Wortschatz

Wo wohnst du?

Luister het volgende geluidsfragment en maak de bijbehorende opdracht.


Wo wohnst du?

 

 

Im Haus
Bekijk de woordenlijst en maak de onderstaande oefeningen.

het huis
de woning
de deur
het raam
de vloer
de kamer
de tuin
de wasruimte
de garage
de hal
de werkruimte
de zolder
de trap
boven
beneden
het balkon
de kelder
de slaapkamer
de keuken
de badkamer
de toilet
de woonkamer
de eetkamer
das Haus
die Wohnung
die Tür
das Fenster
der Boden
das Zimmer
der Garten
die Waschküche
die Garage
der Hausflur
das Arbeitszimmer
der Speicher
die Treppe
oben
unten
der Balkon
der Keller
das Schlafzimmer
die Küche
das Badezimmer
die Toilette
das Wohnzimmer
das Esszimmer

Je krijgt nu een aantal woorden/woordcombinaties te zien.
Typ het woord of de woordcombinatie zo snel mogelijk na.

  Invuloefening Im Haus


Die Zimmer und Möbel
De volgende oefeningen gaan over kamers en meubels.
Doe alle vijf oefeningen:

- das Haus
Ga met je muis over de voorwerpen om de uitspraak te oefenen.

- das Schlafzimmer
Ga met je muis over de voorwerpen om de uitspraak te oefenen.

- das Badezimmer
Ga met je muis over de voorwerpen om de uitspraak te oefenen.

- das Wohnzimmer
Ga met je muis over de voorwerpen om de uitspraak te oefenen.

- die Küche
Ga met je muis over de voorwerpen om de uitspraak te oefenen.