Werkprocessenuit de examenstandaard voor klas 3:
Assisteren bij anesthesie
Kerntaken
2 Assisteert bij onderzoek, behandelingen en operatie
Werkprocessen
2.2 Dient anesthesie toe onder begeleiding
Doel
De deelnemer assisteert bij het toedienen van anesthesie. Zij dient middelen toe voor zover dit wettelijk is
toegestaan. Zij zorgt ervoor dat de apparatuur goed onderhouden is en goed wordt gebruikt. Zij monitort de
anesthesie en houdt dit bij in een anesthesieverslag.
Voorbereiding
Je krijgt een operatiepatiënt toegewezen waarbij jij de anesthesie gaat begeleiden.
Voor de operatie controleer je de apparatuur die gebruikt gaat worden en maak je deze klaar.
Uitvoering
Voordat het dier onder anesthesie wordt gebracht, voer je een pre-anesthetisch onderzoek uit. Je verwerkt
deze gegevens in een anesthesieverslag. De resultaten bespreek je met de dierenarts. Hierbij moet je
duidelijk aangeven of je afwijkende waardes hebt gevonden.
Onder begeleiding van de dierenarts assisteer je bij het onder anesthesie brengen van het dier. Hierbij dien je
zelf alleen middelen toe, die je wettelijk ook mag toedienen. De anesthesiemethode die gebruikt wordt, hangt
af van de betreffende praktijk en de patiënt.
Nadat het dier is ingeleid, intubeer je het dier als gasnarcose gebruikt gaat worden.
Vervolgens sluit je alle benodigde anesthesie- en monitoring-apparatuur aan.
Tijdens de operatie monitor je de patiënt regelmatig. Je meldt aan de dierenarts als je aanwijzingen krijgt dat
de anesthesie te diep of juist te ondiep is. Je houdt alle waardes en medicijntoedieningen bij op het
anesthesieverslag.
Aan het einde van de operatie assisteert je bij het uitleiden van de patiënt. Je begeleidt het dier naar de
recovery. Je blijft het dier monitoren totdat hij goed bij is gekomen uit de anesthesie. Je extubeert het dier (als
dat nodig is) op het juiste moment. Je zorgt dat het dier voldoende warm wordt / blijft en in een goede houding
ligt.
Na afloop controleer je de gebruikte apparatuur opnieuw, maakt deze schoon en ruimt op.
Denk tijdens de hele opdracht altijd aan je eigen veiligheid en die van anderen. Voer de werkzaamheden goed,
nauwkeurig en vlot uit.
Afronding
Evalueer de anesthesie met je begeleider, en bespreek het gemaakte anesthesieverslag.