BASIS Havo kunsttheorie Film/Theater

BASIS Havo kunsttheorie Film/Theater

Modern

1.1. Introductieles Modern

 

Iedereen kent wel het woord 'modern'. Het betekent: 'van deze tijd, snel, nieuw, zakelijk, functioneel'. In de kunst heeft het woord 'modernisme' betrekking op de vernieuwende (avant-garde) kunst uit de eerste helf van de twintigste eeuw. Een tijd waar er een breuk onstaat tussen de oude kunst en nieuwe kunst. Kunstenaars zijn op zoek naar vernieuwing, willen origineel, uniek en onafhankelijk zijn (autonoom) en breken met het verleden. Zij geloven dat kunst de wereld kan verbeteren (utopie). Kunstenaars hebben ook een sterke wens tot vernieuwing van de kunst zelf en laten de geldende regels los en gaan experimenteren.

Toen de 19e eeuw overging in de 20e eeuw heerstte bij velen het gevoel dat niet alleen een nieuwe eeuw was begonnen, maar een heel nieuw tijdperk. Ontdekkingen en uitvindingen in de wetenschap volgden elkaar in razend tempo op en kregen steeds meer invloed op de samenleving. De mogelijkheden leken onbegrensd: massacommunicatie, auto's, vliegtuigen, treinen, fotografie, elektrisch licht, de wereld veranderde voor iedereen voorgoed.

Maar in de eerste helft van de 20e eeuw werd de tijd ook getekend door twee wereld­oorlogen, de economische wereldcrisis en de opkomst van het fascisme. Er was veel onrust, kunstenaars wilden uiting geven aan deze gevoelens van angst en wanhoop.

Kunstenaars lieten zich inspireren door de psychoanalyse van Sigmund Freud. Het gevoel van de kustenaar werd belangrijker dan het gevoel dat het werk bij de toeschouwers opriep. Ze gingen steeds persoonlijker en autonoom (zelfstandig, niet in opdracht van iemand) te werk. Het grote publiek haakte steeds meer af, ze begrepen vaak niet wat de kunstenaar wilde zeggen.

 

Giacomo Balla - Snelheid van een motorfiets
Giacomo Balla - Snelheid van een motorfiets

 

 

Een aantal kunstenaars wilde de 'oude' wereld kwijt. Ze verheerlijkten het dynamische, moderne leven. Anderen kozen voor 'antikunst' en een rebelse aanpak. En weer anderen zochten inspiratie bij andere culturen. Volkskunst en exotische kunst waren volgens hen nog niet bedorven en nog heel puur. Ze beschouden de volkskunst als expressief, krachtig, intuïtief (op het gevoel) en magisch.

Picasso - Afrikaanse maskers
Picasso - Afrikaanse maskers

Begin 20e eeuw namen kunstenaars dus steeds meer vrijheid. Maar er zijn nog altijd totalitaire regimes die hun kunstenaars dwongen om propagandakunst te maken. Ze pasten censuur toe als men zich daaraan ontrok. Zodra Stalin aan de macht komt verwerpt hij alle kunst en staat alleen socialistisch realisme toe. Hitler legt vast aan welke regels een kunstenaar zich moet houden. Kunst moet realistisch zijn, dit is beter te gebruiken voor propaganda en bevat geen boodschappen die het regime belachelijk kunnen maken.

 

 

Naast alle nieuwe ontwikkelingen was er gelukkig ook zeker ruimte voor amusement. Men kon er de zorgen en ellende even mee vergeten. Revues en musicals, maar ook de opkomst van de (geluids)film zorgden hiervoor. Film bleek een massamedium bij uitstek.

 

 

Wat gaan we deze les doen?
In het begin van de 20e eeuw vinden er veel veranderingen plaats in de westerse wereld. We laten dit in deze les zien aan de hand van beeld- en geluidsmateriaal.

We noemen deze periode: de cultuur van het moderne ( +/- 1900 - 1950).

 

Werkblad 1
Op dit werkblad rangschik je de plaatjes in de chronologische volgorde. Je begint met het oudste voorbeeld.

De plaatjes hebben betrekking op mode, beeldende kunst, techniek en dans.

Open bestand Werkblad 1 Introductieles Modern

 

Werkblad 2
Op het volgende werkblad orden je de plaatjes in twee groepen: een voor 1900 en een na 1900.
Je let hierbij op de volgende twee punten:
Opdrachtgever en inspiratiebron

Open bestand Werkblad 2 Introductieles Modern

Open bestand PPT Intro Moderne tijd en Fotografie

1.2 Stomme film Eisenstein , Riefenstahl en Chaplin

Muybridge
Muybridge

Het principe achter film

Een film is feitelijk niets anders dan een serie foto's die zo snel worden afgespeeld dat het bewegende beelden lijken. De eerste persoon die met dit principe aan de slag ging was de Amerikaan Eadward Muybridge. In 1877 wist hij de beweging van een paard vast te leggen met meerdere in een rij opgestelde camera's.Het resultaat werd door velen ervaren als spectaculair, maar de manier van fotograferen was natuurlijk erg omslachtig. Uitvinders begonnen na te denken over een betere manier om beweging vast te leggen en te tonen.

 

De cinematograaf

De cinematograaf was het volgende apparaat waarmee bewegende beelden konden worden vertoond, maar dan wel geprojecteerd op een achtergrond, meestal een muur. Dat betekende met name dat er meerdere mensen tegelijkertijd naar de voorstelling konden kijken. 

De cinematograaf was een bijzonder slim apparaat dat camera, ontwikkelaar en projector ineen was. Het had bovendien een handzaam formaat van slechts vijf kilo en er was geen elektriciteit voor nodig. Dat maakte het extra geschikt om mee rond te reizen en mensen door heel Europa en later de rest van de wereld mee te vermaken

 

Rondreizende bioscopen

Het woord 'bioscoop' stamt uit het grieks en betekent 'levend zien'.  De uitvinding van de film leidde niet meteen tot de uitvinding van de bioscoop. Deze is meer ontstaan dan uitgevonden.

Na de eerste filmvertoningen kwamen er aanvankelijk alleen rondreizende bioscopen die halt hielden in tenten op kermissen of in café's. Al snel waren er veel exploitanten die met een eigen voorstelling rondreisden.

Exploitanten maakten in de loop va de tijd de tenten beduidend luxer . Er werd live muziek toegevoegd en een 'explicateur' legde de film uit aan het publiek. Ondertussen werden ook de films langer (sommige duurden wel 20 minuten) en werd er een voorstelling ingepland van een vol uur.

Rond 1900 werd een andere nieuwigheid gepresenteerd, namelijk de 'film met geluid'. Dit was een film waarbij een verdekt opgestelde en aangepaste grammofoon oftwel 'chronomégaphone' het geluid verzorgde.

 

Open bestand PPT: Eissenstein, Riefenstahl en Chaplin

Open bestand Werkblad film Eisenstein : begrippen film

Open bestand Voorbeeldvragen film en fotografie: Eisenstein, Riefenstahl en Chaplin

1.3 Denkbeelden : Film Metropolis en denkbeelden

SOCIALISME:

Het socialisme is een politieke stroming , waarbij mensen geen privé eigendom hebben maar alles eerlijk met elkaar delen. Het doel is om te komen tot een tot een rechtvaardiger samenleving. Over de wijze waarop en de mate waarin dit moet gebeuren bestaan er onder de socialisten grote meningsverschillen.

Rond 1900 ontstaan in Europa de eerste arbeidersbewegingen en vakbonden. Arbeiders komen op voor hun rechten, een goed loon en betere arbeidsomstandigheden. Woningbouwverenigingen worden opgericht, arbeiders moeten goede huisvesting hebben. Een voorbeeld hiervan is de wijk gebouwd door de Amsterdamse School  in Amsterdam . De architecten geloofde dat een esthetische woonomgeving de arbeiders zou verheffen. De woningen hadden drie of vier kamers, wat een enorme verbetering was voor de arbeiders.

In Duitsland wordt in deze tijd de NSDAP opgericht, een extreem rechtse partij onder leiding van Adolf Hitler.

Fritz Lang was een Duitse fimmaker. Hitler vond Metropolis een prachtige film. Fritz Lang is echter uit Duitsland weggevlucht en heeft daarna jaren in Hollywood gewerkt.

Wat maakt de film Metropolis tot een klassieker ?

De film gaat over een samenleving met arme arbeiders, die zwaar werk verrichten in de benedenstad en de rijke industrieelen die een leven vol luxe hebben en wonen in de bovenstad. In de film wordt een futuristsiche samenleving gefilmd , waar op filmgebied spectaculaire effecten worden getoond. Filmtechnisch heeft de film overeenkomsten met de stroming het Futurisme.

Fritz Lang was zijn tijd ever vooruit. Metropolis is nu nog steeds actueel. regelmatig worden ( delen ) uit zijn film gebruikt in videoclips.

 

 

Open bestand PPT Metropolis

Open bestand Werkblad Metropolis.docx

1.4 Ontwikkelingen in het theater tussen 1900 en 1950

Naturalistisch theater: Op hoop van zegen, 1903
Naturalistisch theater: Op hoop van zegen, 1903
Stanislavsky: 1902
Stanislavsky: 1902
Gordon Graig : schets voor decor
Gordon Graig : schets voor decor
Episch theater: Bertold Brecht: Mutter Courage
Episch theater: Bertold Brecht: Mutter Courage

Ontwikkeling in het theater.

In het theater zie je een ontwikkeling in spel en decor van realisme naar abstractie, voor de acteur van het inleven in een rol naar vervreemdingseffecten, voor de kijker een verandering van inleven met emotie naar beschouwen vanuit een een kritisch standpunt.

In het begin van 1900 kun je alleen een voorstelling bezoeken in een theater.  Het doek gaat open en het publiek  komt tijdens de voorstelling terecht in een andere wereld die net echt lijkt .  Op het podium zie je een realistisch decor en de acteurs spelen het leven van de gewone mens. Dit theater noem je Naturalistisch theater.

Net als in de moderne beeldende kunst zoeken theatermakers ook naar ander manieren om decors te maken of een stuk te spelen.

Stanislavsky houdt zich vooral bezig met de opleiding van de acteur. Een acteur moet alle zintuigen die hij heeft: horen, zien, voelen, ruiken en proeven kunnen gebruiken om samen met mimiek en lichaamshouding een kakrakter zo realistisch mogelijk te spelen. Inleven in de rol noemt Stanislavsky Method acting.

Ook zijn er toneelmakers die zich laten inspireren door de abstracte beeldende kunst bij het ontwerpen van hun decors.

Gordon Graig laat zijn acteurs spelen in een abstracte ruimte met hoge panelen og grote trappen die mooi belicht worden maar verder niets concreets voorstellen.

Meijerhold gaat nog een stapje verder. Zijn decors zijn ook abstract, grote stellages en loopbruggen. de spelers zijn geen mensen meer maar bewegen als robots. De bewegingen die de acteurs moeten maken zijn vooraf vastgelegd.

Piscator is een tekstschrijver, die maatschappij kritische stukken schreef over het dagelijkse leven. Hij was van mening dat zijn stukken de samenleving zouden veranderen. Hij is beroemd geworden vanwege zijn simultaan toneel. Op het toneel zie je in verschillende ruimtes tegelijkertijd verschillende verhaallijnen.

Bertold Brecht is beinvloed door Piscator. Ook bij Brecht ging het om een kritische houding t.o.v. de Duitse samenleving. Een toneelstuk is bij Brecth een leerstuk. De toeschouwer wordt uitgedaagd om kritisch na te denken en een eigen mening te formuleren.Betold Brecht maakt gebruik van vervreemdingseffecten om inleven te voorkomen.

 

Open bestand PPT Theateroverzicht cultuur van het moderne

Open bestand Werkblad vergelijken theaterdecors

Massacultuur: theater en film

2.1 Massacultuur.

Massacultuur en theater: de wereld als pretpark.

Het zijn onmiskenbaar tekenen des tijds en ze wijzen allemaal dezelfde kant op. Waar men vroeger alleen maar bang voor was, is nu een feit: de low culture heeft de high culture verdrongen. Het nulpunt lijkt bereikt, de platheid heeft gewonnen. Waar vroeger  de aandacht was gereserveerd voor het bijzondere - een beer op een fietsje - heerst nu de cultus van het gewone - een meneer op een fietsje. De gewone man is gepromoveerd van publiek tot attractie.

En daar blijft het niet bij. De hele wereld, verklaarde architect Rem Koolhaas onlangs in een interview, wordt zoetjesaan een pretpark. Ook de winkelpaleizen en delen van de stad zijn veranderd in pretparken. Het nieuwe winkelen heet 'funshoppen' en wordt bij voorkeur gedaan met het hele gezin. Dit is geen kopen uit noodzaak, maar winkelen als vrijetijdsbesteding. Een zondags ritje met de auto en een dagje onder dak.

Wie Amsterdam binnenkomt vanaf het Centraal Station treft een pretpark zonder omheining. Over het Damrak gaat het, langs eethuis, souvenirwinkel en automatenhal, langs de menselijke standbeelden op de Dam, op naar Madame Tussaud (een spookhuis vermomd als museum), waar de bezoekersstroom zich splitst in een golf naar links - de Wallen op - en een golf naar rechts - Magna Plaza in. Niemand kiest zijn route, men volgt de menigte. Hier geldt de code van het pretpark: doe als de anderen doen. Wijk vooral niet af - niet van het parcours, niet van het gedrag. Kleed je als iedereen, eet als iedereen, geniet als iedereen. Hier heerst de cultuur van knakworst en trainingspak: conformeer en consumeer.

Als kunst al eens de voorpagina haalt (de plek van Hazes) of op televisie komt (het domein van Big Brother), dan uitsluitend in verband met geld of geweld. Er is altijd wel ruimte te vinden voor opgewonden verslagen over roofkunst, recordprijzen, budgetoverschrijdingen, museumsponsoring of vernieling van kunstwerken, maar voor de aard en de kwaliteit van kunst is daar geen plaats. Wie een schilderij verkoopt voor tachtig miljoen is een handige bliksem; wie het koopt voor dat bedrag is oliedom en kan maar beter onder curatele worden gesteld. Want geld is goed en kunst is geld.  Moderne kunst roept nog steeds afkeer op, variërend van spotlust tot agressie.

Wat betekent dit voor de ontwikkeling in het theater ?

Tot 1960 was het normaal om naar het theater te gaan om een toneelstuk te bekijken. Het decor werd verbouwd tot een echte ruimte, waar de acteurs in het toneelstuk een stukje liet zien uit de echte wereld.

Na “ actie tomaat “ is het niet meer vanzelfsprekend dat toneel in een theater wordt gespeeld. Toneelgroepen kunnen experimenteren met nieuwe theatervormen en kunnen op locatie gaan spelen. Die locatie kan van alles zijn: in een oude fabriek of buiten op het strand.

Na 1960 wordt ook steeds meer vanzelfsprekend dat andere kunstvormen zoals film ( projecties ) of muziek ( een orkest ) te zien zijn op het podium. Dit noem je  multimediatheater

Het publiek krijgt een gevarieerde voorstelling te zien waarin van alles gebeurt en tegelijkertijd plaats vindt.

De inhoud van de toneelstukken verandert ook in de loop van de 20e eeuw. Waar vroeger grote toneelstukken als “ de Gijsbrecht “ werden opgevoerd waar je wat van kon leren , worden nu ook theaterstukken gemaakt die meer een vermaaksfunctie hebben voor het grote publiek.

 

 

 

Voorstelling: Creatures, Westergasfabriek, Amsterdam
Voorstelling: Creatures, Westergasfabriek, Amsterdam

2.2 Kenmerken van de acteur in de film en de acteur in het theater

mimiek
mimiek
mimiek
mimiek
houding
houding
gebaar
gebaar

De middelen voor de filmacteur en de theateracteur

De acteurs spelen een personage. Zoals een muzikant een instrument in handen heeft, waarmee hij muziek maakt, zo heeft de acteur z’n lichaam en stem als instrument. Met de houding van het lichaam kun je van alles uitdrukken, bijvoorbeeld bij koude of angst is de houding meestal ineengekrompen en bij blijdschap open.

Een angstig persoon heeft een andere houding dan een blij mens.

De acteur gebruikt ook beweging in het spel. Het gaat om bewegingen die uitdrukking geven aan en rol en situatie. Het gaat het niet alleen om lopen, maar om alle activiteiten om van houding of plaats te veranderen. Zo is het omkijken al een vorm van beweging. Als koude wordt verbeeld, zal de acteur stroef en weinig bewegen om aan te geven dat z’n spieren verstijfd zijn. Daarnaast kan beweging in de voorstelling ook een zelfstandige functie hebben. Het gaat dan niet om uitdrukking te geven aan een rol of situatie, maar om een bepaalde rol of dynamiek op te roepen.

Het gebruik van gebaren is een vorm van bewegen waarbij het gaat om het afzonderlijk bewegen van lichaamsdelen. Soms volgen de bewegingspatronen een vaste choreografie.

De mimiek is de uitdrukking op het gezicht. Als een acteur iemand speelt die langzaam wakker wordt, kan dat heel nadrukkelijk in de uitdrukkingen op het gezicht duidelijk worden gemaakt. Dan is er sprake van expressieve mimiek.

De stem kan op allerlei manieren worden gebruikt. Je kunt verschillende vormen van expressie aan de stem geven en je kunt op allerlei manieren spreken (dialect, beschaafd, etc)

2.3 Hollywoord en Hitchcock

Hitchcock.
Hitchcock.

Hollywood film studio's:

In de jaren ‘30 en ‘40 komen de grote Hollywood film studio's op. Zij produceren de films en dit leidt tot grote successen.Dit tijdperk is ook de tijd van de echte klassieke filmsterren (Greta Garbo, Clark Gable,  Humphrey Bogart, IngridBergman)Ook de animatiefilm kwam op door Walt Disney en de Disney studio's. De avondvullende animatiefilms werden een groot succes: Sneeuwwitje (1937),

De filmmakers van Hollywood zaten vast aan strikte regels. Deze regels waren vastgelegd in de Production Code. De Motion Picture Production Code was een verzameling regels waaraan Amerikaanse films moesten voldoen op het gebied van zedelijk gedrag. Amerikaanse films mochten alleen worden uitgebracht in Amerikaanse bioscopen als er geen verwijzingen waren naar seksualiteit, homosexualiteit, rassenvermenging, abortus en drugs. Extreem geweld mocht niet worden uitgebeeld en misdaad moest altijd worden gestraft.

Hitchcock wilde echter 100% artistieke vrijheid. Dit was dan ook de reden dat Hitchcock in 1948 een eigen productiemaatschappij oprichtte. Door zelf zijn eigen producent te zijn had hij volledige controle over scenario en montage. De grote geldschieter van Hitchcock was Universal Pictures, een maatschappij die vanaf 1948 alle films van Hitchcock zou gaan distribueren.

Het hoogtepunt van de carrière van Hitchcock lag in de periode 1958-1960. Psycho algemeen beschouwd als Hitchcocks beste film en volgens velen de invloedrijkste film uit de filmgeschiedenis. In deze thriller maakt Hitchcock gebruik van suspence.

Tegelijkertijd had Hitchcock ook op het televisiescherm grote successen met de naar hem genoemde thrillerserie waarin steeds griezelige verhalen van 30 minuten verteld werden. Alfred Hitchcock presents….   trok iedere avond alleen al in Amerika tientallen miljoenen kijkers.

In 1963 schreef Alfred Hitchcock opnieuw filmgeschiedenis met de film: The Birds, een productie over een driehoeksrelatie die plotseling omsloeg in een rampenfilm wanneer duizenden vogels een klein dorpje terroriseerden. The Birds was een succes en was opnieuw een duidelijk voorbeeld van Hitchcocks gave om van een heel simpel verhaaltje een spannende film te maken

 

 

Open bestand Film en Hollywood

2.4 Media kunst

 

 

 

 
   

Wat is media kunst ?

De term mediakunst wordt wel gebruikt om een bepaalde verzameling kunstvormen aan te duiden.
Onder mediakunst wordt over het algemeen verstaan: alle vormen van tijd gerelateerde kunstwerken, die met geluid en/of beeld registratie tot stand komen. Een tijd gerelateerd kunstwerk is een werk dat verandert en 'beweegt', in tegenstelling tot oudere kunstvormen die statisch zijn, 'stilstaan', zoals schilderijen, foto's en de meeste beeldhouwwerken. Onder tijd gerelateerde kunstwerken vallen werken op het gebied van geluids-, video- en computerkunst, zowel installaties als internetprojecten en single channel werken. Single channel werken zijn videowerken die vertoond kunnen worden door projectie, of op een beeldscherm.

Omdat mediakunst zoveel verschillende kunstvormen omvat, gaan we verder met een onderdeel ervan: videokunst.

 

Geschiedenis Videokunst
Sinds 1965 heeft video een plaats binnen het domein van de beeldende kunst en sindsdien heeft ze zich ontwikkeld tot een van de meest gebezigde vormen van kunst. Na de succesvolle introductie in de jaren zestig van videoapparatuur voor consumenten in de Verenigde Staten volgt Europa op enige afstand en beginnen kunstenaars te experimenteren met het nieuwe medium. Nederland speelt hierin een voortrekkersrol. Mede door het open klimaat van de liberale samenleving trekken veel jonge internationale kunstenaars naar Nederland om zich hier als (video)kunstenaar te vestigen. Ze geven impulsen tot de oprichting van videowerkplaatsen. Het videokunstcircuit dat hier ontstaat bestaat uit een eigenzinnige kruisbestuiving van lokale en internationale tendensen.
Juist de periode van begin jaren zeventig tot en met halverwege de jaren tachtig blijkt een roerige geschiedenis waarin het nieuwe medium gestaag volwassen wordt. Kunstenaars ontdekken de creatieve mogelijkheden van het medium, experimenteren met de documentaire zeggingskracht, maar moeten hun keuze voor het nieuwe medium verdedigen tegenover de kunstwereld die nog niet ingesteld lijkt te zijn op deze nieuwe vorm van kunst. De tentoonstelling 'The Luminous Image' (Stedelijk Museum, Amsterdam,1984) vormt hierin een keerpunt. In het productieproces markeert de langzame integratie van nieuwe, eenvoudigere en goedkopere montagetechnieken een grote verandering binnen de videokunst die de weg vrij maakt voor de assimilatie binnen de kunstwereld: vanaf de jaren negentig manifesteert videokunst zich als vanzelfsprekend binnen de beeldende kunst.

 

Film: Kunst en de nieuwe media

Jan Dibbets: film portscapes: 2009, Rotterdam

Hilversum: tentoonstelling mediakunst

2.5 Theater in de cultuur van de massa

Theatervoorstelling 1860
Theatervoorstelling 1860
Lijsttoneel
Lijsttoneel
Vlakke vloer theater
Vlakke vloer theater
Locatie theater
Locatie theater
Locatie theater
Locatie theater

Tot 1900 had een theateravond een hoge amusementswaarde. In de twintigste eeuw verandert dat: theater wordt dan vooral een serieuze vorm van kunst. Die theaterkunst komt overigens maar moeizaam tot wasdom. Het grote probleem is het gebrek aan geld. Pas na de Tweede Wereldoorlog stelt de overheid subsidies beschikbaar en krijgen Nederlandse theatermakers volop de gelegenheid om met nieuwe vormen te experimenteren. Dat heeft onder andere tot gevolg dat het zwaartepunt niet langer bij de acteurs, dansers en zangers ligt, maar bij de makers achter de schermen: de artistiek leiders, de regisseurs, de choreografen en, niet te vergeten, de decorontwerpers en vormgevers. Het zien en gezien worden speelt in de twintigste eeuw steeds minder een rol bij het schouwburgbezoek. In het donker en in gewijde stilte nemen steeds minder mensen kennis van wat er op de podia gebeurt. Het grote publiek kiest voor film en voor televisie

 

Vanaf 1950

Aanvankelijk speelt het twintigste-eeuwse theater zich nog af in dit soort statige, negentiende-eeuwse bouwwerken met een strikte scheiding van dure en goedkope rangen. Vanaf het midden van de jaren vijftig verandert dat. Niet alleen worden er dan heel veel schouwburgen bijgebouwd, ze veranderen ook van karakter. Ze krijgen een veel opener en toegankelijker uitstraling. Foyers worden cafe's die ook buiten de voorstellingsuren om geopend zijn en iedereen komt hier door dezelfde ingang binnen. De jaren zestig zijn de jaren van de culturele centra. Om het theater nog meer te integreren in het stadsleven, worden ze met de bibliotheken, artotheken, buurt- en clubhuizen onder een dak samengebracht. De economische voorspoed die begin jaren negentig inzet, luidt een laatste fase in. Er verrijzen spectaculaire amusementspaleizen die geld, glamour, luxe en succes uitstralen.

 

Vanaf 1960: Van schouwburg naar kleine zaal
Vanaf begin jaren zestig gaat het rommelen in de Nederlandse gezelschappen. Jonge theatermakers krijgen - voor hun gevoel - nauwelijks kansen. Zij vragen (en krijgen) toestemming om hun eigen voorstellingen te gaan maken op de zolders van de schouwburgen en in de repetitielokalen. Al snel wordt dat noodgedwongen optreden in die kleine ruimtes een overtuiging. Er ontstaat een heel circuit van kleine, flexibele zalen waarin volop wordt geëxperimenteerd: toneelspelers gaan musiceren, dans wordt beweging, enorme objecten gaan een hoofdrol spelen. Ook mime en poppentheater krijgen nu erkenning als volwaardige theatervormen. Het nog resterende publiek raakt echter het spoor bijster en haakt meer en meer af.

 

Theater van vandaag
Er zijn vandaag de dag zo'n 800 gezelschappen en makers in Nederland, die allen op hun eigen wijze theater produceren. Deze producties worden op veel verschillende locaties aangeboden. Dat maakt het voor de toeschouwer niet eenvoudig een keuze te maken voor een avondje uit.

 

Open bestand theateroverzicht massacultuur

2.6 Stijlcitaten in de film

Tarentino: Reservoir dogs
Tarentino: Reservoir dogs
Tarentino: Django
Tarentino: Django
The truman show
The truman show
Moulin Rouge
Moulin Rouge

Film en post modernisme

Postmodernisme blijft een moeilijk te definiëren stroming. Of het nu een vervolg is op het modernisme of een tegenbeweging, daar zijn de meningen over verdeeld. Uitdrukkingen die vaak naar boven komen wanneer gesproken wordt over het postmodernisme zijn onder meer anything goes, less is a bore  en form  follows fantasyBelangrijke principes zijn dan ook het wegvallen van de grenzen tussen hoge en lage kunst en het veelvuldig gebruik maken van citaten.

Als het postmodernisme als fenomeen of stroming al lastig te definiëren is, dan is het dat als stroming in de film al helemaal. Toch wordt de term postmodernisme toegeschreven aan een aantal films, zoals The Matrix (Andy en Lana Wachovski, 1999) , The Truman show (Peter Weir, 1998), Pulp Fiction (Quinten Tarantino, 1994,) en Moulin Rouge (2001, Baz Luhrman).

Maar wat is postmoderne film dan eigenlijk? We kunnen toch een aantal kenmerken van postmoderne film onderscheiden.

Zo bevat postmoderne film parodie en imitatie. Het onderscheid tussen parodie en imitatie (pastiche) houdt in dat bij beide een deel uit een ander werk wordt overgenomen, maar bij parodie is de imitatie ironische. Bij pastiche worden voorgaande stijlen en genres louter geïmiteerd.

Ook wordt er gebruik gemaakt van prefabricatie. Dit houdt in dat er bepaalde elementen letterlijk worden overgenomen in films, zoals Prefab huizen ook uit kant-en-klare onderdelen bestaat. Er wordt dus gebruik gemaakt van bestaand materiaal.

De intertextualiteit van de postmoderne film doelt op de relatie van de film kenmerken van andere films. Tarantino heeft zich inhoudelijk heeft laten inspireren door pulp fiction (eenvoudige romans) en films uit de jaren ’50 en qua vormgeving door schilderijen van Edward Hopper. De directe verwijzingen maken de film daarom intertextueel.

Het laatste kenmerk is Bricolage, wat zich letterlijk laat vertalen als een ‘knutselwerk’. In dit geval is het te definiëren als een samenkomst van verschillende stijlen en genres .

Open bestand Cultuur van de massa: film en stijlcitaten

Film: Moulin Rouge, 2001: post moderne kenmerken

Middeleeuwen: Theater en Verhalen

3.1 Introductieles Middeleeuwen

Algemene inleiding middeleeuwen

De middeleeuwen waren een belangrijke periode in de geschiedenis van Europa. Grofweg wordt hiermee de periode van 500 t/m 1500 bedoeld.

Het leven in de middeleeuwen is niet te vergelijken met het leven van nu. Ziekten en dood zijn altijd dichtbij. De levensverwachting voor gewone mensen ligt rond de 40 jaar. De kindersterfte is heel hoog en leven dus maar kort. De bevolking bestaat voor 60% uit mensen onder de 25 jaar en is daarmee jong. Gereisd wordt er nauwelijks. Dat is ook niet ongevaarlijk, er zijn wilde dieren en woeste natuur. De meeste mensen sterven in de plaats waar ze geboren worden. Er is wel wat ruilhandel, maar geld zoals wij dat kennen, is er nog niet. Mensen uit naburig gebied kun je nauwelijks verstaan door verschillende streekdialecten. Alleen herders zien meer van het land, omdat ze vanwege hun beroep met het vee rondtrekken. Het schaarse nieuws dat er is, brengen zij mee. Rampen als oorlog, slechte oogst, en overstromingen ontstaan rechtstreeks door de hand van God. Het bestaan van God is een vast gegeven, daaraan wordt niet getwijfeld. 

Middeleeuwse kunst maakt de gelovigen duidelijk dat, al was hun leven moeilijk en zwaar, Christus veel meer had geleden dan zij. Dus het was een kwestie van geloven, bidden, volhouden en vooral leven volgens de regels van de kerk zodat na de dood de beloning zou komen: het eeuwige leven in de hemel. Voor degenen die zich niet aan de regels hielden waren er afbeeldingen te zijn van wat er dan zou gebeuren: verschrikkelijke straffen die je voor eeuwig zou moeten ondergaan. De kerk liet de Bijbelverhalen zien door middel middel van afbeeldingen: de meeste mensen konden namelijk niet lezen.

In de westerse middeleeuwse maatschappij is de macht in handen van twee groepen; de adel en de kerk.

 

Open bestand Powerpoint - Algemene inleiding middeleeuwen

Open bestand Werkblad introductie middeleeuwen; de verhalen van de bijbel

Open bestand Werkblad wereldbeeld, getallen en symboliek

3.2 middeleeuwen: laatste oordeel, beelden en schiderijen

de hel
de hel

De christelijke heilsgeschiedenis.

De bijbel ( het oude testament en het nieuwe testament ) geeft een heilige beschrijving voor het ontstaan van het leven op aarde en van het kwaad op aarde. Ook legt de bijbel uit hoe het uiteindelijk met het leven van de mensen zal aflopen.

Volgens de Bijbel is er slechts een EEN god, maar die bestaat uit drie verschijningsvormen: God de vader, de Zoon en de Heilige Geest ( in de vorm van een duif ). God verblijft in de hemel, een heilige plaats. Hij schiep de aarde in zes dagen en op de zevende dag had hij een rustdag. De eerste mensen, Adam en Eva, verbleven in het Aards Paradijs. Zij werden verjaagd, toen Eva een verboden vrucht at. Zij werd daartoe aangezet door het kwaad, in de vorm van een slang. Ook Adam at ervan. Alle mensen zijn hierdoor belast met de erfzonde.

Jezus Christus, de zoon van God, werd als mens geboren uit de maagd Maria, in een stal in Bethlehem. Zijn komst was voorspeld. Jezus groeit op , leidt een leven als prediker en verricht vele wonderen. Hij krijgt twaalf volgelingen, de apostelen, waarvan Petrus de leider is. Jezus wordt vervolgt en voorziet dat hij uiteindelijk zal sterven. Na het laatste avondmaal met de apostelen wordt hij verraden door Judas en sterft hij de kruisdood. Daarmee bevrijdt hij de mensheid van de erfzonde. Drie dagen na zijn dood verrijst hij en verschijnt hij in Emmaus. Hij stijgt op naar de hemel, net als zijn moeder Maria na haar dood.

Het laatste oordeel.

In het Christelijk geloof speelt het einde der tijden- de Apocalyps- een grote rol. Aan het einde der tijden zal, na een aantal plagen, het laatste oordeel plaats vinden. De doden zullen opstaan uit hun graf en Christus zal over hen recht spreken. Alle zielen worden gewogen. Wie vroom en deugdzaam leefde , gaat onder begeleiding van engelen naar het hemels paradijs. Wordt je ziel te licht gevonden vanwege je zonden, dan wordt je door duivels in de Hellemond gegooid om daar voor eeuwig te lijden. Dat schrikbeeld jaagt de mensen angst aan. Tussen de hemel en de hel is het vagevuur. Ook dat is geen prettige plaats, maar je ziel wordt er gereinigd en wat belangrijker is, het lijden is daar eindig.  Bij het laatste oordeel beland je toch nog in het hemels paradijs.

 

Open bestand Powerpoint Laatste oordeel: beelden en schilderijen

Open bestand Werkblad relieken

Open bestand Werkblad kenmerken Romaanse schilderkunst

3.3 Middeleeuws drama en heiligenlevens

wagenspel
wagenspel

Theater in de middeleeuwen

Het toneel in de middeleeuwen is ontstaan in de kerk, tijdens de liturgie. De kerk ziet in het toneel een middel om de ongeletterde kerkbezoeker de bijbelverhalen te laten begrijpen. De taal van de kerk is het Latijn, de gewone burger kon niet lezen en schrijven en zeker geen Latijn verstaan.

De eerste toneelstukken werden opgevoerd rond Pasen: de periode van het lijden en sterven van Jezus. In de kerk werd gespeeld in het middenschip en de zijschepen.

Geleidelijk dringt de volkstaal de kerk binnen. De toneelstukken worden steeds luchtiger en komischer van toon. De eredienst wordt zo een waar spectakel.Dat was natuurlijk niet de bedoeling van de kerk. In 1216 wordt het toneel in de kerk verboden door Paus Innocentius. De spelen worden voortaan opgevoerd in de open lucht op het plein voor de kerk. Het decor voor het spel wordt op een kar gebouwd ( wagenspel )

Alle verhalen uit  het oude en nieuwe testament worden opgevoerd. Later komen daar de levens bij van heiligen of de verhalen over wonderen.

Toneel in de middeleeuwen gaat vaak over goed en kwaad en verleiding. Een bekend thema is dat de gewone mens die het verkeerde pad kiest en daarmee zijn plaats in de hemel verliest. Een wonderbaarlijke ingreep uit hemelse sferen doet inzien dat hun keuze verkeerd is. Tijdig berouw zorgt ervoor dat hun ziel wordt gered en niet naar de hel hoeft.

Open bestand Powerpoint theater in de middeleeuwen

Open bestand Toneel middeleeuwen en heiligenlevens

3.4 Middeleeuwen de pest, de dood en het kruis

De dood en de pest.

Rond 1350 loopt de bevolking van Europa schrikbarend terug door de uitbraak van de pest. De ziekte komt via de handelsroutes uit het Midden-oosten naar Europa. Ze wordt veroorzaakt door de beet van vlooien die met ratten meekomen. De ziekte is heel besmettelijk, tot de helft van de bevolking sterft aan " de zwarte dood " De economie stort in en de overlevenden trekken weg. Vele van hen geloven dat de ziekte een straf is van God. Als flagellanten trekken ze rond: mensen zie zichzelf geselen als boetedoening. Zo waarschuwen ze anderen voor het lot dat hen wacht.

In de middeleeuwse stad kan de ziekte zich snel verspreiden. De steden zijn ommuurd, hebben nauwe straatjes en staan vol met kerken en kloosters. Tegen zonsondergang worden de poorten va de stad gesloten. De stad is overvol en smerig. Er zijn geen goten. Mensen en dieren doen hun behoeften daar waar het uitkomt. De meeste huizen zijn van hout en er is een grote angst voor branden. De rijken wonen in stenen huizen ( steenrijk ), de handelslieden wonen boven hun winkel of werkplaats in veel kleinere huizen. Aan de rand van de stad wonen de armste mensen in de kleinste huisjes. Mensen met hetzelfde beroep gaan in dezelfde buurt of straat wonen.

De middeleeuwse mens is kwetsbaar. de dood ligt overal op de loer. De zorg voor zieken en armen behoort tot de christelijke plichten. De kloosters in de stad zorgen voor de zieken. Later worden de Godshuizen gebouwd door de rijke burgers. Hier kunnen weduwen, werklozen, gehandicapten wonen zonder een hoge huur te betalen. Ook de rijke gilden betalen mee aan dit soort huizen. Deze woningen staan meestal in de vorm van een hofje rond een kerk. De bewoners konden zo bidden voor het zielheil van hun weldoeners.

Open bestand PPT Film de pest, de dood en het kruis

Open bestand Werkblad de pest, de dood en het kruis

Open bestand Werkblad het kruis en het lijden en symboliek.docx

Hofcultuur

Burgercultuur

Romantiek

6.4.1 Bouwkunst en Arts & Craft beweging

De Arts & Crafs beweging: kenmerken en idealen.

Gotiek: kathedraal in Rouen, Frankrijk
Gotiek: kathedraal in Rouen, Frankrijk
Houses of parliament, Londen, detail gevel
Houses of parliament, Londen, detail gevel

Bouwkunst en Arts & craft beweging

In de negentiende eeuw zijn veel Europeanen op zoek naar wat er in de geschiedenis van hun land heeft plaats gevonden. In Noord Europa wordt de Gotiek herontdekt. De Gotiek is een bouwstijl uit de middeleeuwen. Grote kathedralen, kloosters en kastelen worden in die stijl gebouwd. Er is geen scheiding tussen de architect en de bouwvakkers, grote groepen bouwers werken samen. Vaak duurt het honderden jaren voordat een kathedraal af is. Vooral in Engeland is men erg  geïnteresseerd in dat collectieve vakmanschap en dat leidt tot een nieuwe beweging: ”  The Gothic revival

John Ruskin

Deze Engelse kunsthistoricus onderzoekt de Gotische architectuur in Venetië. Omdat er in de middeleeuwen geen scheiding is tussen de ontwerper ( de architect ) en de uitvoerders, is iedereen heel gemotiveerd om het beste uit het werkproces te halen. Men streeft naar hoge kwaliteit en variatie in de vormgeving. In het boek van Ruskin “ Stones of Venice “ staan tekeningen en teksten, waarin te zien is hoe groot het vakmanschap van de steenhouwer of de metselaar was in de gotiek. Dit onderzoek is inspireert de Arts & Crafts beweging.

Arts & Crafts beweging

In de negentiende eeuw verdwijnt langzaamaan het vakmanschap. In de fabrieken moeten de arbeiders uitvoeren wat door anderen is bedacht. In het industriële productieproces is de arbeider anoniem. De mens is een radartje tussen de machines in een smerige fabriek. Het werk in de fabriek wordt daardoor geestdodend en de kwaliteit van de producten wordt daardoor minder.

De oprichters William Morris en Philip Webb hebben de overtuiging dat het ambacht terug moet in de samenleving. De beweging wordt een experimentele woon- en werkgemeenschap, waar arbeiders op ambachtelijke wijze hun producten maken. Hun arbeidsvreugde zorgt ervoor dat de arbeiders echt mooie producten maken. Meubelmakers, drukkers en stoffeerders kiezen zelf wanneer ze machines willen gebruiken en blijven in het hele productieproces de baas over deze machines. Vakmanschap staat centraal . De beweging heeft socialistische ideeën. Het is belangrijk dat de arbeider goede woonomstandigheden heeft en een goed inkomen.

In de 20e eeuw komen de idealen van de Arts & Craft beweging terug in het Bauhaus.

 

Houses of Parliament met Big Ben, Londen
Houses of Parliament met Big Ben, Londen

Houses of Parliament , Londen, 1840-1870.

Het oorspronkelijke parlementsgebouw werd in 1834 verwoest door brand. In Engeland zijn de parlementsgebouwen een groot nationaal symbool. Architect Charles Barry ontwerpt een nieuw gebouw. In het nieuwe gebouw worden veel gotische kenmerken verwerkt.

  • Horizontaal gebouw met strakke verticale lijnen in de gevel.
  • Puntige ramen : spitsboog.
  • Veel decoraties : versieringen zoals driepas, vierpas, maaswerk.
  • Pinakels: kleine versierde torentjes.
  • Klokkentoren : Big Ben.
  • Beelden aan de gevel.

 

 

Philip Webb: Verstelbare leunstoel: 1865
Philip Webb: Verstelbare leunstoel: 1865
Ontwerp voor behang
Ontwerp voor behang

 

Kenmerken Arts & Craft beweging: voorbeeld ontwerp leunstoel

  • De bekleding van de stoel is een eigen ontwerp en geweven in eigen werkplaats.
  • Het hout is verfijnd en precies bewerkt.
  • Constructie van de stoel is zichtbaar en werkt als versiering.
  • Hoge prijs: elk ontwerp is uniek omdat het met de hand gemaakt wordt, dus is het duur.

 

 

 

 

 

Kenmerken Arts &Craft beweging: voorbeeld behang en textielontwerpen.

  • Ontwerpen worden met de hand gedrukt: houtdruk ( meerdere kleuren worden over elkaar gedrukt )
  • Lineair: tekenachtig.
  • Simpele , rechtlijnige, organische vormen.
  • Gestileerde bloem en diermotieven.
  • Sierlijke, golvende lijnen.

 

Belangrijke begrippen:

  • Middeleeuwen: gotiek.
  • The Gothic revival.
  • Arts & Craft beweging.
  • Ambacht en vakmanschap.
  • Blokprint.

 

 

Open bestand Werkblad architectuur: herkennen van neo-stijlen.

Open bestand Werkblad Arts & Craft beweging: inspiratie uit de middeleeuwen en vakmanschap

6.4.2 Wereldtentoonstelling : Modern bouwen met gietijzer, staal en glas

Industriele revolutie

In de negentiende eeuw veroorzaakt de industriële revolutie grote sociale veranderingen. Miljoenen arbeiders trekken van het platteland naar de stad op zoek naar werk. Hun huisvesting en leefomstandigheden zijn ronduit slecht. Naast de arbeidersklasse ontstaat de middenklasse . Dit zijn de nieuwe rijken in de samenleving. Zij hebben genoeg geld om te genieten van het vertier in de stad. Er ontstaan veel nieuwe gebouwen: spoorwegstations, spoorwegbruggen, fabrieken en markthallen.

De kunstenaars in de Romantiek willen niets van deze moderne ontwikkelingen weten. Zij halen hun inspiratie uit verhalen uit het verleden of andere niet westerse  culturen.  Ook zijn er in de negentiende eeuwe kunstenaars die wel met hun tijd meegaan en oog hebben voor nieuwe ontwikkelingen die hun tijd veranderen.

 

 

Terrein van de wereldtentoonstelling in Parijs, lopende banden voor de bezoekers en Galerie des Machines in 1900
Terrein van de wereldtentoonstelling in Parijs, lopende banden voor de bezoekers en Galerie des Machines in 1900

 

Industriële revolutie en massaproductie

Het wordt mogelijk om grote aantallen producten te maken in de fabriek. Deze producten worden verkocht over de hele wereld. Rond 1850 is de hele wereld verdeeld onder de Europese landen ( imperialisme ). Op wereldtentoonstellingen worden nieuwe producten getoond aan een internationaal publiek.Voorbeelden hiervan zijn: de telefoon, de automobiel en de grammofoon. In de tentoonstellingsgebouwen kon je ook kunst en nijverheid uit de koloniën bewonderen. Het doel hiervan was om de “ superieure kwaliteit “ van het blanke ras en de westerse cultuur te benadrukken.

 

 

 

 

Wereldtentoonstellingen

Vanaf 1850 worden wereldtentoonstellingen georganiseerd. Deze grote tentoonstellingen vragen om nieuwe gebouwen. In Engeland ontwerpt Joseph Paxton het Chrystal Palace . Het gebouw bestaat uit pre-fab onderdelen van gietijzer , die op de bouwplaats in elkaar worden gezet en grote wanden van glas. 

Christal Palace, Londen , Joseph Paxton, 1851
Christal Palace, Londen , Joseph Paxton, 1851

 

 

 

Het Christal Palace en de Eiffeltoren.

Het Christal Palace is een van de eerste voorbeelden van functionalistische architectuur. Het is een voorbeeld voor de architecten in de moderne tijd.

De Eifeltoren was gebouwd voor de wereldtentoonstelling in Parijs in 1889. Architect Eiffel kon laten zien wat er mogelijk was met staalconstructies. De toren is 300 meter hoog. Het enige nut van de toren was dat je kon uitkijken over de stad Parijs. Veel inwoners van Parijs vonden de toren lelijk, omdat deze ver uitstak boven alle historische gebouwen in de stad. Andere uitvindingen die tijdens deze wereldtentoonstelling werden getoond waren de telefoon en het elektrische licht.

 

 

 

 

Bouw van de Eiffeltoren.

De Eiffeltoren werd tussen 1887 en 1889 gebouwd ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling van 1889onder leiding van de ingenieur Gustave Eiffel.De Eiffeltoren zou de monumentale toegang tot de tentoonstelling worden. Het jaar 1889 was niet toevallig uitgekozen: het was de honderdste verjaardag van de Franse Revolutie.

Aanvankelijk had Gustave Eiffel, toentertijd meester in de architectuur met smeedijzer, gedacht twaalf maanden bezig te zijn met de constructie. In werkelijkheid duurde de bouw echter tweemaal zo lang.De bouw, die begon op 28 januari 1887, eindigde eind maart 1889, maar dat was nog op tijd voor de officiële opening van de wereldtentoonstelling van 1889.Voor de constructie van de Eiffeltoren was gekozen voor smeedijzer als bouwmateriaal. Hierdoor was de toren bestand tegen verschillende meteorologische omstandigheden en metaalmoeheid, waardoor hijnog lang mee zou kunnen.Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de iconische toren na twintig jaar weer gesloopt zou worden, maar omdat het stalen bouwwerk praktisch nut kreeg door het plaatsen van radioantennes, mocht het toch blijven staan.

 

Belangrijke begrippen:

  • Industrieële revolutie, industrialisatie.
  • Stoommachine, trein, auto.
  • Massaproductie, lopende band.
  • Wereldtentoonstelling.
  • Pre-fab.
  • Gietijzer.
  • Staal.
  • Functionalisme

 

Open bestand Werkblad skeletbouw: Christal Palace en de Eiffeltoren

6.5.1 Informatie begrippen : Het theatergebouw en de vormgeving van het decor

Palais Garnier: de opera in Parijs

1880: De opera in Parijs
1880: De opera in Parijs
1880: Interieur van de opera in Parijs: ontvangshal
1880: Interieur van de opera in Parijs: ontvangshal
1880: plattegrond van de Opera van Garnier in Parijs
1880: plattegrond van de Opera van Garnier in Parijs
Theatervormgeving:
waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de
theatervoorstelling vormgegeven?
 
Hieronder verstaan we:
Decor.
Dit is de opbouw van de vloer en achterwand van het toneel waarmee de plaats van handeling wordt voorgesteld, ook projecties kunnen tot het decor behoren.
Kostuum.
Onder kostuum verstaat men de kleding die hoort bij het personage en bij de context van het
toneelstuk.
Grime en hair styling.
Dit gaat over de opmaak van het gezicht van de acteurs en hun haardracht: denk hierbij onder andere aan schmink, pruiken en littekens.
Rekwisieten.
Rekwisieten zijn voorwerpen die in een voorstelling gebruikt worden door de spelers, zoals een pen
of een zwaard. Ook stoelen en tafels die op een toneel staan zijn rekwisieten.
Attributen.
Een attribuut is een speciaal rekwisiet, dat bij een rol hoort, zoals een liniaal voor een strenge juf,
een scepter voor een koning, de lier van Apollo, de sleutels van Petrus. Daaraan kun je het
personage herkennen.
Belichting.
Door middel van belichting van het toneel zorgt men voor zichtbaarheid van wat zich afspeelt,
maar ook voor een bepaalde sfeer. Belichting kan de aandacht van het publiek op een bepaalde
handeling richten. Denk hierbij aan de kleur en de intensiteit van het licht.
Muziek.
Theatervoorstellingen kunnen worden begeleid door muziek, die net als belichting, voor een sfeer
of bepaalde emotie kan zorgen. Denk aan bombastische muziek om een opschepper te
karakteriseren, of minimalistische muziek als ondersteuning van een sterfscène.
Geluid en geluidseffecten.
Ook door middel van geluid kunnen scènes worden ondersteund of benadrukt. Denk hierbij aan
wapengekletter bij vechtscènes of geluidsdecor/soundscapes met zwembadgeluiden om een
zwembad te verbeelden.
Enscenering.
Een regisseur maakt bij het creëren van een theaterstuk keuzes ten aanzien van
het geheel van spel van de acteurs en theatervormgeving. Dit noemt men de enscenering.
Toneelbeeld
Het toneelbeeld is een ‘still’ uit de voorstelling. Alles wat je ziet op een bepaald moment van het
stuk hoort bij het toneelbeeld: het decor, de rekwisieten, de belichting en de positie van de acteurs
daarin.

6.5.2 Het theater: Vaudeville, melodrama, naturalistisch theater

Vaudeville: optreden met dieren

Melodrama: special effects op het podium
Melodrama: special effects op het podium

Vaudeville

Vaudeville is de meest populaire vorm van amusement in de Verenigde Staten tussen 1875 en 1932. Voordat de uitvinding van de radio en de film er een einde aan maakte, presenteerden de meeste theaters in het land vaudeville shows. De spelers reizen van het ene naar het andere theater. Zelfs in de kleinste plaatsen kan men terecht voor zo een show De eerste bezoekers komen vooral uit de onderklasse van de samenleving. Later wordt het een vorm van amusement voor iedereen: de toegangsprijs is laag en de inhoud is begrijpelijk voor iedereen. Om de shows een chique uitstraling te geven wordt de Franse naam Vaudeville gebruikt.

De voorstelling bestaat uit verschillende acts, die aan het einde een gezamenlijk finalenummer doen. De vaudeville artiest maakte hiervan originele acts met gebruikmaking van muziek, kostuums, dialoog en natuurlijk zijn eigen persoonlijkheid. Er zijn zangers, dansers, jongleurs, acteurs en komieken, maar ook dieren zoals apen, honden en olifanten kunnen voorbij komen.  Alles is mogelijk. Maar het moet wel netjes blijven. Schelden is verboden. Eén nummer duurt maximaal 10 minuten. De acteurs moesten het publiek zo snel mogelijk imponeren.  In onze tijd heeft een circus, cabaret en revue nog kenmerken van het vaudeville theater

 

Melodrama:

Gedurende de 17de, 18de en 19de eeuw waren er in Engeland een heleboel wetten en regels op het gebied van theater: deze hadden gevolgen voor datgene wat er gespeeld werd en waar gespeeld werd. In 1660 gaf de toenmalige koning van Engeland, Charles II aan een drietal gezelschappen toestemming om toneel te spelen met hun theatergezelschappen. Geen ander gezelschap kon dus legaal toneel spelen. Deze gezelschappen konden aan deze regel ontkomen door ook andere dingen dan toneel te brengen, bijvoorbeeld muziek. Zaten er bijvoorbeeld minimaal 5 liedjes in een acte, dan was de uitvoering legaal. Zo ontstond er naast het legale toneel een ander soort toneel, met liedjes, kunstjes en ander vermaak; de geboorte van het melodrama.Ondanks hun vergunning om legaal drama te brengen, brachten de theaters ook melodrama's op de planken. De reden was van praktische aard: door de vele verbouwingen en vergrotingen van de theaters was de akoustiek zeer slecht geworden; de stemmen van de acteurs waren nauwelijks te horen. Bij een melodrama maakt het niet zoveel uit: dat wat je ziet is toch belangrijker dan het gesproken woord. Door de grote afstand van het publiek werden ook de gebaren overdreven om ze zichtbaar te maken voor het publiek. Door de vele visuele effecten wordt het melodrama een spektakel op het toneel. In de toneelstukken , waarvoor realistische decors worden gemaakt, overwint het goede, de deugd, het kwaad.  Het melodrama is aantrekkelijk voor het grote publiek door de combinatie van acteren met de zang en de dans.

 

Het Naturalisme in het theater

In de negentiende eeuw ontstaat het empirisme. Het empirisme gaat ervan uit dat je alleen door nauwkeurig observeren en ervaren kunt ontdekken wat de werkelijkheid is. Hierdoor ontstaat het naturalisme in het theater .

In het naturalisme probeert men het bestaan van de mens te ontdekken en de constructie van de werkelijkheid daarmee bloot te leggen. Hierdoor ontstaat  het l'art pour l'art principe. Daarbij moet de kunst vrij zijn en niet gebonden aan bestaande regels . Emile Zola, de franse schrijver, nam daarin het voortouw. Het nieuwe drama, zou volgens Zola, door waarneming en onderzoek tonen, hoe door de keten van oorzaak en gevolg een feit groeit in de werkelijkheid en hoe dit de emoties van de betrokken personen bepaalt. In een roman is dit heel uitvoerig te beschrijven, maar op het toneel ontbrak de ruimte en tijd om dat zo uitvoerig als in een roman te kunnen doen. Deze gedachte van Zola, leidde dus in het theater tot een realisme, waarin een klein stukje van het leven/ een verschijnsel beschreven werd.

Zola had  kritiek op de traditionele voordracht van de acteurs – die staande voor op het toneel – met veel pathos hun teksten de zaal in lanceerden, terwijl hun broekspijpen verschroeiden door de gasvlammen van het voetlicht (dat voorop het toneel aanwezig was). Zola gaf aan dat hij vond dat de acteur zich als mens moest inzetten in zijn rol. En dat het decor het werkelijke milieu zou moeten aangeven waarin mensen leven (echt leven).

Naturalistisch theater: Herman Heijermans: Op hoop van zegen

Herman Heijermans: Op hoop van zegen ( 1868- 1924 )

Het werk van de Nederlandse Heijermans is naturalistisch. Het is " uit het leven gegrepen " . Daarnaast zie je in zijn teksten ook socialistische invloeden en soms verwijzingen naar sprookjes en droomwerelden. Zijn stuk " Op hoop van zegen " is een drama over het vissersleven. Tot in de kleinste details probeert hij in dit stuk de werkelijkheid zo juist mogelijk weer te geven. De acteurs moeten op een realistische manier spreken, ze spreken in de volkstaal van de vissers.  De gebaren worden minder groot en overdreven. Het decor geeft aan in welke tijd en op welk moment de scene zich afspeelt. De decors zijn eenvoudig. Het decor is geen achtergrond, maar een omgeving waarin de acteurs speelt. Door het electrische licht wordt het mogelijk om meer sfeer te geven aan het decor.

 

Belangrijke begrippen:

  • Vaudeville.
  • Amusement.
  • Melodrama.
  • Overacting.
  • Visuele effecten.
  • Naturalisme.
  • Realisme.
  • L'art pour l'art.
  • Method acting.
  • Elektrisch licht in het theater.

 

 

Open bestand Werkblad toneel: nationalisme en naturalisme: Ibsen: Peer Gint.

6.5.3 De Salon en het museum

1880: presentatie van kunstwerken in het museum
1880: presentatie van kunstwerken in het museum

Ontstaan van het museum

Het Louvre in Parijs.

In 1750 wordt het mogelijk om twee dagen per week de koninklijke Franse kunstcollecties te bezichtigen, die gedeeltelijk zijn ondergebracht in het Palais du Luxembourg. Dit is opvallend, want in die tijd zijn de grote collecties aan de Europese hoven niet voor een breed publiek toegankelijk. Het bezoek blijft voorbehouden aan uitgenodigde gasten, geleerden en enkele kunstenaars.

Deze situatie verandert pas na de uitbraak van de Revolutie en de val van de koning. De nieuwe Franse regering verklaart de koninklijke kunstschatten tot nationaal eigendom. In 1793 wordt het Louvre, het voormalig stadsslot van de regenten, geopend als museum, en daarmee doet Frankrijk mee aan een beweging die in heel Europa valt waar te nemen

De manier waarop de verschillende 19e-eeuwse schilderijencollecties worden gepresenteerd is heel anders dan vandaag de dag.  Enerzijds worden de schilderijen gesorteerd naar scholen en kunstenaarsgroepen , anderzijds worden thematische eenheden gecreëerd (zoals een wand in het Uffizi waar uitsluitend zelfportretten hangen). In andere gevallen worden de schilderijen simpelweg geordend naar grootte of naar het jaar van aankoop. Wat niet erg mooi is, is de vaak dicht opeengepakte hoeveelheid tentoongestelde schilderijen. In de meeste grote schilderijencollecties hangen de schilderijen dicht opeen naast elkaar in diverse rijen tot aan het plafond.

Henri Gervex: Le jury de peinture. 1865
Henri Gervex: Le jury de peinture. 1865

De Salon.

Oorspronkelijk was de Salon in de 17de eeuw een besloten tentoonstelling van de Académie Royale de Peinture et de Sculpture. Na 1789 wordt de Salon een belangrijk evenement voor alle beeldende kunstenaars. Voor een kunstenaar is het noodzakelijk om zijn werk tentoon te stellen. Als je een prijs wint, ben je er  zeker van dat je daarna veel opdrachten krijgt en je dus veel geld kan verdienen.

De meerderheid van de jury bestaat uit leden van de Académie des Beaux-Arts. Deze leden van de jury hebben een traditionele, conservatieve smaak. De keuzes die de jury maakt, zijn ook lang niet alleen gebaseerd op kunstzinnige artistiek beoordelingscriteria, maar dienen daarnaast altijd een politiek belang. Geen wonder dus dat vooral historische thema's die als 'voorbeeld' kunnen dienen, geidealiseerde weergaven van het burgerlijk gezinsleven of het boerenbestaan op het platteland, favoriet waren.

Met speciale dagen waarop het 'gewone volk' gratis toegang heeft, krijgt de Salon een opvoedkundige taak. Door de tentoonstelling te bezoeken leert de gewone mens wat “echte kunst “ is.

Als in het Parijs van de 19de eeuw een verzamelaar een schilderij wil kopen, dan bekijkt hij eerst heel grondig de achterkant van het doek en het spieraam: als daar ergens een grote 'R' staat, dan ziet hij in de regel af van de aankoop. Zo'n schilderij is immers 'gerefuseerd', d.w.z. geweigerd voor de jaarlijkse Salontentoonstelling en dus is het veel minder waard. De prijs van een schilderij en de 'waarde' van een kunstenaar hangen nauw samen met het al dan niet toegelaten zijn tot de Salon. Op de afbeelding zie je de jury aan het werk. (detail van Henri Gervex: Le jury de peinture. 1865)

 

Daumier: spotprent
Daumier: spotprent

Niet voor niets stelt Honoré Daumier het weer op komen halen van afgewezen kunstwerken voor als een lijkstoet. De enorme afhankelijkheid van de jury komt door de monopoliepositie van de Salon in het Parijse kunstleven. Het is de enige mogelijkheid die de kunstenaar heeft om in contact te komen met verzamelaars, galeriehouders en critici.

De instelling van een openbare, jaarlijks te houden Salon was gericht geweest op de veranderde omstandigheden waarin beeldend kunstenaars verkeerden. Eeuwenlang hadden ze voornamelijk in opdracht van hof, adel en Kerk gewerkt. Maar nu moeten ze, na de ingrijpende maatschappelijke omwentelingen door de Franse Revolutie, zich richten op een anoniem, heterogeen publiek. Mode, de smaak van het moment, wordt nu een beslissend criterium op de weg naar de roem. De succesvolle Salonschilders van de 19de eeuw zijn soms mateloos populair. Ze zijn zogezegd de sterren van hun tijd, vergelijkbaar met topvoetballers of beroemde filmsterren van nu. Critici volgen deze democratisering van de kunst met argusogen. Het belangrijkste verwijt aan de kunstenaars betreft de afnemende kwaliteit omdat ze willen voldoen aan de smaak van de massa.

Vol walging keert een gerenommeerd schilder als Jean Auguste Dominique lngres zich af van de Salon. Hij schrijft: 'De Salon verstikt en bederft het gevoel voor het grootse en mooie. ... (Het) is in wezen niet meer dan een schilderijenwinkel, een tot vervelens toe volgepropte bazaar, waar het zaken doen de kunst verdringt.'

Binnen deze conservatieve kunstopvatting krijgen nieuwe kunststromingen zo goed als geen kans. Het strikte hanteren van vaste principes betekent uiteindelijk dat in 1863 bijna de helft van alle inzendingen wordt afgewezen. Maar dan komt eindelijk een al te lang opgekropte ontevredenheid bij de kunstenaars tot uiting. Ze hebben jarenlang geleden onder de intriges en geheime onderonsjes van de jury en zelfs als ze toegelaten waren moesten ze met steekpenningen vaak nog vechten om een goede plek in de tentoonstellingszalen. Dan hangen daar uiteindelijk de doeken dicht op elkaar, van plint tot plafond, en een schilder heeft alleen dán kans om gezien te worden, als zijn doeken niet weggestopt zijn op een ongunstige plek, met tegenlicht of in een donker hoekje.

Reactie van het publiek op het werk van de Imprssionisten
Reactie van het publiek op het werk van de Imprssionisten

De Salon des Refusés

Als het koor van protesten almaar luider klinkt, grijpt de Franse keizer Napoleon III persoonlijk in. Hij gelast een 'Salon des Refusés', een tentoonstelling speciaal voor afgewezen kunstwerken. Op 15 mei 1863 opent het evenement zijn deuren in het Palais de l'industrie en trekt meteen geweldig veel bekijks. In sommige weekends verdringen zich vierduizend mensen voor de geweigerde kunstwerken. Toch is er weinig meer dan hoon en spot voor Manct, Pissarro, Cézanne en andere schilders. Een Engelse correspondent:

'Nauwelijks heeft men de drempel overschreden, of zelfs de meest bezadigde bezoeker barst in lachen uit'.

Ongewild wordt de tentoonstelling zo alsnog een rechtvaardiging van het keuzebeleid van de jury. Desondanks groeit de Salon des Refusés in de loop der jaren uit tot de toegangspoort naar een alternatieve, niet officieel geregelde kunstwereld. Ruim twintig jaar later sluiten, onder aanvoering van Seurat en Signac, de later een 'Vereniging van Onafhankelijke Kunstenaars' die regelmatig de 'juryvrije' Salon des lndépendants organiseert. Daarmee ontstaat een serieus tegenwicht voor de Salon. Deze verliest zijn monopoliepositie en raakt tegen het eind van de eeuw steeds openlijker in diskrediet. De Salon des lndépendants dient als voorbeeld voor de z.g. secessies, verenigingen van afgescheiden kunstenaars, die omstreeks 1900 in heel Europa opgericht worden. Dit zijn organisaties van kunstenaars die zich keren tegen de Salon en een vorm zoeken om hun werk in het openbaar te kunnen presenteren. Deze ontwikkeling is het begin van de sterke differentiatie en privatisering van de kunstmarkt, die de hele 20ste eeuw zal kenmerken.

 

 

Belangrijke begrippen:

  • De kunstcollectie.
  • Het museum.
  • De galerie.
  • De kunstverzamelaar.
  • De kunstcriticus.
  • De Salon.
  • Academie des Beaux-Arts.
  • De Salon des Refugés.
  • De Salon des Indéndependants.

 

Open bestand Werkblad: de Salon, de kunstgalerie, de fotografie en de spotprent.

De kunst van het kijken.

De kunst van het kijken: schilderkunst

In Amsterdam zie het het elke dag. Toeristen die een selfie maken bij het Rijksmuseum.  Een selfie maken als bewijs dat je er bent geweest,  om zelf op de foto te staan in een wereldstad, om vast te leggen dat je veel plezier hebt met je vrienden.

In het Rijksmuseum hangen ook veel ( zelf) portretten van kunstenaars. Een van de beroemde kunstenaars is Rembrandt van Rijn . Wat maakt het zelfportret zo populair?

“ Een directere kunstvorm bestaat niet: dichter bij zichzelf komt een kunstenaar niet, en als kunstkijker is er geen grotere intimiteit tot de maker van het portret mogelijk “.

Niet iedereen vind elk beeld mooi. Vaak vind je intuïtief iets mooi of lelijk. Wanneer is een foto mooi en wanneer is de foto mislukt ? Subjectiviteit is een gevoel dat opkomt.

Ook kun je op een andere, objectieve manier naar beelden kijken. Los van emotie, gevoel of wat jij er persoonlijk van vindt.

Door op een objectieve manier naar kunst te kijken kun je achterhalen waarom iets mooi, interessant of lelijk is. Je kunt het onderbouwen met argumenten.

De eerste les gaat over het onderbouwen van jouw mening op een objectieve manier.

Vrijwel elk schilderij heeft een achtergrond, een diepere betekenis.

Om de inhoud te ontdekken moet je (schriftelijke ) bronnen raadplegen. De inhoud van een kunstwerk is vaak niet te achterhalen door goed te kijken, je moet er iets voor weten.

De kunstenaar heeft een bepaalde keuze gemaakt om deze inhoud duidelijk te maken: hij kiest een voorstelling, de beeldende middelen ( licht, kleur, ruimte, vorm en licht ) en schildermaterialen en schildertechnieken.

Elk kunstwerk wordt in een bepaalde tijd gemaakt, de smaak in die tijd heeft een grote invloed op de vormgeving. Veel kunstenaars in een bepaalde tijd hebben dezelfde stijl van werken. Ook de opdrachtgever heeft wensen, waaraan de kunstenaar moet voldoen.

Naast portretten zijn er ook andere genres in de schilderkunst. Denk aan stillevens, historie stukken, landschappen etc.

In deze les leer je hoe je naar kunst kan kijken en met welke woorden je kan vertellen wat de kwaliteit van het kunstwerk is.

Open bestand werkblad subjectieve en objectieve begrippen , vormgeving, inhoud, stromingen en genres

Open bestand PPT de kunst van het kijken schilderkunst.pptx

De kunst van het kijken: beeldhouwkunst

Brancusi: gesloten beeld
Brancusi: gesloten beeld
Boccioni: ruimtelijk beeld
Boccioni: ruimtelijk beeld

Door de eeuwen heen zijn er veel beelden gemaakt. Uit  de tijd van de Grieken en de Romeinen kennen we vooral beelden van sporters en grote veldheren.

Beelden uit steen hakken is behoorlijk gecompliceerd.  Vooraf moet de beeldhouwer een helder beeld hebben van het eindresultaat: wat je weg hakt kun je er niet mee aan plakken.

Hakken in steen is een enorme uitdaging, maar je kunt ook beelden maken van gips of klei en die later in brons gieten. Ook die beelden blijven voor de eeuwigheid bewaard.

Naar een beeld kijken is anders dan naar een schilderij. Een beeld heeft 3 dimensies, je kunt er vaak omheen lopen en het van alle kanten bekijken.

Voor de beeldhouwer is het dan een uitdaging om het beeld van alle kanten interessant te maken. Hoe doe je dat ?

 

Een beeld heeft een ruimtelijk karakter.  Hoe kun je als kunstenaar de ruimtelijkheid van een beeld versterken ?

Hij heeft daarvoor veel mogelijkheden.

  • ( kijk) richtingen gebruiken die de ruimte rondom het beeld in wijzen,
  • open vormen maken waar je doorheen kan kijken,
  • draaiingen in de houding van een persoon weergeven ,
  • een golvend oppervlak  ( holle en bolle vormen ) hakken
  • waardoor je schaduwvormen en plasticiteit ( licht en schaduw ) krijgt.

Al deze mogelijkheden versterken de ruimtelijkheid van een beeld.

Ook heeft de materiaalkeuze invloed op het beeld: hoe meer een beeld glimt en spiegelt, hoe groter de ruimtelijkheid wordt.

 

Dynamiek ( beweging ) en ruimtelijkheid gaan goed samen.

Een statisch , gesloten beeld is het tegenovergestelde van een ruimtelijk beeld.

 

In deze les leer je welke begrippen je kan gebruiken om de ruimtelijkheid, of het statische karakter van een beeld te beschrijven.

Open bestand werkblad : architectuur de kunst van het kijken

Open bestand oefenen : welke beelden zijn het meest ruimtelijk ?

Open bestand Beeldhouwkunst de kunst van het kijken.pptx

De kunst van het kijken: architectuur

Wat is het lelijkste gebouw in Nederland ? Je ziet hier drie afbeeldingen  van het stadhuis in Tilburg, Zaandam en Den Bosch .

Volgens sommige mensen is het stadhuis in Tilburg echt heel lelijk en dat in Den Bosch mooi . Maar kun je dat wel zeggen?  Lelijk of mooi  is een subjectief begrip. Mooi of lelijk is heel persoonlijk, voor iedereen anders. 

Hoe je iets zeggen over de esthetische kwaliteit van een gebouw ? Wanneer is een gebouw bijzonder, indrukwekkend, innovatief etc.

 

 

In de geschiedenis is de bouwkunst door de eeuwen heen enorm veranderd. De Romeinen konden al gewelven maken van beton en metselen met bakstenen. Bouwen met staal en gewapend beton kan pas vanaf het begin van de 20e eeuw.

 

 

 

 

Architectuur is dus nauw verbonden met technische mogelijkheden in die tijd.

Naast materialen en technieken ontwerpt de architect de vormgeving van het gebouw. De vorm van het gebouw heeft vaak te maken met de functie, maar niet altijd. Het stadhuis van Tilburg lijkt wel een kasteel, maar is het stadhuis.

Om een beeld te krijgen van de kwaliteit van een gebouw is het voor deze les van belang dat je weet wat basisvormen zijn, constructiemethoden, en bouwmaterialen. Zij zijn verbonden met de vormgeving van de buitenkant ( exterieur ) en de binnenkant ( interieur van een gebouw ).

In deze les leer je met welke vaktermen je de constructie, e materiaalkeuze en de vormgeving van een gebouw kan beschrijven.

http://berkela.home.xs4all.nl/skelet/les%2003%20b.html
overzicht van gewelfconstructies en skeletbouw door de eeuwen heen

Open bestand begrippenlijst architectuur .doc

Open bestand werkblad architectuur: de kunst van het kijken

Open bestand werkblad zoek verschillen tussen moderne en post moderne architectuur

De kunst van het kijken: design

ambachtelijke stoffeerderij
ambachtelijke stoffeerderij
Bauhaus: Marcel Breuer
Bauhaus: Marcel Breuer
Memphis
Memphis
Bauhaus
Bauhaus
Memphis
Memphis
Memphis: Alessi
Memphis: Alessi

Wat is ambacht ?

Je ziet het tegenwoordig vaak in de winkelstraat : ambachtelijk brood. Brood dat met de hand gemaakt is en niet in de fabriek. Wij zijn dol op ambachtelijke producten, ze lijken gezonder en smaken beter.

Ambacht is vakmanschap. Dat vakmanschap kun je overal voor gebruiken: ook voor het maken van producten als stoelen en tafels. Deze zijn dan voor het grootste deel met de hand gemaakt. Alles wat met de hand gemaakt wordt is uniek; er is er maar een van.

Ambachtelijke producten zijn duur. De ambachtsman gaat met zorg om met het materiaal waarmee hij werkt. De ambachtsman heeft veel ervaring en vakmanschap en kan deze inzetten om mooie producten te maken.

 

Wat is design ?

Als je het woord design letterlijk vertaald van Engels naar het Nederlands dan is de uitkomst ontwerp of vormgeven, het ligt er maar aan in welke zin je het gebruikt. Als mensen bijvoorbeeld zeggen “dit is een echt designmeubel” dan zeggen ze dus eigenlijk “dit is een echt ontwerpmeubel”. Raar toch! Maar wat is design dan? En waarom gebruiken mensen dan zoveel het woord design? Dit doen ze eigenlijk gewoon om het wat chiquer te laten klinken. Maar geef toe design klinkt toch ook veel chiquer.

Als ik de design zou moeten omschrijven in steekwoorden dan zou ik de woorden uniek, subtiel, innovatief, clean en sjiek gebruiken. Hoe zou jij design omschrijven? En wat is design voor jou?

 

Wat doet een Industrieel ontwerper ?

De producten die een industrieel ontwerper ontwerpt zie je iedere dag om je heen. Bijvoorbeeld de laptop of computer waar je nu naar kijk, of je gsm/smartphone die je iedere dag in je handen hebt. Ik kan nog veel meer opnoemen, maar dan wordt het een beetje te lang. De ontwerpen van een industrieel ontwerper worden allemaal in grote aantallen in de industrie geproduceerd. Vroeger werd alles nog met de hand gemaakt, waardoor ieder product uniek was. Bij het productie proces van tegenwoordig word er heel veel gebruik gemaakt van gietmallen. Dat wil zeggen dat je één onderdeel miljoenen malen kunt produceren zonder dat er verschil in zit. Door het gebruik van die gietmallen, geeft het de mogelijkheid om sneller en efficiënter te werken. En dat betekent weer dat het product goedkoper gemaakt kan worden.

 

Bauhaus ( 1919- 1933 ) en Memphis ( 1980 )

 

Bauhaus design

In 1919 stichtte Walter Gropius in het Duitse Weimar een rijksschool voor architecten, kunstenaars en industrieel ontwerpers, waar moderne, functionele vormgeving werd onderricht. Er werd met nieuwe productieprocessen geëxperimenteerd, studenten kregen de ruimte om een nieuwe, eigentijdse vormtaal te ontwikkelen. In een tijd dat alleen een elitaire bovenlaag ( de rijke mensen )  zich (jugendstil) ontwerpen kon permitteren, werkte het Bauhaus vanuit het ideaal om mooi en praktisch design voor iedereen betaalbaar te maken.

De doelstellingen van het Bauhaus waren:

  • een grondige ambachtelijke opleiding 
  • creëren van hoogwaardige technische en esthetische producten 
  • accent op de functionaliteit van producten 
  • betaalbare producten leveren door industriële productieprocessen 
  • integratie van kunst in het dagelijks leven 

http://kunst-modernisme.blogspot.nl/p/bauhaus.html

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Memhis design: 1980

Een aantal radicale, linkse ontwerpers  verzetten zich tegen het functionalisme, die goede en voor iedereen betaalbare meubelen wilde maken. Het functionalisme is volgens hen de stijl geworden waarmee de heersende klasse zich ging identificeren en die opgedrongen werd aan de arbeidende klassen.

Omdat het functionalisme niet beantwoordde aan behoeften die hun ogen fundamenteel menselijk zijn (decoratie, sensualiteit en humor), kochten en kopen de onderdrukte klassen ( de arme mensen )  gebruiksvoorwerpen die wél versierd en sensueel zijn. De heersende smaak (zogenaamde Goede Smaak) doet deze producten echter af als kitsch. Tegen deze praktijk protesteert Studio Alchimía.

1981 verliet Sottsass Alchymia en begon samen met een aantal vrienden een nieuwe groep: Memphis. Memphis moest niet alleen lak hebben aan functionaliteit, maar ook aan de industrie die de macht naar zich had toegetrokken. Die industrie hield maar met twee dingen rekening: de behoefte van de consument en rendement. De meubels van Memphis waren dan ook niet bedoeld voor massaproductie.

De kenmerken van Memphis design zijn:

  • Felle kleuren
  • Kitscherige styling
  • Krachtige, geometrische vormen
  • Aparte combinatie van kleuren
  • Asymmetrie 

In deze les leer je wat het verschil is tussen ambachtelijk vervaardigde producten en design.

Open bestand werkblad ambacht en design, Bauhaus en Memphis

Hollywood film studio's.

In de jaren ‘30 en ‘40 komen de grote Hollywood film studio's op. Zij produceren de films en dit leidt tot grote successen.Dit tijdperk is ook de tijd van de echte klassieke filmsterren (Greta Garbo, Clark Gable,  Humphrey Bogart, IngridBergman)Ook de animatiefilm kwam op door Walt Disney en de Disney studio's. De avondvullende animatiefilms werden een groot succes: Sneeuwwitje (1937),

De filmmakers van Hollywood zaten vast aan strikte regels. Deze regels waren vastgelegd in de Production Code. De Motion Picture Production Code was een verzameling regels waaraan Amerikaanse films moesten voldoen op het gebied van zedelijk gedrag. Amerikaanse films mochten alleen worden uitgebracht in Amerikaanse bioscopen als er geen verwijzingen waren naar seksualiteit, homosexualiteit, rassenvermenging, abortus en drugs. Extreem geweld mocht niet worden uitgebeeld en misdaad moest altijd worden gestraft.

Hitchcock wilde echter 100% artistieke vrijheid. Dit was dan ook de reden dat Hitchcock in 1948 een eigen productiemaatschappij oprichtte. Door zelf zijn eigen producent te zijn had hij volledige controle over scenario en montage. De grote geldschieter van Hitchcock was Universal Pictures, een maatschappij die vanaf 1948 alle films van Hitchcock zou gaan distribueren.

Het hoogtepunt van de carrière van Hitchcock lag in de periode 1958-1960. Psycho algemeen beschouwd als Hitchcocks beste film en volgens velen de invloedrijkste film uit de filmgeschiedenis. In deze thriller maakt Hitchcock gebruik van suspence.

Tegelijkertijd had Hitchcock ook op het televisiescherm grote successen met de naar hem genoemde thrillerserie waarin steeds griezelige verhalen van 30 minuten verteld werden. Alfred Hitchcock presents….   trok iedere avond alleen al in Amerika tientallen miljoenen kijkers.

In 1963 schreef Alfred Hitchcock opnieuw filmgeschiedenis met de film: The Birds, een productie over een driehoeksrelatie die plotseling omsloeg in een rampenfilm wanneer duizenden vogels een klein dorpje terroriseerden. The Birds was een succes en was opnieuw een duidelijk voorbeeld van Hitchcocks gave om van een heel simpel verhaaltje een spannende film te maken