In deze module staan de stijlperiodes Middeleeuwen, Renaissance en Barok centraal.
- Aan het eind van deze module kun je bijbehorende begrippen duiden en waar mogelijk linken aan een stijlperiode.
- Je kunt diverse instrumenten herkennen en benoemen en waar mogelijk linken aan een stijlperiode.
- Je kunt de stijlperiodes van elkaar onderscheiden en met argumenten aangeven waarom bepaalde muziek bij een stijlperiode hoort.
- Je kunt diverse begrippen benoemen die te maken hebben met Tempo, Dynamiek en Uitvoeringspraktijk (speelwijzen en articulatie).
In deze oefenomgeving kun je je kennis toetsen en/ of oefenen met veel (luister)oefeningen.
Overzicht van muziekbegrippen
Deze 28 begrippen moet je kennen en herkennen:
Dynamiek
Forte - f
Sterk (hard)
Piano - p
Zacht
Crescendo
Sterker (harder) wordend In het notenbeeld is dit vaak te herkennen aan twee uiteenlopende lijnen onder de noten.
Decrescendo
Zachter wordend. In het notenbeeld is dit vaak te herkennen aan twee naar elkaar toelopende lijnen onder de noten.
Terrassendynamiek
Plotselinge overgang van sterk naar zacht of omgekeerd.
Tempo
Adagio
langzaam
Allegro
snel
Ritenuto
vertragen
Accelerando
versnellen
Uitvoeringspraktijk - Articulatie
Legato
Gebonden (de tonen worden met elkaar verbonden). De betreffende noten worden verbonden met een verbindingsboogje.
Staccato
Kort (de tonen worden kort, gescheiden van elkaar gespeeld). Er staat een punt boven of onder de noot.
Fermate teken
Dit teken staat boven of onder een noot of rust in de vorm van een boogje met een punt erin. Het fermateteken geeft aan dat een noot of rust iets verlengd mag worden; het is aan de uitvoerend musicus om dat te bepalen.
Uitvoeringspraktijk - Speelwijzen
Arco
Alleen strijkinstrumenten (de snaren worden aangestreken met de strijkstok)
Pizzicato
Alleen strijkinstrumenten (de snaren worden met de vinger aangetokkeld)
Overig
A capella
Zonder begeleiding. Alleen vocaal
Basso Continuo
In de Barok worden de instrumenten die een begeleidende rol spelen (bas + akkoorden) het basso continuo genoemd. Instrumenten: orgel, clavecimbel, luit, cello.
Bourdon
De bas in de begeleiding speelt langere tijd een kwint als samenklank
Het Concertino
Barok: een groep solisten in een Concerto Grosso
Concerto Grosso
Barok: een grote groep (het orkest) staat tegenover een kleine groep solisten (het concertino). Het orkest en het concertino wisselen elkaar af.
Homofonie
Meerstemmigheid waarbij één hoofdstem door één of meer andere stemmen begeleid wordt of alle stemmen zijn ritmisch ongeveer gelijk.
Imitatie
Een eerder gespeelde of gezongen melodie in een polyfone compositie wordt door één of meer andere stemmen nogmaals uitgevoerd. Veel in Renaissance toegepast ook wel in Barokmuziek.
Motief
Een motief is de bouwsteen van een compositie. Het bestaat minstens uit twee noten en moet een herkenbaar ritme hebben. Meestal bestaat het uit drie, vier of zelfs meer noten.
Ostinato
Een langdurige herhaling van een ritmisch of melodisch motief
Orgelpunt
Een lang aangehouden of herhaalde toon waar de andere stemmen vrij omheen bewegen
Parallelle beweging
De toonhoogte van twee of meer melodieën bewegen zich in dezelfde richting
Polyfonie
Meerstemmigheid van twee of meer stemmen met elk een eigen onafhankelijke melodie. Imitatie wordt veel toegepast binnen de polyfonie. Veel in Renaissance toegepast, ook wel in Barokmuziek.
Sequens
Een aantal herhalingen van een motief op een andere toonhoogte. Wordt veel in Barok gebruikt.
Tegenbeweging
De toonhoogte van twee of meer melodieën bewegen zich in tegengestelde beweging
Terrassendynamiek
Plotselinge overgang van sterk naar zacht of omgekeerd. Wordt veel in Barok gebruikt.
Tutti
Allemaal, het hele orkest
Unisono
Eenstemmig. Alle stemmen spelen dezelfde melodie eventueel met een octaaf verschil
Voortspinnen
Een doorgaande herhaling van een motief (en melodische variaties) zonder rustpunt. Dit wordt veel in Barokmuziek gebruikt. Ook wel barokke motoriek genoemd.
Stijlperioden en begrippen
Maak de onderstaande 14 oefeningen om je kennis te testen over de Middeleeuwen. Renaissance en de Barok.
Er zijn o.a. oefeningen waar je begrippen kunt oefenen. Tempo en dynamiek komen ook aan de orde.
Muziektheorie en begrippen
De volgende 12 begrippen moet je kennen en ook kunnen herkennen in het notenbeeld.
Bourdon
De bas in de begeleiding speelt langere tijd een kwint als samenklank
Fermate teken
Dit is een teken dat staat boven of onder een noot of rust in de vorm van een boogje met een punt erin. Het fermate teken geeft aan dat een noot of rust iets verlengd mag worden
Homofonie
Meerstemmigheid waarbij één hoofdstem door één of meer andere stemmen begeleid wordt of alle stemmen zijn ritmisch ongeveer gelijk.
Polyfonie
Meerstemmigheid van twee of meer stemmen met elk een eigen onafhankelijke melodie
Imitatie
Een eerder gespeelde of gezongen melodie in een polyfone compositie wordt door één of meer andere stemmen nogmaals uitgevoerd.
Legato
Gebonden (de tonen worden met elkaar verbonden) > verbindingsboogjes tussen de noten.
Staccato
Kort (de tonen worden kort, gescheiden van elkaar gespeeld) > puntjes boven of onder de noten.
Orgelpunt
Een lang aangehouden of herhaalde toon waar de andere stemmen vrij omheen bewegen.
Parallelle beweging
De toonhoogte van twee of meer melodieën bewegen zich in dezelfde richting.
Tegenbeweging
De toonhoogte van twee of meer melodieën bewegen zich in tegengestelde beweging.
Sequens
Een aantal herhalingen van een motief op een andere toonhoogte.
Unisono
Eenstemmig. Alle stemmen spelen dezelfde melodie eventueel met een octaaf verschil
De onderstaande 3 oefeningen kunnen je hierbij op weg helpen.
Meer oefenen met begrippen
Oefening: Begrippen en notatie (herken de begrippen in het notenbeeld).
0%
Algemene Informatie
Titel
Begrippen en notatie (herken de begrippen in het notenbeeld).
In deze oefening kun je je kennis ophalen die in SE 1 getoetst is. Je krijgt per vraag feedback en je kunt pas naar de volgende vraag wanneer de vraag correct is beantwoord. Er zijn in totaal 28 vragen.
Oefening: Stijlperiodes bepalen (Middeleeuwen, Renaissance en Barok)
0%
Er zijn in totaal 21 vragen. De vragen gaan o.a. over het herkennen van kenmerken uit de stijlperiodes ME, Renaissance en Barok.
Je kunt elke keer weer opnieuw beginnen met de vragen in een andere volgorde.
Algemene Informatie
Titel
Stijlperiodes bepalen (Middeleeuwen, Renaissance en Barok)
Het arrangement Oefenomgeving_4h_se3 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Ron Bolling
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2018-12-11 12:00:16
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Begrippen en notatie (herken de begrippen in het notenbeeld).
Diagnostische oefening muziektheorie
Luisteren - begrippen en maatsoort
Luisteren - zang
Stijlperiodes bepalen (Middeleeuwen, Renaissance en Barok)
Stijlperiodes - instrumenten herkennen
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.