Thema: Weer en klimaat - hv123

Thema: Weer en klimaat - hv123

Thema Weer en klimaat

Inleiding

In dit thema staat 'Weer en klimaat' centraal. Het thema gaat over:

  • Aarde en zonnestelsel
    Om de zon draaien acht planeten. Een daarvan is de aarde.
    Je leert over het zonnestelsel en het ontstaan van de aarde en hoe je een plaats kunt bepalen op aarde. Hoe zijn seizoenen ontstaan en de dag en de nacht?
  • Klimaatzones
    Er zijn verschillende klimaatzones op aarde. Waar liggen deze zones en wat zijn de kenmerken?
  • Klimaten
    Weer en klimaat hebben met elkaar te maken. Je leert welke natuurlijke elementen invloed hebben op het klimaat.
  • Neerslag en wind
    In welke vormen valt er neerslag? En in welke hoeveelheden?
    Je leert ook hoe luchtdruk en windsnelheid worden gemeten.
  • Extreme klimaten
    In het poolgebied en in de woestijn leven mensen in extreme klimaatomstandigheden.
    Jullie gaan uitzoeken hoe het is om in het Noordpoolgebied of in de woestijn te wonen.
  • Opwarming van de aarde
    Het klimaat op aarde verandert. Het wordt door het versterkt broeikaseffect gemiddeld steeds een graadje warmer.
    De kans op stijging van de zeespiegel wordt groter. Wat kunnen de gevolgen zijn?

Introductie - opdracht

Zomer in Nederland

In dit thema staan de begrippen klimaat en weer centraal.

In deze opdracht ga je op zoek naar informatie over het klimaat en weer in Nederland.
Maak daarbij gebruik van de site www.klimaatinfo.nl.


Zoek informatie over Nederland:

  • Welk klimaat heeft ons land?
  • Hoe zijn de winters en de zomers?
  • Hoeveel neerslag valt er gemiddeld per jaar?
  • Ligging van Nederland ofwel: wat is de oorzaak van het veranderlijke weer?
  • In welke maand(en) valt het meeste neerslag?
  • Wat is de gemiddelde temperatuur in Nederland?
Winter in Nederland


Noteer je antwoorden en vergelijk ze met die van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde informatie?

Je kunt op genoemde website ook informatie opzoeken over het klimaat en weer in de omgeving waar je woont.

 

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kan ik:

 

Opdracht

de positie van de aarde in ons zonnestelsel beschrijven.

  • Aarde

aangeven hoe de aarde is opgebouwd met gebruikmaking van de begrippen: aardkorst, mantel, kern en atmosfeer.

  • Aarde

de positie van een plaats op aarde aangeven met gebruikmaking van de begrippen: lengtegraad en breedtegraad, parallellen en meridianen

  • Aarde

aangeven in hoeveel dagen de aarde rond de zon draait en waarom er een schrikkeljaar is ingesteld. Ook kun je uitleggen waarom er zomer en winter is.

  • Aarde

de klimaatzones met elkaar vergelijken door te kijken naar verschillen in temperatuur en naar verschillen in flora en fauna.

  • Klimaatzones

  • Klimaten

de vier klimaatzones noemen en aangeven in welke volgorde je ze tegenkomt als je van de evenaar naar een van de polen reist.

  • Klimaatzones

  • Klimaten

redenen voor klimaatverschillen tussen gebieden noemen en verklaren.

  • Klimaten

minimaal vijf verschillende vormen van neerslag omschrijven.

  • Klimaten

het verschil beschrijven tussen stijgingsregens, stuwingsregens en frontale regens.

  • Klimaten

  • Neerslag en wind

het begrip luchtdruk omschrijven, waarmee je luchtdruk kunt meten en welke meeteenheid wordt gebruikt.

  • Neerslag en wind

omschrijven wat de relatie is tussen luchtdruk en wind.

  • Neerslag en wind

voorbeelden geven van extreme klimaten/klimaatzones.

  • Extreme klimaten

aan de hand van een voorbeeld beschrijven dat het leven op de Noordpool anders is dan het leven in Nederland.

  • Extreme klimaten

aan de hand van een voorbeeld beschrijven dat het leven in de woestijn anders is dan het leven in Nederland.

  • Extreme klimaten

het begrip versterkt broeikaseffect omschrijven. Je kunt ook een oorzaak en een gevolg van het versterkt broeikaseffect noemen.

  • Opwarming van de aarde

benoemen dat toename van broeikasgassen in de atmosfeer leidt tot temperatuurstijging en welke drie mogelijke problemen dat met zich mee kan brengen.

  • Opwarming van de aarde

 

Wat ga ik doen?

De module 'Weer en klimaat' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd in lesuren Eindproduct

Inleiding

0,5

 

Opdracht: Aarde

2

Toets Aarde

Opdracht: Klimaatzones

2

Poster

Opdracht: Klimaten

2

Eigen keuze

Opdracht: Neerslag en wind

2

Barometer

Opdracht: Extreme klimaten

2

Twee brieven

Opdracht: Opwarming van de aarde

2

Collage

Afsluiting

2

Spel

Totaal

14,5

 

 

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Aarde en zonnestelsel

Aarde en zonnestelsel

Intro

In deze opdracht staan ons zonnestelsel en de planeet aarde centraal.

Ons zonnestelsel is een van de vele zonnestelsels en bestaat uit de zon met de daaromheen draaiende hemellichamen.

In ons zonnestelsel is de zon het enige hemellichaam dat licht geeft.
Om de zon draaien acht planeten plus een aantal dwergplaneten.


Kun je alle acht planeten noemen?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de zon beschrijven. Ik gebruik daarbij de begrippen: corona, zonnevlammen, mantel, fotosfeer, kern en convectiezone.
  • het begrip zonnestelsel beschrijven.
  • een aantal verschillende hemellichamen noemen.
  • aangeven hoe de aarde is opgebouwd. Ik kan de begrippen aardkorst, mantel, kern en atmosfeer gebruiken.
  • aangeven waar noordpool, zuidpool en evenaar liggen.
  • omschrijven wat parallellen en meridianen zijn.
  • de positie van een plaats op aarde aangeven door gebruik te maken van de lengtegraad en de breedtegraad.
  • aangeven in hoeveel dagen de aarde ongeveer rond de zon draait.
  • uitleggen waarom er een schrikkeljaar is ingevoerd en waarom er winter en zomer is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kent de unieke eigenschappen van de aarde als een van de planeten in ons zonnestelsel.

Aan de slag
Stap Activiteit

Stap 1

Je leert dat de aarde om de zon draait en kijkt er een video over. Je leert over de planeten van ons zonnestelsel, bekijkt een video en bestudeert de Kennisbanken. Je geeft van een aantal stellingen aan of ze waar of niet waar zijn.

Stap 2

Je leert over het ontstaan van de planeet aarde, bestudeert de Kennisbank en kijkt er een video en animatie over. Daarna beantwoord je een aantal vragen.

Stap 3

Je leert hoe je met geografische coördinaten een plaats op aarde kunt bepalen. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen.

Stap 4

Je leert over de banen die de aarde rond de zon maakt, over het ontstaan van schrikkeljaar en seizoenen. Je bekijkt video’s en maakt oefeningen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippen

De begrippen gaan over het zonnestelsel.

Eindopdracht

De eindopdracht bestaat uit een toets.

Reflectie

Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Wat is een zonnestelsel?

Een zonnestelsel bestaat uit een of meerdere zonnen. Daaromheen draaien hemellichamen zoals planeten (en hun manen), planetoïden en kometen.

In ons zonnestelsel hebben wij slechts één zon. Het is het enige hemellichaam dat licht geeft. Alle andere objecten weerkaatsen dit licht. Daarom zien we soms delen van onze maan of zien we andere planeten van ons zonnestelsel aan de hemel.

De aarde draait om de zon. Vroeger dachten mensen dat het andersom was.
Kijk naar de video Onze zon.
Astronaut André Kuipers legt uit hoe het echt zit.



De zon is tevens het grootste en zwaarste hemellichaam binnen ons zonnestelsel. De zon neemt 99,86% van de massa van ons totale zonnestelsel in beslag. Zij heeft een diameter van 1,39 miljoen kilometer. De aarde past meer dan een miljoen keer in de zon.

Bestudeer in de Kennisbank 'Zon, aarde, maan' de pagina over de zon.

De zon


Om de zon draaien acht planeten: Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.
Daarnaast zijn er een aantal dwergplaneten. Dwergplaneten zijn objecten groter dan een planetoïde, maar kleiner dan een planeet.
In 2006 is besloten dat Pluto een dwergplaneet is en tot de planetengroep behoort.
Planetoïden kun je zien als heel veel mini-planeetjes bij elkaar die zich met name bevinden in een gordel tussen Mars en Jupiter.
De meeste kometen zijn objecten van ijs met stof, afkomstig uit de baan tussen Saturnus en Uranus.
Om deze reden worden ze ook wel ‘vuile sneeuwbal’ genoemd.
Als een komeet te dicht bij de zon komt, smelt het ijsoppervlak.
Hierdoor ontstaat er een stofstaart, wat een 'staartster' wordt genoemd.

De ontelbare sterren die wij ’s nachts zien, zijn zonnen van andere zonnestelsels.
Het onderstaande filmpje geeft uitleg over het ontstaan van ons zonnestelsel.

 


Bestudeer uit de Kennisbank de pagina's over ons zonnestelsel.

Zonnestelsel

 

De oefening die je nu gaat maken, bevat stellingen over wat je net geleerd hebt over ons zonnestelsel.

Stap 2: De planeet aarde

Volgens wetenschappers is onze planeet pas 8 miljard jaar na de oerknal ontstaan.
Vanuit gas, stof en puin ontwikkelde de aarde zich 4,6 miljard jaar geleden tot een vaste materie. Daarna duurde het nog lang voordat de planeet leefbaar was.
De eerste 3 miljard jaar was de aarde nog een gloeiende bol die langzaam afkoelde. Pas sinds ongeveer 2 miljard jaar is er leven mogelijk op onze planeet.
Dat leven blijft op aarde, en gaat niet door de ruimte zweven, doordat de binnenste kern zwaartekracht uitoefent.

Bestudeer uit de Kennisbank deze pagina.

Aarde-1


Bekijk de video 'Dit is de aarde'.
Kun je na het bekijken opnoemen uit welke 7 werelddelen de aarde bestaat?

 

Bekijk ook de animatie van de maan.
Deze animatie laat de omloop van de maan zien gedurende een maand.
Ook zichtbaar zijn de schijngestalten, en het groter en kleiner worden van de maan door de wisselende afstand tot de aarde.

Maak nu de oefening, die bestaat uit een aantal open vragen.

Stap 3: Geografische coördinaten

IJkpunt van de meridiaan
van Greenwich

Bestudeer pagina 2 en 3 van de Kennisbank.
Hierin zie je hoe de aarde ingedeeld is en hoe je een positie kunt bepalen op aarde.

Aarde-2-3

Geografische coördinaten zijn coördinaten waarmee een plaats op aarde wordt vastgelegd.
Als coördinatenstelsel dient een stelsel meridianen en breedte- of parallelcirkels. Dat zijn denkbeeldige cirkels die evenwijdig met de evenaar lopen.

In de video wordt nogmaals uitgelegd hoe meridianen en parallelen lopen.

Maak nu de opdracht met open vragen.

Stap 4: Seizoenen

Bestudeer uit de Kennisbank de pagina's:

  • Banen
  • Dag en nacht
  • Seizoenen

Bekijk ook de video's in de Kennisbank.
Daarin wordt uitgelegd waarom het zomers langer licht is.
Ook leer je hoe onze seizoenen ontstaan.

Zon, aarde en maan


De oefening die je gaat maken gaat over alle theorie die je net geleerd hebt.

Afronding

Begrippen

Zon
De zon is een enorme bol van gas die door zwaartekracht bij elkaar wordt gehouden. In het binnenste van de zon (de kern) is het extreem heet. Aan de buitenkant (fotosfeer) straalt de zon die energie uit.

Corona
De uitgerekte atmosfeer rond de zon noem je de corona. Tijdens een zonsverduistering is de corona korte tijd prachtig zichtbaar.

Zonnevlammen
Een zonnevlam is een explosie op het oppervlak van de zon. Die explosie ontstaat door het plotseling vrij komen van een grote hoeveelheid energie.

Mantel
Het gedeelte rond de kern wordt de mantel genoemd. De mantel wordt naar buiten toe steeds minder dicht en ook steeds minder heet.

Fotosfeer
De zichtbare buitenkant van de zon noem je de fotosfeer. De fotosfeer is de laag waar het voor ons zichtbare licht vandaan komt.

Kern
Het binnenste deel van de zon noem je de kern. De kern heeft een doorsnede van 200.000 km. Hier is de temperatuur het hoogst, ruim 15 miljoen graden.

Convectiezone
De convectiezone is het gebied tussen de mantel en de fotosfeer. Vanuit dit gebied stijgen hete gasbellen op naar de buitenkant van de zon.

Aarde
Bewoonbare planeet in het zonnestelsel. De aarde draait in 24 uur om zijn eigen as en in 365 dagen om de zon (draaiing van de aarde om de zon).

Atmosfeer
De lucht om de aarde die door zwaartekracht aan de aarde gebonden is.

Ozonlaag
Een laag in de atmosfeer die ons beschermt tegen de schadelijke straling die afkomstig is van de zon.

Aardbaan
De baan van de aarde rond de zon.

Aardrotatie
De beweging van de aarde rond haar eigen as. De aarde draait in 24 uur om haar eigen as.

Aardas
De as waar de aarde om draait, denkbeeldige lijn tussen de Noord- en Zuidpool.

Dag-nacht
De periode dat het binnen 24 uur licht is en de periode dat het donker is.

Evenaar
Denkbeeldige cirkel halverwege de Noordpool en Zuidpool. Ook wel equator genoemd.

Volle maan
De stand van de maan ten opzichte van de zon. Wanneer de maan met de volledig verlichte kant naar ons toe staat, spreken we van volle maan.

Nieuwe maan
De maan staat precies tussen de aarde en de zon.

Geografische coördinaten
Waarden die een bepaalde plek op aarde aanwijzen ten opzichte van de evenaar en nulmeridiaan.

Parallel
Een lijn evenwijdig aan de evenaar (horizontaal). De parallellen geven de breedtegraden aan.

Meridiaan
Een lijn evenwijdig aan de nulmeridiaan (verticaal). De meridianen geven de lengtegraden aan.

Nulmeridiaan
De nulmeridiaan is van alle meridianen degene die als ijkpunt en als nullijn is aangewezen.

Oosterlengte
Het gebied ten oosten van de nulmeridiaan.

Westerlengte
Het gebied ten westen van de nulmeridiaan.

Noordelijk halfrond
Het gebied ten noorden van de evenaar.

Zuidelijk halfrond
Het gebied ten zuiden van de evenaar.

Tijdzone
Een gebied op aarde met dezelfde tijd.

Noordpool
Geografisch gezien het meest noordelijke punt van de aarde.

Zuidpool
Geografisch gezien het meest zuidelijke punt van de aarde.

Zonnestelsel
Het geheel van de planeten, manen en andere hemellichamen die door de zwaartekracht aan de zon gebonden zijn.

Planeten
Hemellichamen die door de zwaartekracht aan de zon gebonden zijn.

 

 

Eindopdracht: Toets

In deze stap maak je de toets 'Aarde en zonnestelsel'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kon je de namen van de acht planeten opnoemen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je aangeven wat Greenwich te maken heeft met tijd?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over ons zonnestelsel?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je de toets moeilijk?

Klimaatzones

Klimaatzones

Intro

In deze opdracht leer je dat er verschillende klimaatzones op aarde zijn.

Daarnaast leer je hoe de klimaatzones zijn ontstaan en zijn ingedeeld.

Kun je aangeven in welke klimaatzone wij wonen?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de begrippen klimaat en klimaatzone omschrijven.
  • de vier klimaatzones noemen en aangeven in welke volgorde ik ze tegenkom als ik van de evenaar naar een van de polen reis.
  • de klimaatzones met elkaar vergelijken door te kijken naar verschillen in temperatuur en naar verschillen in flora en fauna.
  • van de volgende klimaten aangeven tot welke klimaatzone ze behoren:
    regenwoudklimaat, savanneklimaat, woestijnklimaat, zeeklimaat, landklimaat, poolklimaat en sneeuwklimaat.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft en verklaart de spreiding van hoofdklimaten op aarde in hoofdlijnen.

Aan de slag
Stap Activiteit

Stap 1

Je bestudeert de Kennisbank over weer en klimaat. Je leert dat er verschillende klimaatzones zijn.

Stap 2

Je bekijkt een video over de tropische klimaatzone en beantwoordt er vragen over.

Stap 3

Je bekijkt een video over de droge klimaatzone en beantwoordt er vragen over.

Stap 4

Je bekijkt een video over de gematigde klimaatzone en beantwoordt er vragen over.

Stap 5

Je bekijkt een video over de koude klimaatzone en beantwoordt er vragen over.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippen

Hier lees je begrippen over klimaat en klimaatzones.

Eindopdracht A

Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets.

Eindopdracht B

Kies je voor eindopdracht B: dan maak je een poster met wereldkaart waarop de klimaatzones staan aangegeven.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • wit A3-vel
  • een printer

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.
Voor stap 1 t/m stap 5 ongeveer 1 lesuur en voor het maken van het eindproduct 1 lesuur.

 

 

Aan de slag

Stap 1: Weer en klimaat

Op de Noordpool is het weer anders dan in de tropen.
Dat komt omdat er op de Noordpool een ander klimaat is dan in de tropen. Het weer is niet hetzelfde als het klimaat, maar het weer en het klimaat hebben wel met elkaar te maken.

Bestudeer de gehele Kennisbank 'Weer en klimaat'. Bekijk ook de video in de Kennisbank.

Weer en klimaat


In de volgende stappen ga je de GeoClip over klimaten bekijken. GeoClips zijn korte filmpjes over aardrijkskundige onderwerpen.
Na het bekijken van een deel van de clip beantwoord je steeds een aantal vragen.

Stap 2: Tropische klimaatzone

Bekijk het eerste deel van de GeoClip over klimaten.
Beantwoord daarna de vragen over de tropische klimaatzone.

Stap 3: Droge klimaatzone

Het tweede deel van de GeoClip over klimaten gaat over de droge klimaatzone.
Beantwoord daarna de vragen over de droge klimaatzone.

Stap 4: Gematigde klimaatzone

Bekijk nu het derde deel van de GeoClip over klimaten.
Je maakt daarna de vragen over de gematigde zone.

Stap 5: Koude klimaatzone

Bekijk nu het vierde deel van de GeoClip over klimaten.
Beantwoord daarna de vragen over de koude klimaatzone.

Afronding

Begrippen

Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.

Tropische regenklimaten
De warme klimaten.

Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.

Tropische regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar).

Droge klimaten
Klimaten met weinig neerslag.

Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).

Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).

Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.

Poolklimaten
De koude klimaten.

Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3 °C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0 °C en 10 °C.

Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3 °C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0 °C.

Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0 °C.

Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.

Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.

Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.

Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.

Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.

Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droog valt.

Zomergroen loofwoud
Loofbos waar de bomen en struiken in de winter hun blad verliezen.

Moeras
Een drassig gebied vooral bestaande uit organisch materiaal (planten en dieren).

Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren.

Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.

Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.

 

 

Eindopdracht A: Toets

Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Klimaatzones'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Poster maken

Je gaat een poster op A3 formaat maken met daarop een wereldkaart met de klimaatzones.

  • Maak gebruik van een lege, zwart-witkaart van de wereld.
    Bijvoorbeeld: wereldkaart (Bestand - Downloaden als).
    Plak de kaart op een leeg A3 vel.
  • Geef op de wereldkaart de verschillende klimaatzones aan.
  • Schrijf bij elke klimaatzone de belangrijkste kenmerken.
  • Plak bij iedere klimaatzone minimaal twee foto’s:
    - een foto waarop te zien is welke flora er te vinden is in de klimaatzone en
    - een foto waarop te zien is welke fauna er in de klimaatzone te vinden is.
  • Schrijf op de poster ook een kort verhaal waarin je vertelt in welke klimaatzone jij het liefst zou wonen.

Klaar?
Bekijk de beoordelingscriteria in de gereedschapskist.
Lever de poster in bij jullie docent. Hij/zij zal jullie poster beoordelen.

Jullie krijgen een goede beoordeling als:

  • het eindproduct als titel 'Klimaatzones' heeft.
  • in het eindproduct de drie factoren die het klimaat bepalen besproken worden.
  • het eindproduct origineel is.
  • het eindproduct er verzorgd uitziet.

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Heb je een vergelijking kunnen maken tussen de vier klimaatzones?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over de verschillende klimaatzones? Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht B
    Wat vond je van de eindopdracht? Is het gelukt om een duidelijke poster te maken van de verschillende zones?
    Vond je het fijn om de opdracht alleen te doen?

Klimaten

Klimaten

Intro

Er zijn vier verschillende klimaatzones op aarde.

In Nederland spreek je van een gematigd klimaat.
Ook in Polen spreek je van een gematigd klimaat.
Toch zijn er verschillen tussen het weer in Nederland en het weer in Polen.

Kun je een verschil noemen?
(Denk daarbij bijvoorbeeld aan het berglandschap in Polen.)

In deze opdracht kijk je naar natuurlijke elementen die invloed hebben op het klimaat.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de vier klimaatzones noemen en aangeven waarom er klimaatverschillen tussen gebieden zijn.
  • klimaatzones met elkaar vergelijken door te kijken naar verschillen in temperatuur en naar verschillen in landschap/begroeiing.
  • van een aantal klimaten aangeven tot welke klimaatzone ze behoren: regenwoudklimaat, savanneklimaat, woestijnklimaat, zeeklimaat, landklimaat, poolklimaat, sneeuwklimaat.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft en verklaart de spreiding van hoofdklimaten op aarde in hoofdlijnen.

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je leert welke klimaatzones er zijn. Je gaat van elf steden uitzoeken in welke klimaatzone ze liggen.

Stap 2

Je gaat met behulp van internet verschillen in het weer onderzoeken tussen drie steden.

Stap 3

Je leert welke natuurlijke elementen het klimaat in een gebied beheersen. Je bekijkt een video en selecteert de kenmerken van een land- en een zeeklimaat.

Stap 4

en

Je bekijkt een video en ziet hoe bepalend de ligging van een gebied is voor allerlei vormen van neerslag. Maak een aantal hoe...hoe-zinnen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippen

De begrippenlijst gaat over klimaten en klimaatfactoren.

Eindopdracht A

Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets.

Eindopdracht B

Kies je voor eindopdracht B: maak een eindproduct naar keuze over de factoren die het klimaat bepalen.

Reflectie

Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

  • een Bosatlas
  • overige materialen afhankelijk van het eindproduct


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Klimaatinfo

Veelal worden er vier klimaatzones onderscheiden: de tropische zone, de droge zone, de gematigde zone en de koude zone.

Maak de volgende opdracht.
Je gaat aan de hand van een atlas of via internet uitzoeken in welke klimaatzones een elftal steden liggen.

Bestudeer in de Gereedschapskist hoe je een tabel maakt en leg bovenstaande bevindingen vast in deze tabel.

Verwerk in de tabel volgende gegevens:

  • de klimaatzones per stad
  • de naam van het land.
  • de 11 steden.
  • de volgens jou beste twee maanden van het jaar.
  • van deze maanden de gemiddelde hoogste en laagste temperatuur.
  • het gemiddeld aantal uren zon per dag in deze maanden.
  • het gemiddeld aantal mm neerslag in deze maanden.

Bestudeer vervolgens de pagina's en de video in de Kennisbank.

Klimaatverschillen

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Stap 2: Verschillen in weer

Davos

Amsterdam, Davos en Warschau liggen in dezelfde klimaatzone.
Toch zijn er grote verschillen tussen het weer in Amsterdam, in Davos en in Warschau.

Je gaat dat verwerken in de volgende oefening.

Stap 3: Klimaatfactoren

Er bestaan op aarde meerdere klimaten.
Welk klimaat er in een bepaald gebied heerst, hangt af van een aantal
natuurlijke elementen:

  • ligt het gebied dicht bij de evenaar of bij de polen
  • ligt het gebied dicht bij de zee of juist niet
  • ligt het gebied in een dal of in de bergen.

Lees over deze factoren in de Kennisbank.

Klimaatverschillen


In de onderstaande video wordt uitgelegd hoe het komt dat er zulke temperatuurverschillen op aarde zijn.
Maak de volgende oefening over de kenmerken van een zeeklimaat en van een landklimaat.

 

Weet je het antwoord niet? Raadpleeg dan nog even de Kennisbank.

Weer en klimaat

Stap 4: Regen en ligging gebied

De meeste neerslag op aarde valt in de vorm van regen.
Regen is er in verschillende soorten, afhankelijk van de ligging van het gebied.

Bekijk de onderstaande video over verschillende soorten regen.
Op welke plek ontstaan stuwingsregens?



In de opdracht maak je zelf een aantal zinnen.
De ligging ten opzichte van de evenaar is hier een factor.


Voorbeeld:
Hoe verder een plaats van de evenaar ligt, hoe lager de gemiddelde temperatuur.

 

Afronding

Begrippen

Breedteligging
De afstand van de evenaar tot een bepaald punt.

Hoogteligging
De afstand van een punt tot het gemiddelde zeeniveau (NAP).

Ligging ten opzichte van zee/oceaan
De afstand van een gebied tot de zee of de oceaan.

Boomgrens
De lijn waarboven het te koud is voor bomen om te groeien.

Sneeuwgrens
De hoogtelijn waar de sneeuw begint.

Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap.

Aanlandige wind
Zeewinden. Het gaat hier om winden die van zee komen en dan het land over gaan.

Aflandige wind
Landwinden. Het gaat hier om winden die van land komen en dan de zee over gaan.

Loefzijde
De kant van een gebergte die aan de windkant ligt.

Lijzijde
De kant van een gebergte die uit de windkant ligt. Ook wel de regenschaduw genoemd.

Zeestroom/Oceaanstroom
Continue stromingen van het zeewater aangedreven door de energie van de zon en de overheersende windrichting.

Zee
Het zoute water dat de landmassa’s op aarde omringt.

 

 

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Klimaten'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Factoren

Jullie gaan aan de slag met het eindproduct.
Kies zelf een eindproduct waarmee jullie kunnen laten zien welke factoren het klimaat bepalen. Zorg dat de factoren die in de opdracht worden genoemd in het eindproduct terugkomen.

Nog geen idee wat voor eindproduct jullie willen maken?
Kijk dan eens in de gereedschapskist!

Klaar?
Het eindproduct moet beoordeeld worden door jullie docent.

 

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je aangeven welke klimaatzones je tegenkomt als je van de evenaar naar een van de polen reist?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer twee uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al het een en ander over klimaatzones en klimaatfactoren? Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht B
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het fijn om de opdracht samen te doen?
    Hebben jullie een geschikte eindopdracht gevonden om de klimaatfactoren te laten zien?

Neerslag en wind

Neerslag en wind

Intro

In deze opdracht staat neerslag centraal.

Hoe ontstaat regen eigenlijk?
En hagel en sneeuw?
Waarom valt uit de ene wolk wel wat en uit de ander niet?
Welke rol speelt neerslag in de waterkringloop?
Hoe ontstaat een regenboog?

Je gaat in deze opdracht op zoek naar het antwoord op deze vragen.

Om te kijken wat je al weet over neerslag, speel je De Grote Weerquiz.
Beantwoord de tien vragen door op het juiste antwoord te klikken.
Kijk na afloop wat je score is!

Klik hier om te beginnen.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • minimaal vijf verschillende vormen van neerslag omschrijven.
  • het verschil beschrijven tussen stijgingsregens, stuwingsregens en frontale regens.
  • het begrip luchtdruk omschrijven. Ik kan aangeven waarmee je de luchtdruk kunt meten en welke meeteenheid wordt gebruikt.
  • aangeven met welk meetinstrument ik de windsnelheid meet en met welke eenheid de windsnelheid wordt aangegeven.
  • omschrijven wat de relatie is tussen luchtdruk en wind. Ik kan het verschil tussen aflandige en aanlandige wind omschrijven.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je onderzoekt de rol van het weer in het dagelijks leven.

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert een aantal pagina's in de Kennisbank over temperatuur, neerslag en soorten regen. Je bekijkt daar video's over en beantwoordt vragen over neerslag.

Stap 2

Je leest een tekst over de neerslaghoeveelheid in Nederland en beantwoordt daar vragen over.

Stap 3

Je leest een aantal pagina's over (soorten) wind en beantwoordt daar vragen over.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippen

De begrippen gaan over allerlei vormen van neerslag.

Eindopdracht A

Kies je voor eindopdracht A: dan maak je een toets.

Eindopdracht B

Kies je voor eindopdracht B: dan bekijk je eerst een instructievideo en gaat daarna een barometer maken.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

  • een stuk karton
  • rietjes
  • ballon
  • elastiekjes
  • een schaar
  • een potje
  • kleurviltstiften
  • plakband

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Neerslag

Bestudeer uit de Kennisbank Het weer de pagina's:
Temperatuur, Neerslag en Soorten regen.

Het weer


Je bekijkt eerst een aantal video's.
Daarna beantwoord je de vragen erover.

 

Video Waar komt regen vandaan?*

Video Regen, hagel en sneeuw

Video De waterkringloop

Video De regenboog

Video Soorten regen

Video Hoe ontstaat een regenboog?

Video Het sneeuwt!*

*Deze video is voor leerlingen in het basisonderwijs, maar laat wel duidelijk zien hoe regen en sneeuwvlokken ontstaan.

Stap 2: Neerslaghoeveelheid

Sommige mensen denken dat het in Nederland altijd regent.
Dat valt over het algemeen wel mee.

Lees onderstaande tekst over de neerslaghoeveelheid in Nederland.
Maak daarna de oefening en geef aan of de stellingen waar of niet waar zijn.

Nederland wordt wel eens een regenland genoemd. Toch gaan er in een normaal jaar altijd nog 131 dagen voorbij zonder ook maar één spatje regen. Op de overige dagen valt er in ons land gemiddeld over het land ongeveer 800 millimeter neerslag gedurende 580 uur.

De meeste regen valt gewoonlijk in de zomermaanden, maar dat betekent niet dat het dan ook vaker regent.
De regen valt dan met grotere hoeveelheden ineens en is dan in het algemeen van kortere duur dan in de winter.
De meeste neerslag valt in juni. In deze maand valt er in totaal vaak iets meer dan 80 mm neerslag.

De droogste plek van Nederland vinden we in het midden van Limburg. Daar valt de minste neerslag, gemiddeld minder dan 700 mm per jaar.
De meeste kans op een droge dag heb je in april, dan valt er in Nederland namelijk gemiddeld de minste neerslag. In april valt gemiddeld maar net iets meer dan 40 mm neerslag.

In ons grillige klimaat kunnen de cijfers echter van jaar tot jaar en van dag tot dag behoorlijk verschillen. Tijdens zware buien kan er 's zomers plaatselijk wel meer dan 100 millimeter op een dag vallen.
De grootste neerslaghoeveelheid ooit in één etmaal op een weerstation van het KNMI (Voorthuizen, augustus 1948) gemeten bedraagt ruim 200 millimeter.

Bron: www.knmi.nl

Stap 3: Wind

Windrichting indicator

Bestudeer uit de Kennisbank de volgende pagina's:

  • Luchtdruk
  • Luchtdruk: wind
  • Passaat en moesson
  • Windsnelheid
  • Onweer

Het weer


Maak nu de volgende oefening.

Afronding

Begrippen

Passaat
Winden die waaien tussen de 30° Noorderbreedte en 30° Zuiderbreedte.

Moesson
Winden bij de evenaar die elk half jaar van richting veranderen.

Temperatuur
Hoe warm of koud het is.

Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terechtkomen.

Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhoog gestuwd wordt.

Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar.

Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.

Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden.

Storm
Een zeer krachtige wind met een windkracht van minimaal 9 Beaufort.

Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting.

Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak.

Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.

Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.

Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.

Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.

Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.

 

 

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Neerslag en wind'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

 

Eindopdracht B: Barometer maken

Je gaat samen met een klasgenoot een barometer maken.
Bekijk de volgende video aandachtig, want je gaat de barometer maken zoals hier wordt uitgelegd.

Verzamel de spullen die je nodig hebt, zoals te zien in het filmpje.
Maak de barometer op de manier die in het filmpje getoond wordt.
Je kunt de video af en toe stil zetten om de instructies te kunnen volgen.
Het zou mooi zijn als je, bij een veranderende luchtdruk, de barometer ook kunt testen.

Klaar?
Laat de barometer beoordelen door jullie docent.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Heb je de vragen van de quiz over neerslag goed beantwoord?
    Als dat zo is, wist je toch al het een en ander over neerslag!

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je aangeven met welke instrumenten je luchtdruk en windsnelheid kunt meten?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over allerlei soorten neerslag, luchtdruk en wind?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht B
    Vond je het leuk om een barometer te maken samen met een klasgenoot?
    Hoe verliep de samenwerking?

Extreme klimaten

Extreme klimaten

Intro

Het klimaat van beide polen is extreem koud.
In het midden van de aarde, rond de evenaar is het klimaat extreem warm.

Denk je dat er veel mensen wonen in deze gebieden?
Waarom wel of waarom niet?

In deze opdracht kijken jullie hoe het is om te wonen in extreem warme of extreem koude omstandigheden.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • benoemen wat wordt verstaan onder extreme klimaten.
  • aangeven met voorbeelden hoe de leefomstandigheden zijn in de poolgebieden.
  • aangeven met voorbeelden hoe de leefomstandigheden zijn in de woestijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt omschrijven wat extreme klimaten zijn en hoe de leefomstandigheden in zulke gebieden zijn.

Aan de slag
Stap Activiteit

Stap 1

Je leest informatie over koude klimaatzones. Je beantwoordt vragen en zoekt informatie op internet voor de antwoorden.

Stap 2

en

Je bekijkt video's over het leven in de woestijn en in Groenland. Aan de hand van een aantal punten verzamel je informatie op internet. Je hebt deze voor de eindopdracht nodig.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippen

De begrippenlijst gaat over begrippen die te maken hebben met weer en klimaat.

Eindopdracht

Je schrijft een brief aan een klasgenoot (en de klasgenoot een brief aan jou) over het leven in een extreem klimaat.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Poolgebied en woestijn

Op aarde zijn verschillende klimaten.
Er zijn verschillen in de flora en fauna in de verschillende klimaatzones.

Bestudeer in de Kennisbank de pagina's over de droge klimaatzone en de koude klimaatzone.

Weer en klimaat


In deze opdracht gaan jullie uitzoeken hoe het is om in het Noordpoolgebied of in de woestijn te wonen.
Gebruik internet om het antwoord te vinden op de volgende acht vragen.

 

Stap 2: Woestijn of Groenland

Tasiilaq - Groenland

Bekijk de volgende twee video's.

De eerste video gaat over Groenland. Wat is een andere benaming voor Eskimo's?

Andre op aarde - Klimaatverandering

De tweede video gaat over het leven van Mohamed en zijn familie in de woestijn.
Hoe noem je het volk wat in de woestijn leeft?

Leven in de woestijn

Vervolgens gaan jullie informatie verzamelen.
De gegevens die jullie verzameld hebben, kun je straks gebruiken voor het maken van het eindproduct.

Afronding

Begrippen

Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.

Tropische regenklimaten
De warme klimaten.

Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.

Tropisch regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar).

Droge klimaten
Klimaten met weinig neerslag.

Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).

Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).

Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.

Poolklimaten
De koude klimaten.

Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3 °C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0 °C en 10 °C.

Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3 °C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0 °C.

Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0 °C.

Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.

Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.

Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.

Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.

Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.

Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droog valt.

Zomergroen loofwoud
Loofbos waar de bomen en struiken in de winter hun blad verliezen.

Moeras
Een drassig gebied vooral bestaande uit organisch materiaal (planten en dieren).

Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren.

Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.

Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.

 

 

Eindproduct: Brief schrijven

De eindopdracht maak je samen met een klasgenoot.
Jullie schrijven elkaar een brief over het leven in het klimaat dat jullie hebben onderzocht.

Een van jullie schrijft een brief over het leven in het Noordpoolgebied.
Beeld je in dat je daar woont en dat je vanuit dat perspectief een brief schrijft over de leef- en woonomstandigheden daar. Je doet dat op basis van alles wat je hebt opgezocht in stap 2.
De ander schrijft een brief over het leven in de woestijn, vanuit het perspectief dat je er woont.

In de gereedschapskist krijg je tips hoe je een brief schrijft.
Schrijf de brief in minimaal 200 en maximaal 400 woorden.
Je mag er ook afbeeldingen bij zoeken.
Let erop dat de brieven niet te veel taalfouten bevatten.

Klaar?
Wissel de brieven onderling en lees elkaars brieven.
Lees de beoordelingscriteria in de gereedschapskist nog even door.
Lever de brieven daarna in bij jullie docent.

Deze zal de brieven beoordelen op:

inhoud: heb je alle informatie uit stap 2 gebruikt voor je brief?
inhoud: heb je een goed beeld gegeven van de leefomstandigheden?
vorm: ziet je brief er verzorgd uit, heb je afbeeldingen toegevoegd?

Brief schrijven

Een brief is een goede manier om aan iemand te laten weten wat je van een bepaald
onderwerp vindt of iemand te vragen om in actie te komen rond een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Heb je antwoord kunnen geven op de gestelde vraag?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je omschrijven hoe de leefomstandigheden in de poolgebieden zijn?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of had je al een voorstelling van het extreme leven in de woestijn en in het poolgebied?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het leuk om je in het leven op pool- en/of woestijngebied te verdiepen?
    Hoe verliep de samenwerking?

Opwarming van de aarde

Opwarming van de aarde

Intro

De temperatuur op aarde stijgt steeds een beetje.
Dat lijkt misschien een fijn idee, maar de gevolgen zijn erger dan je denkt.

Bekijk de video. Daarin zie je wat de gevolgen zijn als de temperatuur steeds een graad stijgt.

Welke basisbehoeften worden bij temperatuurstijging aangetast?
Noem er twee.

In deze opdracht kijk je naar de gevolgen van de opwarming van de aarde als gevolg van het broeikaseffect.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht Mara:

  • het begrip versterkt broeikaseffect omschrijven.
  • uitleggen dat de oorzaak van het versterkt broeikaseffect de toename van broeikasgassen in de atmosfeer is. Ik kan ook uitleggen waarom er veel koolstofdioxide in de atmosfeer komt.
  • omschrijven dat de toename van broeikasgassen in de atmosfeer leidt tot een stijging van de temperatuur. Ik kan minimaal drie mogelijke problemen beschrijven die het gevolg zouden kunnen zijn van een stijging van de temperatuur.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je ziet recente klimaatverandering als onderdeel van een kringloop en je analyseert veranderingen in oceanen en atmosfeer in de tijd.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bestudeert de Kennisbank met informatie over klimaatverandering. Je bekijkt video's en je maakt een oefening over de belangrijkste klimaatveranderingen.
Stap 2 Je bekijkt wat de gevolgen kunnen zijn voor het niveau van het zeewater, als de temperatuur wereldwijd stijgt. Je bekijkt op een site welke delen van Nederland dan onder water kunnen komen te liggen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen hebben te maken met de opwarming van de aarde.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets.
Eindproduct B Kies je voor eindopdracht B: dan maak je een collage over 'Nederland en het broeikaseffect'.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • een papier
  • (kleur) potloden

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Opwarming van de aarde

Bestudeer de Kennisbank en bekijk de video in de Kennisbank.

Klimaatverandering


In de volgende video zie je de invloed van de opwarming van de aarde op het leven van de pinguïns op de Noordpool.
Vormt de opwarming een bedreiging voor de pinguïns?

Pinguïns en het broeikaseffect



Het klimaat verandert door de toename van CO2 in de dampkring.
Wat voor gevolgen zal de klimaatverandering hebben voor Nederland?
Noem er minstens twee.

Ons klimaat verandert

Stap 2: Hoe snel stijgt het water?

Als de temperatuur op aarde stijgt, stijgt de zeespiegel. Dat is zeker.
Hoe snel dat gaat, weet niemand precies.
De ene wetenschapper heeft het over millimeters per jaar. Anderen praten over enkele of zelfs tientallen centimeters.
Het is moeilijk te meten, omdat het zeespiegelniveau sowieso op elk moment anders is.
Het is ook niet helemaal duidelijk hoe snel de opwarming van de aarde gaat.
Als al het ijs op Groenland smelt, zou de zeespiegel met ongeveer 7 meter stijgen, denkt men.

Op de website van flood.firetree.net kun je zien welke delen van de wereld onder water komen te staan bij verschillende stijgingen van de zeespiegel.

 

Afronding

Begrippen

Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.

Versterkt broeikaseffect
Het versterken van het vasthouden van de zonnewarmte door de atmosfeer door de mens.

Broeikasgas
Gassen die warmte van de zon opnemen en dit weer uitstralen.

IJstijden
Een koude periode op aarde. Ook wel glaciaal genoemd.

Zeespiegelstijging
Het stijgen van de zeespiegel als gevolg van de opwarming van de aarde door het versterkt broeikaseffect.

(Land)ijs
Een dikke laag ijs op het land.

Klimaatverandering
Het gemiddeld weertype of klimaat verandert over een bepaalde periode.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Opwarming van de aarde'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

 

Eindopdracht B: Collage

Je gaat een collage maken met als titel ‘Nederland en het broeikaseffect´.

In de collage moet duidelijk zijn wat de gevolgen van de klimaatverandering en stijging van de zeespiegel zijn voor Nederland.
Zoek afbeeldingen en informatie op internet over dit onderwerp.
Kijk in de gereedschapskist voor meer tips.

Klaar?
Lever je collage in bij de docent. Hij/zij zal de collage beoordelen.

Gelet wordt op de volgende punten:

  • Is op de collage duidelijk zichtbaar wat de gevolgen zijn voor Nederland?
  • Bestaat de collage uit voldoende afbeeldingen en informatie over de gevolgen?
  • Is de collage met zorg gemaakt?

Collage maken

Een collage bestaat uit knipsels die op een ander papier geplakt zijn en samen een nieuwe afbeelding vormen.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Heb je na het bekijken van de video twee basisbehoeften kunnen noemen die veranderen bij temperatuurstijging?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen wat wordt verstaan onder het versterkt broeikaseffect?

Hoe ging het?

Inhoud

  • Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over de opwarming van de aarde en het versterkt broeikaseffect?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht B
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je op de collage de gevolgen van klimaatverandering goed in beeld gebracht?

Afsluiting

Kennisbanken

Het thema 'Weer en klimaat' bestaat uit de volgende Kennisbankitems.

Eindopdracht

Je hebt alle opdrachten van het thema 'Het weer en klimaat' gemaakt.
Je sluit het thema af met het maken van 'Het Grote Weer of Klimaten spel'.
In het spel verwerk je allerlei informatie en afbeeldingen over verschillende soorten klimaten en over verschillende weertypen.

Bedenk samen met een klasgenoot wat voor soort spel jullie gaan maken.
Voor tips over hoe je een spel maakt, kun je kijken in de gereedschapskist.
Voor het maken van het spel krijgen jullie ongeveer 2 uur de tijd.

Als jullie het spel klaar hebben, kunnen jullie het spelen samen met een aantal klasgenoten.

Klaar?
Hebben jullie getest of het spel werkt?
Kijk nog even voor de beoordelingscriteria in de gereedschapskist.
Lever het spel daarna in bij jullie docent.

Hij/zij zal het spel beoordelen op een aantal punten:

  • inhoud: hebben jullie een spel gemaakt waar allerlei informatie over weer en klimaat in verwerkt is?
  • inhoud: zijn de spelregels zodanig opgesteld dat het duidelijk is hoe het spel gespeeld moet worden?  
  • vormgeving: is jullie spel origineel en ziet het er mooi vormgegeven uit? Bevat het geen fouten?

Spel maken

Een spel is een creatieve manier om informatie te presenteren. Een deel van de lesstof verwerk je in een spel en door deze te spelen onthoud je de kennis beter. Er zijn veel verschillende soorten spellen waarin je informatie kunt verwerken. Denk bijvoorbeeld aan ganzenbord, memory, galgje, een kaartspel, een dominospel, enzovoorts.

 

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Verderkijker

Verderkijker

Aan het eind van dit thema vind je de 'verderkijker'.
De verderkijker biedt een selectie bij het thema passende videofragmenten.

SCHOOLTV
De filmpjes van SchoolTV gaan over weer en klimaat.

- Klimaatverandering: het klimaat nu
- Hoe intense hitte ons bedreigt
- Wat zijn de gevolgen van droogte in Nederland?

Terugkijken

Intro

  • Lees de Inleiding van dit thema nog eens door.
    Kreeg je bij het lezen een goede indruk waar dit thema over gaat?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je de klimaatzones benoemen en aangeven in welke volgorde je ze tegenkomt als je van de evenaar naar een van de polen reist?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor dit thema was ongeveer 15 uur gepland.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
    Had je voldoende tijd om alle opdrachten te maken en als eindopdracht een spel te maken?
  • Inhoud
    In dit thema kwamen weer en klimaat uitgebreid ter sprake.
    Kun je aangeven waardoor de opwarming van de aarde wordt veroorzaakt en welke gevolgen dat kan hebben?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Vond je het leuk om een spel te maken over het weer en klimaat?
    Kreeg je daardoor meer overzicht van alle onderwerpen die in dit thema behandeld zijn?
    Hebben jij en je klasgenoten prettig samengewerkt bij deze opdracht?
  • Het arrangement Thema: Weer en klimaat - hv123 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-25 12:12:31
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Weer en klimaat' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor HAVO en VWO leerjaar 2. In het thema "Weer en klimaat 1" worden zes verschillende onderwerpen besproken. Het onderwerp "Aarde en zonnestelsel" legt uit wat een zonnestelsel is en verklaart hoe sommige planeten licht uitstralen. Verschillende begrippen komen aan bod, zoals dwergplaneten, planetoïden, kometen, planeten en dwergplaneten. Daarna wordt de focus verlegd naar de planeet Aarde en de geografische coördinaten die we op aarde gebruiken, waarbij termen als meridiaan en nulmeridiaan ter sprake komen. Door de positie van de aarde ten opzichte van de zon ervaren we seizoenen, en er wordt extra uitleg gegeven over deze seizoenen en wanneer ze plaatsvinden. Het tweede onderwerp, genaamd "Klimaatzones", legt uit wat het verschil is tussen klimaat en weer. Vervolgens worden vier klimaatzones besproken: het tropische klimaat, gekenmerkt door hoge temperaturen en neerslag; het droge klimaat, met weinig neerslag; het gematigde klimaat, met matige hoeveelheden neerslag en een gematigde temperatuur; en de koude klimaatzone, gekenmerkt door lage temperaturen. Het onderwerp "Klimaten" bekijkt in welke klimaatzones grote steden zich bevinden. Daarna worden klimaatfactoren besproken die bepalen welk klimaat zich waar bevindt. Factoren zoals de nabijheid van de polen, de zee en bergen hebben invloed op de temperatuur en neerslag. Termen zoals loefzijde, lijzijde, stuwingsregen, stijgingsregen, zeestromingen, aanlandige wind en aflandige wind worden hierbij behandeld. Het onderwerp "Neerslag en wind" begint met een bespreking van neerslag, waarbij onderwerpen als regen, hagel, sneeuw, de waterkringloop, de regenboog en verschillende soorten regen aan bod komen. Vervolgens wordt de hoeveelheid neerslag behandeld en hoe zowel te weinig als te veel neerslag problemen kunnen veroorzaken. Tot slot wordt wind besproken, waarbij begrippen als luchtdruk, passaat, moesson, windsnelheid en onweer aan bod komen. Het onderwerp "Extreme klimaten" vergelijkt het woestijngebied met het poolgebied en onderzoekt hoe het is om in dergelijke gebieden te wonen. Het laatste onderwerp, "Opwarming van de aarde", bespreekt de problemen die ontstaan door de opwarming van de aarde, zoals bosbranden, droogte, overstromingen en woestijnvorming. Er wordt dieper ingegaan op het grootste probleem van Nederland, namelijk de strijd tegen het water, zowel door rivieren als door zeespiegelstijging.
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 3; VWO 3; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Verschillen tussen klimaten op aarde; Broeikaseffect; Aarde in het zonnestelsel en heelal; Systeem aarde; Klimaatverandering in het heden; Aardrijkskunde; Klimaat; Exogene processen;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    14 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    aardrijkskunde, arrangeerbaar, extreme klimaten, hv123, klimaatzones, neerslag en wind, stercollecties, vwo123, weer en klimaat, zonnestelsel

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Aarde en zonnestelsel - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/76068/Aarde_en_zonnestelsel___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Extreme klimaten - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/52493/Extreme_klimaten___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Klimaatzones - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/52490/Klimaatzones___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Klimaten - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/52491/Klimaten___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Neerslag en wind - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/76069/Neerslag_en_wind___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Opwarming van de aarde - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/52494/Opwarming_van_de_aarde___hv123

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Weer en Klimaat-1 D-toets

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.