Thema 13 Dan liever de lucht in - hv12

Thema 13 Dan liever de lucht in - hv12

Dan liever de lucht in

Inleiding

Ken je de vliegmachines van Leonardo da Vinci?
Leonardo leefde rond 1500 en was een ongelooflijk talent. Hij was tegelijkertijd geleerde, schilder, beeldhouwer, natuuronderzoeker, ingenieur, uitvinder en ontwerper. Zijn schilderij de Mona Lisa is misschien wel het beroemdste schilderij ter wereld.
Niet alles wat hij uitvond, werd een succes. Hij was zijn tijd weleens te ver vooruit en bedacht machines die technisch nog niet uitvoerbaar waren. De vliegmachine is daarvan een bekend voorbeeld.
Bedenk eens, waarom dit vliegapparaat niet goed genoeg kon werken!
Weet jij, door wie en wanneer de eerste werkende vliegmachines zijn gebouwd?

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema: Dan liever de lucht in.

Leerdoel Opdracht
Ik kan het belang van een goede bronvermelding uitleggen en zelf een bronvermelding gebruiken. Vaardigheden - Bronvermelding
Ik kan in een zin een vragend voornaamwoord aanwijzen. Grammatica - Vragend voornaamwoord
Ik kan op de juiste manier voor- en achtervoegsels gebruiken. Woordenschat - Voor- en achtervoegsel
Ik kan een tekst beoordelen op haar bruikbaarheid. Lezen - Bruikbaarheid van teksten

Wat ga ik doen?

Het thema 'Dan liever de lucht in' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Vaardigheden - Bronvermelding 1 lesuur Bronvermelding
Grammatica - Het vragend voornaamwoord 1 lesuur Quiz
Woordenschat - Voor- en achtervoegsel 1 lesuur Opdracht
Lezen - Bruikbaarheid van teksten 2 lesuren Tekstdocument
Afsluiting 2 lesuren Ontwerp
Totaal 7,5 lesuren  

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Vaardigheden - Bronvermelding

Bronvermelding

Intro

Als je een werkstuk of presentatie maakt, moet je je informatie ergens vandaan halen: uit boeken of van websites. Aan het eind van je presentatie moet je opgeven, welke boeken en websites je hebt gebruikt. Zo'n lijst noem je een bronvermelding.

Neem een willekeurig tijdschrift en zoek op waar de bronvermelding staat. Soms staat het bij een artikel, soms achterin. Vergelijk tijdschriften met elkaar. Is het overal op dezelfde manier weergegeven?

In deze opdracht staat het maken van een goede bronvermelding centraal.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • aangeven welke gegevens in een bronvermelding thuishoren.
  • uitleggen waarom een bronvermelding een belangrijk onderdeel van een goed werkstuk is.
  • een goede bronvermelding maken volgens de regels die daarvoor gelden.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer het Kennisbankitem 'Bronvermelding' en beantwoord een aantal meerkeuzevragen.
Stap 2 en Waarom vermeld ik de bron en hoe weet ik of de bron betrouwbaar is? Hierover praat ik met een klasgenoot.
Stap 3 Ik bekijk verschillende soorten bronnen en maak hier een opdracht bij.
Stap 4 Bekijk de bronvermelding van een boek en maak hier een opdracht bij.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Bekijk de bronvermelding van een tijdschrift.
Extra opdracht Scan de extra opdracht en bepaal vervolgens of ik de opdracht wel of niet ga maken.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Het werkblad bronnen.

Tijd
Voor deze opdracht heb je één lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Als je een werkstuk maakt, is het belangrijk dat je een goede bronvermelding opneemt. Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderwerp.

Beantwoord de volgende vragen

Stap 2: Waarom een bronvermelding?

Als je een werkstuk maakt, wil je het graag serieus aanpakken. Je moet dus kunnen bewijzen dat wat je schrijft geen onzin is.
Daarom is het nodig om je bronnen te vermelden. Dan kan een lezer van jouw werkstuk altijd zelf de informatie controleren. De informatie moet controleerbaar zijn.
Een tweede reden om je bronnen te vermelden is anderen de gelegenheid te geven om zich verder in het onderwerp te verdiepen.

Hoe weet je of je bronnen op internet betrouwbaar zijn?
Bestudeer nogmaals het volgende onderwerp uit de Kennisbank Nederlands.

Vertel een klasgenoot hoe jij ervoor zorgt dat je alleen betrouwbare bronnen raadpleegt als je een werkstuk moet maken.

 

Stap 3: Soorten bronnen

Als het goed is, haal je je informatie uit meerdere bronnen.
De meest gebruikte soorten bronnen zijn:

  • Boeken en naslagwerken
  • Tijdschriften
  • Websites

Een boek of naslagwerk dat je maar éénmaal gebruikt, om een naam of woord op te zoeken bijvoorbeeld, hoef je niet in je bronvermelding op te nemen.
Daarvoor kun je beter een voetnoot aanmaken op de pagina van je werkstuk waar je het gebruikt.
Weet je hoe je voetnoten of eindnoten invoegt?
Zoek op de werkbalk in je tekstverwerker: invoegen en kies voetnoot. Onderaan de bladzijde komt nu je bronvermelding te staan.

Opdracht
Open het werkblad Bronvermelding en maak opdracht 1

Stap 4: Een boek

Bronvermelding: een boek
In de Kennisbank heb je gelezen dat er voor bronvermelding van een boek een aantal afspraken gelden.
De belangrijkste is: Noem altijd duidelijk de naam van de schrijver, de titel van het boek, en waar en wanneer het is uitgegeven.

Maak nu opdracht 2 op het werkblad.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Tijdschrift

Voor een bronvermelding van een artikel uit een tijdschrift gelden bijna dezelfde regels als voor de bronvermelding van een boek. Het belangrijkste verschil is dat je aangeeft om welk nummer van het tijdschrift het gaat. Bovendien neem je de titel op van het artikel dat je hebt gebruikt en je schrijft de naam van het tijdschrift natuurlijk ook op.

Kijk eventueel nog eens naar de voorbeelden in de Kennisbank.

Maak nu eindopdracht A en B op je werkblad.

Klaar?
Laat je werkblad beoordelen door je docent.
Je docent beoordeelt de bronvermeldingen op de volgende punten:

  • Zijn de gegevens compleet?
  • Is de bronvermelding volgens de afspraken opgeschreven?
  • Staan er geen taalfouten in de bronvermelding?

Extra opdracht

Zoek bronnen en maak een goede bronvermelding!
Stel je voor: je gaat een werkstuk maken over één van de volgende onderwerpen:
- Hunebedden in Nederland
- De val van de Berlijnse muur
- Walvisjacht
- Waardoor zijn de dinosauriërs uitgestorven?
- De geschiedenis van de Parijse mode
- Hogesnelheidstreinen
- De toekomst van het Noordpoolgebied.

Wat ga je doen?

  • Kies één van deze onderwerpen of kies in overleg met je docent een eigen onderwerp dat je interesseert.
  • Zoek over je onderwerp: twee boeken, twee websites en een tijdschrift die informatie geven.
  • Maak hiermee een bronvermelding bij je onderwerp.
  • Bij de bronvermelding zoals genoemd op pagina 1 mag je je fantasie gebruiken:
    de boeken, websites en het tijdschrift moeten wel echt bestaan, maar de hoofdstukken en bladzijden die je zogenaamd gebruikt, mag je er zelf bij bedenken.
    Voorbeeld: over de Zuidpool staat vast wel informatie in het tijdschrift National Geographic.
    Schrijf dan bijvoorbeeld dit op:
    Graham, K. De ontdekking van de Zuidpool. In: National Geographic, nummer 4, jaargang 25, 2010, p. 35
  • Schrijf de bronvermelding zo op:
    BRONVERMELDING
    Boek 1:
    Boek 2:
    Website 1:
    Website 2:
    Tijdschrift:
  • Natuurlijk houd je je bij de bronvermelding aan de regels die je hiervoor geleerd hebt.
  • Laat je bronvermelding eerst nakijken door een klasgenoot en verbeter waar nodig je fouten. Lever je zelfbedachte bronvermelding daarna in bij je docent.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom een bronvermelding belangrijk is?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Had je al eens eerder een bronvermelding gemaakt?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    De eindopdracht staat op het werkblad. Heb je alle opdrachten op het werkblad gemaakt?
    Wat vond je van de eindopdracht?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gemaakt? Ging het goed?

Grammatica - Vragend voornaamwoord

Vragend voornaamwoord

Intro

In deze grammaticaopdracht staat het vragend voornaamwoord centraal.

Begin de opdracht met het kijken naar deze korte video,

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • het vragend voornaamwoord in een zin herkennen.
  • het verschil tussen een vragende voornaamwoord en een bijwoord herkennen.
  • zinnen maken en voorbeelden geven van vragende voornaamwoorden en bijwoorden.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer de Kennisbank en maak de oefening.
Stap 2 en Lees het verhaaltje en noteer de vragende voornaamwoorden. Vergelijk ze met een klasgenoot.
Stap 3 en Lees het verhaaltje en bedenk zelf vier zinnen over het verhaaltje. Vergelijk ze met een klasgenoot.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht: Quiz Speel en maak een quiz.
Extra opdracht Als extra opdracht kan ik het werkblad downloaden. Ik geef voorbeelden van vragend voornaamwoord en bijwoord.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer één lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer in de Kennisbank de uitleg en voorbeelden over het vragend voornaamwoord.

 

Maak nu de volgende oefening.

Stap 2: Wie dit leest is gek!

Lees het volgende verhaaltje. Let daarbij op het gebruik van het vragend voornaamwoord.

Stap 3: Papegaai

Lees dit verhaaltje.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Quiz

Je rondt deze opdracht af met het maken van een quiz op www.onlinequizcreator.com.

Je quiz moet uit tien vragen bestaan over één onderwerp (sport, je favoriete hobby, muziek, games, school, enzovoort).
Zorg dat alle vragen beginnen met een vragend voornaamwoord. Gebruik ieder vragend voornaamwoord minimaal één keer.
Zorg dat je de goede antwoorden weet, maar dat je per vraag ook steeds drie foute antwoorden hebt.
Vul alle nodige gegevens is en vraag je klasgenoot dan om de quiz te testen.

Beoordeling
Klaar? Geef de gegevens van je quiz door aan je docent.
Hij/zij kan de quiz dan online spelen en beoordelen.
.
De quiz wordt beoordeeld op:

  • inhoud: beginnen alle vragen met een vragend voornaamwoord?
  • originaliteit: zijn het tien leuke vragen?
  • taalfouten: bevatten de quizvragen niet teveel fouten?

Quiz maken

Bij het maken van een quiz ontwerp je zelf de vragen in groepjes. Via een puntensysteem wordt de winnaar bepaald. Daarna worden de antwoorden besproken.

 

Extra opdracht

Geef zelf uitleg over het verschil tussen vraagwoorden.

Niet alle vraagwoorden zijn vragende voornaamwoorden.

  • Wie is jouw mentor? Wie is een vragend voornaamwoord.
  • Waar ben je geboren? Waar is geen vragend voornaamwoord maar een bijwoord.


Geef zelf uitleg en voorbeeldzinnen met behulp van onderstaand schema.

Download het schema Schema vraagwoorden. Sla het op in je eigen omgeving zodat je het kunt bewerken.

Ga aan de slag met dit schema, waarin je onderscheid maakt tussen vragende voornaamwoorden en bijwoorden.

 

Terugkijken

Intro

  • Vond je de uitleg in de video over het vragend voornaamwoord voldoende?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je het verschil tussen vragend voornaamwoord en bijwoord herkennen en zelf toepassen in een voorbeeld?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Wist je al het een en ander over het vragend voornaamwoord? Zou je het in een willekeurige tekst herkennen?
  • Extra opdracht
    Heb je het werkblad ingevuld? Vond je het lastig zelf voorbeelden te bedenken?

Woordenschat - Voor- en achtervoegsel

Voor- en achtervoegsel

Intro

In deze opdracht staan voor- en achtervoegsels centraal.

Begin met het kijken naar deze video. In de video wordt het verschil tussen een samenstelling en een afleiding uitgelegd.

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • herkennen hoe je voor- en achtervoegsels combineert met kernwoorden.
  • het verschil omschrijven tussen afleidingen en samenstellingen.
  • met een voorbeeld aangeven dat een woord  kan veranderen van betekenis door gebruik van voor- en achtervoegsels.

Wat kan ik al?

Voor je aan de slag gaat met voor- en achtervoegsels is het goed om nog even te kijken wat samenstellingen ook al weer zijn.

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderwerp.


Oefen ook nog even het gebruik van samenstellingen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer de Kennisbank. Maak de oefening over afleidingen en samenstellingen.
Stap 2 Ik maak nog twee oefeningen over voor- en achtervoegsels.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Ik maak drie opdrachten op een werkblad. Ik lever het werkblad in bij mijn docent.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.



Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer één lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer vervolgens het volgende onderdeel.

Een samenstelling is een woord dat uit twee of drie woorden bestaat. Dat zijn vaak zelfstandige woorden.

Een afleiding bestaat uit een kernwoord met een voor- of achtervoegsel. Dit voor- of achtervoegsel is op zichzelf geen zelfstandig woord.

Maak nu de volgende oefening. Kijk of je samenstellingen en afleidingen al uit elkaar kunt houden!

Stap 2: Voor- en achtervoegsels

Voor- en achtervoegsels geven het kernwoord een andere betekenis.
Ook verandert vaak de woordsoort door het achtervoegsel.

Maak de volgende oefeningen.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Voor- en achtervoegsels

Als eindopdracht ga je aan de slag met opdrachten op een werkblad.
Download het werkblad Voor- en achtervoegsels en Afleidingen. Sla het document op in je eigen omgeving (bestand - opslaan als). Je kunt het dan later of digitaal of uitgeprint inleveren bij je docent.


Op het werkblad staan de volgende oefeningen:

  • Opdracht A
    Je ziet een rij voorvoegsels en een rij woorden.
    Combineer de voorvoegsels met de woorden tot afleidingen.
  • Opdracht B
    Je ziet een rij woorden en een rij achtervoegsels.
    Maak weer de afleidingen.
  • Opdracht C
    Je ziet een rij woorden/woordgroepen.
    Zet achter ieder woord/woordgroep de afleiding met dezelfde betekenis.


Klaar?
Controleer nog even of je alle opdrachten hebt ingevuld. Lever het werkblad in bij je docent.

Beoordeling
Je docent zal bij de beoordeling letten op:

  • inhoud: heb je alle opdrachten ingevuld? Heb je de juiste voor- en achtervoegsels en woordgroepen ingevuld?
  • taalfouten: bevatten de woorden en zinnen geen taalfouten?

Terugkijken

Intro

  • Heb je de video bekeken? Vond je de uitleg over samenstellingen en afleidingen duidelijk?

Wat kan ik al?

  • Wist je nog het een en ander over samenstellingen? Was de oefening voldoende om je geheugen op te frissen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je zelf woorden vormen met gebruikmaking van voor- en achtervoegsels?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je voldoende tijd om de oefeningen te maken?
  • Eindopdracht
    Heb je de oefeningen op het werkblad goed gemaakt?

Lezen - Bruikbaarheid van teksten

Bruikbaarheid van teksten

Intro

Of een tekst bruikbaar is, hangt af van het doel van de tekst en het soort tekst waar je mee te maken hebt. In deze leesopdracht staan daarom tekstsoorten en tekstdoelen centraal.

Begin met het kijken naar het volgende flimpje.
Bespreek na het kijken met een klasgenoot welke tekstdoelen er zijn. 

 

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de vier tekstdoelen opnoemen.
  • uitleggen waarom ik soms feiten natrek bij een informatieve tekst.
  • uitleggen waarom reclamemakers humor gebruiken in hun reclameteksten.
  • uitleggen waarom politici en gelovigen vaak gebruik maken van overtuigende teksten.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Ik bestudeer het Kennisbankitem 'Tekstdoel en tekstsoort' en maak een oefening over deze Kennisbanken
Stap 2 Vergelijk verschillende teksten. Welke tekst is informatief?
Stap 3 Bekijk een video. Welke tekstsoorten worden er gebruikt?
Stap 4 Welk soort teksten halen mensen over tot actie?
Stap 5 Waarom is de poster van Loesje overtuigend?
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Ga opzoek naar verschillende soorten teksten.
Extra opdracht Lees de extra opdracht door en bepaal of ik de opdracht wel of niet ga doen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer eerst onderstaand item uit de Kennisbank Nederlands:

Maak daarna de volgende oefening.

Stap 2: Informeren

Bij een informatieve tekst geeft de schrijver informatie over een bepaald onderwerp (bijvoorbeeld dieren, planten, techniek enz.).
In een informatieve tekst worden voornamelijk feiten genoemd.
De schrijver geeft dus niet zijn mening. Maar let op:

  • Soms kloppen de genoemde 'feiten' niet. Dus lees kritisch en stel jezelf de vraag": 'Is dit wel zo?' - en zoek het na.
  • Soms worden meningen verpakt als feiten: "Het is nu eenmaal zo... Iedereen begrijpt toch dat..."
  • Soms worden feiten mooier of lelijker gemaakt, overdreven of weggelaten. Daardoor wordt je ook een mening opgedrongen.

Open de bijlage met teksten over Nicorette.
In de bijlage staan twee teksten over hetzelfde onderwerp.
Bespreek de teksten met je klasgenoot: welke tekst is echt bedoeld als informatieve tekst? En wat is de andere tekst dan voor soort tekst?
Waar zit het verschil nu precies?

Stap 3: Amuseren

Sommige teksten zijn bedoeld om je aan het lachen te maken. Daarvoor worden feiten en meningen vaak overdreven.
In columns geven schrijvers hun mening op een grappige manier.
Spotprenten en strips laten je lachen om gekke gebeurtenissen.
Op Youtube staan leuke filmpjes om je mee te vermaken.
Humor is altijd om te lachen, maar soms verstopt een schrijver serieuze bedoelingen in een grappige tekst. Na het lachen blijf je erover nadenken.
Iemand die grappig is, trekt de aandacht. Dat geldt ook voor teksten. Daarom gebruiken reclamemakers humor om hun boodschap te verpakken. Die boodschap blijft natuurlijk: koop ons product!

Alleen maar om te lachen?
Bekijk met je klasgenoot dit filmpje. Bespreek na het kijken de volgende vragen: 

- Welke twee tekstsoorten lopen hier door elkaar?
- Waarom werkt grappige reclame niet altijd?

Stap 4: Tot actie overhalen

Sommige teksten zijn bedoeld om je over te halen, iets te doen.
Heel vaak gaat het daarbij om iets kopen. Maar het kan ook zijn: lid worden, actie voeren, een enquête invullen. Om dat voor elkaar te krijgen, moet zo'n tekst ook overtuigend zijn.
Teksten die je tot actie willen overhalen, spreken je vaak persoonlijk aan. Er wordt ingewerkt op je gevoel. Daarbij kunnen beelden helpen. Denk bijvoorbeeld aan een hulpactie voor mensen in nood.
Om iemand over te halen, worden feiten vaak erger of mooier gemaakt. "Het lidmaatschap verplicht u tot niets, het gaat om een klein bedrag waar u niets van merkt, met een kleine bijdrage maakt u een groot verschil" enz.

Goed voorbeeld?
Ga naar de website van www.nederlandstopt.nu en bekijk één of twee campagnes.
Bespreek met je klasgenoot de vragen:
- Tot welke actie word je overgehaald?
- Waarom wordt er vaak humor gebruikt in de campagnes?

Stap 5: Overtuigen

Een overtuiging is iets wat je echt meent. Overtuigende teksten zijn er dus op gericht, je van gedachten te veranderen, je mening te beïnvloeden.
Daarbij gaat het er niet altijd om dat je iets koopt of lid wordt. Politici doen hun best om mensen te overtuigen van hun kijk op de maatschappij. Gelovigen willen anderen overtuigen om de wereld te zien zoals zij.

Overtuigende teksten doen vaak een beroep op je gezonde verstand en je gevoel. Je wordt uitgenodigd om de wereld te bekijken door de bril van de schrijver.
Om iemand te overtuigen, worden feiten als voorbeelden gebruikt. Daarbij worden andere feiten weggelaten. Feiten kunnen worden overdreven om een mening kracht bij te zetten.

Leve Loesje!
Bekijk samen met je klasgenoot deze poster van Loesje
Eigenlijk past deze poster bij twee verschillende tekstsoorten. Welke?

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Teksten

Nu ga je samen aan de slag om voorbeelden te zoeken van alle soorten teksten.
Verzamel op internet voorbeelden van informatieve, overtuigende, amusante en tot actie oproepende teksten, foto's en video's.

  • Verzamel van elke tekstsoort twee of drie voorbeelden en zorg in totaal voor tien voorbeelden. Zet bij elk voorbeeld tussen haakjes een bronvermelding: schrijver / website / boek / krant enz.
  • Zet de voorbeelden door elkaar in een tekstbestand en nummer ze.
  • Noteer ergens anders voor jezelf de nummers met de tekstsoort erachter. Bewaar deze notitie goed.
  • Laat je klasgenoot je bestand lezen en raden om welke tekstsoort het gaat. Geef elkaar een cijfer voor je prestatie!

Klaar? Laat je voorbeelden beoordelen door je docent.
Je docent beoordeelt je eindproduct op de volgende punten:

  • Past de tekst bij het tekstdoel dat je hebt aangegeven?
  • Zijn de teksten goed weergegeven en voorzien van een bronvermelding?
  • Heb je bij elk voorbeeld in goed en duidelijk Nederlands uitgelegd waarom je dit hebt gekozen?
  • Ziet het geheel er netjes en verzorgd uit?

Succes!

Extra opdracht

Zoek voorbeelden van tekstdoelen
Je hebt geleerd dat er vier belangrijke tekstdoelen zijn:

  • Informeren
  • Amuseren
  • Tot actie overhalen
  • Overtuigen

Maak nu de volgende zoekopdrachten met behulp van internet.
Je moet steeds een website zoeken. Laat alle websites openstaan, want je hebt ze later weer nodig. Kopieer en plak elk webadres in een nieuw tekstbestand.

1. Zoek een informatieve tekst over allergie.
2. Zoek een overtuigende tekst over biologisch voedsel.
3. Zoek een activerende tekst over donorschap.
4. Zoek een amuserende tekst over het onderwijs.

Kopieer nu van elke website een paar zinnen die het meest duidelijk maken wat voor soort tekst dit is.
Schrijf erbij waarom je dit zo'n goed voorbeeld vindt.

Lever het tekstbestand ter beoordeling in bij je docent.

Terugkijken

Intro

  • Heb je de video over schrijfdoelen en tekstsoorten bekeken?
    Vind je dat de video goed bij de opdracht past?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de vier tekstdoelen noemen en kun je met behulp met voorbeelden laten zien wanneer de verschillende tekstsoorten worden gebruikt?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer _ uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Wat wist je al over tekstdoelen? Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was het eenvoudig om op internet teksten bij verschillende tekstdoelen te vinden?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gemaakt? Ging het goed?

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de kennisbanken die gebruikt zijn in dit thema.

Eindopdracht: Vliegtuigontwerp

Je gaat het thema 'Dan liever de lucht in' afronden.
Je gaat als eindproduct een ontwerp voor een vliegmachine indienen.

Hiervoor bestudeer je eerst de geschiedenis van de eerste vliegmachines.
Hoe werkten de eerste vliegmachines?
Van welke materialen en met welke technieken werden ze gemaakt?

Bij je ontwerp geef je ook de nodige uitleg. Niet alleen hoe het werkt, maar ook geef je een overzicht van vliegmachines van vroeger waar je inspiratie vandaan hebt gehaald.
Ook leg je uit waarom je denkt dat jouw ontwerp groot succes zal hebben.

Zorg voor een overtuigend verhaal en een originele vliegmachine!

Vooraf

Lees voor je begint de opdracht een keer helemaal door.

Groepsgrootte: Je maakt het eindproduct alleen of samen met een klasgenoot.
Overleg met je docent.

Tijd: Voor het maken van het eindproduct heb je twee lesuren.

Benodigdheden: Boeken (of websites) over luchtvaartgeschiedenis.

Stap 1

Zoek informatie over de geschiedenis van het vliegen.
Maak een kort overzicht (maximaal drie alinea's) over de eerste vliegtuigen en hun ontwerpers. Voeg fotomateriaal toe.

Bedenk vast welke ontwerpen jij wilt gebruiken voor je eigen vliegmachine: wat vind je inspirerend?

Tip
Kijk bijvoorbeeld eens op:

Stap 2

Maak een schets van je eigen vliegtuigontwerp.
Je kunt dit ook doen door een collage te maken van foto-onderdelen:
gebruik foto's van oude vliegtuigmodellen die je vond.

Je kunt natuurlijk ook andere luchtschepen gebruiken: ballons, zeppelins, helikopters enz.
Vergeet ook de ontwerpen van Da Vinci niet!

Werk je schets mooi uit, schrijf er uitleg bij per onderdeel en bedenk een fantastisch verhaal bij de voordelen van jouw ontwerp.

Voeg teksten en foto's en ontwerptekening(en) samen tot een vouwblad of poster die je inlevert bij je docent.

Afronden

Klaar? Laat je eindproduct beoordelen. Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van deze rubrics.
Inhoud max. 50 punten
Goed Het ontwerp is origineel. Bij elk onderdeel wordt toegelicht waarvoor het dient en hoe het werkt. Er is veel fantasie gebruikt. Het overzicht van de geschiedenis van het vliegen is duidelijk en interessant. Er zijn foto's bijgevoegd. De uitleg bij het eigen ontwerp is goed bedacht en goed geschreven.
Voldoende Het ontwerp is mooi en bevat toelichtingen. Er is een overzicht van de geschiedenis van het vliegen toegevoegd. Het is duidelijk op welke voorbeelden het ontwerp is gebaseerd. De uitleg is duidelijk en bevat niet teveel taalfouten.
Onvoldoende Het ontwerp is niet aansprekend. De geschiedenis van het vliegen is niet goed weergegeven. De uitleg bij het ontwerp is niet goed geschreven of bevat veel onduidelijkheden.
Vorm max. 50 punten
Goed Het ontwerp is strak en goed verzorgd. De tekening is mooi gemaakt met passende materialen. De lay-out valt op door een mooie verdeling van teksten en illustraties
Voldoende Het ontwerp is netjes verzorgd. De tekening is netjes verzorgd. De lay-out is voldoende overzichtelijk.
Onvoldoende Het tekenwerk en/of de lay-out zijn slordig.

D-Toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de opdracht in de inleiding.
    ...

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 7,5 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke lesstof in dit thema was nieuw voor je en welke lesstof wist je al?
    Van welke opdracht heb je het meest geleerd?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?

    Beantwoord de volgende vragen:

    • Wat vond je lastig aan deze opdracht?
    • Wat vond je leuk aan deze opdracht?
    • Heb je veel fantasie – waar blijkt dat uit?
    • Vind je het moeilijk om gegevens op te zoeken over een geschiedenisonderwerp?
    • Waarom is het bij het zoeken naar voorbeelden voor je ontwerp minder belangrijk om te letten op de betrouwbaarheid van de bronnen?
    • Waarom is voor de geschiedenis van het vliegen de betrouwbaarheid van bronnen juist wel belangrijk?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Grammatica

Voor de kop Vragend voornaamwoord klik op:

Woordenschat

Voor de kop Voor- en achtervoegsel klik op:

Lezen

Voor de kop Bruikbaarheid van teksten klik op:

  • Het arrangement Thema 13 Dan liever de lucht in - hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-29 10:31:32
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor hv12. In dit thema, genaamd "Dan liever de lucht in", komen verschillende taalvaardigheden aan bod. Je leert het belang van een goede bronvermelding uit te leggen en zelf een bronvermelding te gebruiken. Daarnaast leer je hoe je in een zin een vragend voornaamwoord kunt aanwijzen. Je oefent ook met het juiste gebruik van voor- en achtervoegsels in woorden. Verder leer je hoe je een tekst kunt beoordelen op haar bruikbaarheid. Als afronding van dit thema ga je een ontwerp voor een vliegmachine maken. Voordat je begint met het ontwerp, bestudeer je eerst de geschiedenis van de eerste vliegmachines. Je onderzoekt hoe ze werkten, welke materialen en technieken er werden gebruikt. Bij je ontwerp geef je niet alleen uitleg over hoe het werkt, maar ook een overzicht van vliegmachines van vroeger die je als inspiratie hebt gebruikt. Daarnaast leg je uit waarom je denkt dat jouw ontwerp een groot succes zal hebben. Zorg ervoor dat je een overtuigend verhaal en een originele vliegmachine presenteert. Afsluitend is er een diagnostische toets beschikbaar. Succes!
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Schrijfvaardigheid; Woordgebruik en woordenschat (Nederlands); Opzoeken; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    7 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, bronvermelding, bruikbaarheid, dan liever de lucht in, hv12, nederlands, ontwerpen, stercollectie, voor- en achtervoegsels, vragend voornaamwoord

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Toetsen. (2019).

    Nederlands hv12 - D-Toetsen

    https://maken.wikiwijs.nl/144885/Nederlands_hv12___D_Toetsen

    VO-content Nederlands. (z.d.).

    Nederlands vmbo-hv12 - TEMPLATE

    https://maken.wikiwijs.nl/143446/Nederlands_vmbo_hv12___TEMPLATE

    VO-content Nederlands. (2019).

    Opdracht: Grammatica - Vragend voornaamwoord - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52674/Opdracht__Grammatica___Vragend_voornaamwoord___hv12

    VO-content Nederlands. (2016).

    Opdracht: Lezen - Bruikbaarheid van teksten - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52676/Opdracht__Lezen___Bruikbaarheid_van_teksten___hv12

    VO-content Nederlands. (2019).

    Opdracht: Vaardigheden - Bronvermelding - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52673/Opdracht__Vaardigheden___Bronvermelding___hv12

    VO-content Nederlands. (2019).

    Opdracht: Woordenschat - Voor-en achtervoegsel - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52675/Opdracht__Woordenschat___Voor_en_achtervoegsel___hv12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Dan liever de lucht in

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.