Thema 8 Trainer in actie - hv12

Thema 8 Trainer in actie - hv12

Trainer in actie

Inleiding

Sport is meer dan bewegen; het gaat ook over doorzetten, winnen, verliezen en dromen. Schrijvers kiezen geregeld voor sport als onderwerp voor hun verhalen. Kijk maar eens op deze site voor wat voorbeelden: Sport - Kinderboeken.nl  

Er zijn verschillende soorten boeken over sport: informatieve boeken, biografieën, romans, gedichten en zelfs thrillers.  

Mensen die veel van sport houden, kunnen daar ook boeken over verzamelen. Kijk maar eens naar dit fragment:

 

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema 8: Trainer in actie.

Leerdoel Opdracht
Ik kan een boek en film vergelijken en beoordelen. Fictie - Boek of film
Ik kan het persoonlijk voornaamwoord in de zin herkennen. Grammatica - Persoonlijk voornaamwoord
Ik kan aangeven wat de functie van een krantenkop is. Lezen - Krantenkoppen
Ik kan aangeven uit welke onderdelen een tekst bestaat. Lezen - Krantenkoppen
Ik kan uitleggen wanneer een woord een samenstelling wordt genoemd en wanneer bij deze samenstelling een koppelteken gebruikt moet worden. Woordenschat - Samenstellingen

Wat ga ik doen?

Het thema 'Trainer in actie' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Fictie - Het boek of de film? 3 lesuren Verslag of
animatiefilmpje
Grammatica - Persoonlijk voornaamwoord 1 lesuur Toets
Lezen - Krantenkoppen 2 lesuren Werkblad
Woordenschat - Samenstellingen 1 lesuur Samenstellingen maken
of toets
Afsluiting 2 lesuren Verhalende tekst over sport
Totaal 9 à 10 lesuren  

Opdrachten

Fictie - Boek of film

Boek of film?

Intro

In deze opdracht leer je hoe je boeken met films kunt vergelijken.

Hieronder zie je de trailer van de film 'Kappen' naar een boek van Carry Slee.

Misschien heb je het boek wel gelezen?
Bekijk de trailer en bespreek met een klasgenoot wat jullie voorkeur is. Lees je liever de boek of kijk je liever de film. Beargumenteer je antwoord.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de verschillen zijn tussen de media boek en film benoemen.
  • uitleggen wat de sterke en zwakke punten zijn van boeken en films.
  • een boek en film vergelijken en beoordelen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Ik bestudeer de kennisbank en leert in de oefening verschillende termen uit de filmwereld.
Stap 2 Ik bekijk bij welk tijdstip welke filmtechniek hoort.
Stap 3 Ik lees een recensie over de 'Brief voor de koning'. Daarna kan ik van vijf stellingen over de recensie aangeven of ze waar of niet waar zijn.
Stap 4 en Ik vorm mijn mening over de verschillende media en kunt hierover discussiëren met klasgenoten.
Stap 5 en Ik bepaal van een boek of deze geschikt is om te verfilmen. Ik kan mijn standpunt beargumenteren.
Stap 6 en Ik ga op zoek naar een hoofdpersoon voor de verfilming van twee boeken naar keuze. Mijn keuze voor hoofdpersoon verantwoord ik tegenover een klasgenoot.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht A Schrijf een verslag.
Eindopdracht B Maak een animatiefilmpje.
Extra opdracht   Maak eventueel de extra opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Je hebt 3 lesuren nodig.

  • Kies je voor eindproduct A heb je ook nog tijd nodig voor het lezen van het boek en het kijken naar de verfilming van het boek.
  • Kies je voor eindproduct B heb je ook nog tijd nodig voor het leren werken met het programma PowToon

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Ken jij de vaktermen, die horen bij het maken van een film? We gaan je kennis testen!
Maak de volgende oefening. Aan het einde van de oefening wordt elke term uitgelegd. 

Stap 2: Filmtechnieken

Stap 3: Vergelijken

Stap 4: Boek of film?

Is het boek altijd beter dan de film?
Wat vind jij? De volgende reacties komen van een forum op internet:

Kuzzie:
Vind ik wel. In een boek is alles uitgebreider beschreven.
Sjors:
Bij stripboeken niet denk ik.
Hansv
Ik ken een uitzondering: de film Karakter maakte op mij meer indruk dan het boek van Bordewijk.
Ting Tong:
Als je de film al hebt gezien voordat je het boek leest, wordt je eigen beleving van het boek verpest door de beelden die je al in je hoofd hebt van de film.

Met wie ben jij het eens? Bespreek jouw mening met een aantal klasgenoten.
Hebben zij allemaal dezelfde mening? Hebben klasgenoten die andere mening hebben goede argumenten voor hun mening?

Stap 5: Geschikt of ongeschikt?

Stap 6: Castingwedstrijd

Deze opdracht doe je samen met een klasgenoot.
Het is eigenlijk een castingwedstrijd.

  • Ga naar de website www.jeugdbieb.nl - leestips
  • Lees de eerste tien leestips door en kies beide, zonder dat je het van elkaar weet, twee boeken uit.
  • Ga op internet, in de krant of in een tijdschrift voor beide boeken op zoek naar een foto van iemand die volgens jou duidelijk geschikt is om de hoofdrol te vervullen in een verfilming van het boek.
  • Laat de foto's zien aan je klasgenoot. Kan hij/zij raden welke boeken jij hebt gekozen?
  • Bekijk de foto's die je klasgenoot heeft gevonden. Kan jij raden welke foto's hij/zij heeft gekozen?
  • Zet de vier foto's samen met de boektitels in een tekstbestand.

Laat het resultaat zien aan jullie docent. Hij/zij let op:

  • Staan de vier foto's met boektitels in het tekstbestand?
  • Is het geheel netjes en overzichtelijk vormgegeven?

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Verslag

Je hebt gekozen voor eindproduct A:
een verslag waarin je een boek vergelijkt met de verfilming ervan.

  • Kies een verfilmd boek en lees dit.
  • Bekijk de verfilming van dit boek.
  • Maak een lijst met verschillen tussen het boek en de film.
  • Beschrijf welke versie jij beter vond. Licht je keuze duidelijk toe.
  • Maak een vragenlijst waarmee je kan ontdekken of iemand alleen de film gezien heeft of ook het boek heeft gelezen.
  • Maak met alle antwoorden een verslag en laat dat verslag beoordelen door je docent.

Beoordeling
Je docent beoordeelt je verslag op de volgende punten:

  • Heb je de film en het boek goed bekeken, en de belangrijkste kenmerken en verschillen in je verslag goed uitgelegd?
  • Heb je in je vragenlijst op de juiste manier een aantal belangrijke verschillen verwerkt?
  • Is het verslag opgesteld in goed Nederlands?
  • Is het geheel duidelijk en overzichtelijk vormgegeven?
  • Kijk voor verdere beoordelingseisen in de tabel in de gereedschapskist hieronder. 

Klaar?
Lever je verslag in bij je docent. 

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Eindopdracht B: Animatie

Je hebt gekozen voor eindproduct B:
de verfilming van een sprookje met behulp van PowToon.

Beoordeling eindproduct B
Je docent beoordeelt het animatiefilmpje op de volgende punten:

  • Is in je film het sprookje op een duidelijke en leuke manier weergegeven?
  • Heb je goede oplossingen bedacht om zaken in beeld te brengen?
  • Is de film goed gemaakt?

Tevreden?
Geef de link waar jouw film te bekijken is door aan je docent.
Je docent kan je filmpje dan beoordelen.

Extra opdracht

Wat is beter, het boek of de film?
Kaskrakers als de series van Harry Potter en The Lord Of The Rings zijn bekende voorbeelden van verhalen die zowel op papier als op het witte doek een commercieel megasucces zijn en dus ook veel worden besproken.
Smaken verschillen. Zo waardeert de één boeken meer, omdat de fantasie van de lezer meer ruimte krijgt om zelf dingen in te vullen, en is er meer aandacht voor de gedachten van de personages. De ander vindt films indrukwekkender, omdat films de kijker met spectaculaire beelden en muziek in hypnose kunnen brengen.

Onderzoek zelf of jij liever het boek Boy7 (geschreven door Mirjam Mous) zou lezen of dat je liever de film (verfilmd door regisseur Lourens Blok) zou bekijken.
Lees hieronder de samenvatting van het boek, een recensie over het boek
en bekijk de trailer van de film.


Mirjam Mous - Boy 7
Een boek in vier delen die beginnen met een spreuk.
Deel één bijvoorbeeld heeft als spreuk/motto:

'Door vol te houden bereikte zelfs de slak de ark van Noach'
(Japanse wijsheid)

Heel leuk gevonden, maar in een jeugdboek? Nou ja, wie weet.
Het verhaal gaat over een jongen, Sam, die zich terugvindt op een 'uitgestrekte gele vlakte', hij weet niet wie hij is, hij weet niet waar hij is, of hoe hij er gekomen is, hij heeft alleen een rugzak. Daarin zit een folder van de pizzahut, een rol bankbiljetten, een flesje water, een pyjama en een tandenborstel, een foto van een of ander groot grijs gebouw, en... een mobieltje. Hij denkt dat hij gered is, met een mobieltje kan je hulp inroepen immers? Maar eerst even horen wat er ingesproken is: 'wat er ook gebeurt, bel in geen geval de politie' Nou ja! Hij herkent zijn eigen stem! Dus... wat nu? Het voicemailtje beantwoorden levert ook niets op, de man aan de telefoon denkt dat hij een grappenmaker is als hij vraagt wie hij aan de lijn heeft. Maar dan is er redding: hij hoort een auto. Inderdaad wordt hij meegenomen door Lara, en vindt hij onderdak in het huis van haar tante. Toch blijkt het allemaal niet zo simpel, en daar komt hij pas achter als hij, met hulp van Lara en de spullen uit zijn rugzak, op zoek gaat naar zijn verleden. Daarbij raakt hij verstrikt in een science-fictionachtige wereld, waarin geld wederom de nietsontziende factor is.

´Over een paar jaar schijnen we geen paspoorten of pasjes met pincodes nodig te hebben. Dan loop je gewoon even langs de scanner van de supermarkt en het geld wordt automatisch van je rekening afgeschreven. Handig, zeggen de makers. Ik vind het alleen maar eng. Alsof je zit opgesloten in een elektronische kooi.´

Dit is vast de reden waarom Mirjam Mous dit verhaal geschreven heeft. Het schrikbeeld van de toekomst. Het is een spannend verhaal, waarbij je af en toe denkt ' kan dit wel?' maar dan snel weer doorleest, want je wil weten hoe het verder gaat met Boy 7 en zijn vrienden. Als de jongen zijn geheugen kwijt is, blijkt dat verleden alleen maar in een soort prullenbakje in zijn hoofd te zitten. Het kan teruggehaald worden. Grappig, maar of dat mogelijk is? En dat mobieltje is ook wat twijfelachtig. Maar, ik zei het al: het is spannend, het zit goed in elkaar, met verrassende wendingen, je legt het boek niet zomaar weg!

ISBN 978 90 475 0594 5 Hardcover 284 pagina's | Unieboek | maart 2009


Samenvatting
Auteur: Mirjam Mous
Nederlands 284 pagina's

Boy7
Een jongen komt bij in een snikhete, kale grasvlakte. Hij weet niet hoe hij daar terechtgekomen is, waar hij vandaan kwam en zelfs niet meer hoe hij heet.
Tot zijn opluchting vindt hij een rugzak met daarin een mobiele telefoon. Hij wil het alarmnummer intoetsen, maar ziet dan dat hij een voicemailbericht heeft ontvangen. Tot zijn verbijstering hoort hij: Wat er ook gebeurt, bel in geen geval de politie. En hij weet één ding zeker: dat is zijn eigen stem.

Met behulp van de spullen in zijn rugzak, gaat hij verbeten op zoek naar zijn verleden. Maar zolang hij zich niets herinnert, durft hij niemand te vertrouwen. Zelfs Lara niet. Stapje voor stapje komt hij achter de verschrikkelijke waarheid. Mijn ogen dwaalden langs de spiegel die boven de wastafel hing. Ik ving een flits op van een jongen met blond haar dat alle kanten uit piekte. Met een schokje besefte ik dat het mijn eigen spiegelbeeld was. Is er iets? vroeg Lara. En of er iets was! Ik had mezelf niet herkend.


Trailer


Hopelijk heb je een beeld gekregen van het boek en de film.
Zoek anders op internet nog extra informatie over Boy7.
Wat wordt het voor jou: het boek of de film?
Motiveer met minimaal drie argumenten (half A4'tje in een Google document) waarom jij het boek of de film zou kiezen.
Vergelijk jouw keuze met die van een klasgenoot. Vergelijk ook elkaars motivatie. 

Overleg met je docent of je deze opdracht ook in moet leveren. 

Terugkijken

Inleiding

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Heb je na het maken van deze opdracht nog steeds dezelfde voorkeur: film of boek?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Had je toevallig al boeken gelezen die in deze opdracht werden behandeld? Of films gekeken?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    A: Vond je het lastig om een keuze te maken tussen alle boeken die verfilmd zijn of heb je een boek gekozen dat je toevallig al gelezen had? Op welke verschillen heb jij gelet bij het opstellen van de vragenlijst?
    B: Een boek vormt beelden in je hoofd. Hoe vond je het om deze zelf om te zetten in een animatie? Was je tevreden over het eindresultaat? Waren er dingen die je achteraf toch liever anders had gedaan?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gedaan? Vond je het een goede extra opdracht?

Grammatica - Persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

Intro

In deze grammaticaopdracht staat het persoonlijk voornaamwoord centraal.

Wat het persoonlijk voornaamwoord is, wordt uitgelegd in deze video. Deze uitleg kan je goed helpen bij de rest van de opdracht. Let dus goed op.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • in een zin de persoonlijke voornaamwoorden herkennen.
  • aangeven welke woorden ik kan gebruiken als persoonlijk voornaamwoord.
  • uitleggen wanneer het persoonlijk voornaamwoord ook het onderwerp van de zin is.

Wat kan ik al?

Om de theorie over het persoonlijk voornaamwoord te kunnen begrijpen, is het handig dat je weet wat het onderwerp van een zin is. Weet je het nog?
Bestudeer hieronder steeds eerst de kennisbank en maak daarna de oefening.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kan ik in verschillende zinnen het persoonlijk voornaamwoord vinden.
Stap 2 en Ik kan zinnen maken waarbij het persoonlijk voornaamwoord het onderwerp van de zin is.
Stap 3 en Ik kan zinnen maken waarbij het persoonlijk voornaamwoord niet het onderwerp van de zin is.
Stap 4 en Ik kan zinnen maken waarbij een persoonlijk voornaamwoord het onderwerp is en niet het onderwerp is.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht: Toets Maak de eindtoets: 'Het persoonlijk voornaamwoord'.
Extra opdrachten en Maak één of meerdere extra opdrachten.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Om de theorie over het persoonlijk voornaamwoord te kunnen begrijpen, moet je weten wat het onderwerp van een zin is. Dat heb je nog even geoefend onder 'Wat kan ik al'.

Nu gaan we kijken het wat persoonlijk voornaamwoord is.
Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderwerp:

Maak daarna de volgende oefeningen.

Stap 2: Als onderwerp

Stap 3: Niet als onderwerp

Stap 4: Jullie

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit acht vragen.
Je moet 80% van de punten halen om een voldoende te halen.

Extra opdrachten

Rebus
Je ziet hiernaast afbeeldingen die de personen ik, wij enz. uitbeelden.

  • Klik op de afbeelding met je rechtermuisknop en kopieer de afbeelding naar je tekstverwerker. Je hebt zo voor elke persoon enkelvoud en meervoud een afbeelding.
  • Gebruik deze afbeeldingen om een rebus te maken.

Dit doe je zo:

  1. Bedenk een zin waarin minstens drie verschillende persoonlijke voornaamwoorden voorkomen.
  2. Maak met behulp van afbeeldingen een rebus die deze zin uitbeeldt.
  3. Nog even zien hoe een rebus werkt? Kijk eens op www.festisite.nl
  4. Verdeel de rebussen onder elkaar en maak elkaars raadsels!

Vul in deze opdracht steeds het juiste persoonlijke voornaamwoord en de bijbehorende persoonsvorm in.
Alles in de tegenwoordige tijd.

Terugkijken

Inleiding:

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Vond je dat de video een duidelijk beeld gaf van het persoonlijk voornaamwoord?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Vond je het prettig om eerst nog even voorkennis op te halen over het onderwerp?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Kon je de toets afsluiten met een voldoende? Vond je dat de vragen van de toets aansloten bij de leerdoelen?
  • Extra opdrachten
    Heb je één of meerdere extra opdrachten gemaakt. Ging het goed?

Lezen - Krantenkoppen

Krantenkoppen

Intro

In dit artikel staan krantenkoppen centraal.

Krantenkoppen trekken je aandacht naar het artikel en nodigen je uit om te lezen.

Lees de volgende kopjes:

  • ENERGIEREKENING FLINK OMLAAG
  • BRITSE VROUW BAART BABY IN MARINEHELICOPTER
  • HOGERE BOETE VOOR VERKOOP TABAK AAN JONGEREN
  • RIJBEWIJS KWIJT NA WEIGEREN ALCOHOLSLOT
  • MILJOEN AMBTENAREN SCANNEN CHINEES INTERNET

Bespreek met een klasgenoot waar deze artikelen waarschijnlijk over gaan.
Geef aan of de kop je uitnodigt om te gaan lezen.

Aan het eind van deze opdracht ga je antwoord geven op de volgende twee hoofdvragen:

  • Waarom zijn krantenkoppen eigenlijk altijd kort?
  • Waarom is het maken van krantenkoppen een vak apart?

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • aangeven welke onderdelen belangrijk zijn voor een goed opgebouwde tekst.
  • aangeven waarom krantenkoppen kort en bondig worden geformuleerd.

Wat kan ik al?

Voor je begint aan deze opdracht is het handig om even je geheugen op te frissen. 
Lees daarom hieronder nog even de volgende twee kennisbanken en maak daarna de oefening. 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van het Kennisbankitem over 'Opbouw van de tekst' kan ik van verschillende artikelen bepalen wat de beste krantenkop is.
Stap 2 en Ik kan krantenkoppen vergelijken en ordenen.
Stap 3 Ik schrijf de krantenkoppen uit in een volledige zin.
Stap 4 en Ik kan zelf krantenkoppen maken bij de artikelen. Daarna geef ik van de teksten aan wat de inleiding, het middenstuk en het slot is.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht: Rebus maken Beantwoord de twee hoofdvragen.
Extra opdrachten Maak eventueel één of beide extra opdrachten.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp.
Maak daarna de oefening. 

Stap 2: Krantenkoppen

Download het Werkblad krantenkoppen.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Op het werkblad zie je onder 'Opdracht 1' een tabel met daarin een aantal krantenkoppen. Je gaat de krantenkoppen sorteren, dat doe je door achter iedere kop een kruisje in één van de vier kolommen te zetten. Als een kop op een andere kop lijkt, zet je een kruisje in dezelfde kolom.

Probeer nu voor de verschillende soorten koppen een omschrijving of een naam te bedenken. Schrijf de omschrijving of naam boven de kolom.

Vergelijk je werkblad met een klasgenoot.
Kijk naar de verschillen en bespreek deze met elkaar.
Pas je werkblad eventueel aan. 

Stap 3: Woorden weglaten

Krantenkoppen zijn vaak ingekorte zinnen. Er worden woorden weggelaten om de kop korter te maken. Ook staat er geen punt achter de kop.

Voorbeeld 1:
Er staat: Fotomodel overleden aan anorexia
Er wordt bedoeld: Er is een fotomodel overleden aan anorexia.

Voorbeeld 2:
Er staat: Christina onder hypnose
Er wordt bedoeld: Christina was onder hypnose!

Op je werkblad vind je onder 'opdracht 2' nog een aantal krantenkoppen.
Welke woorden zijn weggelaten?
Schrijf onder de krantenkoppen steeds een volledige zin.

Stap 4: Zelf koppen maken

Nu ga je zelf een aantal koppen maken.

Op het werkblad bij 'opdracht 3' vind je drie artikelen, zonder kop.
Aan jou de taak om originele koppen boven de artikelen te plaatsen.

Ga als volgt te werk:

  • Lees het artikel.
  • Bedenk wat voor soort kop je wilt maken. Kijk eventueel nog even naar de soort koppen uit 'opdracht 1'.
  • Markeer de woorden in het artikel die je belangrijk vindt.
  • Maak als kop eerst een 'normale', hele zin.
  • Kort de zin in tot je een mooie krantenkop overhoudt.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Werkblad

Als eindopdracht maak je het werkblad af en lever je deze in bij je docent.

Geef nu antwoord op de twee hoofdvragen van de opdracht.

  • Waarom zijn krantenkoppen eigenlijk altijd kort?
  • Waarom is het maken van krantenkoppen een vak apart?

Schrijf de antwoorden op de twee hoofdvragen op het werkblad.

Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor deze opdracht als:

  • Je van de gegeven krantenkoppen goede zinnen gemaakt hebt.
  • Je drie originele koppen boven de drie artikelen hebt geplaatst.
  • Je antwoord hebt gegeven op de twee hoofdvragen.
  • Je werkblad er goed verzorgd uitziet en als je het op tijd inlevert.

Voldoet je werkblad aan de criteria?

  • Nee? Pas je werkblad dan aan.
  • Ja? Laat je werkblad dan beoordelen door je docent.

 

Extra opdrachten

Krantenkoppen - werkblad

Download het Werkblad krantenkoppen Extra.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Lees de volgende ernstig bedoelde krantenkoppen.

  • Bedenk bij elke krantenkop: Wat bedoelde de koppenmaker? Welke vergissing maakte hij?
  • Verander daarna de krantenkop zo, dat hij niet meer grappig is, maar wel duidelijk.
  • Tel het totaal aantal woorden dat je gebruikte. Vergelijk je antwoorden met die van je klasgenoot.
    Wie de kortste koppen maakt, wint.

Vragen over krantenkoppen

Hier vind je nog een aantal vragen over het vinden van de juiste krantenkoppen.

Terugkijken

Inleiding

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vond je intro een passend begin van de opdacht?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je een voorbeeld geven een goede krantenkop en een voorbeeld van een niet zo'n goede krantenkop?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Wat vind jij belangrijk in een krantenkop? Wanneer maakt hij jou nieuwsgierig om het artikel te lezen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Moest je nog veel opdrachten op het werkblad afmaken. Kon je de hoofdvragen makkelijk beantwoorden of had je hulp nodig van je docent.
  • Extra opdrachten
    Heb je de extra opdrachten (op het werkblad) gemaakt? Ging het goed?

Woordenschat - Samenstellingen

Samenstellingen

Intro

Wat is er met kerst mis?

Wil jij ook een knuffel kussen?

Als je deze twee zinnen snel leest, valt je misschien niets op.
Maar bekijk de beide zinnen eens goed. Wat staat er eigenlijk?
Bespreek met een klasgenoot wat je eigenlijk leest. 
Hoe zouden de zinnen eigenlijk geschreven moeten worden?

In deze opdracht staan samenstellingen centraal.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen wanneer een woord een samenstelling wordt genoemd.
  • zelf bepalen wanneer ik wel en wanneer ik niet het koppelteken bij samenstellingen moet gebruiken.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank Samenstellingen kan ik van woorden aangeven of ze aan elkaar of met koppelteken geschreven moeten worden.
Stap 2 en Ik ga op zoek naar samenstellingen die bestaan uit twee zelfstandig naamwoorden.
Stap 3 en Ik ga op zoek naar samenstellingen waarvan één deel een bijvoeglijk naamwoord is.
Stap 4 en Ik ga op zoek naar woorden die bestaan uit twee of drie woorden en die los van elkaar een andere betekenis hebben dan aan elkaar.
Stap 5 en Ik ga op zoek naar samenstellingen met een koppelteken.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht A Bij eindopdracht A sluit ik de opdracht af met een toets.
Eindopdracht B Bij eindopdracht B sluit ik de opdracht af met het maken van een werkblad met samenstellingen.
Extra opdracht   Maak de extra oefening.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgend onderwerp:

Maak nu de volgende oefening. 

Stap 2: Samenstellingen

Stap 3: Nog meer samenstellingen

Stap 4: Aan elkaar, vast of spatie?

Stap 5: Koppelteken

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Taal en woordenschat: Samenstellingen

Eindopdracht A: Toets

Eindopdracht A is een toets over samenstellingen. 
Welke samenstelling is correct gespeld? 

Eindopdracht B: Samenstellingen

Bij eindopdracht B sluit je deze opdracht af met het maken van een aantal samenstellingen.
Download het werkblad Samenstellingen

  • Op het werkblad staan twee rijen woorden.
    Maak samenstellingen door een woord uit de eerste rij te combineren met een woord uit de tweede rij.
  • Bedenk bij iedere samenstelling ook een korte zin of uitdrukking waarin de samenstelling gebruikt kan worden.

Beoordeling
Je docent beoordeelt je werkblad op het volgende: 

  • de correcte samenstellingen zijn gevonden.
  • met elke samenstelling is een goedlopende zin/uitdrukking gemaakt. 
  • de zinnen bevatten geen taalfouten. 

Klaar? 
Lever je werkblad in bij je docent. 

Extra opdracht

Het gaat tegenwoordig nogal eens mis met het gebruiken van samenstellingen.
Steeds vaker worden woorden NIET aan elkaar geschreven, waar dat eigenlijk wel zou moeten.
Kortom: er worden onnodig spaties gebruikt.

Hieronder een voorbeeld.
Denk eens even goed na over de volgende krantenkop:
LERAREN TE KORT

Bekijk deze video over dit misverstand.

(bron: youtu.be)

Terugkijken

Inleiding

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Kun je nu nog meer samenstellingen opnoemen die een andere betekenis hebben als je ze los van elkaar noteert?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Je moest in deze opdracht veel overleggen met klasgenoten. Hoe verliep dit overleg? Wat vond je lastig aan het overleggen en wat juist prettig? Heb je steeds met dezelfde klasgenoot overlegt? Waarom wel of niet?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    A: Heb je de toets met een voldoende afgesloten? Zo niet, wat heb je er aan gedaan om te zorgen dat je bij een tweede kans wel een voldoende zou halen? Was dit genoeg of had je nog hulp nodig van een docent?
    B: Hoe vond je het om met de samengestelde woorden zinnen en uitdrukkingen te formuleren? Vond je dat lastiger of minder lastig dan het samenstellen van de woorden? Leg je antwoord uit.
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gemaakt? Vond je de video in de extra opdracht leuk?

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de kennisbanken die gebruikt zijn in dit thema.

Eindopdracht

Je gaat het thema ‘Trainer in actie’ afronden. Je schrijft een verhaal over een sportmoment waarbij de trainer in actie moest komen. Dit hoeft niet echt gebeurd te zijn. Je mag het helemaal zelf verzinnen. Deze opdracht maak je zelfstandig. Je hebt hier twee lesuren de tijd voor.

Aan de slag

  1. Kies een sport voor je verhaal. Verzin bij deze sport een situatie waarbij een trainer in actie komt. Denk aan een trainer die tijdens de training ingrijpt bij een conflict tussen twee sporters of een trainer die een pupil helpt om beter te worden. Noteer kort wat de kern van het verhaal is.
  2. Bepaal de structuur van je verhaal.
    1. Inleiding: Introduceer de situatie, personages en setting (bijvoorbeeld een belangrijke wedstrijd of een training).
    2. Middenstuk: Beschrijf de actie of uitdaging die de trainer heeft. Voeg extra details toe om het levendig te houden. Bijvoorbeeld: de trainer kijkt met spanning naar het scorebord. Nog vijf minuten. De ploeg moet nú echt tot de aanval overgaan om het winnende doelpunt te kunnen maken.
    3. Slot: Sluit af met een duidelijk einde van het verhaal.
    4. Noteer de belangrijkste momenten in chronologische volgorde. Denk aan wat de hoofdpersoon zag, hoorde, voelde en dacht.
  3. Schrijf een eerste versie.
    1. Gebruik duidelijke zinnen en beschrijf wat er gebeurde. Zorg dat de lezer zich kan inleven in jouw verhaal.
    2. Voeg emoties toe om je ervaring krachtiger te maken (bijvoorbeeld spanning, blijdschap, frustratie).
    3. Voeg details toe. Bijvoorbeeld: hoe rook het in de kleedkamer? Welke geluiden hoorde je tijdens het spel? Hoe reageerden anderen?
  4. Controleer of je verhaal logisch verloopt en of er genoeg spanning en diepgang in zit.
  5. Laat een klasgenoot je verhaal lezen en vraag om feedback. Zijn er stukken die onduidelijk of minder boeiend zijn? Verbeter zo nodig je verhaal.
  6. Schrijf de definitieve versie. Controleer spelling, grammatica en leesbaarheid. Zorg dat het verhaal vloeiend leest. Tip: Lees het hardop voor of het goed klinkt.

Tips:

  1. Gebruik levendige beschrijvingen (bijvoorbeeld ‘Mijn hart bonkte in mijn borst terwijl de bal op mij afkwam’).
  2. Voeg dialogen toe om het dynamischer te maken. Dialogen zijn gesprekken tussen mensen.
  3. Laat de lezer voelen wat jij voelde door emoties en gedachten uit te drukken.

Beoordeling
Je docent beoordeelt je tekst op:

  • een duidelijke verhaallijn;
  • een inleiding, middenstuk en slot;
  • of er emoties in je tekst beschreven worden;
  • of de spelling correct is;

Klaar?
Lever je verhaal in bij je docent.

D-Toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de inleiding. Vergelijk dat schema met jouw schema. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 9 à 10 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke opdracht binnen dit thema vond je het leukste? Welke het moeilijkste?
    Kun je informatie die je in de ene opdracht krijgt soms weer gebruiken in de andere opdracht?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Welke problemen kwam je tegen bij het beschrijven van de spelsituatie?
    Welke vaardigheden had je nodig bij het maken van het schema?
    Welke onverwachte problemen kwam je tegen bij het maken van deze opdracht? Hoe heb je die opgelost?
    Welke taalvaardigheden heeft een sporttrainer nodig?
    Op welke manier heb jij je taalvaardigheid geoefend bij deze opdracht?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Fictie

Voor het onderdeel Boek of film is het volgende item geselecteerd.

Grammatica

Voor het onderdeel Persoonlijk voornaamwoord zijn de volgende items geselecteerd.

Lezen

Voor het onderdeel Krantenkoppen is het volgende item geselecteerd.

Woordenschat

Voor het onderdeel Samenstelling zijn de volgende items geselecteerd.

  • Het arrangement Thema 8 Trainer in actie - hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-29 10:49:55
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-hv12. Dit thema bestaat uit vier opdrachten, waarbij in iedere opdracht een andere taalvaardigheid centraal staat. Allereerst leer je hoe je een boek en film kunt vergelijken en beoordelen. Daarnaast oefen je het herkennen van het persoonlijk voornaamwoord in zinnen. Ook leer je de functie van een krantenkop te achterhalen en te begrijpen uit welke onderdelen een tekst bestaat. Ten slotte krijg je uitleg over wanneer een woord een samenstelling wordt genoemd en wanneer bij deze samenstelling een koppelteken gebruikt moet worden. De eindopdracht voor het thema 'Trainer in actie' is om een spelsituatie van je favoriete sport te beschrijven in een schema met toelichting. Het kan een echte spelsituatie zijn of een trainingssituatie. In het schema moet je stap voor stap de situatie kunnen volgen met behulp van symbolen, kleuren, pijlen, letters en cijfers. Aan het einde van het thema is er een diagnostische toets beschikbaar om je kennis te testen. Veel succes!
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Schrijfvaardigheid; Begrippenlijst en taalverzorging; Interpreteren; Literatuur; Woordgebruik en woordenschat (Nederlands); Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    9 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, boek en film vergelijken, hv12, koppelwerkwoord, krantenkop, nederlands, persoonlijk voornaamwoord, samenstelling, stercollectie, trainer in actie

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Fictie - Boek of film - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52554/Opdracht__Fictie___Boek_of_film___hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Grammatica - Persoonlijk voornaamwoord - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52555/Opdracht__Grammatica___Persoonlijk_voornaamwoord___hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Lezen - Krantenkoppen - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52556/Opdracht__Lezen___Krantenkoppen___hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Woordenschat - Samenstellingen - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52557/Opdracht__Woordenschat___Samenstellingen___hv12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Trainer in actie

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.