evolutie

Thema 6: Regeling en waarneming

 

In dit thema kijk je naar de verschillende regelmechanismen die je lichaam heeft, om ervoor te zorgen dat je interne milieu steeds zo optimaal mogelijk is. Het vermogen van het lichaam om het interne milieu constant te houden, ondanks veranderingen in de omgeving, noem je homeostase.

Ook gaan we het hebben over zintuigen, het zenuwstelsel en spieren.

Een hardloper gaat van start.
Op welke manier ontvangt hij het signaal om te gaan beginnen?
Hoe wordt het signaal verwerkt?
En hoe komen zijn benen in beweging?

Bij sporters is een optimale samenwerking tussen zenuwstelsel en spierstelsel erg belangrijk.

Als je helemaal klaar bent met de stof kun je je kennis testen op de pagina 'oefenen voor het proefwerk'. Hier vind je een samenvatting, een begrippenlijst, puzzels, oefenopgaven en oude examenopdrachten.

 

Heel veel succes!

 

 

Het zenuwstelsel en het hormoonstelsel regelen de acties en reacties van het lichaam

Het zenuwstelsel en het hormoonstelsel regelen de acties en reacties van het lichaam

6.1 Regelkringen en homeostase

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context homeostase bij de mens kunnen beschrijven.

 

Bekijk de volgende lesvideo's van andere docenten:

 

 

Animatie homeostase

Animatie temperatuurregeling mens

Animatie lichaamstemperatuur

--------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren.

 

Justin Bieber fans:

 

------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrond informatie

 

Over milieu interieur, homeostase en hoe verschillende orgaansystemen samen werken om dit in stand te houden.

Wat is het favoriete lichaamsdeel van professor Ravesloot?

Door prof. dr. Jan-Hindrik Ravesloot

Het menselijk lichaam is een ingenieuze fabriek om voedingstoffen op te nemen en tegelijkertijd afvalstoffen af te breken. Zo is het hart de motor van het lichaam, het bloed haalt de vuilnis op en bezorgt pakketten voedsel en de lever is de hoogoven waar het afval wordt vernietigd. In dit college leidt professor Ravesloot je rond in deze fabriek en vertelt hij wat zijn favoriete onderdeel is.

Begrippenlijst:

Regelkring

Normwaarde

Negatieve terugkoppeling

Positieve terugkoppeling

Homeostase

Signaalmoleculen

Receptoren

Doelwitcellen

Hormonen

Endocriene klieren

Exocriene klieren

Hormoonreceptoren

Doelwitorganen

Hormoonspiegel

6.2 Hormonale regulatie

Welkom bij deze paragraaf

Doelstelling: Je moet in contexten de kenmerken van communicatie en coördinatie met hormonen kunnen noemen en de werking van een aantal hormonen kunnen beschrijven.

 

Bekijk de volgende lesvideo's:

Animatie waterregulatie en ADH

Animatie werking thyroxine

Animatie glucoseregeling

Animatie insuline en glucagon

Oefening glucoseregeling

Oefening hormonen

--------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrond informatie

 

Over gifstoffen voor het lichaam: suiker, vet, water, calcium --> hormonale regelingen milieu interieur

Waarom eten we het liefst elke dag patat?

Door prof. dr. Jan-Hindrik Ravesloot

Vet is een langzaam dodend vergif. Toch eten we maar al te graag een patatje met mayonaise, bitterballen bij een biertje of halen we een pizza als we geen zin hebben om te koken. Als we weten hoe slecht vet voor ons lichaam is, waarom eten we het dan? Professor Ravesloot vertelt in dit college waar onze vetzucht vandaan komt.

 

Begrippenlijst:

Hypofyse

Voorkwab

Achterkwab

Hypothalamus

FSH (follikel stimulerend hormoon)

LH (luteïniserend hormoon)

TSH (thyroid stimuleren hormoon)

Oxytocine

ADH (antidiuretisch hormoon)

GH (groeihormoon)

Schildklier

Thyroxine

Eilandjes van Langerhans

Insuline

Glucagon

Bloedsuikerspiegels

Bijniermerg

Adrenaline

6.3 Het zenuwstelsel

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de bouw, functies en werking van het zenuwstelsel kunnen beschrijven.

Je moet in een context de functies en kenmerken van de delen van een zenuwcel kunnen herkennen en je moet de kenmerken van communicatie met neurotransmitters kunnen beschrijven.

Je moet in een context verschillende typen zenuwcellen en zenuwen kunnen onderscheiden.

Je moet in een context de kenmerken en functies van het ruggenmerg kunnen beschrijven.

Je moet in een context de functies en kenmerken van de delen van de hersenen kunnen toelichten.

 

Bekijk de volgende lesvideo's over de verschillende onderwerpen:

Anatomie en werking van het zenuwstelsel, kijk tot 7.30 min

 

Anatomie en werking van zenuwcellen

 

Animatie centrale zenuwstelsel
Animatie over ligging en functie van het centraal zenuwstelsel.

Animatie bouw en werking hersenen

Animatie synaps

Oefening bouw zenuwcel en ruggenmerg

Oefening typen zenuwcellen

Oefening onderdelen hersenen

-----------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren.

Jason Derulo fans:

 

Gotye fans:

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrond informatie

 

Over hersenonderzoek:

Waar in je brein zit je bewustzijn?

Door prof. dr. Jeroen Geurts

Weet jij waar je geest zit verstopt in je brein? Het is een zoektocht waar Aristoteles zich al mee bezighield. Professor Geurts gaat in dit college op zoek naar het antwoord. Hij laat in een écht kalfsbrein zien waar ons bewustzijn mogelijk ligt verscholen.

 

Over geheugen en bewegen:

Gaat je geheugen kapot, als je teveel voor je computer hangt?

Door prof. dr. Erik Scherder

We weten allemaal dat het goed voor ons lichaam is als we regelmatig bewegen. Maar Erik Scherder vertelt in dit eerste college van de Universiteit van Nederland dat bewegen minstens zo belangrijk is voor je hersenen. Mensen die tussen hun vijftiende en vijfentwintigste erg actief waren, hebben op latere leeftijd veel minder last van dementie. Ook na je vijfentwintigste is bewegen – stevig doorfietsen of doorlopen is al genoeg – essentieel voor het functioneren van je brein. Scherder vraagt zich af: waarom zitten bejaarden dan stil in verzorgingshuizen? En waarom wordt er dan bezuinigd op gymnastiekonderwijs?

 

Begrippenlijst:

Centrale zenuwstelsel

Grote hersenen

Kleine hersenen

Hersenstam

Ruggenmerg

Perifere zenuwstelsel

Prikkels

Impulsen

Receptoren

Conductoren

Effectoren

Zenuwcellen (neuronen)

Neurotransmitters

Myelineschede

Cellen van Schwann

Impulsen

Dendriet

Axon (neuriet)

Synapsen

Gevoelszenuwcellen (sensorische neuronen)

Schakelcellen

Bewegingszenuwcellen (motorische neuronen)

Zenuwen

Gevoelszenuw

Bewegingszenuw

Gemengde zenuw

Ruggenmergsvliezen

Ruggenmergszenuwen

Ruggenmergszenuwknopen (spinale ganglia)

Witte stof

Grijze stof

Hersenzenuwen

Hersenvliezen

Schors

Merg

Hersenstam

Grote hersenen

Hersencentra

Gevoelscentra

Centrale groeve

Centrum voor zien (gezichtscentrum)

Bewegingscentra

Bewust bewegingen (gewilde bewegingen)

Kleine hersenen

6.4 Neurale regulatie

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context kunnen beschrijven hoe impulsgeleiding en impulsoverdracht plaatsvinden en wat er gebeurt bij kunstmatige prikkeling van een zenuwcel.

Je moet in een context de werking vna reflexen en een reflexboog kunnen omschrijven.

Je moet in een context de werking van het autonomen (of vegetatieve) zenuwstelsel kunnen toelichten.

 

Bekijk de volgende lesvideo's:

Impulsgeleiding: het actiepotentiaal

 

Signaaloverdracht in een synaptische spleet

 

Het animale en autonome zenuwstelsel, orhosympatisch en parasympatische zenuwstelsel

Kijk vanaf 7.30 min tot het einde

Animatie impulsoverdracht axon

Animatie reflexboog

Animatie kniepeesreflex

Animatie reflex: branden aan een kaars

Animatie indeling zenuwstelsel: animaal en autonoom

Oefening kniepeesreflex

Oefening parasympatisch of orthosymphatisch?

Oefentoets zenuwstelsel

Fragment comazuipen

Begrippenlijst:

Rustpotentiaal

Actief transport

Na+-kanalen

Drempelwaarde

Actiefase

K+-kanalen

Herstelfase

Alles-of-niets-principe

Prikkeldrempel

Impulssterkte

Impulsfrequentie

Sprongsgewijze impulsfrequentie

Morfine

Alcohol

Nicotine

Verslaving

Gewenning

Bewuste reactie

Reflex

Reflexboog

Animale zenuwstelsel

Autonome (vegetatieve) zenuwstelsel

Orthosympathische deel

Parasympatische deel

Doelwitorgaan

Innervatie

Dubbele innervatie

6.5 Spieren en beweging

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de werking van spieren kunnen beschrijven.

Je moet in een context de effecten van training en van dopinggebruik kunnen toelichten.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Animatie bouw spier

Animatie typen spierweefsel

Animatie antagonisten

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren.

Kelly Clarkson fans:

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrond informatie

 

Over proprioceptoren in je spieren:

Welk vergeten zesde zintuig hebben we allemaal?

Door dr. ir. David Abbink

Ooit afgevraagd waarom de dokter wel eens met een hamertje tegen je knie tikt? Dit heeft alles te maken met je zesde zintuig. Ja, je leest het goed: die hebben we allemaal! En nee, dit is niet een of andere vage paranormale gave. Biomechanicus dr. ir. David Abbink (TU Delft) legt je uit wat dit zintuig inhoudt, waarom het zo belangrijk is voor ons menselijk lichaam en welke rol het kan spelen in het ontwerpen van machines.

Begrippenlijst:

Glad spierweefsel

Dwarsgestreept spierweefsel

Spiervezels

Spierfibrillen

Glycogeenkorrels

Filamenten

Actine

Myosine

Spierspanning

Antagonisten

Biceps

Triceps

Geblesseerd

Training

6.6 Het zintuigenstelsel

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de werking van zintuigen kunnen beschrijven.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren:
 

Voor de One Direction fans: oren zijn om mee te horen!

 

Voor de Grouplove fans: De tong

 

 

Begrippenlijst:

Receptoren

Gehoorreceptoren

Evenwichtsreceptoren

Lichtreceptoren

Reukreceptoren

Smaakreceptoren

Tastreceptoren

Drukreceptoren

Koude- en warmtereceptoren

Pijnreceptoren

Mechanische receptoren

Chemische receptoren

Temperatuurreceptoren

Pijnreceptoren

Lichtreceptoren (fotoreceptoren)

Drempelwaarde

Prikkeldrempel

Adequate prikkel

Niet-adequate prikkels

Gewenning

6.7 De bouw en werking van het oog

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de delen van een oog kunnen beschrijven en hun functie toelichten.

Je moet in een context de beeldvorming door de ooglenzen kunnen beschrijven en de pupilreflex kunnen toelichten.

Je moet in een context de bouw en werking van het netvlies kunnen beschrijven en toelichten hoe je diepte kunt zien (steroscopie).

Je moet in een context kunnen toelichten hoe oogafwijkingen worden veroorzaakt en hoe ze kunnen worden verholpen.

 

Bekijk de volgende lesvideo's:

Anatomie van het oog

 

Het netvlies

 

Pupilreflex

Animatie bouw van het oog

Animatie bouw van het oog 2

Testje blinde vlek

Animatie accomodatie

Animatie bijziend en verziend

Animatie accomodatie bijziend en verziend

Animatie pupilreflex

Animatie netvlies

Oefening onderdelen oog

Oefening functies onderdelen oog

Oefening accomodatie

Oefening kegeltjes en staafjes

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren:

Voor de Outasight fans: Het Oog

 

 

Begrippenlijst:

Wenkbrauwen

Wimpers

Harde oogvlies

Iris, regenboogvlies

Pupil

Hoornvlies

Traanklieren

Traanvocht

Oogleden

Traanbuizen

Oogspieren

Glasachtig lichaam

Harde oogvlies

Hoornvlies

Vaatvlies

Voorste oogkamer

Achterste oogkamer

Lens

Straalvormig lichaam

Netvlies

Oogzenuw

Gele vlek

Blinde vlek

Omgekeerd en verkleind

Straalvormig lichaam

Accomoderen

Accomodatiespieren

Bolle of positieve lenzen

Bundelen (convergeren)

Holle of negatieve lenzen

Spreiden (divergeren)

Kringspieren

Straalsgewijs lopende spieren

Zenuwcellen

Lichtreceptoren

Pigmentcellen

Staafjes

Kegeltjes

Diepte zien (stereoscopie)

Bijziend

Verziend

Ouderdomsverziendheid

Oefenen voor het proefwerk

Begrippenlijst regeling en waarneming

Oefentoets hormonen

Oude examenvragen hormonen

Oefentoets Zenuwstelsel

Oude examenvragen zenuwstelsel

Puzzel zenuwstelsel

Oefentoets Zintuigen

Oude examenvragen zintuigen

Puzzel zintuigen

Oefentoets regeling en waarneming

Samenvatting regelkringen en hormonen:

Cellen, organen en orgaanstelsel werken samen om je lichaam goed te laten functioneren. Zenuwstelsel en hormoonstelsel zorgen voor de interne regeling en communicatie. 
Het hormoonstelsel werkt met chemische boodschappers, de hormonen. Het zenuwstelsel verspreidt zijn berichten door middel van impulsen. Hormonen worden in hormoonklieren gemaakt. Hormoonklieren zijn endocriene klieren: ze geven hormonen door middel van interne secretie aan het bloed af.

De hormoonklieren werken door middel van regelkringen. In de meeste gevallen is sprake van negatieve terugkoppeling:  het hormoon remt zijn eigen productie direct of indirect af. 

De belangrijkste hormoonklieren zijn: hypfyse (hersenaanhangsel), schildklier, alvleesklier, eierstokken (bij de vrouw), zaadballen (bij de man), en bijnieren.

De hypofyse maakt veel hormonen en bepaalt daarmee de werking van veel organen en van andere hormoonklieren. Hypfysehormonen zijn onder andere: groeihormoon, anti-diuretisch hormoon (ADH), schildklierstimulerend hormoon (TSH), follikelstimulerend hormoon (FSH), luteïniserend hormoon (LH), bijnierschorsstimulerend hormoon (ACTH).

Het groeihormoon zorgt voor groei en herstel van weefsels en organen.
ADH stimuleert de terugresorptie van water in de nieren, waardoor meer water in het bloed blijft (en minder urine gevormd wordt).

De schildklier maakt onder invloed van TSH het jodiumhoudend schildklierhormoon. Dit hormoon heeft invloed op het stofwisselingsniveau van alle lichaamscellen.

FSH stimuleert in de eierstokken de follikelrijping (en daarmee de rijping van een eicel) en de productie van het vrouwelijke hormoon oestrogeen. Oestrogeen stimuleert de ontwikkeling van de (secundaire) geslachtskenmerken, zorgt voor het dikker worden van het baarmoederslijmvlies en stimuleert de hypofyse tot de vorming van LH.

LH stimuleert na de ovulatie de verdere ontwikkeling van het lege follikel tot geel lichaam. Het gele lichaam gaat het vrouwelijke hormoon progesteron maken. Dit hormoon stimuleert verdere verdikking van het baarmoederslijmvlies, zodat een eventuele eicel daarin kan nestelen. Bij zwangerschap zorgt progesteron onder andere voor handhaving van het dikke baarmoederslijmvlies. Het wordt daarom ook het zwangerschapshormoon genoemd.

Bij de man stimuleert FSH in de zaadballen de vorming van zaadcellen. LH zet bepaalde kliercellen in de zaadbuisjes aan tot de vorming van het mannelijke hormoon testosteron. Testosteron stimuleert de ontwikkeling van de primaire en secundaire geslachtskenmerken en de zaadcelproductie.

De alvleesklier bevat groepjes hormoonkliercellen, de eilandjes van Langerhans. Ze maken insuline en glucagon. Dat zijn de suikerhormonen. Ze zorgen voor een min of meer constant bloedsuikergehalte. Insuline verlaagt het bloedsuikergehalte doordat het ervoor zorgt dat glucose uit het bloed wordt gehaald, omgezet wordt in glycogeen (in lever en skeletspieren) en in de cellen terechtkomt. Glucagon heeft een tegengestelde werking: het  zet glycogeen om in glucose, zorgt voor glucoseafgifte aan het bloed en verhoogt zo het bloedsuikergehalte.

Het bijniermerg produceert adrenaline, een hormoon dat de werking van het sympatische zenuwstelsel ondersteunt. Het is het enige 'snelle' hormoon. Het wordt gevormd wanneer het lichaam in actie moet komen (vecht- of vluchthormoon).
De bijnierschors maakt corticosteroiden. De belangrijkste is cortison, het wordt gevormd bij lichamelijke stress.

 

Samenvatting zintuigen:

Zintuigen zetten prikkels om in impulsen.

Zintuigen hebben elk hun eigen adequate prikkel.

Voor chemische stoffen hebben we reuk en smaak, voor geluiden het gehoor en voor licht het gezicht. 
Daarnaast hebben we een reeks gevoelszintuigjes. Pijn nemen we waar door vrije zenuwuiteinden.

Het oog is voor mensen het belangrijkste zintuig. Het oog bestaat uit harde oogrok, vaatvlies en netvlies, met aan de voorzijde hoornvlies, iris met pupil en ooglens. De oogholte is gevuld met het glasachtig lichaam.

Door vervorming van de lens (accommodatie) kunnen we op verschillende afstanden scherp zien.

In het netvlies bevinden zich de eigenlijke zintuigcellen: staafjes die zeer gevoelig zijn en alleen zwart-wit waarnemen enkegeltjes die minder gevoelig zijn, maar die kleuren kunnen waarnemen.

 

Samenvatting zenuwstelsel en spieren:

Zintuigen, zenuwstelsel en spieren zorgen voor de regeling van lichaamsprocessen en aanpassing aan omstandigheden. Zintuigen zetten prikkels om in impulsen en spieren en klieren voeren indien nodig de reactie uit.

Er zijn diverse typen zenuwcellen, maar altijd hebben ze een cellichaam en uitlopers, waarlangs impulsen lopen. Impulsen lopen als elektrische ’golfjes’ langs de membraan van een zenuwcel, en worden in synapsen in de vorm van een neurotransmitter overgegeven aan een volgende cel.

Het zenuwstelsel bestaat uit een autonoom deel dat vooral de stofwisselingsfuncties regelt en een animaal deel waartoe de bewuste functies behoren.

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit hersenen en ruggenmerg en het perifere zenuwstelsel bestaat uit zenuwen.

Een zenuw is een bundel zenuwceluitlopers.

Reflexen zijn automatische reacties die zorgen voor de regeling van veel lichaamsfuncties of voor bescherming tegen gevaarlijke invloeden. Ook activiteiten die we in ons leven leren, kunnen automatisch - en dus reflexmatig - worden.

Spieren kunnen voor lichaamsbewegingen zorgen door zich te verkorten. Ze zitten met pezen aan de beenderen vast.

Een aantal spiervezels zit vast aan een motorische zenuwcel, dit is een motorische eenheid.

Soepele bewegingen zijn mogelijk door samenwerking van antagonisten, spieren met tegengestelde werking.

Thema 7: Ecologie

Organismen hebben soortgenoten en organismen van andere soorten nodig om in leven te blijven. Wanneer relaties in de natuur zijn verstoord door biotische of abiotische factoren, ondervindt de mens direct, of soms later, de gevolgen. Ecologie is het onderdeel van de biologie dat de wisselwerking tussen organismen onderling, tussen verschillende organismen en tussen organismen en hun niet-levende omgeving bestudeert.

Om je vast op weg te helpen in dit thema staat hieronder een link naar een begrippenlijst.

Als je helemaal klaar bent met de stof kan je je kennis testen door middel van de onderstaande oefentoets, puzzel en examenopgaven.

 

 

10voorbio:

 

Eco is in. Nog geen 20 jaar geleden werd het woord eco alleen maar gebruikt in economie. 
In de biologie bestond er een richting, oecologie genoemd, die zich bezig hield met de relatie van een organisme met zijn omgeving. Door het engelstalige ecology is dit woord genormaliseerd tot ecologie.

Eco (en oeco) is afgeleid van het Grieks ('oikos') voor huis. Economie is dus het huishouden voor geldzaken, ecologiehet huishouden van de natuur.

Ecologie is de wetenschap die onderzoekt hoe organismen met elkaar samen leven, op welke manier ze elkaar en de omgeving beïnvloeden en voor welke omgevingsfactoren ze gevoelig zijn. Een ecoloog bestudeert planten en dieren in hun natuurlijke omgeving en de relaties die ze onderling en met hun omgeving hebben.

De ecologie bestrijkt zo'n groot gebied dat er specialisaties zijn, zoals een aquatisch ecoloog, plantenecoloog en dierecoloog. Ecologen die alles bekijken van een enkele soort zijn autecologen. Anderen kijken naar aantallen soorten en verspreiding ervan. Dit is het onderwerp van de populatiebiologie.

Bij ecologen die het ecosysteem bestuderen is de soort helemaal niet meer zo van belang, wel wat deze doet. Zijn functie in het systeem van kringlopen betreft vaak de omzetting van biomassa. Planten zijn dan producenten, dieren zijn consumenten, ongeacht de soort.

In dit hoofdstuk komen de hierboven genoemde aspecten van de ecologie aan de orde.

 

Als je helemaal klaar bent met de stof kun je je kennis testen op de pagina 'oefenen voor het proefwerk'. Hier vind je een samenvatting, een begrippenlijst, puzzels, oefenopgaven en oude examenopdrachten.

 

Heel veel succes!

7.1 Een ecoloog aan het werk

Welkom bij deze paragraaf!

 

Doelstelling: Je moet in een context de invloeden van organismen kunnen indelen in biotische en abiotische factoren.

Ook moet je de ontwikkeling van een ecosysteem als dynamisch proces kunnen beschrijven.

 

Bekijk de volgende lesvideo over 'wat is een ecosysteem':

 

Bekijk de volgende lesvideo over biotische en abiotische factoren (in het Engels):

 

Bekijk de volgende lesvideo over dynamische processen in een ecosysteem (in het Engels):

 

Animatie biotische en abiotische factoren

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren:

Voor de Chris Brown fans

 

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

 

Bio-bits: Klimaat & Invloed abiotische factoren

In zee gewaaid stof bemest de zee, wat gunstig is voor het klimaat. Op het Kaapverdische eiland Sal controleren de wetenschappers het Saharastof. Ook rond het Eyremeer in Australië verwaait veel stof. Het verdwijnen van de bovenste bodemlaag bezorgt boeren veel problemen. Wetenschapper Russ George wil met ijzer in de oceaan de CO2-opslag stimuleren, maar zijn tegenstanders noemen dat 'geo-engineering-waanzin'.

 

-------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Abiotische factoren

Biotische factoren

Ecosysteem

Kantelpunt

7.2 De organisatieniveaus van de ecologie

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de organisatieniveaus in de ecologie kunnen toepassen.

 

Bekijk de volgende lesvideo over begrippen in de ecologie, voor deze paragraaf is met name het laatste deel, vanaf 1.40 min van belang:

 
Bekijk de volgende lesvideo over organisatieniveaus van de ecologie:
 

Leerwiki: uitleg organisatieniveaus ecologie

Animatie organisatieniveaus in de ecologie

Animatie organisatieniveaus in de biologie

Oefening organisatieniveaus in de biologie

 

------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Organisatieniveaus

Biosfeer

Ecosystemen

Individu

Populatie

Emergente eigenschappen

Ecosysteem

Levensgemeenschap

Biodiversiteit

Complexiteit

Biosfeer

Systeem aarde

Genoom

7.3 Individuen

Welkom bij deze paragraaf!

 

Voor The Script fans: Reducenten

 

-------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Tolerantie

Verspreidingsgebied (areaal)

Tolerantiegrens

Beperkende factor

Tolerantiegebied

Optimumkromme

Stress

Klimaat

Macroklimaat

Microklimaat

Zonplanten

Schaduwplanten

Daglengte

Windbloemen

Oppervlaktewater

Landplanten

Cuticula (waslaagje)

Waterplanten

Waterdieren

Landdieren

Humus

Reducenten

Uitspoeling

7.4 Populaties

Welkom bij deze paragraaf!

Bekijk de volgende filmpjes.

 

Over de gevolgen van exoten:

Kan de opmars van exotische muggen een nationale ramp worden?

Door dr.ir. Bart Knols

Sinds enkele decennia is de wereld, met dank aan nieuwe technologieën, een stuk ‘kleiner’ geworden. Doordat mensen vaker gaan reizen krijgen exotische insecten ook meer kansen om Nederland binnen te dringen. Of we ons daadwerkelijk zorgen moeten maken vertelt entomoloog dr. ir. Bart Knols in dit college.

 

 

Over populaties in de stad:

Waarom poept een duif liever op de Dam dan op een eikenboom?

Door prof. dr. Jelle Reumer

Duiven komen hier van nature helemaal niet vandaan, maar onze gebouwen herinneren ze aan hun oorspronkelijke habitat: rots. We hebben ze hier zelf heen gelokt, dus geef niet meteen het dierenrijk de schuld als je mokkend duivenpoep van je fietszadel veegt. Bioloog prof. dr. Jelle Reumer (UU) vertelt wat de stad dieren en planten allemaal te bieden heeft. Een zwaan die zijn nest maakt van plastic zakken en Coca Cola-flesjes, is dat zielig? Welnee man.

 

 

Waarom vinden de patatmeeuw en de feboreiger de stad zo leuk?

Door prof. dr. Jelle Reumer

Door de troep die wij op straat achterlaten zien bepaalde diersoorten de stad als een prachtig gedekte tafel waar ze graag dagelijks tientallen kilometers voor forensen. Bioloog prof. dr. Jelle Reumer (UU) vraagt zich af of we het ze kwalijk kunnen nemen. De vos komt steeds vaker voor in de stad omdat wij die fluffige beestjes graag lekkere hapjes voeren, maar wat als zo’n vos vervolgens een keer een mensenbaby uit de wieg plukt, zoals laatst in Londen is gebeurd?

 

Begrippenlijst:

Concurrentie

Territorium

Coöperatie

Populatiedichtheid

Verspreidingspatroon

Dichtheidsafhankelijke factoren

Biologisch evenwicht

Dichtheidsonafhankelijke factoren

Geboortecijfer

Sterftecijfer

Immigratie

Emigratie

Exoten

Populatiegroei

Exponentieel

J-vormige groeicurve

Draagkracht

S-vormige groeicurve

 

7.5 Ecosystemen

Welkom bij deze paragraaf!

Bekijk de volgende filmpjes

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren terwijl ze studeren:

Voor The Script fans: Ecologie

 

Voor de Owl City fans: Voedselketen

 

Food Chains Song:

 

Voor de Bad Meets Evil fans: Producenten, consumenten, reducenten

 

 

Over ecosystemen:

 

 

Waarom is een industrieterrein ook een natuurgebied?

Door prof. dr. Jelle Reumer

Mocht je als verstokte stedeling denken dat je eigenlijk wat vaker de natuur in zou moeten, dan hebben we goed nieuws voor je: de stad is ook gewoon een natuurgebied. Bakstenen zijn eigenlijk niks anders dan gebakken grond, en een duif kan een vogelnest bouwen van ijzerdraad als hij daar zin in heeft. De stad verwoest geen ecosystemen, de stad ís er juist eentje. Bioloog prof. dr. Jelle Reumer van de Universiteit Utrecht laat zien dat de natuur ook in de stad aan je voeten ligt.

 

Voor de geïnteresseerden is er ook nog een filmpje over Biosphere 2. Een Amerikaans project uit 1991 waar 8 mensen opgesloten werden in een glazen biosfeer (een gesloten ecosysteem) om zich voor te bereiden op de kolonisatie van een andere planeet. Door een combinatie van biotische (voedseltekort) en abiotische (CO2 concentraties in de lucht) factoren is het project vroegtijdig gestaakt. 

 

Begrippenlijst:

Voedselrelaties

Vraat

Predatie

Voedselketen

Toppredator

Voedselweb of voedselnet

Trofisch niveau

Autotroof

Producenten

Consumenten

Heterotroof

Reducenten

Competitie

Facilitatie

Symbiose

Mutualisme

Commensalisme

Parasitisme, parasiet

Gastheer

Soortspecifiek

7.6 Piramides en stromen in ecosystemen

Welkom bij deze paragraaf!

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren:

Jason Derulo fans: Ecosystemen

 

Voor de Fun fans: Stromen in ecosystemen

 

 

Lesvideo van een andere docent:

 

Begrippenlijst:

Piramide van aantallen

Biomassa

Piramide van biomassa

Energiestroom

Productie

7.7 Veranderingen in ecosystemen

Welkom bij deze paragraaf!

Bekijk de volgende filmpjes.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren terwijl ze studeren:

Chris Brown fans: Successie!

 

Voor Maroon 5 fans: Energiestromen

 

Wat moeten we met al die tropische beesten die naar Nederland komen?

Door prof. dr. Jelle Reumer

Die exotische halsbandparkieten in de Hollandse steden lijken kleurrijk en gezellig, maar ze beginnen onze fruitvoorraden op te eten. En erger nog: er komen malariamuggen rechtstreeks uit Afrika met het vliegtuig hier naartoe. Zo zijn er nog veel meer soorten die (zonder dat ze er zelf veel aan kunnen doen) Nederland als habitat kiezen, en hier voor problemen zorgen. Bioloog prof. dr. Jelle Reumer (UU) vertelt welke lastige soorten zich in Nederland zijn gaan vestigen, en hoe we ze weer wegkrijgen. Spoiler alert: gaat niet lukken.

 

Over uitstervingsgolven:

Hebben we in Nederland in de toekomst nog natuur?

Door prof. dr. Jelle Reumer

Bioloog prof. dr. Jelle Reumer (UU) geeft het je op een briefje: over 1000 jaar zijn de gorilla, de panda en de neushoorn allemaal gestorven. Verschrikkelijk, maar andere soorten krijgen hierdoor juist weer een kans. De mens is de wereld aan het veranderen (of verzieken, als je het zo wilt stellen), maar als je naar het grotere geheel kijkt, zijn we eigenlijk nog maar net begonnen. Een college over de toekomst van de natuur.

 

 

Begrippenlijst:

Successie

Biodiversiteit

Exoten

Verwering

Pionier-ecosysteem

Climaxecosysteem

Eenjarige planten

Tweejarige planten

Overblijvende planten

Gelaagdheid

Erosie

Duinen

Biestarwegras

Helm

Kruidachtige planten

Duinstruweel (duindoornstruiken)

Duinbos

Gradiënt-ecosysteem

Verlanding

Waterplanten

Oeverplanten

Moerasplanten

Broekbos

 

7.8 Modelleren van de natuur

Begrippenlijst:

Modelleren

 

Oefenen voor het proefwerk

Oefentoets Ecologie

Thema 8: Gedrag

Waarom gedraagt een dier zich zoals het doet? Geen gemakkelijke vraag om te beantwoorden. Vaak zijn er meer antwoorden op te geven. Het duidelijkst wordt dit als gedrag ontspoort, zoals bij hondeneigenaars die ten einde raad ‘hondenfluisteraar’ Cesar Millano vragen, om de gedragsproblemen van hun hond op te lossen. Vaak blijkt dat dit vooral te maken heeft met het gedrag van de eigenaars zelf.

In dit hoofdstuk onderzoek je hoe gedrag wordt veroorzaakt en hoe het is ontstaan. Wat is aangeboren en wat aangeleerd?

 

Als je helemaal klaar bent met de stof kun je je kennis testen op de pagina 'oefenen voor het proefwerk'. Hier vind je een samenvatting, een begrippenlijst, puzzels, oefenopgaven en oude examenopdrachten.

 

Heel veel succes!

 

8.1 Wat is gedrag?

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context kunnen toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.

Je moet in een context de functies van gedrag kunnen toelichten.

 

Bekijk de volgende lesvideo over gedrag tot tot 2.22 min:

 

Er zijn helaas geen animaties of oefeningen bij deze paragraaf

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag muziek luisteren tijdens het studeren:

Voor de Teen Scream fans: Gedragspatronen

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

-------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Ethologie

Gedrag

Handelingen (gedragselementen)

Prikkels

Respons

8.2 Gedrag beschrijven

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context kunnen toelichten hoe gedrag kan worden bestudeerd.

 

Bekijk de volgende lesvideo over gedrag van 6.28 min tot het einde:

 

Animatie ethogram en protocol

Voorbeeld ethogram en protocol

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren:

 

 

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

-------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Gedragssysteem

Gedragsketen

Objectief

Ethogram

Protocol

8.3 Het ontstaan van gedrag

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context kunnen toelichten dat gedrag tot stand komt door interne en externe factoren.

 

Bekijk de volgende lesvideo over gedrag vanaf 2.22 min tot 6.28 min:

 

Bekijk de volgende lesvideo over gedrag en prikkels:

 

Bekijk de volgende video's voor eer uitleg over sleutelprikkels en supranormale prikkels:

Signalen en sleutelprikkels: Stekelbaarsjes

Sleutelprikkel: Prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het veroorzaken van een bepaald gedrag. De rode snavelvlek bij meeuwen is de sleutelprikkel voor het pikgedrag van de jongen
Supranormale prikkel / supernormale prikkel: Prikkel die effectiever is bij het veroorzaken van een bepaald gedrag dan de normale sleutelprikkel. Voorbeeld: Een potlood met een rode vlek veroorzaakt een sterke pikgedrag bij meeuwenjongen dan de rode snavelvlek van een ouder.

 
 

Sleutelprikkels en supranormale prikkels: Pikgedrag zilvermeeuwen

Sleutelprikkel: Prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het veroorzaken van een bepaald gedrag. De rode snavelvlek bij meeuwen is de sleutelprikkel voor het pikgedrag van de jongen
Supranormale prikkel / supernormale prikkel: Prikkel die effectiever is bij het veroorzaken van een bepaald gedrag dan de normale sleutelprikkel. Voorbeeld: Een potlood met een rode vlek veroorzaakt een sterke pikgedrag bij meeuwenjongen dan de rode snavelvlek van een ouder.

 


Supranormale prikkel: de koekoek

Nature of the cuckoo duck - David Attenborough - BBC wildlife (Engels)

 

Simulatie gedrag pissenbedden

Kan jij het gedrag van pissebedden beïnvloeden door abiotische factoren te veranderen? Probeer het in de simulatie in de bovenstaande link en bekijk welke invloed de factoren op het gedrag hebben.

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

Russisch meisje (5) gedraagt zich als hond

Uitgegeven: 27 mei 2009 © ANP/NU.nl

MOSKOU - De Russische kinderbescherming heeft een 5-jarig meisje uit huis gehaald, omdat ze zich gedroeg als een hond. Het kind blafte en likte voedsel op met haar tong, meldde de politie woensdag.

Het kind woonde in de Oost-Siberische stad Chita bij haar vader en grootouders, maar kreeg geen aandacht. Ze richtte zich daarom op de honden en katten in huis. Het meisje kan niet praten, maar lijkt wel met de honden te kunnen communiceren. De familie liet het kind niet buiten en had weinig sociale contacten in de buurt. Het meisje is opgenomen en krijgt medische en psychiatrische hulp. Volgens haar verzorgers blijft ze echter als een hond tegen de deur aanspringen en blaffen.

Oxana

In 1992 werd in Oekraine ook al een meisje gevonden dat zich gedroeg als hond, Oxana Malaya. Doordat ze door haar ouders werd verwaarloosd, zocht ze troost bij wilde honden. Bekijk hieronder een stukje uit een documentaire over Oxana.

 

-------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Erfelijk gedrag

Aangeleerd gedrag

Interne prikkels

Externe prikkels

Motivatie (drang)

Daglengte

Temperatuur

Sleutelprikkel

Supranormale prikkel

8.4 Aangepast gedrag

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context leerprocessen kunnen herkennen en beschrijven.

 

Bekijk de volgende lesvideo over manieren van leren:

 

Bekijk de volgende lesvideo’s over verschillende manieren van leren:

Klassiek conditioneren: Pavlov

 

Modern conditioneren: Skinner

 

Leren door imitatie: de Liervogel

Liervogels staan vooral bekend door hun buitengewone vermogen om natuurlijke en kunstmatige geluiden uit hun omgeving te imiteren. De roep van de liervogel is een rijke mengeling van zijn eigen lied en een willekeurig aantal geluiden dat het dier ooit eens heeft gehoord. Liervogels imiteren meestal andere vogelsoorten of dieren en vaak voegen ze hier geluiden aan toe.

De Australische folklore bevat vele spectaculaire verhalen over het imitatievermogen van de liervogel. Het verhaal van de liervogel die regelmatig het werk van een groep houtzagers stopzette door het geluid van de schaft-sirene na te doen is niet bevestigd, maar een aantal andere onvoorstelbare staaltjes imitatievermogen zijn zelfs op camera en geluidsband vastgelegd. Hierbij werden kettingzagen, motorgeluiden, geweersschoten en zelfs de geluiden van camerasluiters geïmiteerd. Liervogels leven in het Dandenong Ranges National Park, en in enkele andere parken langs de oostkust van Australië.

Deze volgens schijnen zelfs de geluiden na te doen van auto’s wanneer er ‘s nachts in de buurt autoraces worden gehouden op de parkeerplaats. En als je zelf een geluid maakt, heb je de kans dat de liervogel je meteen nadoet. kijk naar het filmpje en geniet mee:

 

Overzicht vormen van leren

Animatie leerprocessen

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren:

 

 

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

Een schaap dat is opgevoed door honden: imprenting en imitatie in 1 video!

 

 

Hebben kraaien inzicht? Bekijk de volgende 2 filmpjes en bepaal zelf!

Wild crows inhabiting the city use it to their advantage - David Attenborough - BBC wildlife

 

Amazing Raven intelligence test - Clever Critters - BBC Animals

 

Vormen van leren
Vormen van leren

-------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Aangeboren gedrag (instinct)

Leerprocessen

Gewenning

Proefondervindelijk

Trial and error

Inprenting

Gevoelige periode

Imitatie (nabootsing)

Conditionering

Dresseren

Geconditioneerde reflex

Beloning

Inzicht

8.5 Sociaal gedrag

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context verschillende functies van sociaal gedrag kunnen toelichten.

 

Bekijk de volgende lesvideo’s over verschillende vormen van sociaal gedrag:

Voortplantingsgedrag, balts en paring

Gedrag en Wetenschap - Baltsgedrag van vogels

 

Male birds show off their beauty to attract females - David Attenborough - BBC wildlife (Engels)

 

Ook gewoon achter school in de polder wordt er flink gebaltst:

Bijvoorbeeld door futen. De balts begint met een dansend schudden van de kop. Vervolgens worden er takjes aangeboden en als alles in kannen en kruiken is rennen ze samen over het water.

 

Territoriumgedrag en conflictgedrag

Violent chimpanzee attack - Planet Earth - BBC wildlife (Engels)

 

The capercaillie bird defends its territory - David Attenborough - BBC wildlife (Engels)

 

Male elephant seals defend territory - David Attenborough - BBC wildlife (Engels)

 

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren:

 

 

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

Gedrag en wetenschap: Karl von Frisch, de ontdekker van de bijendans

 

De waggeldans van de bij

 

Klick voor meer informatie over bijendansen op de volgende link:

http://www.kennislink.nl/publicaties/bijendans-wijst-de-weg

-------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Sociaal gedrag

Signalen

Voorplantingsgedrag, balts en paring

Geritualiseerd gedrag

Bronst

Territoriumgedrag

Conflictgedrag

Dreiggedrag

Overspronggedrag

Rangorde

Dreiggedrag

Imponeergedrag

Verzoeningsgedrag

Staten

Taakverdeling

Koningin

Werkbijen

Darren

Rolgedrag

Rolpatroon

8.6 Gedrag bij de mens

Welkom bij deze paragraaf!

Doelstelling: Je moet in een context de overeenkomsten en verschillen in het gedrag bij dieren en mensen kunnen toelichten.

 

Bekijk de volgende lesvideo:

Zijn mensen dommer dan apen of zijn apen slimmer dan mensen?

 

Er zijn helaas geen animaties en oefeningen bij deze paragraaf.

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voor degenen die graag naar muziek luisteren tijdens het studeren:

 

 

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Achtergrondinformatie

Zijn mannen slimmer dan vrouwen omdat ze grotere hersenen hebben?

Door prof. dr. Jeroen Geurts

Vrouwen hebben een kleiner brein dan mannen. Betekent dit dan ook dat ze minder slim zijn? Of bezitten ze juist andere eigenschappen? Tegenwoordig kunnen hersenonderzoekers met geavanceerde technieken het brein en haar eigenschappen steeds beter in kaart brengen. In dit college laat professor Geurts zien hoe dankzij deze wetenschap de mysteries van het brein, die hersenonderzoekers door de eeuwen heen hebben beziggehouden, kunnen worden ontrafeld.

 

-------------------------------------------------------------------------

Begrippenlijst:

Aangeboren

Aangeleerd

Opvoeding

Hersenvolume

Leervermogen

Beoordelen

Normen

Waarden

Cultuur

Oefenen voor het proefwerk

Samenvatting

Gedrag kun je bestuderen door te observeren. Daarbij is een ethogram, een lijst van gedragselementen nodig.
De observaties geef je weer in een protocol. Gedragselementen kunnen in gedragsketens voorkomen, en die weer in grotere eenheden, gedragssystemen.

Gedrag kan worden veroorzaakt door inwendige prikkels of uitwendige prikkels. De prikkel die een bepaald gedrag oproept, is de sleutelprikkel. Een extra sterke sleutelprikkel is een supranormale prikkel.

Territoriumgedrag is nodig om een leefgebied te behouden, waarin een individu kan overleven en voorplanten. Dreiggedrag is daarbij belangrijk. Sociaal gedrag is nodig om ervoor te zorgen dat soortgenoten in groepen kunnen samenleven. Dominant gedrag en onderdanig of onderworpen gedrag zijn daarbij belangrijk, zodat een rangorde ontstaat.

Conflictgedrag is er als gedragssystemen in het dier om de voorrang ‘strijden’. Het resultaat kan ambivalent gedrag,omgericht gedrag of overspronggedrag zijn.

Gedrag is altijd voor een deel erfelijk en voor een deel aangeleerd. Kruisingsproeven, tweelingonderzoek en ouders met hun kinderen vergelijken, zijn manieren om hiernaar onderzoek te doen.

Leergedrag is er in veel vormen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen: gewenning, inprenting, imitatie, klassiek conditioneren en operant conditioneren, en inzicht.

Gedragsbiologie is ook toepasbaar op mensen.

 

Begrippenlijst gedrag

Oefentoets gedrag 1

Oefentoets gedrag 2

Puzzel gedrag

Oude examenvragen gedrag 1

Oude examenvragen gedrag 2

Eindexamen training

Eindexamen generator biologie Havo

Examen havo 2013 online oefenen

Examentips

Hulp bij je carriërekeuze

Welkom bij dit hoofdstuk! Aan de biologie zitten verschillende vakgebieden vast waarin jullie later terecht zouden kunnen komen. Om iets meer informatie te krijgen over deze vakgebieden en te kijken of je ideeën hierover kloppen kan je de volgende filmpjes en teksten lezen.

 

Succes!

Medische biologie en geneeskunde

 

 

Over hoe een arts te werk gaat:

Waarom is het voor een arts zo moeilijk om te ontdekken waar je last van hebt?

Door prof. dr. Marcel Levi

Als je een klacht hebt, ga je naar de dokter. De arts stelt vast wat er aan de hand is. Maar hoe kom je als dokter er nu achter of iets levensbedreigend is of simpelweg opgelost kan worden met een aspirientje?

 

 

Over het belang en effect van wetenschappelijk onderzoek naar ziektes:

Waarom zijn dodelijke ziektes steeds minder vaak dodelijk?

Door prof. dr. Marcel Levi

De geneeskunde maakt duizelingwekkende ontwikkelingen door. Dat leidt weer tot allerlei nieuwe behandelmethodes. Ziektes waar je vroeger dood aan zou zijn gegaan, zijn tegenwoordig goed te behandelen. In dit college licht professor Levi deze ontwikkeling toe. Hij spreekt met een patiënt die genezen is van leukemie, een ziekte die nu goed behandelbaar is, maar vroeger in de meeste gevallen dodelijk was.

 
 
Over de toekomst van wetenschappelijk onderzoek naar ziektes:

Gaan wetenschappers al onze ziektes onschadelijk maken?

Door prof. dr. Marcel Levi

Medici krijgen steeds meer zicht op hoe ziektes in elkaar zitten en waar ze vandaan komen. Toch kunnen we nog niet alles genezen. Hoe zit dat in de toekomst? In dit college spreken we een patiënt met sikkelcelziekte. Ondanks dat we alles van de ziekte weten, is het niet te genezen.

 

 

Over hart en vaatziekten:

Waarom is een vuilnisman belangrijker voor je gezondheid dan een dokter?

Door prof. dr. Marcel Levi

Hart- en vaatziekten behoren tot de belangrijkste doodsoorzaken in de westerse wereld. Bijna 1 op de 3 Nederlanders sterft aan een hart- of vaatziekte. In dit college spreken we iemand die een hartinfarct overleefde. Hij vertelt onder andere welke impact dat op zijn leven heeft gehad.

 

Over veroudering en chronische ziektes in de toekomst:

Waarom hebben we straks allemaal meerdere chronische ziektes?

Door prof. dr. Marcel Levi

Door betere medische voorzieningen neemt onze levensverwachting de laatste jaren spectaculair toe. De gemiddelde levensverwachting ligt ruim boven de tachtig jaar. Betekent dit dan ook dat we gezond oud worden?

 

 

Biomechanica

Hoe worden mensen langzaam robots?

Door dr. ir. David Abbink

Langzaam maar zeker krijgen machines een vaste plek in ons alledaagse leven. We gebruiken ze als hulpmiddel voor taken, denk aan je laptop of zelfs de afwasmachine, of als fysiek verlengstuk van ons menselijk lichaam, zoals gehoorapparaten of protheses. Hoe zal dit er in de toekomst uitzien? Slaan we niet door? Veranderen we allemaal in cyborgs: half mens-machine? Biomechanicus David Abbink (TU Delft) blikt vooruit!

 

RNA en eiwitsynthese
RNA en eiwitsynthese

Farmacologie

Hoe werd er ontdekt dat sommige kruiden een helende werking hebben?

Door prof. dr. Adam Cohen

William Withering is één van de grondleggers van de farmacologie. Zijn belangrijkste ontdekking volgens professor Cohen is te danken aan een bijzondere ontmoeting in 1775 met moeder Hutton, een kruidenvrouwtje. Mensen met allerlei kwalen laten zich graag behandelen door het vrouwtje met haar magische kruidenmengsels. Als Withering de bijzondere effecten ziet van haar behandeling bij mensen die veel vocht vasthouden, doet hij een vondst die vandaag de dag nog steeds zorgt voor wonderen.

 

 

Hoe werkt een medicijn nadat je het ingeslikt hebt?

Door prof. dr. Adam Cohen

Je hebt knallende hoofdpijn, kunt geen licht meer verdragen en elk geluid komt met een oorverdovend kabaal binnen. Je slikt een paracetamol en binnen een uur is de pijn verdwenen. Professor Adam Cohen staat in zijn praktijk nog steeds dagelijks versteld van de miraculeuze effecten van een klein pilletje.

 

 

Waarom zijn drugs zo verslavend?

Door prof. dr. Adam Cohen

Evolutie heeft ons uitgerust met een ingenieus beloningssysteem in onze hersenen. Dit systeem is ook de reden waarom we een kick krijgen als we met een lang elastiek van een brug afspringen of net op tijd weg weten te komen voor een voorbij razende auto. Zonder dat lekkere gevoel achteraf waren we als mens nooit onze grot uitgekomen. In dit college laat professor Cohen zien hoe drugs inspelen op dit systeem.

 

 

Is EPO een medicijn tegen langzaam fietsen?

Door prof. dr. Adam Cohen

In 2013 staat de wielerwereld op zijn kop als 7-voudig tourwinnaar Lance Armstrong in een interview met talkshowqueen Oprah Winfrey toegeeft doping te hebben gebruikt. Zonder het middel EPO zou Armstrong naar eigen zeggen geen enkele tourzege hebben binnengesleept. Professor Cohen is het hier niet helemaal mee eens.

 

Over medische ethiek:

Wanneer kan een nieuw medicijn getest worden op mensen?

Door prof. dr. Adam Cohen

Dr. Josef Mengele is één van de meest gezochte oorlogsmisdadigers van de twintigste eeuw. Deze Nazi-arts wordt ook wel de engel des doods genoemd. In concentratiekamp Auschwitz voert hij de meest beestachtige medische experimenten uit op gevangenen. Professor Cohen laat in dit college het grote contrast zien tussen de gruwelexperimenten in Auschwitz en de manier waarop artsen nu omgaan met proefpersonen.

 

Weergave gekoppelde overerving
Weergave gekoppelde overerving

Oefening evolutie van afdelingen dierenrijk

Oefening functie geslachtsorganen man