Thema: Wohnen vmbo-b2

Thema: Wohnen vmbo-b2

Start

Einleitung

Einleitung - Inleiding


Beste leerling,

Hartelijk welkom bij het thema Wohnen !
In de vakantie op de camping, tijdens een uitwisseling op school, op het internet of bij facebook; er zijn heel veel mogelijkheden om met jongeren uit andere landen kennis te maken.
Daarbij zal het al snel gaan over wonen. Een van de eerste vragen die iemand je stelt is vaak: "Waar woon je?"

In dit thema staat wonen centraal. Je leert hier woorden en zinnen die je nodig hebt als je met iemand in het Duits wilt communiceren.

Situatie

Jouw gezin heeft besloten de komende zomervakantie in Duitsland door te brengen. Jullie hebben voor een camping aan de Weser gekozen.

Jij meldt je gezin bij de camping aan.
In de zomervakantie zijn jullie op die camping. Daar maak je kennis met enkele kinderen van jouw leeftijd. Jouw nieuwe vriendjes komen uit verschillende landen maar iedereen spreekt wel een beetje Duits.

Daarom gaan jullie dus Duits met elkaar praten.
Nadat je al over verschillende dingen met je nieuwe vrienden hebt gesproken, gaat het gesprek nu over waar en hoe jullie wonen, of jullie een eigen kamer hebben en hoe die ingericht is.

Ook na de vakantie houden jullie contact via de sociale media.

Inhalt - Inhoud
Het thema Wohnen bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Start
  • Werkzeugkasten 1
  • Hören
  • Lesen
  • Werkzeugkasten 2
  • Sprechen
  • Schreiben
  • Landeskunde
  • Sprachaufgaben

Veel plezier!

 

Was kannst du schon?

Wat kan je al?
Ik ben benieuwd of je al wat woorden/zinnen die met wonen te maken hebben, kent. Doe de volgende oefeningen om er in te komen.

Hieronder zie je drie sleepvragen met ieders vijf Nederlandse en vijf Duitse woorden.
Sleep bij ieder Nederlands woord het juiste Duitse woord.

 

Oefening:Wat kan je al?

Hoe ging het?
Wist je van de meeste Nederlandse woorden de Duitse vertaling te vinden?
Ja, dan ben je zeker klaar om met het thema te beginnen.

Was wirst du lernen?

Ziele - Doelstellingen
In het afsluitende project in het onderdeel Sprachaufgaben (taaltaken) ga je op een camping met leeftijdsgenoten over jullie woonplaats, woonsituatie en kamer praten.

Daarom:
  • lees je en luister je naar berichten van verschillende personen over het thema Wohnen ,
  • vertel je iets over jouw woonplaats en jouw woonsituatie,
  • beschrijf je je kamer,
  • teken je een plattegrond van jouw woning,
  • kom je te weten hoe een typisch Duits huis eruit ziet,
  • leer je belangrijke woorden en uitdrukkingen,
  • leer je enkele basisregels van de Duitse grammatica,
  • leer en doe je nog veel meer...

Bij Sprachaufgaben vind je realistische situaties waarin je alles wat je hebt geleerd kunt gebruiken.

Let daarbij op:

  • de uitspraak
  • de spelling
  • de woorden en zinnen
  • de grammatica

Het is echt niet erg als je dat nog niet kunt!
Je leert het namelijk pas in dit thema.
Aan de slag!

Veel succes!

 

Arbeitsplan

Arbeitsplan

Ieder thema bestaat uit een groot aantal opdrachten.

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt.
Om je te helpen, hebben we een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.

Download hier het Arbeitsplan Wohnen

Werkzeugkasten 1

Einleitung

Einleitung

De Werkzeugkasten is een soort gereedschapskist.
In dit deel van de Werkzeugkasten vind je de woordjes en zinnen die je nodig hebt bij het maken van de taaltaken van het thema Wohnen.

In de Werkzeugkasten vind je de onderdelen:

  • Wortschatz
  • Wortschatz-werken met StudioWozzol
  • Hilfsmittel
  • Spiele

Veel succes!

Wortschatz

Wo wohnst du?

Luister het volgende geluidsfragment en maak de bijbehorende opdracht.


Wo wohnst du?

 

 

Toets:Wo wohnst du?

Im Haus
Bekijk de woordenlijst en maak de onderstaande oefeningen.

het huis
de woning
de deur
het raam
de vloer
de kamer
de tuin
de wasruimte
de garage
de hal
de werkruimte
de zolder
de trap
boven
beneden
het balkon
de kelder
de slaapkamer
de keuken
de badkamer
de toilet
de woonkamer
de eetkamer
das Haus
die Wohnung
die Tür
das Fenster
der Boden
das Zimmer
der Garten
die Waschküche
die Garage
der Hausflur
das Arbeitszimmer
der Speicher
die Treppe
oben
unten
der Balkon
der Keller
das Schlafzimmer
die Küche
das Badezimmer
die Toilette
das Wohnzimmer
das Esszimmer

Toets:Im Haus - 1

Toets:Im Haus - 2

Je krijgt nu een aantal woorden/woordcombinaties te zien.
Typ het woord of de woordcombinatie zo snel mogelijk na.

  Invuloefening Im Haus


Die Zimmer und Möbel
De volgende oefeningen gaan over kamers en meubels.
Doe alle vijf oefeningen:

- das Haus
Ga met je muis over de voorwerpen om de uitspraak te oefenen.

- das Schlafzimmer
Ga met je muis over de voorwerpen om de uitspraak te oefenen.

- das Badezimmer
Ga met je muis over de voorwerpen om de uitspraak te oefenen.

- das Wohnzimmer
Ga met je muis over de voorwerpen om de uitspraak te oefenen.

- die Küche
Ga met je muis over de voorwerpen om de uitspraak te oefenen.

Wortschatz-2

Wozzol - Wohnen
Om de opdrachten in dit thema goed te kunnen maken, moet je een aantal woordjes en zinnen kennen. Voor elk thema staan er in StudioWozzol woordenlijsten klaar, waar je mee kunt oefenen:

  Woordenlijst Wortschatz A

  Woordenlijst Wortschatz B

  Woordenlijst Wortschatz C

  Woordenlijst Wortschatz D

 

  Woordenlijst Aussagen A

  Woordenlijst Aussagen B


Je hebt de woordenlijsten geoefend met StudioWozzol.
Met dit programma kun je woordjes op een gemakkelijke en efficiënte manier leren.
Klik op de knop StudioWozzol om met nog veel meer woorden aan de slag te gaan!
De eerste keer moet je je even aanmelden, zodat je voortgang kan worden bijgehouden.

StudioWozzol

Hilfsmittel

Hilfsmittel

De volgende hulpmiddelen kun je gebruiken bij het leren van de Duitse taal.

1 Woordenboek
Zowel echte woordenboeken als ook digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld: www.interglot.nl

2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!

 

Spiele

Los geht's

Op internet vind je veel websites met leuke Duitse spelletjes/oefeningen die te maken hebben met het thema.
Hieronder een aantal links naar websites die wij voor jou hebben geselecteerd:

Met deze spelletjes leer je vast nog beter Duits!

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.
Het huis

Let op:
Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Hören

Einleitung

Einleitung - Inleiding

Hier oefen je je luistervaardigheid.
Je maakt verschillende luisteropdrachten.
Alles wat je hier leert, helpt je de taaltaken bij het thema Wohnen goed te kunnen maken.

Je hoort:

  • iets over de woonplaatsen van verschillende personen,
  • iets over de huizen en kamers van verschillende personen,
  • welke meubels en apparaten verschillende personen hebben.

Bovendien kom je te weten waar verschillende Duitse steden liggen.

Veel succes!
Viel Erfolg!

Wohnorte

Katrin
Luister naar Katrin. Zij vertelt waar haar familie woont.
Doe vervolgens de oefening.


Wie woont waar?
Hieronder links de personen die in het verhaal van Katrin voorkomen.
Rechts een aantal steden/streken. Maak de juiste combinaties.

1 Schwester a Oberbayern
2 Tante b Berlin
3 Schwiegermutter c Thailand
4 Schwiegervater d Gießen
5 Mutter e bei Paris
6 Katrin f Südfrankreich


1 = .....   2 = .....   3 = .....   4 = .....   5 = .....   en   6 = .....

 

Martin
Luister ook naar Martin. Hij vertelt iets over zijn woonplaatsen.
Doe daarna de oefening.


Wat zegt Martin over zijn woonplaatsen?
De onderstaande woonplaatsen staan niet in de goede volgorde.
Zet ze in de juiste volgorde.

  1. Lindau
  2. Freiburg
  3. Bamberg
  4. Hamburg
  5. Paris


De goede volgorde is: ..... - ..... - ..... - ..... - .....

Städte
Martin noemt de Duitse steden Lindau, Hamburg, Freiburg en Bamberg.
Maar waar in Duitsland liggen deze steden?
Als je het niet weet, probeer het dan op te zoeken in deze lijst .

  1. Hoe heet de stad die op de kaart is aangegeven?
    1. Hamburg
    2. Frieburg
  2. Welke van deze steden ligt in het noorden van Duitsland?
    1. Hamburg
    2. Bamberg
  3. Welke twee steden liggen in dezelfde provincie?
    1. Lindau en Hamburg
    2. Lindau en Bamberg
  4. Hoe heet de provincie waarin die twee steden liggen?
    1. Baden-Württemberg
    2. Bayern

Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde antwoorden?

Sarah
Nu vertelt Sarah iets over haar woonplaats en haar huis.
Luister naar het geluidsfragment en beantwoord daarna samen met een klasgenoot de vragen.

  1. Wat is juist? Kies samen de zinnen die kloppen.
    1. Sarahs Familie hat ein großes Haus mit Garten.
    2. Sarah wohnt in eine großen Stadt.
    3. Sarahs Familie hat einen Hund, Felix.
    4. Sarahs Schwester wohnt in Heidelberg.
    5. Die Großeltern wohnen unten im Haus.
    6. Sarahs Bruder wohnt noch zu Hause.
    7. Sarah wohnt in Norddeutschland.
    8. Sarahs Familie wohnt in der Nähe von Basel.
  2. Sarah woont in de buurt van Basel.
    Kijk goed naar de afbeelding. In welk land ligt Basel?

Als jullie twijfelen, laat je antwoorden dan controleren door jullie docent.

Unser Haus

Katrin

Katrin vertelt in het volgende audiofragment welke kamers en meubels zij in haar huis heeft.

  1. Open het word-bestand: Katrin - Unser Haus.
  2. Kruis in het Worddocument aan welke kamers door Katrin worden genoemd.
  3. Luister eventueel nogmaals naar Katrin.
    Kruis nu ook alle meubels/apparaten aan die Katrin noemt.

Klaar?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Download hier het antwoordmodel: Antworten - Unser Haus.


Larissa
Luister naar Larissa en beantwoord daarna de vraag.
Kies de zes kamers die Larissa noemt.

  • Werkkamer
  • Badkamer
  • Woonkamer
  • Slaapkamer ouders
  • Keuken
  • Zolderkamer
  • Garage
  • Logeerkamer
  • Twee kinderkamers
  • Kelder

Bespreek je antwoord met een medeleerling.

Larissas Zimmer

Je hebt gehoord dat Larissa een eigen zolderetage heeft.
Luister nog een keer naar Larissa en beantwoord daarna de vraag.
Wat heeft Larissa in haar kamer en badkamer?

  • Douche
  • Badkuip
  • Wastafel
  • WC
  • Boekenkast
  • Computer
  • Bankstel
  • Bureau
  • Bed
  • TV
  • Fauteuil
  • Klerenkast
   

Bespreek ook nu je antwoord met een medeleerling.

Lesen

Einleitung

Einleitung - Inleiding

Hier oefen je de leesvaardigheid.
Je leert Duitse teksten beter te kunnen begrijpen.
Wat je hier in de leesteksten tegenkomt, helpt je later bij het maken van de taaltaken.

De teksten gaan over:

  • de droomkamers van de klas 4c,
  • de nieuwe kamer van Johanna.
Na, dann mal los!

Traumzimmer

Einleitung

De klas 4c uit Paderborn heeft in de lessen tekenen/kunst aan een project gewerkt: de leerlingen hebben uit verschillende materialen hun droomkamer geknutseld.

Fußballzimmer
Lees de tekst Unsere Fußballzimmer en beantwoord daarna de vraag.

Mein Traumzimmer ist außen und innen bunt.

Ich habe in meinem Zimmer einen großen Pool, ein großes Bett, einen Sessel, einen Fernseher, ein Bild von einem Fußballverein und einen Kleiderschrank.

Und das große Fußballfeld darf ich auch nicht vergessen!
Ein Fußballfeld möchte ich ganz gerne in meinem Zimmer, weil Fußball mein Hobby ist und weil ich ein Fußballer bin!


Wat is en staat er allemaal in de voetbalkamer?
Kies uit de onderstaande woorden.

Voetbalveld Zwembad
Bureau Boekenkast
Poster voetbalvereniging Klerenkast
TV Bed


Hieronder lees je de beschrijvingen van de andere kamers.

Kunterbunten Zimmer

Lees de tekst over Unsere kunterbunten Zimmer.
Beantwoord daarna de vragen in het Nederlands in je schrift.

strong>Zimmer 1
Mein Zimmer hat ein Sofa und ein Bett. Einen Schrank hab ich auch und einen Tisch mit einem Fernseher, einen Spiegel, eine Versteckröhre und einen Obstkorb. Ich habe ein Sofa eingebaut, weil ich mir eins wünsche.

Zimmer 2
In meinem Zimmer steht ein Schrank, ein Bett mit einem Fenster und ein Tisch met einem Kühlschrank. Ich habe die blaue Farbe benutzt, weil es meine Liebelingsfarbe ist.

Zimmer 3
Mein Traumzimmer hat ein Hochbett. Das Bett wird von 4 Zahnstochern gehalten. Das Kissen und die Decke waren schon fertig. An den Wänden sind zwei Bilder und eine japanische Schrift, die ich mag. Der Tisch ist klein und rund. In der Ecke des Bettes hängt ein Schirm. Und aus dem Fenster sieht man eine himmelklare Nacht.

 

  1. Noem tenminste vijf dingen uit de eerste kamer.
  2. Waarom heeft de leerling van kamer 2 de kleur blauw gebruikt?
  3. Wat is er zo bijzonder aan het bed van kamer 3?
  4. Wat betekent 'kunterbunten Zimmer'?

Traumzimmer: Wohlfühlzimmer

Wohlfühlzimmer

Lees ook de tekst van Unsere Wohlfühlzimmer goed door en maak daarna de sleepoefening.

Zimmer 1
Ich habe in meinem Zimmer meistens nur warme Farbtöne benutzt, weil sie entspannen. Ich habe mir einen asiatischen Teppich gestaltet: er hat 5 über Kreuz liegende chinesische Buchstaben und 4 orange-gelbe Punkte mit 2 orange-gelben Strichen. Ein kleiner Tisch steht in der Ecke mit einer goldenen Schale mit Orangen darin. Meine Gardinen sind hellbraungold-glitzerfarbig. Ich fühle mich in meinem Zimmer und dessen Farben einfach wohl.

Zimmer 2
Mein Bett habe ich blau und weiß gestaltet. In einer Ecke meines Zimmers ist mein roter Schrank so wie meine Liebelingsfarbe. Auf dem Schrank habe ich Muscheln aus dem Urlaub, ich finde es ist eine schöne Dekoration. Obst habe ich daneben gestellt, weil ich es gerne esse. Eine Pinnwand habe ich gestaltet, weil ich mir schon lange eine wünsche.

Zimmer 3
Mein Zimmer hat ein Bett mit einem grünen Kissen und einer grünen Decke. Daneben steht ein Nachttisch, der durchsichtig ist und gegenüber ein Blumentopf mit Steinen. Einen Schrank hab ich auch, und der ist rot. An der gelben Wand hängt ein blauer Tisch mit Früchten. Der Boden ist blau, rot und silber.


Welke kleur hebben de meubels. Maak de juiste combinatie.

1 Tafel a Bruin
2 Kussen b Blauw-wit
3 Tapijt c Blauw-rood-zilver
4 Kast d Blauw
5 Bed e Oranje-geel
6 Muur f Groen
7 Vloer g Geel
8 Gordijnen h Rood


1 = .....   2 = .....   3 = .....   4 = .....   5 = .....   6 = .....   7 = .....   en   8 = .....

Ein neues Zimmer

Johannas neues Zimmer

Johanna was ontevreden met haar kamer.
Nu heeft ze de mooiste kamer van de hele wereld.
Hoe is haar dat gelukt? Ze heeft er een verhaaltje over geschreven.

Mein neues Zimmer
von Johanna, 11 Jahre

Mein Zimmer war ein hoffnungsloser Fall. Viel zu eng. Doch dann hat sich das geändert. Hier ist die Geschichte dazu. Zwar ist sie kurz, aber immerhin etwas...

Vor ein paar Tagen war mein Zimmer noch eine kleine Kammer. Nur Bett, Schreibtisch und was in ein normales Zimmer gehört. Aber ich konnte kaum spielen. Es war zu eng.
Mein größter Traum wäre es, wenn wir die Wand, die zu einem anderen Zimmer gehörte, durchbrechen. Aber das Zimmer gehörte meiner Oma. Sie fand die Idee, die Wand durchzubrechen, nicht so gut. Aber dann sind wir auf eine andere Idee gekommen.
Wir brechen nicht durch, sondern Oma kriegt ein anderes Zimmer was im Haus kaum benutzt wurde. Sie zog da ein und ich bekam in dem einen Zimmer einen Schlaf- und Arbeitsraum und im anderen ein Freizeitzimmer (also für Besucher).

Mir gefiel es hier sehr gut. Doch eng war es trotzdem. Aber irgendwie war mir das egal. Was sollte meine Familie denken, wenn ich sage ich will es doch anders haben. Wir haben eine ganze Woche gebraucht das alles zu renovierenn. Der Teppich kam ja auch neu. Aber am Ende hat es sich dann doch gelohnt.

Ich bin mit meinem Zimmer voll zufrieden. Es ist das schönste Zimmer der Welt (finde ich zumindestens).


Heb je het verhaaltje goed gelezen? Maak dan de volgende oefening.

Toets:Mein neues Zimmer

Wist je alles nog?

Werkzeugkasten 2

Einleitung

Einleitung

De Werkzeugkasten is een soort gereedschapskist.
In dit deel van de Werkzeugkasten vind je de grammatica die je nodig hebt bij het maken van de taaltaken van het thema Wohnen.

In de Werkzeugkasten vind je de onderdelen:

  • Grammatik
  • Aussprache
  • Hilfsmittel

Veel succes!

Grammatik

Als je de opdrachten, die bij dit thema horen, goed wilt doen, zul je ook iets moeten weten over de taalregels, de grammatica - Grammatik. Je gaat leren over:

  • de vervoeging van zwakke werkwoorden;
  • het lidwoord in het Duits (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig);
  • de eerste naamval (=onderwerp) en vierde naamval (=lijdend voorwerp) van het lidwoord en het bezittelijk voornaamwoord.

Over ieder onderwerp bestudeer je de theorie in StudioDuits en maak je een of enkele oefeningen.


Succes!

Grammatik: Schwache Verben

Bestudeer uit de Kennisbank Duits het onderdeel over het zwakke werkwoord.

KB: Vervoeging zwakke werkwoorden o.t.t.

Maak daarna de volgende oefeningen.

 

Toets:Zwakke werkwoord 1

Toets:Zwakke werkwoord 2

Toets:Zwakke werkwoord 3

Toets:Zwakke werkwoord 4

Toets:Zwakke werkwoord 5

Grammatik: Der, die oder das

Bestudeer uit de Kennisbank Duits het onderdeel over de lidwoorden.

KB: Der, die oder das

Maak nu de volgende oefening:

 

Toets:Der, die oder das

Grammatik: 1. und 4. Fall

Bestudeer uit de Kennisbank Duits het onderdeel over het 1e en de 4e naamval. Lees alle pagina's goed door.

KB: 1e en 4e naamval

Maak nu de volgende oefening:

 

Toets:Naamval 1

Toets:Naamval 2

Toets:Naamval 3

Aussprache

Op languageguide.org vind je de uitspraak (Aussprache) van een aantal belangrijke woorden die passen bij dit thema!

Ga naar:


Beweeg met je muis over de plaatjes.
Luister naar de woorden en oefen de uitspraak door ze hardop uit te spreken.
Kies de tien moeilijkste woorden uit elke oefening. Schrijf ze op in je schrift.
Lees ze hardop voor aan een medeleerling.

Hilfsmittel

Hilfsmittel

De volgende hulpmiddelen kun je gebruiken bij het leren van de Duitse taal.

1 Woordenboek
Zowel echte woordenboeken als ook digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld: www.interglot.nl

2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!

 

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.

Der, die oder das
Eerste naamval
Regelmatige werkwoorden
Spielen
Arbeiten

Let op: Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Sprechen

Einleitung

Einleitung - Inleiding

Je hebt al geleerd hoe je je in het Duits kunt voorstellen.
Daar hoort dan ook bij dat je kunt zeggen waar je vandaan komt, waar en hoe je woont en hoe je kamer eruit ziet.

Denk bijvoorbeeld aan een vakantie op een camping in Duitsland, aan een uitwisseling met een Duitse school of een discussieforum of blog op internet.

Ook voor de taaltaken aan het einde van dit thema is het belangrijk dat je je woonplaats, je huis en je kamer in het Duits kunt beschrijven.

Hoe je dat doet, leer en oefen je hier.

Voor je aan de slag gaat met de dialogen eerst twee oefeningen van de website www.education.vic.gov.au om er in te komen.


Viel Spaß!

Dialoge 1

Aufwärmung

Maak de volgende oefening en ga daarna verder met de opdracht op pagina 2.

  1. (Waar vandaan) kommst du?
    1. Woher
    2. Wo
  2. (Onze postcode) ist 99734.
    1. Unsere Telefonnummer
    2. Unsere Postleitzahl
  3. Wir wohnen in einem (eengezinswoning).
    1. Hochhaus
    2. Einfamilienhaus
  4. Ich habe ein eigenes (kamer).
    1. Zimmer
    2. Bett
  5. Im Wohnzimmer steht ein (tafel) mit sechs (stoelen).
    1. Tisch met sechs Stühlen
    2. Sofa met sechs Stühlen
  6. Auch gibt es einen (kast), ein Sofa und zwei Sessel.
    1. Schrank
    2. Regal

Wohnort

Zoek een partner voor deze opdracht.
Lees de Rollenkarte 1 en Rollenkarte 2 goed door.

Oefen het gesprek zo lang tot je het uit je hoofd kent.
Laat je docent naar het gesprek luisteren of luister samen met de klas naar een aantal gesprekken.

Voorbeeld gesprek
Download hier de Rollenkarte - voorbeeld.

Beoordeling
Download hier de Rollenkarte - beoordeling.
 

 

Dialoge 2

Wohnung und Zimmer

Zoek een andere partner voor deze opdracht.
Lees de Rollenkarte 1 en Rollenkarte 2 goed door.

Oefen het gesprek zo lang tot je het uit je hoofd kent.
Laat je docent naar het gesprek luisteren of luister samen met de klas naar een aantal gesprekken.

Voorbeeld gesprek
Download hier de Rollenkarte - voorbeeld.

Beoordeling
Download hier de Rollenkarte - beoordeling.

Dialoge 3

Situationen - Situaties
Je vindt op de volgende pagina's een aantal situaties.
  • Lees de verschillende situaties goed door.
  • Zoek voor elke situatie een andere gesprekspartner.
  • Voer het gesprek spontaan (zonder voorbereiding).
  • Laat de gesprekken aan je docent horen of luister in de klas naar een aantal gesprekken.

Succes!

Situation 1
Je komt bij een camping in Duitsland.
Omdat jij het beste Duits praat van jullie gezin, voer jij het gesprek met de receptioniste terwijl de anderen de tent al opzetten.
Na de begroeting geef je antwoord op de volgende vragen:

  • Wie heißt du/ihr?
  • Woher kommt ihr?
  • Was ist eure Adresse? (In Duitsland houdt dat in: postcode en plaats, straat en huisnummer)
  • Was ist eure Telefonnummer zu Hause?
  • Unter welcher Handynummer seid ihr hier erreichbar?
  • Wie viele Nächte wollt ihr bleiben?

Nadat de receptioniste heeft gezegd "Das ist erstmal alles. Schönen Aufenthalt!" bedank je, groet je en ga je naar je gezin.

Situation 2
Inmiddels heb je op de camping al kennis gemaakt met wat leeftijdsgenoten.
Op een gegeven moment voer je met één van je nieuwe vrienden een gesprek over jullie woonplaatsen (stad, dorp, groot, klein, oud, modern, niet/ver van ...).
Je vertelt zoveel mogelijk over je woonplaats.
Voer het gesprek.

Situation 3
Op de camping maak je ook kennis met een meisje/een jongen uit Tsjechië.
Al gauw komen jullie erachter dat de enige taal die jullie allebei spreken Duits is.
Je praat over hoe jullie wonen (huis/flat, etages, kamers, tuin/terras/balkon, garage).
Voer het gesprek.

Situation 4
De volgende dag praat je met een ander vriendje over jullie kamers (wel of geen eigen kamer, groot/klein, licht/donker enz., meubels enz.). Je vertelt zo veel mogelijk over je kamer.
Voer het gesprek.

Monolog

Austausch - Uitwisseling
Je neemt deel aan een leerlingenuitwisseling met een school in Duitsland.
Daar bezoeken jullie natuurlijk de partnerschool.

Tijdens een les willen de Duitse leerlingen meer weten over jullie woonplaats en hoe jullie wonen. Dat is nou juist het onderwerp dat jij hebt voorbereid!

Bereid in ongeveer 15 minuten een spreekbeurt voor.
Schrijf alleen wat steunwoorden op!
Je spreekbeurt moet minimaal 2 minuten duren.
Je vertelt zoveel mogelijk over:

  • je woonplaats;
  • je woonsituatie (huis/flat; verdieping/en; kamers; tuin/balkon/terras/garage; meubels/apparaten);
  • je kamer.
Je medeleerlingen en je docent beoordelen jouw monoloog.

Schreiben

Einleitung

Einleitung - Inleiding

In dit onderdeel van deze module ga je de schrijfvaardigheid oefenen en verbeteren.
Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.

  • Je voegt informatie aan je profiel voor een leerlingenuitwisseling toe.
  • Je tekent een plattegrond van jouw droomhuis en jouw droomkamer.
  • Je beschrijft jouw droomhuis en jouw droomkamer.

Om goed van start gaan, is het handig om de StudioWozzol-lijsten - wohnen nog eens te bestuderen.

StudioWozzol

Viel Erfolg!

Wiederholung

  • Herhaal eerst de woorden en de grammatica uit de Werkzeugkasten.
  • Maak eventueel eerst nog enkele oefeningen uit de Werkzeugkasten.
  • Lees eventueel de teksten van klas 4C over hun droomkamers nog een keer
    (D Lesen - Traumzimmer).

 

Schüleraustausch

Mein Profil

Hallo!

Mein Name ist Oskar.

Ich bin 13 Jahre alt. Ich habe eine Schwester. Sie heißt Marie und ist 10 Jahre. Meine Eltern heißen Karola und Thomas. Wir haben auch eine Katze. Sie heißt Mietzi und ist grau.

Ich komme aus Deutschland und wohne in Paderborn. Das ist eine alte Stadt im Westen von Deutschland. Hier leben ungefähr 150.000 Menschen. Es gibt einen Dom und viele Fachwerkhäuser und auch einen großen Park. Paderborn ist eine grüne Stadt. Ich lebe gern hier!

Mein Profil

In voorbereiding op een uitwisseling met een Duitse school schrijven alle leerlingen een profiel. In het thema 'Personalien' heb je al iets over jezelf geschreven.
Hier voeg je meer gegevens over jezelf en over jouw woonplaats toe.

  • Lees nogmaals het voorbeeld van Oskar.
  • Schrijf je eigen profiel (digitaal of op een wit vel papier).
  • Voeg er een foto van jouw woonplaats bij.
  • Controleer alles nog een keer en verbeter eventuele fouten.
  • Stuur of geef het profiel aan je leraar.

Träume

Grundriss - Plattegrond
Teken de plattegrond van jouw droomhuis/jouw droomwoning op een groot wit vel papier.
Schrijf bij elke kamer/bij elk gedeelte van de woning in het Duits op wat het is
(bv. der Balkon). Benoem ook alle meubels/voorwerpen.
Bekijk daarna de tekeningen van jouw klasgenoten.

Beschrijf met behulp van je plattegrond jouw droomhuis/jouw droomwoning in het Duits.

  • Schrijf welke kamers en andere ruimtes je in je huis hebt.
  • Beschrijf enkele kamers/meubels (bv. Das Bad ist groß und hell.)

Schrijf de tekst (minimaal 10 zinnen) in jouw schrift of op de computer.
Controleer daarna alles en verbeter eventuele fouten.
Laat de tekst aan jouw leraar zien en/of luister in de klas naar enkele teksten.

Plattegrond maken

Een plattegrond is een op schaal gemaakte tekening van een ruimtelijk gebied of een gebouw.

 

Landeskunde

Einleitung

Einleitung - Inleiding

In dit onderdeel leer je iets over Duitsland en de Duitsers, bijvoorbeeld:

  • Hoe een typisch Duits huis eruit ziet.
  • Wat een SOS-Kinderdorf is.

Bovendien lees je een griezelverhaal dat bij het thema Wohnen past!

Viel Spaß!

Typisch Deutsch 1

Typisch Deutsch 1
Je vind hier zes vragen over hoe een typisch Duits huis eruit ziet. Al betekent dat natuurlijk niet dat elk huis zo eruit ziet!

Mein Haus ist meine Burg

Lees onderstaande tekst en beantwoord de vraag.

Für Deutsche ist die Wohnung ein Ort, an dem sie gerne viel Zeit verbringen und in den sie viel Geld investieren.
Haus und Garten sind ein wichtiges Zentrum des Lebens.
Was zeichnet aber ein deutsches Haus aus? Für Deutsche mag es selbstverständlich sein, dass ein Haus unterkellert ist. In vielen Ländern ist dies überhaupt nicht üblich. Hier werden daher einige Zimmer in einer typischen deutschen Wohnung vorgestellt.

 

  1. Met welk Duits woord (één woord!) wordt er gezegd dat het in Duitsland vrij gewoon is dat een huis een kelder heeft?
    1. selbstverständlich
    2. überhaubt
    3. üblich

Typisch Deutsch 1: Flur

Flur

Lees het stukje tekst 'In einem typischen deutschen Flur'.

In einem typischen deutschen Flur
In einem typischen deutschen Flur befindet sich eine Garderobe, an der die Jacken aufgehängt werden, sowie ein Schuhschrank. Selbst in Deutschland ziehen viele im Flur die Straßenschuhe aus und die Hausschuhe an.
Soweit sind japanische und deutsche Sitten in vielen Haushalten nicht auseinander. Gästen wird aber meist zugestanden, ihre Schuhe anzubehalten. Oft befindet sich im Flur auch eine kleine Kommode und ein Spiegel.

 

  1. Wat heb je volgens de tekst allemaal in de gang?
    Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
    1. Meterkast
    2. Schoenenkast
    3. Hondenmand
    4. Spiegel
    5. Kastje
    6. Kapstok
  2. Zijn de onderstaande stellingen 'Richtig' of 'Falsch'?
    1. Veel Duitsers trekken sloffen aan als ze thuis zijn.
    2. Wat dat betreft, verschillen de Duitse gewoontes niet van die in Japan.
    3. Gasten moeten hun schoenen uitdoen als ze binnenkomen.

Typisch Deutsch 2: Küche

Küche

Lees het stukje tekst 'Die deutsche Küche'.

Die deutsche Standardküche ist mit einem elektrischen Herd und einem Backofen ausgestattet. Gasherde sind eher selten. Fast alle Küchen haben heutzutage auch eine Geschirrspülmaschine. Beliebt sind Einbauküchen, in denen die Fronten von Schränken und E-Geräten einheitlich verkleidet werden, aber auch Küchen, die aus einzelnen Elementen zusammengesetzt werden.
Zum Vergleich: in Japan sind die Küchen kleiner und haben seltener Backöfen und Spülmaschinen. Da in Japan nicht viel überbacken, Fleisch eher gebraten und Brot und Kuchen seltener selbstgemacht werden, sind Backöfen oftmals nicht nötig. Der Trend geht aber gerade bei den jüngeren Japanern zu voll ausgestatteten Küchen.

 

  1. Wat heb je volgens de tekst tegenwoordig in de meeste keukens in Duitsland?
    Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
    1. Gasfornuis
    2. Oven
    3. Vaatwasmachine
    4. Magnetron
    5. Elektrisch fornuis

Typisch Deutsch 1: Wohnzimmer

Wohnzimmer

Lees de tekst 'Das deutsche Wohnzimmer'.

Typisch für das deutsche Wohnzimmer ist eine Sitzlandschaft, die um einen niedrigen Couchtisch gruppiert ist.
Hier befindet sich auch der Fernseher mit DVD-Player oder Videorekorder und die Stereoanlage.
Meistens stehen im Wohnzimmer auch mehrere Zimmerpflanzen, Bücherregale und eine große Schrankwand.

 

  1. Maak de juiste combinaties.
    1 Salontafel a Fernseher
    2 Kastenwand b Couchtisch
    3 Boekenrek c Schrankwand
    4 Leefhoek d Sitzlandschaft
    5 TV e Zimmerpflanze
    6 Kamerplant f Bücherregal

    1 = .....   2 = .....   3 = .....   4 = .....   5 = .....   en   6 = .....

Typisch Deutsch 1: Esszimmer

Esszimmer

Lees de tekst 'Das Esszimmer' en beantwoord daarna de vraag.

Im Esszimmer nimmt die Familie ihre Mahlzeiten ein. Nicht alle Wohnungen haben ein separates Esszimmer, oft gibt es in der Küche oder im Wohnzimmer eine Essecke.
Außer dem großen Esstisch und den Stühlen bzw. der Eckbank befindet sich im Esszimmer oft noch eine Anrichte für Geschirr.

 

  1. Ja of nee (nein)?
    Heb je in elk Duits huis een eetkamer?

Je hebt de zes vragen van Typisch Deutsch 1 beantwoord.
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Bediscussieer eventuele verschillen. Komen jullie er niet uit vraag dan hulp aan jullie docent.

Typisch Deutsch 2

Typisch Deutsch 2
Je leest hier nog meer over hoe een typisch Duits huis eruit ziet. Lees weer de teksten en beantwoord de vragen.

Schlafzimmer

Lees de tekst 'Das Schlafzimmer'.

In einem typischen Schlafzimmer steht nur ein Ehebett, zwei Nachttische und ein großer Kleiderschrank. Kinder schlafen üblicherweise nur in den ersten Lebenswochen mit im Schlafzimmer, danach in ihrem eigenen Kinderzimmer.

Zum Vergleich: in Japan gibt es häufig kein Bett in der Wohnung. Es werden Futons genutzt, die nachts im Raum ausgerollt werden. Oftmals schlafen auch mehrere Familienmitglieder gemeinsam in einem Raum.

 

  1. Wat staat er volgens de tekst allemaal in een typisch Duitse slaapkamer?
    Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
    1. Schminktafel
    2. Bed
    3. Nachtkastje
    4. Klerenkast
    5. TV

Typisch Deutsch 2: Kinderzimmer

Kinderzimmer

Lees het verhaaltje over 'Das Kinderzimmer'.
Beantwoord daarna de volgende vraag.

Alle Kinder wünschen sich ein eigenes Zimmer. Die meisten Eltern in Deutschland bemühen sich daher auch ein eigenes Zimmer für ihre Kinder einzurichten. Meist befinden sich Bett, Schreibtisch, Kleiderschrank, Regale und Kisten für Spielzeug im Kinderzimmer.

Eine gesonderte Spiel- oder Kuschelecke gibt es für die kleineren Kinder. In vielen Kinderzimmern stehen mittlerweile eine Stereoanlage und ein Computer.

 

  1. Welke zin klopt?
    1. Maar weinig kinderen willen een eigen kamer.
    2. Alle kinderen willen hun eigen kamer.
    3. Sommige kinderen willen een eigen kamer.
    4. De meeste kinderen hebben een eigen kamer.

Typisch Deutsch 2: Badezimmer

Badezimmer

Lees het stukje tekst over 'Das Badezimmer'.
Beantwoord daarna de volgende vragen.

In vielen deutschen Badezimmern gibt es überhaupt keine Badewanne, sondern nur eine Dusche. Die meisten Deutschen duschen morgens. Japaner nehmen beispielsweise jeden Abend ein ausgiebiges Bad - nur eine Dusche im Bad ist für sie daher völlig unzureichend.

Oft ist die Toilette ebenfalls im Badezimmer - in Japan ist sie meist separat und wird nur mit speziellen Toilettenschuhen betreten. Manchmal steht im Bad auch die Waschmaschine. Die Wäsche wird - im Gegensatz zu Japan - mit heißem Wasser gewaschen. Auch der Trockner erleichtert der deutschen Hausfrau so manches, während in Japan die Wäsche meist in der Wohnung oder auf dem Balkon getrocknet werden muss.

 

  1. Geef aan of de onderstaande stellingen 'Richtig' of 'Falsch' zijn:
    1. In veel Duitse badkamers heb je een douche en een ligbad.
    2. De meeste Duitsers douchen 's ochtends.
    3. De wc is meestal niet in de badkamer.
    4. Soms staat er ook een wasmachine in de badkamer.

 

Typisch Deutsch 2: Keller

Keller

Lees het tekstgedeelte 'Der Keller'.
Beantwoord daarna de vraag.

Der (Heimwerker-)Keller
Fast alle deutschen Häuser sind unterkellert. In den Kellerräumen ist oft eine kleine Werkstatt untergebracht. Heimwerken ist eine beliebte kreative Freizeitbeschäftigung, vor allem Eigenheimbesitzer machen kleinere Reparaturen und Umbauten selbst. Der Keller wird oft mit einem Partyraum versehen und dient natürlich als Stauraum. Weiteren Stauraum bietet außerdem der Speicher unter dem Dach.

Der (Vorrats-)Keller
Eine weitere Nutzung des Kellers ist die Vorratshaltung von haltbaren Lebensmitteln. Hier wird auch Selbstgemachtes aus dem eigenen Garten gelagert, wie Marmelade oder Eingemachtes.

  1. Welke functies heeft een kelder in Duitsland?
    1. ruimte om was op te hangen
    2. ruimte om te feesten
    3. ruimte om dingen op te bergen
    4. ruimte om te klussen
    5. garage


Nu weet je hoe een typisch Duits huis eruit ziet.
Wat is anders dan in Nederland?
Wat is net zo als in Nederland of lijkt er wel een beetje op?
Praat er met je klasgenoten over.

Kinderdorf

Die Familie

Niet alle kinderen hebben een gezin en een thuis.

Als een kind geen ouders en andere familie meer heeft, kan het eventueel geadopteerd worden en zo een nieuw gezin krijgen. Maar soms kan dat niet, bijvoorbeeld in oorlogsgebieden of als er veel kinderen door natuurrampen hun gezin kwijt zijn geraakt.

Voor die kinderen zijn er in meer dan 130 landen bijzondere weeshuizen opgericht: de SOS-Kinderdörfer. Het eerste SOS-kinderdorp is 1949 in Oostenrijk ontstaan. Dat was een initiatief van Hermann Gmeiner. Sindsdien helpen enthousiaste mensen kinderen in de hele wereld. Denk eens aan de tsunami 2005 in Azië of de aardbeving 2010 in Haïti. 2009 werd het 500ste kinderdorp geopend.

Lees de onderstaande tekst om te weten te komen hoe zo'n kinderdorp is opgebouwd en bekijk de video. Beantwoord daarna de vragen.

HERMANN GMEINERS SOS-KINDERDÖRFER
Eine Idee und vier Prinzipien

Die SOS-Kinderdorf-Idee ist einfach und beruht auf vier Prinzipien:
1. Die Mutter
Jedes Kind bekommt im SOS-Kinderdorf als ständige Bezugsperson eine Mutter. Sie gibt dem Kind die für seine Entwicklung unentbehrliche Liebe und Geborgenheit.

2. Die Geschwister
Eine SOS-Kinderdorf-Familie besteht aus sechs bis zehn Kindern, Mädchen und Jungen verschiedenen Alters, die mit der Kinderdorf-Mutter in einer Familie zusammenleben. Leibliche Geschwister bleiben zusammen.

3. Das Haus
Jede Familie lebt in einem eigenen Haus mit Schlafräumen, Küche und Bad. Der Mittelpunkt des Hauses ist der gemeinsame Wohnraum.

4. Das Dorf
Ein SOS-Kinderdorf besteht aus 10 bis 15 Familienhäusern. Das SOS-Kinderdorf wird von einem Dorfleiter oder einer Dorfleiterin geführt. In ihrer Aufgabe unterstützen sie ein Assistent und pädagogische Fachkräfte.

Die SOS-Kinderdörfer betreuen die ihnen anvertrauten Kinder bis zur Selbstständigkeit. Bei Berufsausbildung oder höherem Schulbesuch stehen den Jugendlichen auch SOS- Jugendeinrichtungen zur Verfügung. Das SOS-Kinderdorf bleibt stets die Heimat der Kinder, auch wenn sie ins Berufsleben gewechselt sind.

SOS-Zusatzeinrichtungen, wie Kindergärten, Schulen, Kindertagesstätten, Sozialzentren, Mutter-Kind-Kliniken und Lehrwerkstätten, stehen auch den Nachbarn in der Umgebung der SOS-Kinderdörfer zur Verfügung.

Die Familie
Lees onderdeel 1 en 2 van de tekst 'SOS-Kinderdörfer' en beantwoord daarna de vraag.

  1. Wie hoort er niet bij een SOS- Kinderdorf-Familie?
    Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
    1. Kinderdorf-oma
    2. Kinderdorf-moeder
    3. Meisjes
    4. Kinderdorf-vader
    5. Jongens

Das Haus
Lees onderdeel 3 van de tekst 'SOS-Kinderdörfer' en beantwoord daarna de vraag.

  1. Elke Kinderdorf-Familie (dus zo'n 6 á 10 kinderen + hun Kinderdorf-moeder) woont in een apart huis. Welke kamers heeft zo'n huis?
    Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
    1. Slaapkamers
    2. Werkkamer
    3. Kelder
    4. Keuken
    5. Woonkamer
    6. Badkamer

Das Dorf

Lees nu onderdeel 4 van de tekst 'SOS-Kinderdörfer' en maak de vraag..

  1. Lees de stellingen en geef aan of ze 'Richtig' of 'Falsch' zijn.
    1. Een SOS-Kinderdorf bestaat vaak uit meer dan 20 huizen.
    2. Elk dorp heeft een soort burgemeester.
    3. In elk dorp werken ook andere mensen die de gezinnen ondersteunen.

Mehr Info
Als je meer informatie wilt over de SOS-Kinderdörfer, bv. waar zo'n dorp is, welke actuele hulpacties er zijn of wat je zelf kunt doen om te helpen, kun je op de volgende website kijken: Informatie SOS-Kinderdorf

Gruselgeschichte

Die blutige Hand

Lees de tekst 'Die blutige Hand' en beantwoord daarna de vragen.

Die blutige Hand
Eine Oma, ein Supermann und ein Soldat gehen in ein Hotel. Als erstes sagt der Soldat: "Ich hätte gern ein Zimmer!" Sagt die Frau an der Rezeption: "Wir haben nur noch ein Zimmer und darin spukt´s!" "Macht nichts!", sagt der Soldat, "ich kann mich wehren." Geht er ins Zimmer, sieht eine blutige Hand und springt aus dem Fenster.

Geht der Supermann rein, will ein Zimmer. Sagt die Frau an der Rezeption: "Wir haben nur noch ein Zimmer und darin spukt´s!" Sagt der Supermann: "Ich bin Supermann, damit werde ich schon fertig". Geht er ins Zimmer und sieht eine bluige Hand und rennt raus.

Geht die Oma an die Rezeption und fragt nach dem Zimmer. Es spukt, sie geht rein, sieht eine blutige Hand und sagt "Brauchst' ein Pflaster?"

Toets:Die blutige Hand

Sprachaufgaben

EinleitungB

Einleitung - Inleiding
Situatie

De komende zomervakantie willen jullie in Duitsland doorbrengen.
Jullie hebben voor een camping aan de Weser gekozen.
In dit project:

  • bekijk je de website van de camping.
  • vul je het aanmeldingsformulier in.
  • praat je op de camping met jouw nieuwe vrienden over je woonplaats, je woning en je kamer.
  • schrijf je later een e-mail aan je vriend(in) van de camping waarin je over de renovatie van je kamer bericht.

Succes.

Der Campingplatz 1

Campen am Fluss
Werk samen met een klasgenoot.

Zoek de plaats Oedelsheim/Oberweser met Google Maps.
Lees daarna de tekst Campen am Fluss en beantwoord daarna de vraag.

Campen am Fluss
Herzlich Willkommen und vielen Dank, dass Sie sich über unseren neu gestalteten und modernisierten Campingplatz informieren möchten.

Im wunderschönen Weserbergland, inmitten Deutschlands zwischen den Städten Hann. Münden und Bad Karlshafen direkt am Fluss “Weser“ gelegen, ist dieses unvergessliche Urlaubsparadies über Jahre entstanden.

Eingebettet im Wesertal, von Reinhardswald und Bramwald umgeben, finden Sie auf unserem Campingplatz Aktivitäten und Erlebnisse, aber auch die Zeit der Ruhe und Entspannung.

Wir hoffen, dass Ihnen unsere Homepage Lust auf einen Besuch macht. Mit unserer „Yes I can“ Philosophie möchten wir Ihren Urlaub, die kostbarste und schönste Zeit im Jahr, so angenehm wie nur möglich mit gestalten und würden uns freuen, wenn wir Sie in Ihrem nächsten Urlaub herzlich Willkommen heißen dürften.

Bis bald,
Ihre Familie Pinne


Lees de zinnen hieronder. Welke drie zinnen kloppen?

  1. De camping ligt in het midden van Duitsland.
  2. De camping ligt in het noorden van Duitsland.
  3. De camping ligt in het zuiden van Duitsland.
  4. De camping ligt aan een rivier.
  5. De camping ligt aan een meer.
  6. Een grote stad in de omgeving is Kassel.
  7. Een grote stad in de omgeving is Frankfurt.

Der Campingplatz

Ga naar de volgende site: Campen am Fluss

Bekijk de website. Kijk bijvoorbeeld naar de foto's en de filmpjes. Klik vervolgens in het menu op 'Durchgangscamping' en dan op 'Campingplatz'.
Zoek de gevraagde informatie en beslis of de beweringen
juist (richtig) of onjuist (falsch) zijn.

  1. Met een camper mag je niet op de camping.
  2. Alle kampeerplekken liggen direct aan de rivier.
  3. De was- en wc-ruimtes zijn heel modern.
  4. Je hond mag gratis mee op de camping.
  5. Voor elektriciteit moet je extra betalen.
  6. Tegen betaling mag je gebruik maken van de BBQ-faciliteiten.
  7. Kinderen onder de vier jaar betalen de helft.
  8. Als ANWB-lid kun je korting krijgen.

Aktivitäten

Ga opnieuw naar de site: Campen am Fluss

Kijk bijvoorbeeld naar de foto's op 'Wilkommen' en de filmpjes over de camping 'Filme über unseren Campingplatz'.

Wat kun je op de camping of in de omgeving daarvan niet doen?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Tafeltennissen Skaten
Fietsen Paardrijden
Zwemmen Duiken
Mountainbiken Wandelen
Zeilen Vissen


Anmeldung

Open en print het Anmeldungsbogen Campingplatz.
Vul het formulier in.
Geef het formulier aan je leraar of bespreek het in de klas.

Welke zin klopt?

  1. Je kunt het formulier per email opsturen.
  2. Je kunt het formulier per post opsturen.
  3. Je kunt het formulier per post of fax opsturen.
  4. Je kunt het formulier alleen per fax opsturen.

Neue Freunde

Inmiddels is het zomer.
De aanmelding is gelukt. Je bent nu met je gezin op de camping aan de Weser en jullie zijn erg tevreden over het plekje waar jullie staan.

Je hebt al gezien dat er op de camping nog andere gezinnen met kinderen van jouw leeftijd zijn. Dat is natuurlijk erg leuk! Je maakt kennis met hen.
Jullie spreken Duits met elkaar.

  • Miroslav, 13, Polen, Krakau
  • Saskia, 12, Deutschland, Bremen
  • Ludmila, 14, Ukraine, Kiev
  • Andy, 14, Deutschland, Stuttgart
  • Sven, 12, Dänemark, Kopenhagen
  • Antonia, 13, Italien, Florenz

Maak een groep van 3 à 4 leerlingen.
Verdeel de rollen:

  • Eén leerling speelt gewoon zichzelf,
  • de andere leerlingen kiezen een rol de zes gegeven rollen.

Voer nu een gesprek waarin je je voorstelt (naam, leeftijd, land van herkomst, woonplaats). De leerling die zichzelf speelt, moet ook iets over zijn woonplaats vertellen.
Let op: Voer echt een gesprek en niet vier losse monologen!

Wissel van rol en herhaal het gesprek. Maak zo veel gesprekken tot iedere leerling één keer zichzelf heeft gespeeld.

Luister in de klas naar een aantal gesprekken of vraag je leraar om een beoordeling.

Der Campingplatz 2

Wie ich wohne

Je bent al enkele dagen op de camping.
Je hebt je nieuwe vrienden een paar keer ontmoet en met hen gezwommen, gevoetbald, getafeltennist en gevolleybald.
Natuurlijk hebben jullie ook over verschillende onderwerpen gepraat. Bijvoorbeeld over jullie hobby's en jullie favoriete muziek.

Nu praat je met één van je nieuwe vrienden over jullie huis/woning.
Maak tweetallen.
Voer een gesprek over hoe jullie wonen. Vertel zo veel mogelijk over:

  • In wat voor huis/woning jullie wonen.
  • Welke kamers jullie hebben.
  • Of jullie een tuin, een terras/een balkon, een kelder, een garage hebben.
  • Of jullie een eigen kamer hebben.
  • Hoe die kamer is (groß, klein, dunkel, modern, gemütlich...).
  • Wat jullie allemaal in de kamer hebben (meubels, apparaten, enz.).

Luister in de klas naar een aantal gesprekken of vraag je leraar om een beoordeling.

Renoviert

Helaas is de vakantie al weer afgelopen!
Je hebt wel nog contact met enkele vrienden van de camping aan de Weser.
Op facebook en via de mail houden jullie elkaar op de hoogte van wat je allemaal doet.

In de laatste week van de vakantie heb je samen met je ouders je kamer opgeknapt: de muren hebben een ander kleurtje gekregen, de meubels heb je anders neergezet en je hebt ook wat nieuwe spullen.
Je bent echt trots op je nieuwe kamer; het is echt de kamer van je dromen!
Daarom schrijf je een mail aan je vriend(in) van de camping.

 

Denk er eerst over na hoe je opgeknapte kamer (of de kamer van jouw dromen) eruit moet zien. Maak er eventueel een tekening/schets van.

Schrijf een mail aan je vriend(in) van de camping waarin je je nieuwe kamer zo goed mogelijk beschrijft.

Lees je tekst aan de klas voor of vraag je leraar om een beoordeling.

Tekening maken

Met een tekening kun je informatie presenteren. Je kunt je tekening eventueel combineren met stukjes tekst. Door je tekening kun je bijvoorbeeld ook laten zien welk standpunt je inneemt en hoe je over iets denkt.

 

  • Het arrangement Thema: Wohnen vmbo-b2 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2018-08-17 15:19:24
    Licentie
    CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In het thema Wohnen maken leerlingen door te luisteren (Hören), te lezen (Lesen), te spreken (Sprechen) en te schrijven (Schreiben) kennis met verschillende soorten woonsituaties. In het onderdeel Grammatik is er aandacht voor vervoeging van zwakke werkwoorden, naamvallen en de bezittelijke naamwoorden.
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Informele gesprekken; Dagelijks leven; Schrijven; Gesprekken voeren; Duits; Luisteren en kijken; Lezen om informatie op te doen; Luisteren naar tv, video- en geluidsopnames; Vrij schrijven; Lezen;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen