Gedrag

Gedrag

Hoofdstuk 3 Gedrag

Inleiding

Je ouders of docenten hebben vast wel eens aanmerkingen gemaakt op je gedrag, bijvoorbeeld ‘Gedraag je eens wat rustiger’. Ze wilden dan dat je je mond hield of dat je je lichaam minder ging bewegen. Al je activiteiten bij elkaar vormen je gedrag. Ook dieren vertonen gedrag.

In dit hoofdstuk komt aan bod hoe gedrag wordt bestudeerd. Daarna behandelen we hoe gedrag is georganiseerd. 

3.1 Ethologie

Je kunt uitleggen wat gedrag bij biologie inhoudt.
Je kent de onderdelen van gedragsonderzoek.

 

De tak van de biologie die gedrag bestudeert, wordt ethologie genoemd. Ethologie is de studie van het gedrag. Het woord ethologie is afgeleid van het Griekse woord ethos, dat karakter betekent. Gedrag is elke waarneembare activiteit van dier (en mens). Iedereen kent voorbeelden van gedrag. Denk maar eens aan jezelf, bijvoorbeeld je gedrag als je ruzie hebt of als je verliefd bent. Er zijn nog veel meer voorbeelden in je omgeving. De kat die met een bal speelt of de egel die in de tuin op zoek is naar voedsel.

Een etholoog werkt met levende dieren en kan dus niet zien wat zich inwendig in een dier afspeelt. Het inwendige van een dier wordt daarom ook wel de black box genoemd. Een etholoog verzamelt gegevens over de prikkels die een dier informatie verschaffen over het milieu en gegevens over het gedrag van een dier. De reactie van een dier op de prikkels wordt de respons genoemd.

Het gedrag van een dier is opgebouwd uit een groot aantal verschillende handelingen. Bij het besturen van gedrag maakt een etholoog een nauwkeurig beschrijving van elk type handeling. Zo’n beschrijving moet objectief zijn. Alleen werkelijk gebeurde feiten mogen erin worden vermeld, geen meningen of interpretaties van de waarnemer. Een voorbeeld: goed is "de hond gromt en onbloot zijn tanden". Fout is: "de hond is boos". De eerste zin geeft een beschrijving; de tweede zin geeft een uitleg, waarvan je niet weet of het een juiste is, bovendien kunnen mensen niet weten wat een hond voelt of ervaart.

Een objectieve beschrijving van de verschillende type handelingen van een diersoort heet een ethogram. In figuur 1 is een gedeelte van een ethogram van een woestijnrat weergegeven. Met behulp van een ethogram kun je het gedrag van een dier bestuderen. Daarvoor moet je bijhouden hoe vaak en hoe lang een dier elke handeling uitvoert. Deze gegevens geef je weer in een protocol.  Een protocol is een lijst van achtereenvolgens waargenomen handelingen van een dier. In figuur 2 is een gedeelte van een protocol van een woestijnrat weergegeven. Met behulp van een protocol kunnen onder andere de volgende vragen worden beantwoord:

  • Hoe vaak komt elke handeling voor?
  • Hoe lang duurt elke handeling?
  • Is er een vaste volgorde tussen bepaalde  handelingen?

 

Ethogram

Figuur 1 Ethogram

protocol

Figuur 2 Protocol

 

 

poes
Figuur 3 Kat

Figuur 3

Opdracht 1

  1. Marieke bloost als zij een waarschuwing krijgt van een docent. Is dit wel of geen gedrag?
  2. De zonnedauw, een vleesetende plant, lokt, vangt en verteert insecten. Is dit wel of geen gedrag?
  3. Maak een ethologisch correcte beschrijving van het gedrag van de kat in figuur 3.
  4. Een koekoeksjong drukt zich plat tegen de grond bij het horen van de alarmroep van een ouder. Wat is de prikkel bij dit gedrag van het koekoeksjong? En wat is de respons?

 

3.2 Gedragssystemen

Je weet hoe gedrag opgebouwd is.
Je kunt de varianten van conflictgedrag toepassen.

 

Gedrag is georganiseerd in gedragssystemen. Een gedragssysteem is een groep van samenhangende handelingen (gedragselementen). De handelingen hebben vaak een gemeenschappelijk effect. Ze volgen elkaar vaak in een vaste volgorde op. Als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling spreken we van een gedragsketen, bijvoorbeeld het baltsgedrag (=gedrag van dieren om een ander dier voor zich te winnen) bij eenden.

Of een vogel langdurig zingt op een zomeravond, of na enkele minuten wegvliegt, of in de buurt voedsel gaat zoeken, hangt af van zijn motivatie op dat moment. Het zingen behoort tot het voortplantingsgedrag, een mannelijke vogel lokt hiermee een wijfje. Maar het behoort ook tot het territoriumgedrag: andere mannetjes weten daardoor dat ze beter uit de buurt kunnen blijven. Een ander mannetje zal als reactie wegvliegen, of ook gaan zitten zingen. Het wegvliegen kan dus aangeven dat de vogel tot de conclusie kwam dat het territorium bezet is en dat hij het beter ergens anders kan proberen, maar het kan ook behoren tot vluchtgedrag, omdat hij een roofdier zag. Dezelfde handelingen kunnen dus tot verschillende gedragssystemen behoren.

Gedragssystemen kunnen soms tegelijk worden opgewekt, het dier komt dan in een conflictsituatie en vertoont conflictgedrag. Soms zal het ene gedragssysteem sterker zijn dan het andere: dieren die bezig zijn elkaar het hof te maken, ‘vergeten' soms op te letten en zijn dan een gemakkelijke prooi. Het gedragssysteem 'voortplanten' is dan sterker dat het 'opletten'.

Het kan ook gebeuren dat beide systemen even sterk zijn en er een afwisseling ontstaat van twee gedragssystemen: dit noem je ambivalent gedrag. Een voorbeeld is een dier dat op de grens van zijn territorium afwisselend aanvalt en vlucht. Soms ontstaat ook omgericht gedrag: vogels die in grond pikken in plaats van elkaar, iemand die met de vuist op tafel slaat in plaats van op degene waar hij kwaad op is. Een derde mogelijkheid is oversprong gedrag: dat is gedrag waarbij het dier iets schijnbaar volstrekt zinloos doet om zich uit de conflictsituatie te redden; zoals vechtende vogels die plotseling hun veren gaan poetsen, of mensen die in verlegenheid achter hun oor krabben.

 

Opdracht 2

Bekijk de onderstaande video ‘stekelbaars’ en ‘voortplanting’.

 
  1. Beschrijf de verschillende gedragselementen van de ‘zigzagdans’ van de stekelbaars.
  2. De balts van de stekelbaars is een gedragsketen. Welke gedragselementen vertoont het mannetjes achtereenvolgens? En welke het vrouwtje?
  3. Zoek in de filmpjes nog een gedragsketen in het voortplantingsgedrag van de stekelbaars en beschrijf de keten.

 

Opdracht 3

  1. Waardoor reageert een merelvrouwtje niet op de balts van een mannetjeslijster?
  2. Dreiggedrag vindt in het algemeen alleen plaats aan de grens van een territorium. Waardoor zal het niet midden in een territorium plaatsvinden?
  3. Leg uit dat de ‘zigzagdans’van een stekelbaarsje conflictgedrag kan worden genoemd.
  4. Een tennisser die een belangrijke bal mist, slaat soms met zijn racket op de grond. Hoe kun je dit gedrag noemen?

3.3 Gedragsfactoren

Je weet welke factoren gedrag bepalen.

 

Gedrag wordt veroorzaakt door inwendige en uitwendige factoren. Bij de meeste gedragingen reageert een dier op prikkels uit de omgeving. De prikkels zijn de uitwendige factoren. Niet elke prikkel leidt tot een respons. Uit alle opgevangen prikkels worden alleen die prikkels geselecteerd die belangrijk zijn.

Bij het tot stand komen van gedrag spelen ook inwendige factoren een rol. Een meeuw bijvoorbeeld braakt voedsel op voor een jong, wanneer het jong pikt naar de rode vlek op de snavel van de ouder. De rode vlek vormt voor het meeuwenjong de uitwendige factor om pikgedrag te vertonen. Een meeuwenjong pikt echter alleen naar de rode vlek als het honger heeft. Honger vormt de inwendige factor voor het pikgedrag. Inwendige factoren die de kans bepalen dat een bepaald gedrag wordt uitgevoerd, worden motiverende factoren genoemd. Motivatie (drang) is de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag. Voorbeelden van motivatie zijn voortplantingsdrang, honger en dorst. Het hormoon- en zenuwstelsel beïnvloeden de motivatie.

Figuur 4 Kievit met worm

In een vochtig grasland maken kieviten vaak trappelende bewegingen met hun poten (figuur 4). Dit kan tot gevolg hebben dat er wormen uit de grond komen. De kieviten eten deze wormen. In een experiment werden kievitseieren in een broedmachine uitgebroed. De kievitsjongen kregen geen soortgenoten te zien. Toen de hongerige jongen op een vochtige dweil werden gezet, maakten ze trappelde bewegingen met hun poten. Hieruit blijkt dat het trappelen van kieviten door erfelijke factoren (genen) is bepaald. Het trappelen heeft onder normale omstandigheden zin: in een vochtig grasland levert het trappelen voedsel op voor de kievit. Het trappelen op een vochtige dweil levert geen voedsel op. Op een vochtige dweil stopt de kievit vrij snel met trappelen. Als een kievit vaker op een vochtige dweil wordt gezet, trappelt hij helemaal niet meer. Uit ervaring heeft deze kievit geleerd dat het trappelen op een vochtige dweil geen voedsel oplevert.

Gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren en leerprocessen. Bij alle dieren komen leerprocessen voor. Door iets te leren kunnen dieren zich aanpassen aan veranderende omstandigheden. Door leerprocessen ontwikkelt het gedrag zich tijdens het leven. Hierdoor ontstaat aangepast gedrag dat de overlevingskansen van individuen in hun omgeving vergroot. Het vermogen iets te leren is erfelijk bepaald. De mate waarin dit vermogen tot uiting komt is afhankelijk van het milieu.

 

Opdracht 4

  1. Een nachtpauwoogmannetje vliegt op een vrouwtje af als hij haar geurstof ruikt. Wat is hier de inwendige factor en de uitwendige factor.
  2. Een jachtluipaard die net gegeten heeft, reageert niet als hij een prooi ziet. Waardoor komt bij de jachtluipaard geen jachtdrang tot stand?
  3. Sommige chimpansees halen met een stokje termieten uit een termietenheuvel. Waardoor wordt dit gedrag grotendeels bepaald, door erfelijke factoren of door leerprocessen? Leg je antwoord uit.

 

3.4 Samengevat

De volgende begrippen moet je in ieder geval kennen en kunnen toepassen:

  • Ethologie
  • Respons
  • Ethogram
  • Protocol
  • Gedragssysteem
  • Gedragsketen
  • Conflictgedrag
  • Motivatie

 

Wat je moet kennen en kunnen toepassen:

  • Omschrijven wat gedrag is en beschrijven hoe je gedrag kunt bestuderen;
  • Beschrijven hoe gedrag georganiseerd is;
  • Factoren noemen waardoor gedrag wordt veroorzaakt;
  • Factoren noemen waardoor gedrag wordt bepaald.

3.5 Video's

Gedrag bestuderen

Als je wilt verklaren waarom dieren probleemgedrag vertonen moet je een objectieve observatie doen. Hierbij gebruik je een ethogram en protocol. Veel agressief gedrag wordt veroorzaakt doordat dieren hun territorium verdedigen. Dat zie je ook terug bij mensen.

Focus op biologie

 

Baltsgedrag

 

Gedragssysteem en conflictgedrag

 

3.6 Antwoorden

Opdracht 1

  1. Het blozen van Marieke is wel gedrag.
  2. Het lokken, vangen en verteren van insecten door zonnedauw is geen gedrag.
  3. Een voorbeeld van een ethologisch, correcte beschrijving van het gedrag van de kat: ‘de kat kijkt de hond aan’.
  4. De prikkel is de alarmroep van een ouder. De respons is het zich plat tegen de grond drukken.

 

Opdracht 2

  1. Zigzagdans: het mannetje stekelbaarsje begint in de buurt van het vrouwtje zigzaggend te zwemmen.
  2. ♀ nadert territorium ⇒  ♂ zigzagdans ⇒ ♀ baltshouding ⇒ ♂ zwemt naar nest ⇒ ♀ volgt mannetje ⇒ ♂ gaat op zijn zij liggen met kop bij nestingang ⇒ ♀ gaat nest binnen ⇒ ♂ siddert ⇒ ♀ zet eieren af en verlaat nest ⇒ ♂ kruipt door nest en bevrucht eieren.
  3. Antwoord ter goedkeuring van docent.

 

Opdracht 3

  1. Een merelvrouwtje reageert niet op de balts van een mannetjeslijster, doordat ze de signalen van de balts niet ‘herkent’. De kenmerken zijn bepalend voor een soort.
  2. Midden in een territorium is de motivatie voor aanvalsgedrag groter dan die voor vluchtgedrag. Een mannetje zal midden in zijn territorium geen dreiggedrag vertonen, maar zal de indringer trachten te verjagen.
  3. De ‘zigzagdans’ van een stekelbaarsje bevat zowel elementen van aanvalsgedrag als van vluchtgedrag. Het bevat elementen van verschillende gedragssystemen, waarbij voor beide gedragssystemen een even sterke motivatie bestaat.
  4. Het gedrag van een tennisser die na het missen van een belangrijke bal met zijn racket op de grond slaat, kun je omgericht gedrag noemen. De agressie van de tennisser wordt niet op zichzelf of op de tegenspeler gericht, maar wordt afgereageerd op de racket.

 

Opdracht 4

  1. Bij het nachtpauwoogmannetje is de voortplantingsdrang (hormonen) de inwendige factor en de geurstof de uitwendige factor.
  2. Bij de jachtluipaard die net heeft gegeten, komt geen jachtgedrag tot stand als hij een prooi ziet, doordat de motivatie (honger) ontbreekt.
  3. Grotendeels door leerprocessen. Als het gedrag grotendeels was bepaald door erfelijke factoren zouden (vrijwel) alle chimpansees dit gedrag vertonen.
 
  • Het arrangement Gedrag is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Emiel Dakhorst Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2024-01-08 12:54:50
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.