Thema: Grenzen en identiteit - hv12

Thema: Grenzen en identiteit - hv12

Thema Grenzen en identiteit

Inleiding

Dit thema heeft als titel 'Grenzen en identiteit'.
In dit thema gaat het over:

  1. Cultuur
    Je leert dat er verschillende culturen op aarde voorkomen.
    Je leert over verschillende cultuurgebieden: over groepscultuur, over identiteit, inwoners, godsdienst, geloof en tradities.
  2. Grenzen
    Je leert over soorten grenzen tussen verschillende landen en regio's en hoe grenzen kunnen veranderen.
  3. Europa
    Je leert over betekenis van Europa en Europese Unie, over de overeenkomsten en verschillen tussen EU-landen. Je leert welke betekenis de EU heeft voor de inwoners van Europa.

Introductie - opdracht

In dit thema 'Grenzen en identiteit' staan drie begrippen centraal: Cultuur, Grenzen en Europa.
De plek waar je geboren bent en waar je woont, bepaalt mede wie je bent en wat je belangrijk vindt: het is een deel van jouw identiteit.

Om je eigen identiteit een beetje vorm te geven ga je een collage maken.
Je verzamelt afbeeldingen en woorden die horen bij jou, bij je woonplaats, bij je land en bij Europa.

Voor tips kijk je in de gereedschapskist.

Collage maken

Een collage bestaat uit knipsels die op een ander papier geplakt zijn en samen een nieuwe afbeelding vormen.

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kan ik:

  Opdracht
het begrip cultuur omschrijven en minimaal vier zaken noemen die tot cultuur worden gerekend.
  • Cultuurgebieden
het begrip cultuurgebied omschrijven en minimaal vijf cultuurgebieden noemen.
  • Cultuurgebieden
herkennen dat er bepaalde leefregels zijn in groepen, die te maken hebben met religie, taal, kleding, gerechten en omgangsvormen.
  • Cultuur en identiteit
  • Cultuur en geloof
de begrippen: immigrant, Nederlander met een migratie-achtergrond en ethnische minderheid omschrijven.
  • Cultuur en geloof
een aantal zaken noemen die specifiek voor een regio zijn en invloed hebben op de regionale identiteit.
  • Regionale identiteit
verschillende soorten grenzen onderscheiden en benoemen dat grenzen voortdurend kunnen veranderen.
  • Grenzen
de betekenis van de Europese Unie voor de Europese landen en inwoners beschrijven.
  • Omgaan met grenzen
  • Europa
herkennen dat er tussen EU-landen verschillen in wetgeving zijn.
  • Omgaan met Grenzen
  • Europa
aangeven wat bedoeld wordt met 'vrij verkeer van mensen' en 'vrij verkeer van goederen'.
  • Omgaan met grenzen
  • Europa
de vijf grootste wereldgodsdiensten benoemen.
  • Wereldgodsdiensten (Extra opdracht)
benoemen waar de grootste wereldgodsdiensten zijn ontstaan en hoe ze zich verspreid hebben.
  • Wereldgodsdiensten (Extra opdracht)

 

Wat ga ik doen?

Het thema 'Grenzen en identiteit' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd in lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5 Collage
Opdracht: Cultuurgebieden 3 Pecha Kucha
Opdracht: Cultuur en identiteit 2 Folder
Opdracht: Cultuur en geloof   2 Feestkalender
Opdracht: Regionale identiteit 2 Affiche
Opdracht: Grenzen 2 Kaart van Europa
Opdracht: Europa 2,5 Infographic
Opdracht: Omgaan met grenzen 2 Reisverhaal
Afsluiting 2 Kwartetspel
Extra:
Opdracht: Polen in Nederland 1 Gevolgenschema
Opdracht: Wereldgodsdiensten 2 Toets
Totaal 20  


De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Cultuurgebieden

Cultuurgebieden

Intro

Nederland heeft een westerse cultuur.
Een cultuur leer je aan doordat je op een bepaalde plek bent geboren en opgroeit.

Mensen in een cultuur hebben bijvoorbeeld taal, godsdienst, een manier van kleden en eetgewoonten met elkaar gemeen.
Een cultuurgebied bestrijkt een groter gebied en gaat over landsgrenzen heen.
De cultuur in deze gebieden komt op veel vlakken overeen, bijvoorbeeld de dominante godsdienst en de manier waarop de maatschappij is ingericht.

Een van die cultuurgebieden is het westerse cultuurgebied, waar ook Nederland bij hoort.

Kun je nog twee landen noemen die bij het westerse cultuurgebied horen?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • het begrip cultuur beschrijven en minimaal vier zaken noemen die tot de cultuur worden gerekend.
  • het begrip cultuurgebied omschrijven en minimaal vijf cultuurgebieden noemen.
  • van deze cultuurgebieden een land noemen dat in dat cultuurgebied ligt.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je verklaart de spreiding van cultuurgebieden op de wereld.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest over begrippen: cultuur, regionale identeit en ethnische minderheid. Je kijkt er video's over. Je maakt een oefening over subculturen.
Stap 2 Je leest over dominante cultuur en de acht cultuurgebieden. Je maakt een oefening waarin je landen koppelt aan cultuurgebieden.
Stap 3 en Je leert over de verschillende eigenschappen van westers cultuurgebied. Je leest een gedicht en van een aantal uitspraken geef je aan waar of niet waar.
Stap 4 Je leert over kenmerken van andere cultuurgebieden, bestudeert kaartjes en geeft antwoord op de vragen daarbij.
Stap 5 en Je leest over voor- en nadelen van het wonen in een viertal steden. Daarna geef je aan welke stad je voorkeur heeft. Maak je eigen lijstje met voor- en nadelen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst bevat begrippen over cultuur en cultuurgebieden.
Eindopdracht Je maakt samen met een Pecha Kucha maken over het verhuizen naar een zelf gekozen stad.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een atlas nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer ongeveer 3 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Typisch Hollands

Cultuur

Een cultuur leer je aan doordat je op een bepaalde plek bent geboren en opgroeit.
Mensen in een cultuur hebben taal, eetgewoonten en andere gebruiken met elkaar gemeen.
Als je in een Nederland opgroeit, krijg je de gewoonten en tradities mee van een westerse cultuur.

Bekijk deze video van Schooltv over dominante cultuur en subculturen.
Lees daarna de tekst over dominante cultuur onder de video.

 

 

Dominante cultuur
Een cultuur kenmerkt zich door een geheel van gedragsregels, omgangsvormen, waarden en normen, tradities, taal, kunstuitingen en religie. Toch is niet iedereen binnen een cultuur precies hetzelfde, niet iedereen eet hetzelfde, kleedt zich hetzelfde of hangt dezelfde ideeën aan. Er zijn meerdere subculturen in een samenleving. Wel is er in elke samenleving een bovenstroom zichtbaar, dat is de dominante cultuur.

 

Regionale identiteit

Binnen Nederland zijn er regio's met een eigen cultuur. Dit noem je regionale identiteit.
Een voorbeeld van regionale identiteit is het Fries in Friesland en het carnaval in Vlaanderen en Zuid-Nederland.
Dit is wat typisch is voor een bepaalde regio, maar niet perse bij de cultuur van een het gehele land hoort.

Bekijk de video van Schooltv over regionale identiteit.
Lees daarna de tekst over regionale identiteit onder de video.

 

 

Regionale identiteit
Veel mensen voelen zich verbonden met de streek, dorp of stad waar zij leven of waar zij geboren zijn. De bewoners van een regio hebben hun eigen dialect of streektaal, lokale geschiedenis en streekgerechten. Elke streek kent zijn plaatsgebonden feesten en lokale helden. Het landschap en bouwstijl van oude gebouwen bepalen het gezicht van de plek. Ook een religie kan specifiek voor een regio zijn. Het zijn allemaal criteria die de regionale identiteit van een streek bepalen.

 

Etnische minderheid

Een etniciteit is een sociaal-culturele identiteit die een bepaalde groep mensen verbindt.
Ze delen bijvoorbeeld nationaliteit, ras, taal en religie met elkaar.
Een etnische minderheid is een benaming voor een bevolkingsgroep die een minderheid vormt in het land waarin ze verblijft.
In Nederland verwijst de term etnische minderheid doorgaans naar immigranten die recent naar Nederland zijn gekomen.

Stap 2: Cultuurgebieden

Als je in Nederland opgroeit, krijg je de gewoonten en tradities mee van een westerse cultuur.
Een cultuurgebied bestrijkt een groter gebied en gaat over landsgrenzen heen. Het is een gebied waarin de bewoners dezelfde dominante cultuur met elkaar delen.
Nederland behoort tot het westerse cultuurgebied. Net zoals Canada bijvoorbeeld, of België.

Als je over de wereld reist, zie je dat er naast de vele overeenkomsten, ook grote verschillen zijn tussen mensen en landen.
Het verschil tussen Nederland en België is minder groot dan dat tussen Nederland en Bolivia bijvoorbeeld. De Zuid-Amerikaanse landen Bolivia en Peru lijken wel weer op elkaar. De Verenigde Staten van Amerika hebben meer gemeen met Canada dan met Mexico.
En zo kun je nog wel even doorgaan. Net zolang tot je de wereld in verschillende cultuurgebieden hebt onderverdeeld.

Met de kenmerken van die dominante culturen kun je de wereld in verschillende cultuurgebieden indelen.
Op de kaart zie je een indeling van de wereld in acht verschillende cultuurgebieden.

Als je de kaart goed bestudeerd hebt, kun je de oefening maken.

Stap 3: Westers cultuurgebied

Elk cultuurgebied heeft verschillende eigenschappen. Lees de omschrijving van het westers cultuurgebied.

Kenmerkend voor het westerse cultuurgebied zijn vrijheid van meningsuiting en godsdienst, gelijkheid, democratie, wetenschap en individualiteit.

De westerse cultuur staat open voor invloeden van buitenaf en past zich snel aan veranderende omstandigheden.
Sinds de West-Europese landen een groot deel van de wereld hebben gekoloniseerd is de westerse cultuur de dominante cultuur in de wereld.

Westerlingen hebben hun sporen op verschillende plekken achtergelaten, maar nemen van die plekken ook wat mee terug. Steeds meer mensen emigreren van het ene cultuurgebied naar het andere en nemen hun eigen cultuur mee. Daardoor veranderen cultuurgebieden voortdurend.
De grenzen van cultuurgebieden kunnen ook langzaam vervagen.


Lees onderstaand gedicht van Mahatma Ghandi (voormalig Indisch politicus, bekend om geweldloze strijd voor vrijheid, vrede en gerechtigheid).

 

Ik wil niet
dat mijn huis
van alle kanten
ommuurd is
en dat mijn ramen potdicht zitten
ik wil
dat de culturen
van alle landen
door mijn huis waaien
zo vrij als maar mogelijk is
maar ik zal mij door geen ervan
omver laten blazen


In de volgende oefening staan een aantal uitspraken.
Zijn ze waar of niet waar?

Stap 4: Acht cultuurgebieden

In een cultuurgebied hebben mensen kenmerken met elkaar gemeen op het gebied van taal, religie en maatschappij (door wie en hoe het land bestuurd wordt).

Lees in de Kennisbank de pagina over 'Cultuurgebieden'.

Bekijk de volgende kaarten:

  • kaart over cultuurgebieden en godsdiensten in de wereld
  • kaart over taalgebieden in de wereld.

In de oefening beantwoord je aan de hand van kaarten de vragen over de acht cultuurgebieden.

Stap 5: Verhuizen

Stel je voor, je gaat verhuizen naar een van de volgende steden:

  • Washington (Verenigde Staten)
  • Nairobi (Kenia)
  • Lhasa (Tibet)
  • Sydney (Australië)

Zoek op een wereldkaart waar de verschillende steden liggen.
Geef aan in welk cultuurgebied elke stad ligt.

Lees daarna de informatie over de vier steden.
Daarna kun je de oefening maken die over deze teksten gaat.

In het monumentale Capitool zetelt
het Amerikaanse Congres.
Washington
Amerikanen zijn trots op hun land. Kijk maar naar hun hoofdstad: Washington DC.
De stad met de vele monumentale gebouwen is zichtbaar de hoofdstad van een supermacht.  De president woont er in het Witte Huis en het Amerikaanse Congres zetelt hier in het Capitool.

Washington DC is een stad van tegenstellingen.
Aan de ene kant werken er veel inwoners voor de overheid, je ziet veel mannen in keurige pakken met stropdas en vrouwen in nette mantelpakjes en plooirokken.
Aan de andere kant is er een groep inwoners met weinig inkomen; de stad heeft hoge criminaliteitscijfers en er zijn wijken waar je beter weg kunt blijven.

In de VS was er een lange tijd een duidelijke rassenscheiding.
Zwarte mensen hadden minder rechten dan witte mensen.
Washington was in 1954 de eerste stad in de VS die haar scholen openstelde voor zowel witte als zwarte mensen. De stad werd een centrum voor de Burgerrechtenbeweging.

In Washington wonen ongeveer 600.000 mensen. Meer dan 50% van de inwoners van Washington bestaat uit zwarte Amerikanen (Afro-Amerikaans) terwijl iets meer dan 30% wit (van oorsprong Europees) is.
Bijna 8% van de bevolking komt oorspronkelijk uit Latijns-Amerika en een kleine 3% is afkomstig uit een Aziatisch cultuurgebied. Natuurlijk is iedereen de Engelse taal machtig.

 

 

Nairobi (Kenia)
Nairobi is de hoofdstad en grootste stad van Kenia. Er wonen ongeveer 4 miljoen mensen.
Je vindt er banken, kantoren, industrie, winkels, restaurants, werkplaatsen, enzovoort. In de winkels en op de markt kun je, naast typische Afrikaanse producten, alles kopen wat je ook in Nederland vindt, van merkkleding tot mobieltjes.
Niet iedereen heeft een goede woning. Nairobi heeft, naast wijken met moderne woningen, ook grote krottenwijken.

Kenia is een kroonkolonie geweest van het Britse Rijk. Sinds 1963 is Kenia een onafhankelijke monarchie met de Britse koningin als staatshoofd. De officiële talen in Kenia zijn het Engels en het Swahili.

Er heerst een tropisch klimaat in Nairobi. De gemiddelde jaartemperatuur is 19º C. In de warmste maand maart is het gemiddeld 20,5º C tijdens de koudste maand in juli 16,8º C.

De hoofdstad van Kenia is multicultureel. In Kenia wonen ongeveer veertig verschillende volken en ze zijn allemaal terug te vinden in de hoofdstad, naast Europese en Aziatische immigranten. Protestanten, rooms-katholieken, moslims, hindoes en mensen met andere godsdiensten leven er naast elkaar. De stad telt veel goede basis- en middelbare scholen en enkele universiteiten.

 

Het Potala is het paleis van
de dalai lama.
Lhasa (Tibet) Lhasa is de eeuwenoude hoofdstad van het Tibetaanse Rijk.
De stad is de traditionele zetel van de dalai lama, de religieuze leider van de boeddhistische Tibetanen. Lhasa betekent letterlijk ‘land van de goden’.
Voor de Tibetanen komt hun godsdienst dan ook op de eerste plaats. Overal kom je kloosterlingen tegen, goed herkenbaar aan hun rode gewaden.

Sinds 1964 is Tibet niet langer als land onafhankelijk, maar is het een provincie van het machtige en veel grotere China. Nu wonen er bijna evenveel Chinezen als Tibetanen in het land. Sinds de Chinese machtsovername leeft de dalai lama in India. In Lhasa wordt natuurlijk Tibetaans gesproken, maar China probeert het gebruik van het Chinees te bevorderen.

Lhasa heeft meer dan een miljoen inwoners en ligt op een hoogte van ongeveer 3.650 m.
De meeste inwoners zijn Tibetaan (ongeveer 80%), maar er is een grote Chinese minderheid (bijna 17%).
Er wonen weinig of geen mensen uit de andere cultuurgebieden.

 

Sydney (grootste stad van Australië)

Sydney is de oudste en grootste stad van het Australië. De stad is in 1788 gesticht door Arthur Philip. Hij begon er dat jaar een strafkolonie voor Britse gevangenen. De eerste tekenen van bewoning zijn veel ouder. Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners van Australië, woonden er al meer dan 30.000 jaar.

Ook nu woont er nog een van de grootste Aboriginalsgemeenschappen van het land, maar ze zijn wel in de minderheid. De meeste inwoners zijn afstammelingen van Europeanen. Verder wonen er veel Aziaten. Sydney is tegenwoordig een echte wereldstad door de grote verscheidenheid aan nationaliteiten en culturen die het herbergt.

De bewoners van Sydney hebben de ruimte. De ruim vier miljoen inwoners zijn verspreid over meer dan 2000 km2. Het stedelijk gebied is zes keer zo groot als Londen of Rome. De stad is rijk, heeft een subtropisch klimaat, veel nationale parken binnen de stadsgrenzen en een grote haven. De voertaal is Engels.

Afronding

Begrippen

Natuurlijke grens
Natuurlijke elementen, zoals een zee, oceaan, rivier, woestijn of gebergte vormen de scheidslijn tussen gebieden.
Kunstmatige grens
Er zijn ook grenzen die je niet kunt zien of die niet natuurlijk zijn. Zo'n grens is er omdat de mens hem gemaakt heeft.
Politieke grens
Een denkbeeldige lijn die twee gebieden van elkaar scheidt. Dit kan gaan om landen, maar ook om gebieden, zoals gemeenten en provincies.
Volk
Een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont met een overeenkomstige cultuur.
Staat
Een gebied dat door landsgrenzen is afgebakend. Een staat onderscheidt zich van een andere staat doordat het een eigen bestuur heeft.
Grensconflict
Een geschil over een grens (afbakening tussen landen of gebieden).
Etnische minderheid
Een kleine groep met een andere cultuur dan de dominante cultuur in een land en die daar in de minderheid is.
Godsdienst
Geloof in een of meerdere goden en alle gewoonten en rituelen die daar bij horen.
Cultuur(gebied)
Aangeleerde zaken zoals taal, gewoonten, tradities, etc. In een cultuurgebied vinden we veel gelijkenissen wat betreft cultuur.
Taal(gebied)
Manier om te communiceren door klanken, letters, woorden en zinnen. Een gebied waarin de bewoners overwegend dezelfde taal spreken, noemen we een taalgebied.
Allochtonen - Nederlander met een migratieachtergrond
Een persoon van wie een of beide ouders in het buitenland geboren zijn. Het betekent letterlijk: 'van een ander land'.

De WRR en het CBS schrappen vanaf november 2016 de woorden allochtoon en autochtoon. Zij zetten daarmee een nieuwe norm voor de overheid. De begrippen zijn niet meer precies genoeg en stigmatiserend. Vanaf nu wordt 'Nederlander met een migratie achtergrond' gebruikt.
Taalgrens
Een afscheiding tussen twee taalgebieden.
Regionale identiteit
De manier waarop de cultuur van een bepaald gebied zich onderscheidt van andere gebieden.
Migratiemotief
Reden waarom een persoon verhuist.
Streekproduct
Een product dat kenmerkend is voor een bepaalde streek.
Vluchteling Mensen die vanwege economische, politieke, etnische of religieuze redenen uit hun eigen land moeten vertrekken.

Eindopdracht: Pecha Kucha

Je gaat verhuizen. Je mag kiezen uit de steden: Sydney, Lhasa, Nairobi en Washington.

Je maakt als eindopdracht een Pecha Kucha waarin je samen met een klasgenoot jouw keuze voor een verhuizing naar een van deze vier steden uitlegt.

Zet de voor- en nadelen op een rijtje.

  • Welke dominante cultuur delen de meeste mensen in de vier steden?
  • In welk cultuurgebied ligt de stad?
  • Welke kenmerken van het westerse cultuurgebied zie je in de steden?

Laat zien welke definitieve keuze jullie hebben gemaakt.
Laat goed uitkomen, in woord en beeld, hoe je uiteindelijk tot je keuze bent gekomen.
De beoordelingscriteria kun je ook terugvinden in de gereedschapskist.

Beoordeling
Jullie docent zal de presentatie beoordelen.
Hij/zij let dan op de volgende punten:

  • De inhoud: je laat in het eindproduct zien dat jullie de teksten en filmpjes hebben gelezen/bekeken en hebben begrepen.
  • De inhoud: je gebruikt goede verklaringen voor je keuze.
  • De vorm: je hebt je keuze ondersteund met verduidelijkend beeldmateriaal.

Pecha Kucha maken

Een Pecha Kucha is een presentatie die bestaat uit 20 slides. Voor iedere slide heb je 20 seconden de tijd om te presenteren, dus je verhaal duurt in totaal 6 minuten en 40 seconden.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Was de intro duidelijk genoeg? Kreeg je wel een indruk over het onderwerp van deze opdracht? Waarom wel of waarom niet?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. De eindopdracht vergt natuurlijk wel de nodige tijd aan voorbereiding.
    Had je genoeg tijd?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?  
    Snapte je na het raadplegen van de gereedschapskist wat een Pecha Kucha was?
    Of wist je dat al?
    Vond je het fijn om de opdracht met z'n tweeën te doen?

Cultuur en identiteit

Cultuur en identiteit

Intro

We zijn allemaal deel van een groep en elke groep heeft zo zijn gemeenschappelijke kenmerken.
In het oog springende kenmerken van een groep zijn taal, dialect en kleding.

In deze opdracht gaat het over kleding en de regels die de omgeving daaraan stelt.
Veel kledingstukken horen thuis in een bepaalde omgeving, daarbuiten vallen ze op.
Denk aan klederdracht of aan religieuze kledingvoorschriften.

Weet je hoe het hoofddeksel op de afbeelding heet?
In welke groep wordt het gedragen denk je?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • herkennen dat er bepaalde leefregels zijn in veel groepen.
    Deze regels hebben te maken met taal, omgangsvormen of religie.
  • aan de hand van een voorbeeld benoemen dat in bepaalde groepen ook specifieke leefregels en kledingvoorschriften zijn.
  • uitleggen aan de hand van een voorbeeld waarom je niet kan spreken van één Nederlandse identiteit.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je herkent het begrip groepscultuur en kunt uitleggen waarom er niet één identiteit bestaat in Nederland.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert over groepscultuur. Je bekijkt foto's over groepen mensen en beantwoordt vragen daarover.
Stap 2 en Je bekijkt een video  over een meisje dat geen hoofddoek mag dragen op school. Je beantwoordt vragen over de video's.
Stap 3 Je leest krantenartikelen over kledingvoorschriften op school (ook voor ouders). Je combineert de ontbrekende titels met de tekst.
Stap 4 Je leert over kledingvoorschriften op school en in andere landen. Ter voorbereiding van een bezoek aan een paar steden, ga je uitzoeken welke kleding gepast is.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst bevat begrippen over cultuur en cultuurgebieden.
Eindopdracht Je gaat een folder maken met ‘Kledingadvies voor dummies’. Je geeft in deze folder algemene adviezen over bepaalde punten aan reizigers.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • een pen, potlood en schaar
  • printer of kopieermachine
  • lijm
  • papier

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Groepscultuur

We maken allemaal deel uit van een groep en iedere groep heeft zo zijn kenmerken.
De mensen in een groep hebben een of meerdere dingen met elkaar gemeen.
Zo zijn Nederlandse burgers allemaal Nederlands, spreken Friesen met elkaar een eigen taal, vieren Nederlanders van onder de rivieren carnaval, hebben moslims een religie met elkaar gemeen en zie je in Staphorst nog steeds veel vrouwen gekleed in traditionele klederdracht.

Veel groepen delen met elkaar bepaalde leefregels. Die regels kunnen te maken hebben met omgangsvormen, taal of dialect of gerechten.
In het oog springt de manier waarop mensen zich kleden. Aan de kleren van mensen kun je soms zien wie ze willen zijn, bij welke groep ze horen en waar ze voor staan.
Vaak hangt kleding nauw samen met de identiteit van een individu of een groep mensen.

De mensen op deze foto's behoren allemaal tot een groep.
Bekijk de foto's goed. Daarna kun je de vraag beantwoorden.

 

Stap 2: Geloof en identiteit

Imane Mahssan is moslim. Vanwege haar geloof wil ze een hoofddoek dragen, ook op school.
Maar de school wil niet dat leerlingen petten, hoeden of andere hoofddeksels dragen.

In deze video vertelt ze welk gevolg het dragen van een hoofddoek op school voor haar had.


In dit videofragment zie je hoe de school op de uitspraak reageerde:



De vragen die je nu gaat beantwoorden hebben betrekking op de video's.

Stap 3: Gepast of ongepast

Lees onderstaande krantenartikelen. Zoals je ziet mist elk artikel een titel.

Na het lezen ga je de juiste titel toevoegen.

Artikel 1:

[...]

Blote navels zijn taboe op het Stanislascollege in Delft. Met de zomer in het vooruitzicht heeft de school leerlingen verboden te korte rokjes, broeken en truitjes in de klas te dragen. Ouders hebben een brief gekregen over ongepaste kleding op school. Directe aanleiding is een aantal meisjes dat vorige week, op de eerste warme dag van het jaar, in naveltruitje naar het Stanislas kwam. Leerkrachten stoorden zich daar dermate aan, dat ze de meisjes erop aanspraken.

In de brief naar de ouders stelt de school geen te korte broeken, rokjes en truitjes te willen zien 'zoals deze worden gedragen op het strand of bij het uitgaan'. Leerlingen die niet gekleed zijn volgens de 'maatstaven' van de school, worden naar huis gestuurd om iets anders aan te trekken, zo waarschuwt de directie.

,,Belachelijk,'' zegt Tomas Brandt, een van de ouders. ,,We hebben geen idee waar dit opeens vandaan komt. Ik heb ook nog nooit signalen gehoord dat kinderen te zomers of te uitdagend gekleed gingen. Eerst dacht ik dat het een verlate 1 aprilgrap was. Maar ik vrees dat het echt waar is.''

Directeur Fons Loogman van het Stanislas bevestigt dat. ,,Wij zijn een werkgemeenschap en daar hoort gepaste kleding bij. Zo staat het ook omschreven in het leerlingenstatuut.''

Loogman stelt dat het vaker voorkomt dat zijn school leerlingen aanspreekt op hun kledingkeuze. ,,Dat gaat meestal persoonlijk. Maar in dit geval vonden we het geen kwaad kunnen ook de ouders er nog eens op te wijzen.'' Wat gepast en ongepast is, is volgens hem ter beoordeling aan de school.

De brief heeft nog niet tot negatieve reacties geleid, zegt Loogman. ,,Er hebben zich juist ouders gemeld die onze brief heel positief noemden.''

Bron: AD


Artikel 2:

[...]

Enkele bevindelijk gereformeerde scholen voor voortgezet onderwijs, waaronder het Van Lodenstein College (VLC) in Kesteren, hebben kledingcoaches aangesteld die leerlingen 'die zich niet netjes kleden' aanspreken op hun uiterlijk. De coaches adviseren de schooldirectie over het kledingbeleid en praten met de ouders van de leerlingen.

Reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs hebben een kledingbeleid, omdat gereformeerden menen dat 'onzedelijke kleding' zoals een te kort rokje niet past in de bijbelse voorschriften. Daarom mogen meisjes ook geen broek dragen en mogen jongens geen lang haar hebben.

'Zo'n kledingcoach kan veel goed doen. We laten onze kinderen natuurlijk niet belachelijk over straat lopen, maar we willen wel dat ze er fatsoenlijk en eerbaar uitzien', zegt Pieter Moens, bestuursvoorzitter van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) en ouder van een leerling op het VLC.
Bij de VGS zijn alle acht reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs aangesloten.

Volgens Moens is het belangrijk dat leerlingen inzien dat het dragen van niet te uitdagende kleding een toegevoegde waarde van hun geloof is. 'Zo'n coach kan dat samen met ouders en school op een positieve manier duidelijk maken', zegt hij. Leerlingen die worden aangesproken door de coach, moeten het gewraakte kledingstuk in het vervolg thuis laten.

Bron: de Volkskrant


Artikel 3:

[...]

De joods-orthodoxe school Jesode Hatora dreigt met sancties tegen moeders van leerlingen die volgens de school al te bloot gekleed gaan bij het naar school brengen van hun kinderen.

Een aantal moeders kreeg de voorbije dagen een brief van de school waarin ze op de vingers werden getikt omdat ze de kledingvoorschriften zouden hebben overtreden.

De orthodoxe Jesode Hatora-school, de grootste en oudste joodse onderwijsinstelling van ons land, legt niet alleen strenge religieuze kledingvoorschriften op aan haar meisjesleerlingen, maar ook aan de moeders. Zo is het verplicht om bij elk contact met de school een rok te dragen die de knie volledig bedekt. Ook het hoofd van de vrouw moet volledig bedekt zijn. Vrouwen moeten te allen tijde panty’s dragen en het is verboden om de nek en de ellebogen bloot te laten.

Moeders die zich niet schikken, riskeren “zeer onplezierige maatregelen”, aldus de school.

De modern-orthodoxe ouders reageren verbijsterd op de brief. “De school probeert ons voor te schrijven hoe we ons moeten kleden. Zij willen dat we onze vrouwen kleden zoals in Afghanistan”, zegt een vader.

Bron: Gazet van Antwerpen

Stap 4: Op reis

Sommige scholen hebben kledingregels.
Ook in verschillende landen of op verschillende plaatsen op de wereld moet je rekening houden met tradities en regels op het gebied van kleding.

En zijn er landen waar een vrouw buitenshuis een hoofddoek moet dragen of waar een korte broek niet gepast is. Ook je schoenen moeten uit op verschillende plekken. Ook ga je niet in badkleding een moskee binnen.

Afronding

Begrippen

Natuurlijke grens

Natuurlijke elementen, zoals een zee, oceaan, rivier, woestijn of gebergte vormen de scheidslijn tussen gebieden.

Kunstmatige grens

Er zijn ook grenzen die je niet kunt zien of die niet natuurlijk zijn. Zo'n grens is er omdat de mens hem gemaakt heeft.

Politieke grens

Een denkbeeldige lijn die twee gebieden van elkaar scheidt. Dit kan gaan om landen, maar ook om gebieden, zoals gemeenten en provincies.

Volk
Een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont met een overeenkomstige cultuur.
Staat

Een gebied dat door landsgrenzen is afgebakend. Een staat onderscheidt zich van een andere staat doordat het een eigen bestuur heeft.

Grensconflict
Een geschil over een grens (afbakening tussen landen of gebieden).
Etnische minderheid
Een kleine groep met een andere cultuur dan de dominante cultuur in een land en die daar in de minderheid is.
Godsdienst
Geloof in een of meerdere goden en alle gewoonten en rituelen die daar bij horen.
Cultuur(gebied)

Aangeleerde zaken zoals taal, gewoonten, tradities, etc. In een cultuurgebied vinden we veel gelijkenissen wat betreft cultuur.

Taal(gebied)

Manier om te communiceren door klanken, letters, woorden en zinnen. Een gebied waarin de bewoners overwegend dezelfde taal spreken, noemen we een taalgebied.

Allochtonen - Nederlander met een migratieachtergrond
Een persoon van wie een of beide ouders in het buitenland geboren zijn. Het betekent letterlijk: 'van een ander land'.

De WRR en het CBS schrappen vanaf november 2016 de woorden allochtoon en autochtoon. Zij zetten daarmee een nieuwe norm voor de overheid. De begrippen zijn niet meer precies genoeg en stigmatiserend. Vanaf nu wordt 'Nederlander met een migratie achtergrond' gebruikt.
Taalgrens
Een afscheiding tussen twee taalgebieden.
Regionale identiteit
De manier waarop de cultuur van een bepaald gebied zich onderscheidt van andere gebieden.
Migratiemotief
Reden waarom een persoon verhuist.
Streekproduct
Een product dat kenmerkend is voor een bepaalde streek.
Vluchteling

Mensen die vanwege economische, politieke, etnische of religieuze redenen uit hun eigen land moeten vertrekken.

Eindopdracht: Folder maken

Stel je voor dat je bij een reisbureau werkt.
Jullie maken een folder over 'kledingadvies voor dummies'.
De folder bevat naast afbeeldingen ook stukjes tekst.
In de gereedschapskist zie je hoe je een folder maakt.

In de folder geef je reizigers algemene adviezen.

  • Wat vinden jullie dat een reiziger moet doen en laten?
  • Waar en wanneer is aanpassing aan de plaatselijke regels gewenst?
  • Waar kun je de plaatselijke gewoontes op kledinggebied links laten liggen?

Beschrijf wat jullie zelf in dergelijke situaties zouden doen.
Geef voorbeelden en zoek er zo mogelijk afbeeldingen bij.

Check nog even de beoordelingscriteria in de gereedschapskist.
Daarna kunnen jullie de folder inleveren bij je docent.
 

Folder maken

Met maken van een folder presenteer je kennis die je hebt opgedaan aan anderen.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Heb je nu wat meer inzicht in de omgangsvormen, kledingvoorschriften etc. van bepaalde groepen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
  • Eindopdracht
    Vond je het leuk om een folder te maken en gegevens te verzamelen over specifieke kledingvoorschriften en gewoontes?
    Verliep de samenwerking met je klasgenoot goed?

Cultuur en geloof

Cultuur en geloof

Intro

De wereld is verdeeld in acht cultuurgebieden.
Dat zijn gebieden waar de meerderheid van de inwoners zich met elkaar verbonden weet vanwege gemeenschappelijke godsdienst, taal en tradities.

In Nederland bevinden zich ook veel mensen die oorspronkelijk uit andere cultuurgebieden afkomstig zijn. En allemaal hebben ze hun eigen feestdagen.

Je ziet hier een omschrijving van een feest uit een ander cultuurgebied.
Kun je aangeven om welk feest het gaat?

Het feest is ter ere van de inwijding van de Tempel.
Het wordt gevierd ter herinnering aan de heugelijke dag dat de Makkabeeën de Tempel in Jeruzalem opnieuw inwijdden, nadat zij de Syriërs verslagen hadden, in het jaar 165 voor de gewone jaartelling.

Het is een joods feest. In het Hebreeuws is het חנכה of חנוכה wat 'inwijding' betekent.
Het feest staat ook wel bekend als 'het feest van de lichtjes' of inwijdingsfeest. Het feest duurt acht dagen.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • verschillende cultuurgebieden van de wereld opnoemen.
  • de begrippen Nederlander met een migratie-achtergrond en immigrant omschrijven.
  • aangeven wat wordt bedoeld met etnische minderheid.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je herkent het begrip groepscultuur en kunt uitleggen waarom er niet één identiteit bestaat in Nederland.

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je leert begrippen als immigratie en Nederlander met een migratie achtergrond. Je leert uit welke landen/cultuurgebieden deze inwoners komen. Je maakt er een oefening over.

Stap 2

Je leert over nationaal erkende feestdagen en zoekt informatie op internet over de betekenis ervan.

Stap 3

Je leert over religieuze feestdagen. Over de betekenis en viering ervan zoek je informatie op op internet.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippen

In de begrippenlijst vind je een aantal begrippen terug die met immigratie en cultuurgebieden te maken hebben.

Eindopdracht A

Kies je voor eindopdracht A, dan maak je een toets.

Eindopdracht B

Kies je voor eindopdracht B, dan maak je een feestkalender met Nederlandse feestdagen en belangrijke feesten uit andere cultuurgebieden.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • een printer
  • Microsoft Word of Microsoft Publisher

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

 

 

 

Aan de slag

Stap 1: Etniciteit

In Nederland wonen veel mensen uit verschillende landen en cultuurgebieden. Er wonen nu bijna 3,3 miljoen mensen uit ongeveer 160 verschillende landen in Nederland. Dat is bijna 20% van de bevolking.
Een op de vijf Nederlanders heeft zijn of haar wortels buiten Nederland.
Deze mensen zijn zelf immigrant of hebben ouders die naar Nederland zijn verhuisd.

Een immigrant is iemand die vanuit het buitenland naar Nederland komt.
Een ander woord voor immigrant is Nederlander met een migratie achtergrond.

Voorbeelden van landen waaruit veel mensen naar Nederland zijn geïmmigreerd:

  • Indonesië
  • Suriname
  • Marokko
  • Turkije

Nederlanders met een migratie achtergrond behoren tot een etnische minderheid.
Lees de pagina 'Etnische minderheid' in de Kennisbank.

Kun je aangeven tot welke cultuurgebieden genoemde landen horen?
En welke godsdiensten in die landen dominant zijn?
Maak de volgende oefening.

Stap 2: Nationale feestdagen

In Nederland kennen we een aantal erkende feestdagen. Dit zijn dagen waarop veel mensen een vrije dag hebben. Het gaat om de volgende feestdagen:

  • Nieuwjaarsdag
  • Goede Vrijdag
  • Pasen: eerste (valt altijd op zondag) en tweede paasdag
  • Koningsdag
  • Bevrijdingsdag (eens in de vijf jaar)
  • Hemelvaartsdag
  • Pinksteren: eerste (valt altijd op zondag) en tweede pinksterdag
  • Kerstmis: eerste en tweede kerstdag

Beantwoord de volgende vragen over erkende feestdagen.

 

Stap 3: Religieuze feestdagen

The Holy Qur'an
(het heilige boek van de moslims)

Hieronder zie je enkele belangrijke feesten van het jodendom, de islam, het hindoeïsme en het boeddhisme.

Feestdagen van deze religies zijn:

Jodendom: Grote Verzoendag, Het Loofhuttenfeest, Chanoeka.
Islam: Het Suikerfeest (Eid-al-Fitr), Het Offerfeest (Eid-Al-Adha), De Bedevaart naar Mekka (Hadj).
Hindoeïsme: Het Holifeest, Het Lichtfeest (Divali).
Boeddhisme:   Songkran, Boeddha-dag, Feest van de tand.

 

Afronding

Begrippen

Cultuur(gebied)
Aangeleerde zaken zoals taal, gewoonten, tradities, etc. In een cultuurgebied vinden we veel gelijkenissen wat betreft cultuur.
Taal(gebied)
Een taal is een manier om te communiceren door klanken, letters, woorden en zinnen. Een gebied waarin de bewoners overwegend dezelfde taal spreken, noemen we een taalgebied.
Regionale identiteit
De manier waarop de cultuur van een bepaald gebied zich onderscheidt van andere gebieden.
Tot een regionale identiteit behoren taal, economische activiteiten, feesten, religie en ook de streekproducten die specifiek voor de regio zijn.
Etnische minderheid
Een kleine groep met een andere cultuur die in een land woont en daar in de minderheid is.
Allochtonen - Nederlander met een migratieachtergrond
Een persoon van wie één of beide ouders in het buitenland geboren zijn. Het betekent letterlijk: 'van een ander land'.
De WRR en het CBS schrappen vanaf november 2016 de woorden allochtoon en autochtoon. Zij zetten daarmee een nieuwe norm voor de overheid. De begrippen zijn niet meer precies genoeg en stigmatiserend. Daarom gebruiken we nu 'Nederlander met een migratie achtergrond'.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Cultuur en geloof'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Feestkalender

Je maakt samen met een klasgenoot een ‘Nieuwe Nederlandse feestkalender’, met daarop niet alleen de Nederlandse feestdagen, maar ook de feestdagen die je in Stap 3 uitgekozen hebt.

Je maakt een kalender het gemakkelijkst in MS-Word of MS-Publisher.
Beide programma's kennen sjablonen voor kalenders.
Je kan hier ook google-spreadsheets voor gebruiken.

Bij elk feest plaats je een foto en een korte beschrijving.
Je kunt kiezen voor een of meer maanden per pagina.
In het eerste geval heb je natuurlijk wat meer ruimte voor afbeeldingen en tekst.

Klaar?
Laat de kalender beoordelen door jullie docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kreeg je bij het lezen ervan gelijk de indruk waar deze opdracht over ging?
    Waarom wel of waarom niet?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Had je tijd voldoende om alles te lezen en de vragen te beantwoorden?
  • Eindopdracht B
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het leuk om een feestkalender te maken?
    Hebben jij en je klasgenoot goed samengewerkt bij het maken van de kalender?

Regionale identiteit

Regionale identiteit

Intro

Tegenwoordig komen we makkelijk op allerlei plekken in de wereld.
Dankzij de technologie kun je met mensen over de hele wereld communiceren.

Ondanks, of misschien wel dankzij deze ontwikkelingen zijn veel mensen geïnteresseerd in de regionale identiteit van een streek.

Er is een grote belangstelling voor streekgerechten, dialecten en de lokale geschiedenis van plekken. Veel dorpen, streken of steden springen daarop in en proberen zo toeristen naar hun streek te lokken.

In de plaats of regio waar jij woont, zijn vast wel gerechten, activiteiten of gewoontes, die typerend zijn voor jouw streek.

Kun je een voorbeeld noemen?

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • een aantal zaken noemen die specifiek voor een regio kunnen zijn en dus van invloed zijn op de regionale identiteit.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je geeft een voorbeeld van regionale identiteit, waaronder in je eigen omgeving.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert over aspecten die deel uitmaken van regionale identiteit. Je leest een krantenartikel over postzegels met afbeeldingen van streekgerechten en beantwoordt vragen daarover.
Stap 2 Je leest over het promoten van streek of plaats. Je bekijkt een video en maakt een lijstje met criteria.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst bevat begrippen over cultuur en cultuurgebieden.
Eindopdracht en Je gaat een affiche maken waarin je een bepaalde streek of plaats promoot. Je neemt daar vijf kenmerken in op.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Papier, lijm en tekenmateriaal.

Tijd
Voor de opdrachten van dit onderwerp heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Streekgerecht

Veel mensen voelen zich verbonden met de streek, dorp of stad waar zij leven of waar zij geboren zijn.
De bewoners koesteren hun dialect of streektaal, lokale geschiedenis en streekgerechten.
Plaatsgebonden feesten en lokale helden zijn populair.
En het landschap en bouwstijl van oude gebouwen bepalen het gezicht van de plek.

Het zijn allemaal aspecten die deel uitmaken van de regionale identiteit van een streek.

Dat mensen veel belang hechten aan de bijzonderheden van hun eigen regio illustreert onderstaand artikel:

PostNL: lekkernijenvel ontwerp Overburen

Utrechters ontstemd: hun streekgerecht ontbreekt op de nieuwe postzegels
​Elke poging om de Nederlandse identiteit te definiëren is vragen om moeilijkheden - daar kan de ontwerper van een nieuwe serie postzegels over meepraten.
Joost Overbeek ontwierp voor PostNL een vel van tien zegels met typische Nederlandse lekkernijen, dat sinds maandag in omloop is. Streekproducten uit tien provincies zijn vertegenwoordigd: van de Bossche bol, Limburgse vlaai en Zeeuwse bolus tot Fries suikerbrood, het Drentse kniepertje en de vermaarde Groninger eierbal.
Twee provincies vissen echter achter het net: delicatessen uit Utrecht en Flevoland ontbreken.

Met name inwoners van de provincie Utrecht laten van zich horen.
Zij zijn van mening dat een Vockingworst - een grauwkleurige leverworst die sinds 1891 in de provincie gemaakt wordt - niet had misstaan op de zegels, meldt RTV Utrecht. Of dan toch op zijn minst een Domtorentje; een bonbon in de vorm van het symbool van de Domstad.

De Amsterdamse ontwerper Joost Overbeek reageert laconiek op de ophef. 'Dat is het leuke van postzegels, mensen kijken er met een loep naar', zegt hij tegen Het Parool. Bovendien betrof de opdracht tien zegels en geen twaalf en werden de lekkernijen geselecteerd door het Kenniscentrum voor Immaterieel Erfgoed.

Overbeek en zijn collega-ontwerpers Maarten Geurink en Ayla Maagdenberg fotografeerden het veelal plakkerige lekkers op een bordje, in een theedoek of direct in de hand.
Rondom het postzegelvel is van alle lekkernijen een omschrijving gegeven. Zo is te lezen dat Groningers zich voornamelijk tijdens het uitgaan tegoed doen aan de eierbal en dat Fries suikerbrood voor 40 procent uit suiker bestaat.’

Bron: de Volkskrant


Noot: PostNL koos niet uit alle twaalf provincies een gerecht omdat een postzegelvel slechts tien postzegels heeft. Ook koos PostNL voor gerechten die ook een landelijke bekendheid hebben, acht gerechten zijn zelfs landelijk verkrijgbaar.  

Stap 2: Promotiecampagnes

Reisbureau's en streekgebonden en plaatselijke VVV's promoten de stad of streek met bijzondere activiteiten in hun omgeving.
Deze video promoot Zutphen in de Achterhoek met de jaarlijkse Nationale Bokbierdag.
Bekijk de video en beantwoord daarna de vragen, die over deze video gaan.

 

Afronding

Begrippenlijst

Natuurlijke grens

Natuurlijke elementen, zoals een zee, oceaan, rivier, woestijn of gebergte vormen de scheidslijn tussen gebieden.

Kunstmatige grens

Er zijn ook grenzen die je niet kunt zien of die niet natuurlijk zijn. Zo'n grens is er omdat de mens hem gemaakt heeft.

Politieke grens

Een denkbeeldige lijn die twee gebieden van elkaar scheidt. Dit kan gaan om landen, maar ook om gebieden, zoals gemeenten en provincies.

Volk
Een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont met een overeenkomstige cultuur.
Staat

Een gebied dat door landsgrenzen is afgebakend. Een staat onderscheidt zich van een andere staat doordat het een eigen bestuur heeft.

Grensconflict
Een geschil over een grens (afbakening tussen landen of gebieden).
Etnische minderheid
Een kleine groep met een andere cultuur dan de dominante cultuur in een land en die daar in de minderheid is.
Godsdienst
Geloof in een of meerdere goden en alle gewoonten en rituelen die daar bij horen.
Cultuur(gebied)

Aangeleerde zaken zoals taal, gewoonten, tradities, etc. In een cultuurgebied vinden we veel gelijkenissen wat betreft cultuur.

Taal(gebied)

Manier om te communiceren door klanken, letters, woorden en zinnen. Een gebied waarin de bewoners overwegend dezelfde taal spreken, noemen we een taalgebied.

Allochtonen - Nederlander met een migratieachtergrond
Een persoon van wie een of beide ouders in het buitenland geboren zijn. Het betekent letterlijk: 'van een ander land'.

De WRR en het CBS schrappen vanaf november 2016 de woorden allochtoon en autochtoon. Zij zetten daarmee een nieuwe norm voor de overheid. De begrippen zijn niet meer precies genoeg en stigmatiserend. Vanaf nu wordt 'Nederlander met een migratie achtergrond' gebruikt.
Taalgrens
Een afscheiding tussen twee taalgebieden.
Regionale identiteit
De manier waarop de cultuur van een bepaald gebied zich onderscheidt van andere gebieden.
Migratiemotief
Reden waarom een persoon verhuist.
Streekproduct
Een product dat kenmerkend is voor een bepaalde streek.
Vluchteling

Mensen die vanwege economische, politieke, etnische of religieuze redenen uit hun eigen land moeten vertrekken.

Eindopdracht: Affiche maken

In de vorige stappen heb je gezien wat herkenbaar is en bedoeld wordt met regionale identiteit.
Je gaat als eindopdracht samen met een klasgenoot een affiche maken.
Stel, je werkt voor een VVV of ander toeristenbureau ergens in Nederland.
Je wilt de streek waarin je woont graag promoten.

Je maakt een wervende affiche voor mensen die de streek willen bezoeken en laat hierop zien wat deze streek bijzonder maakt.
Je laat vijf elementen van een regionale identiteit zien.
Deze regionale kenmerken stel je samen uit informatie die je hebt gevonden op internet of je verzint zelf bepaalde kenmerken.

Klaar?
Als de affiche klaar is, controleren jullie nog even of deze voldoet aan de beoordelingscriteria.
Deze vind je in de gereedschapskist.
Lever de affiche daarna in bij jullie docent.

Beoordeling
De docent beoordeelt jullie affiche op:

  • De inhoud: op het affiche staan een aantal kenmerken van een regionale identiteit.
  • De vorm: het affiche ziet er uitnodigend uit voor toeristen.
  • De taal: het eindproduct bevat niet te veel taalfouten.

Affiche maken

Met een affiche geef je op een aantrekkelijke manier informatie door. Het is een soort
reclameboodschap met afbeeldingen en tekst. Het draait om twee dingen: inhoud en vorm.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    Kun je zelf voorbeelden geven van typische kenmerken van regionale identiteit?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Kon je het binnen de 2 uur redden om de informatie te lezen en opdrachten te maken?
  • Eindopdracht
    Vond je het leuk om een affiche te maken?
    Had je moeite met het bedenken/opzoeken van vijf elementen?
    Waren de tips uit de gereedschapskist daarbij nuttig?
     

Grenzen

Grenzen

Intro

Een land stopt bij zijn landsgrenzen.
Soms is het een duidelijk zichtbare grens, soms is het niet zo duidelijk waar de grens loopt en waarom de grens juist daar loopt.
Ook veranderen de grenzen van een land regelmatig.
In deze opdracht ga je aan de slag met landsgrenzen.
Kun je opnoemen met welke landen Nederland een natuurlijke of kunstmatige grens heeft?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • het begrip grens beschrijven en (met behulp van voorbeelden) uitleggen wat een natuurlijke grens is.
  • uitleggen (met behulp van voorbeelden) wat een niet-natuurlijke of kunstmatige grens is.
  • omschrijven wat wordt bedoeld met een staat of land. Gebruik daarbij het woord grenzen.
  • uitleggen (met behulp van een voorbeeld) waarom grenzen kunnen veranderen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft veranderingen van grenzen.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert over verschillende soorten grenzen. Je leert over de betekenis van volk en staat. Aan de hand van kaarten en de Bosatlas beantwoord je vragen.
Stap 2 Je leert over de verandering van grenzen door een video te bekijken en een vraag te beantwoorden.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen In de begrippenlijst vind je begrippen over grenzen en staten en over volken.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je een toets.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B: dan ga je op een kaart van Europa rivieren, gebergtes en woongebieden aangeven.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • een printer
  • kleurpotloden

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Grenzen

Bestudeer uit de Kennisbank de pagina's 'Grenzen' en 'Volk en staat':

Aan de hand van kaartjes en met gebruik van een Bosatlas maak je nu een oefening over natuurlijke, kunstmatige en politieke grenzen.

Stap 2: Veranderende grenzen

Er zijn verschillende redenen te bedenken waarom grenzen zijn waar ze zijn en waarom ze veranderen.

Bekijk deze video over de grenzen binnen Europa in de afgelopen 1000 jaar.
Na het bekijken van de video maak je de oefening.
De vragen hebben betrekking op deze video.

Afronding

Begrippen

Natuurlijke grens
Natuurlijke elementen, zoals een zee, oceaan, rivier, woestijn of gebergte vormen de scheidslijn tussen gebieden.
Kunstmatige grens
Er zijn ook grenzen die je niet kunt zien of die niet natuurlijk zijn. Zo'n grens is er omdat de mens hem gemaakt heeft.
Politieke grens
Een denkbeeldige lijn die twee gebieden van elkaar scheidt. Dit kan gaan om landen, maar ook om gebieden, zoals gemeenten en provincies.
Volk
Een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont met een overeenkomstige cultuur.
Staat Een gebied dat door landsgrenzen is afgebakend. Een staat onderscheidt zich van een andere staat doordat het een eigen bestuur heeft.
Grensconflict
Een geschil over een grens (afbakening tussen landen of gebieden).
Etnische minderheid
Een kleine groep met een andere cultuur dan de dominante cultuur in een land en die daar in de minderheid is.
Godsdienst
Geloof in een of meerdere goden en alle gewoonten en rituelen die daar bij horen.
Cultuur(gebied)
Aangeleerde zaken zoals taal, gewoonten, tradities, etc. In een cultuurgebied vinden we veel gelijkenissen wat betreft cultuur.
Taal(gebied)
Manier om te communiceren door klanken, letters, woorden en zinnen. Een gebied waarin de bewoners overwegend dezelfde taal spreken, noemen we een taalgebied.
Allochtonen - Nederlander met een migratieachtergrond
Een persoon van wie een of beide ouders in het buitenland geboren zijn. Het betekent letterlijk: 'van een ander land'.

De WRR en het CBS schrappen vanaf november 2016 de woorden allochtoon en autochtoon. Zij zetten daarmee een nieuwe norm voor de overheid. De begrippen zijn niet meer precies genoeg en stigmatiserend. Vanaf nu wordt 'Nederlander met een migratie achtergrond' gebruikt.
Taalgrens
Een afscheiding tussen twee taalgebieden.
Regionale identiteit
De manier waarop de cultuur van een bepaald gebied zich onderscheidt van andere gebieden.
Migratiemotief
Reden waarom een persoon verhuist.
Streekproduct
Een product dat kenmerkend is voor een bepaalde streek.
Vluchteling
Mensen die vanwege economische, politieke, etnische of religieuze redenen uit hun eigen land moeten vertrekken.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Grenzen'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.


Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Kaart tekenen

Als de landsgrenzen in Europa allemaal natuurlijke grenzen zouden zijn, zou de kaart er heel anders uit zien.
Als eindopdracht ga je samen met een klasgenoot een nieuwe kaart van Europa maken.
Download de lege kaart van Europa.
Op de kaart geef je de ligging van een aantal belangrijke rivieren en gebergten aan. Met kleur geef je aan uit hoeveel landen Europa zou bestaan als de landsgrenzen natuurlijke grenzen zouden zijn.

Gebruik de tips in de gereedschapskist voor het maken van een kaart.
Gebruik ook een atlas.

  1. Geef op de kaart van Europa de ligging van de volgende wateren aan:
    • Rijn
    • Donau
    • Elbe
    • Loïre
    • Po
    • het Kanaal
    • de Oostzee

  2. Geef op de kaart ook de ligging van de volgende gebergten aan:
    • Pyreneeën
    • Alpen

  3. Hoeveel landen zouden er volgens jullie in Europa zijn alle de grenzen tussen de landen natuurlijke grenzen zouden zijn?
    Geef de grenzen aan van de landen die er dan zouden zijn.

  4. Geef op de kaart het woongebied aan van de Lappen en de Albanezen.

  5. Geef op de kaart het gebied aan waar mensen Nederlands spreken.

  6. Maak een legenda bij de kaart.

Klaar?
Controleer of je alle punten hebt ingetekend.
In de gereedschapskist vind je de beoordelingscriteria.

Vergelijk jullie kaart met de kaart van twee klasgenoten.
Zijn er grote verschillen? Bespreek de verschillen.
Pas jullie kaart eventueel nog wat aan.

Levert de kaart in bij de docent.

Kaart tekenen

Op een kaart kun je aangeven waar een gebeurtenis heeft plaatsgevonden of gaat plaatsvinden.  

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je onderscheid maken tussen de verschillende soorten grenzen? Kun je het verschil tussen een volk en een staat beschrijven?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over natuurlijke, niet-natuurlijke grenzen, volken en staten?
    Schrijf op welke informatie nieuw voor je was.
  • Eindopdracht B
    Vond je moeilijk om de kaart van Europa in te tekenen?
    Kon je met behulp van de gereedschapskist en atlas alle rivieren en plaatsen vinden?
    Was je binnen de tijd klaar met je eindopdracht?

Europa

Europa

Intro

De landen in Europa zijn op verschillende manieren met elkaar verbonden: geografisch, politiek, economisch en/of cultureel.

Europa bestaat uit 51 landen waarvan 27 landen lid zijn van de Europese Unie. Het Verenigd Koninkrijk is sinds 31 januari 2020 geen lid meer van de EU.

Van de 51 landen liggen er 7 landen gedeeltelijk buiten Europa.

In deze opdracht gaan jullie de verschillende kanten van Europa verder bekijken.
Ook wordt het belang van de Europese Unie belicht.

Bekijk de video van Schooltv over de oprichting van de Europese Unie.
Kun je na het bekijken van de video minstens 3 landen noemen die lid zijn van de Europese Unie?

Video: Het ontstaan van de Europese Unie

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • een reden noemen waarom landen na de Tweede Wereldoorlog gingen samenwerken;
  • minimaal tien landen noemen die lid zijn van de EU en minimaal twee Europese landen noemen die geen lid zijn van de EU;
  • uitleggen wat wordt bedoeld met 'vrij verkeer van personen' en 'vrij verkeer van producten' binnen de EU;
  • een voordeel noemen van de invoering van de euro door een aantal EU-landen.
  • aan de hand van een voorbeeld laten zien dat er tussen de landen van de EU verschillen in wetgeving zijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft de betekenis van de EU voor de inwoners van Europa.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest over Nederlandse burgers die ook Europese burgers zijn. Je maakt samen met een klasgenoot een mindmap.
Stap 2 Je leert over de oprichting van de Europese Unie en beantwoordt vragen daarover.
Stap 3 Je leert over Europa of de EU en het 'Europeaan voelen". Je bekijkt topografische kaarten en beantwoordt vragen daarover.
Stap 4 Je bekijkt een video over de voordelen van EU. Je noemt zelf ook minstens twee voordelen.
Stap 5 Je leert over de voordelen van en bezwaren tegen een lidmaatschap van de EU en waarom sommige landen bezwaar hebben tegen een lidmaatschap. Je bekijkt kaarten en geeft antwoord op de betreffende vragen.
Stap 6 en Je leest een tekst over waarom de EU meer of minder bevoegdheden zou moeten krijgen. Je schrijft argumenten op van voor- en tegenstanders. In overleg met de docent voeren jullie hier een debat over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst bevat begrippen over Europa en de Europese Unie.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A: dan maak je de toets.
Eindopdracht B Kies je voor opdracht B: dan maak je een infographic over Europa.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • een printer

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2,5 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Europeaan

Tussen de landen in Europa zijn in het verleden veel oorlogen geweest.
Daarom besloten zes Europese landen na de Tweede Wereldoorlog met elkaar te gaan samenwerken.
De leiders van deze landen zagen samenwerking als de beste manier om de vrede te bewaren.

Tegenwoordig zijn 27 landen verenigd in de Europese Unie.
We zijn dus niet alleen Nederlandse maar ook Europese burgers.

Geef in de volgende opdracht aan of je niet alleen Europeaan bent maar je je ook zo voelt.

Mindmap maken

Woorden bij een onderwerp bedenken en met elkaar verbinden.

 

Stap 2: Europese Unie

Vlaggen deelnemende landen
Europese Unie

Zes Europese landen richtten in 1952 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op.
Deze zes landen vormden in 1957 de Europese Gemeenschap, de voorloper van de Europese Unie (EU). Vanaf 1973 kwamen er om de paar jaar enkele landen bij.

Sinds 2013 heeft de EU 27 lidstaten. In juli 2013 is Kroatië (voorlopig het laatste) lid geworden en Verenigd Koninkrijk is per 31 januari 2020 uit de EU gestapt.

Bestudeer in de Kennisbank de twee pagina's over het ontstaan van de Europese Unie en bekijk de video in de Kennisbank.

De vragen in de oefening gaan over de Europese Unie.

Stap 3: Europa of EU?

In het dagelijks spraakgebruik hebben we het vaak over Europa terwijl we in feite de Europese Unie (EU) bedoelen. Hetzelfde geldt voor iemand die zich een Europeaan noemt.

Hoe zit het nou? Is een Europeaan iemand die uit de EU komt en een Europees paspoort heeft? Of is het iemand die uit het werelddeel Europa komt?
Maar wat is dan iemand die uit Rusland of Turkije komt, landen die in twee werelddelen liggen?

Vaak kun je ook lezen: 'Je bent een Europaan als je je een Europeaan voelt.'
Maar wat is kenmerkend voor een Europeaan? Wat bindt de Europese burgers?

Misschien kunnen we kijken welk televisieprogramma door honderden miljoenen Europeanen elk jaar in mei bekeken wordt. Dan hebben we het natuurlijk over het Eurovisie Songfestival.

Maak de volgende opdracht. Je bekijkt daarin de volgende topografische kaarten en beantwoord er vragen over.

  1. Europa geografisch
  2. De landen van de Europese Unie
  3. De deelnemers aan het Eurovisie Songfestival (blauw)

Stap 4: Vrij verkeer

Europees Parlementsgebouw Brussel

Bekijk deze video van Schooltv over de voordelen van de Europese Unie.
De vragen die je daarna gaat beantwoorden gaan over deze video.

Stap 5: Wel of niet in de EU

Afgesproken is dat elk land dat lid wil worden van de Europese Unie (EU) aan de volgende eisen moet voldoen:

  • Het moet een democratisch landsbestuur hebben.
  • Het moet de mensenrechten handhaven (en bijvoorbeeld de doodstraf afschaffen).
  • Het moet zijn wetten en regels aanpassen aan die van de andere lidstaten van de EU.

Toch zijn sommige EU-burgers tegen lidmaatschap van deze landen, terwijl de landen wel aan de eisen voldoen. Ook zijn er een aantal Europese landen die wel aan deze voorwaarden voldoen waarbij juist de burgers van dat land geen lid willen worden. Hoe zit dat?

Kandidaat-lidstaten Albanië en Servië zijn arm vergeleken met de lidstaten van de EU. Sommige burgers zitten niet te wachten op (nog meer) armoede in de EU en wijzen daarom het lidmaatschap van deze landen af.
Aan de andere kant is elke uitbreiding tot nu toe goed voor de EU: meer mensen en een grotere markt maken de Europese Unie als geheel steeds welvarender.

Ook vinden sommige EU-burgers kandidaat-lidstaat Turkije er niet in passen omdat het voor het grootste deel in Azië ligt, omdat de meeste burgers in het land islamitisch zijn en omdat de democratie en de mensenrechten in het land onder druk staan. De EU-burgers vinden de Turkse cultuur te veel verschillen van de West-Europese. Andere denken juist dat naarmate de EU meer vergrijst (de gemiddelde leeftijd ligt boven 40 jaar) dat toetreding van een ‘jong’ land als Turkije (gemiddelde leeftijd nog geen 30 jaar) misschien wel heel nuttig is.

Sinds 2010 willen veel EU-burgers dat Griekenland uit de EU vertrekt. Dit omdat de regering van dat land zich niet aan de regels van de EU zou hebben gehouden.

Noorwegen en Zwitserland zijn geen lid van de Europese Unie (EU) en liggen in Europa naast landen die wel lid zijn van de EU. De burgers van deze landen willen geen lid zijn van de EU.

Begin jaren 70 van de vorige eeuw konden Noorwegen, Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Ierland lid worden van de EU. De Noorse regering liet haar burgers op 26 september 1972 hierover stemmen. De meeste Noren stemden tegen. Ook in 1994 stemden de meeste Noorse burgers tegen toetreding tot de EU.

Zwitsers voelen er ook weinig voor om toe te treden tot de EU. Dit land heeft een lange traditie van neutraliteit. Dat wil zeggen: Zwitserland heeft van oudsher geprobeerd zich zo weinig mogelijk te bemoeien met oorlogen die andere landen tegen elkaar voeren. Zo wil het land oorlog buiten zijn grenzen houden. Om die reden sluit Zwitserland zich liever niet aan bij bonden van landen, dus ook niet bij de EU.
Het Verenigd Koninkrijk heeft de Europese Unie verlaten op 31 januari 2020.

Maak nu de volgende oefening over toetreding en democratie van EU-landen.

Stap 6: Meer of minder EU

Lees onderstaande tekst over voor- en nadelen van een lidmaatschap van de Europese Unie.

Meer of minder EU
Lidmaatschap van de Europese Unie (EU) heeft voordelen.
Denk bijvoorbeeld aan het vrije verkeer tussen de lidstaten: binnen de Unie mag je vrij reizen, wonen, werken en studeren.

De vrije handel is goed voor de economie: Nederland verdient veel aan de export van producten. Door samen te werken staan de landen er sterker voor.
Oplossingen vinden voor wereldproblemen zoals de klimaatverandering, conflicten en terrorisme gaat makkelijker als er meer landen met elkaar samenwerken.

Maar de Europese Unie roept ook weerstand op. Lidmaatschap kost geld en veel mensen willen niet dat er te veel besluiten op Europees niveau worden genomen.
Als er een lidstaat in de problemen komt, moet je dat samen oplossen. Dus toen Griekenland in 2009 met een enorme staatsschuld bleek te zitten, moesten de lidstaten gezamenlijk hier een oplossing voor vinden.

Meer of juist minder EU blijft onderwerp van gesprek. Veel burgers van het Verenigd Koninkrijk stemden in 2016 voor een Brexit: vertrek uit de EU. De Britten vonden dat het lidmaatschap te veel verplichtingen met zich meebrengt. Het Verenigd Koninkrijk heeft de Europese Unie verlaten op 31 januari 2020.

Aan de andere kant willen andere lidstaten de samenwerking binnen de EU versterken. Zo besloot de EU in 2017 om juist nauwer samen te gaan werken op het gebied van defensie. Die samenwerking heeft de naam PESCO gekregen, oftewel Permanent Structured Cooperation (permanent gestructureerde samenwerking).


Beantwoord de volgende vragen in de opdracht.
Overleg met je docent of jullie een debat voeren over de standpunten.
Je kunt dan gebruikmaken van de tips in de gereedschapskist.

Debat voeren

Bij een debat hebben twee of meer mensen een verschillende mening over een onderwerp. Deze standpunten worden helder in beeld gebracht door argumenten voor het eigen standpunt te geven, of door de argumenten van de ander met tegenargumenten te bestrijden.

 

Afronding

Begrippen

Vrij verkeer van personen
Binnen de EU zijn er geen binnengrenzen: er is vrije migratie van personen.
Europese samenwerking
De samenwerking tussen de leden van de Europese Unie op het gebied van verkeer, migratie, landbouw en handel.
Import
Het invoeren van goederen in een land.
Export
Het uitvoeren van goederen uit een land.
EGKS
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, opgericht in 1951.
EEG
Europese Economische Gemeenschappen, opgericht in 1957.
EG
Vanaf 1967 ging de EEG 'Europese Gemeenschap' heten.
EU
Na ondertekening van het Verdrag van Maastricht in 1993 ging de EG voortaan 'Europese Unie (EU)' heten.
Vrijhandelsgebied
Er zijn tussen de landen van de EU geen belemmeringen om handel te bedrijven.
Brexit
Groot-Brittannië heeft de EU verlaten op 31 januari 2020, omdat de Britten vinden dat een lidmaatschap te veel verplichtingen meebrengt.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Europa'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.


Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Infographic maken

In de vorige stappen heb je verschillende kanten van Europa en de Europese Unie leren kennen.
In deze eindopdracht laat je zien wat je van het onderwerp Europa weet. Dit doe je door een infographic te maken.
In de gereedschapskist zie je hoe je een infographic maakt en welke ICT-tools je hierbij kan gebruiken.

In de infographic laat je het volgende zien:

  • Een kaart van Europa.
  • De verschillende kanten van Europa: geografisch, economisch, cultureel en politiek
  • In welke stappen en waarom de samenwerking in Europa is ontstaan
  • Minimaal 3 weetjes over taal, bevolking en/of cultuur

Let er goed op dat je alle leerdoelen van het thema in het eindproduct laat zien.

Infographic maken

Een infographic is een tekening of foto (in combinatie met tekst) die informatie geeft over een bepaald onderwerp.

 

Klaar?
Controleer of je alle punten hebt verwerkt.
Kijk voor de beoordelingscriteria in de gereedschapskist.
Laat jullie infographic beoordelen door jullie docent.

Beoordeling
Jullie docent beoordeelt de infographic op de volgende punten:

  • inhoud: heb je alle informatie verwerkt, zit er een kaart van Europa bij.
  • inhoud: heb je de verschillende aspecten van Europa goed belicht.
  • vormgeving: ziet de infographic er verzorgd uit.
  • tijd: heb je de infographic binnen de tijd ingeleverd.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen wat de beweegreden van een land kan zijn om geen lid te worden van EU? Kun je een aantal landen noemen die wel lid zijn?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over de Europese Unie en de oprichting ervan?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht B
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je genoeg informatie kunnen vinden om in een infographic te verwerken?
    Heb je prettig met de klasgenoot samengewerkt om tot een goed eindresultaat te komen?

Omgaan met grenzen

Omgaan met grenzen - hv123

Intro

Dertig, veertig jaar geleden kostte het behoorlijk wat tijd en moeite om met de auto door Europa te reizen, vooral van west naar oost en vice versa.

Tegenwoordig gaat het reizen een stuk gemakkelijker en sneller.

Hoe dat komt?
In deze opdracht zie je welke maatregelen daarvoor genomen zijn.
Als voorbeeldland wordt genoemd: Polen.

Vrijwel zeker heeft toetreding van Polen tot de EU daar mee te maken gehad.
Kun je al uitleggen waarom?

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • minimaal twee redenen noemen waarom reizen binnen Europa tegenwoordig een stuk sneller en gemakkelijker gaat.
  • uitleggen wat wordt bedoeld met 'vrij verkeer van personen' en 'vrij verkeer van producten' binnen de EU.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft de betekenis van de EU voor de inwoners van Europa.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest een reisverslag over reizen binnen Europa in de tijd dat een land als Polen nog geen lid was van de EU. Je beantwoordt twee vragen over grenscontroles.
Stap 2 Je leest een artikel over Polen in de communistische tijd. Je beantwoordt daarna vragen over deze tekst.
Stap 3 Je leest over hoe Polen de infrastructuur heeft verbeterd vanwege het EK voetbal in 2012. Je beantwoordt vragen daarover.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst bevat begrippen over Europa en de Europese Unie.
Eindopdracht en Je gaat een reisverhaal bedenken over een reis die je per auto maakt naar Warschau. Je geeft aan hoe de reis eruit zou hebben gezien als je deze zo'n 40 jaar geleden zou hebben gemaakt.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • een computer met internet
  • pen en papier en/of printer
  • Google Maps

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Grenscontroles

Binnen de landen van de Europese Unie (EU) mogen mensen vrij reizen.
Dat betekent dat er tussen de grenzen van de landen minder gecontroleerd wordt.

Dat was in de jaren 80 van de vorige eeuw wel anders. Toen brachten Joep Bosch en Johan Elzinga kleding, voedsel en andere hulpgoederen naar Polen. Daarmee steunden ze de actie 'Help de Polen de winter door'.
Over hun reis in december 1983 schreven ze dit reisverslag. De tekst van het verslag is ingekort.
Polen was toen nog geen lid van de Europese Unie.

Reis met hindernissen
“We vertrokken op 11 december om 17.40 uur vanuit Schinveld naar Polen. Om 00.30 uur reden we Oost-Duitsland in, waar we de nacht doorbrachten in ons busje bij een temperatuur van -14 graden. Daarna gingen we verder naar de Poolse grens. Bij het laatste tankstation in Oost-Duitsland belden we de thuishaven om te vertellen dat we om ongeveer 13.00 uur Polen zouden inrijden.

Dit pakte heel anders uit. De aankomst aan de grens was om 11.00 uur. De afhandeling verliep goed totdat we bij de Poolse warencontrole aankwamen. We moesten de auto aan de kant zetten. Een Poolse douanebeambte vertelde ons dat alle goederen uitgeladen moesten worden. Daarna kwamen er twee douanebeambten die precies wilden weten wat er in de auto zat. We hadden een lijst waarop stond dat we 300 kilo kleding, 150 kilo levensmiddelen en 30 kilo schoenen bij ons hadden. We moesten 3.000 DM (Duitse marken, dit was in 1983 de munt van Duitsland) betalen aan invoerrechten. Na controle bleek dat er meer levensmiddelen waren en dat betekende nog 4.000 DM erbij. Dus in totaal 7.000 DM. Of we dit maar even wilden betalen.
Dat geld hadden we niet, dus mochten we Polen niet in.

Terug naar Duitsland. Om 15.30 uur waren wij weer op weg naar Helmstedt. Daar kwamen we om 22.00 uur aan. Twee uur later konden we weer opnieuw op weg naar Polen.

Dus weer een koude nacht in de auto in Oost-Duitsland. We sliepen daar van 03.00 uur tot 06.30 uur. Uiteindelijk kwamen wij om ongeveer 16.00 uur in Polen aan. Om middernacht bereikten wij na 56 uur reizen eindelijk Koscierzyna.”

Uit: Geschiedenis 1980-1984 op www.podlasie.nl

 

  1. Heb jij een ervaring met grenscontroles?
    Bespreek je ervaring met een klasgenoot.
  2. Ben je in Europa wel eens gecontroleerd aan de grens?

Stap 2: Polen

Polen in de communistische tijd

Lees de tekst over Polen in de communistische tijd.
Maak daarna de oefening. De vragen gaan over de tekst.

Achter het IJzeren Gordijn
Na de Tweede Wereldoorlog kwam Polen achter het ‘IJzeren Gordijn’ terecht. Polen behoorde tot Oost-Europa. Het was een van de landen die onder invloed van Rusland communistisch was geworden.
De boerenbedrijven en de industrie kwamen in handen van de overheid. De staat bepaalde wat er geproduceerd werd.

Dagelijks leven
Het dagelijks leven in Polen stond onder controle van de communistische partij. Alleen als je lid was van die partij maakte je kans op een goede baan.
Een eigen mening, die anders was dan die van de communistische partij, werd streng bestraft.
De geheime dienst hield personen met Westerse sympathieën goed in de gaten.
Reizen naar het ‘vrije Westen’ was er al helemaal niet bij.

Grens
Tussen West- en Oost-Europa kwam er een grens te liggen, het IJzeren Gordijn.
Het IJzeren Gordijn zat potdicht voor de inwoners van het Oostblok, maar ook West-Europeanen kwamen er maar moeilijk binnen. Dag en nacht bewaakten gewapende wachters de grens. Grensbewaking met prikkeldraad, hekken, muren en mijnenvelden moest voorkomen dat mensen stiekem de grens overstaken.

Einde communistische tijd
In 1989 is er, met de val van de Berlijnse muur, een einde gekomen aan de communistische tijd in Polen. Polen en de andere Oost-Europeanen mochten weer naar andere landen reizen.
Vanaf dat moment zijn de Polen zich steeds meer gaan richten op West-Europa en in 2004 is Polen samen met negen andere landen toegetreden tot de Europese Unie.

Stap 3: Europees kampioenschap voetbal

Lees de onderstaande twee verhalen:

Het is 2010. Een Poolse automobilist slalomt over de weg. Niet omdat de chauffeur dronken is, maar omdat hij de diepe gaten in de weg ontwijkt. Niemand die daar meer van opkijkt: de miserabele staat van de wegen hoort net zo bij het Poolse leven als een vette worst bij het ontbijt. Maar het schaadt de economie van Polen en de reputatie in het buitenland wel.

In 2012 is Polen samen met Oekraïne het gastland voor het Europese kampioenschap (EK) voetbal. Dat Warschau de enige hoofdstad is van Europa waar geen snelweg naartoe loopt, is voor de Poolse regering een schandvlek. De regering probeert die uit alle macht weg te poetsen met de aanleg van een nieuwe snelweg, dwars door Polen. Het project is tot topprioriteit verklaard. Polen wil tijdens het EK Voetbal in 2012 aan de wereld laten zien dat het een modern land is met een moderne infrastructuur (dat is het geheel aan voorzieningen als het wegennet, spoorlijnen, vliegvelden, havens, enz.).

 

Het is 1 december 2011. De snelweg A2 is geopend. De snelweg loopt dwars door Polen van Wit-Rusland naar Duitsland, langs Warschau.
Aan de A1 wordt hard gewerkt. Die snelweg loopt van noord naar zuid, van Gdansk naar de grens met Tsjechië.
Het noordelijke stuk tot aan Torun is voor de zomer van 2012 klaar.
De steden Poznan, Gdansk en Warschau zijn dan onderling met autosnelwegen verbonden.


Maak de volgende opdracht over het Europees kampioenschap voetbal dat in 2012 in Polen en in Oekraïne  plaatsvond.
Voor de antwoorden kun je Google gebruiken, maar ook Google Maps.

Afronding

Begrippen

Vrij verkeer van personen
Binnen de EU zijn er geen binnengrenzen: er is vrije migratie van personen.
Europese samenwerking
De samenwerking tussen de leden van de Europese Unie op het gebied van verkeer, migratie, landbouw en handel.
Import
Het invoeren van goederen in een land.
Export
Het uitvoeren van goederen uit een land.
EGKS
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, opgericht in 1951.
EEG
Europese Economische Gemeenschappen, opgericht in 1957.
EG
Vanaf 1967 ging de EEG 'Europese Gemeenschap' heten.
EU
Na ondertekening van het Verdrag van Maastricht in 1993 ging de EG voortaan 'Europesiche Unie (EU)' heten.
Vrijhandelsgebied
Er zijn tussen de landen van de EU geen belemmeringen om handel te bedrijven.
Brexit
Groot-Brittannië verlaat de EU omdat de Britten vinden dat een lidmaatschap te veel verplichtingen meebrengt.

Eindopdracht: Verslag schrijven

Als eindopdracht ga je een reisverhaal bedenken.
Je gaat tijdens de zomervakantie met de auto naar Polen om daar je vakantie door te brengen. Je wilt om te beginnen Warschau bezoeken.

Schrijf een verslag van je reis vanuit je eigen woonplaats naar Warschau.
Laat daarin zien dat de reis nu heel anders verloopt dan dertig of veertig jaar geleden. Leg ook uit hoe dat komt.

Neem in je verhaal de volgende punten mee.

  • Hoe reis je, met welk vervoermiddel?
  • Wat kom je onderweg allemaal tegen?
  • Welke mensen kom je tegen, welke talen, welke gewoonten?
  • Welke moeilijkheden moet je overwinnen?
  • Neem je alleen maar snelweg, of juist niet?

Maak er een mooi verhaal van dat echt waar zou kunnen zijn.
Zoek er een paar afbeeldingen bij en geef je route aan op de kaart.

Klaar?
Bekijk nog even de beoordelingscriteria in de gereedschapskist.
Lever het reisverslag in bij jullie docent.
In overleg met de docent kun je het reisverslag ook voor de klas voorlezen.

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Snapte je na het lezen van de intro waar deze opdracht over gaat?
    Waarom wel/waarom niet?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Heb je die tijd nodig gehad om de teksten te lezen en de vragen te beantwoorden of had je nog tijd over?
     
  • Eindopdracht
    Vond je het leuk om een reisverhaal te schrijven?
    Vond je het lastig om een vergelijking te maken met zo'n zelfde reis, maar dan zo'n 40 jaar geleden?
    Heb je alle punten kunnen verwerken?

★ Polen in Nederland

★ Polen in Nederland

Intro

In 2004 is Polen lid geworden van de Europese Unie.

Binnen de landen van de Europese Unie (EU) mogen mensen vrij reizen.
Er is 'vrij verkeer van mensen' en 'vrij verkeer van goederen'.

Dat betekent dat er tussen de grenzen van de landen minder gecontroleerd wordt.

Per 1 mei 2007 is de arbeidsmarkt volledig opengesteld voor werknemers uit de landen uit Midden- en Oost-Europa die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden.
Sinds die datum mogen Poolse werknemers zonder werkvergunning in Nederland werken.

Heb je een idee welke werkzaamheden Poolse arbeiders in Nederland doen?
En waar ze werkzaam zijn? Noem twee voorbeelden.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • Een voordeel noemen van het feit dat Poolse werknemers zonder werkvergunning in Nederland mogen werken.
  • Een nadeel noemen van het feit dat Poolse werknemers zonder werkvergunning in Nederland mogen werken.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft de betekenis van de EU voor de inwoners van Europa.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest over de gevolgen die het voor Polen, maar ook voor Nederland heeft om lid te zijn van de EU.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst bevat begrippen over Europa en de Europese Unie.
Eindopdracht Je maakt een gevolgenschema over Polen in de EU. Je verplaatst je niet alleen in de Poolse werknemer maar ook in de Nederlandse werknemer en maakt een lijstje met gevolgen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je het gevolgenschema nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 1 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Gevolgen Polen in EU

Europese wetgeving
Polen is lid van de Europese Unie. Volgens de Europese wetgeving heeft iedere inwoner van een land van de EU het recht om in een ander EU-land te gaan werken.
Werkgevers in Nederland hoeven geen werkvergunning aan te vragen voor werknemers uit Polen. De Poolse werknemer moet wel op dezelfde manier behandeld worden als de burgers van het land zelf.

In de bouw, transportsector en land- en tuinbouw
Elk jaar werken naar schatting zo’n 100.000 Polen in Nederland. Zij werken vooral in de bouw, in de transportsector en in de land- en tuinbouw.
Ze komen hier werken omdat de lonen hier hoger zijn dan in hun eigen land.

Goedkope arbeiders
Werkgevers in de land- en tuinbouw en in de transportsector zijn blij met de komst van de Polen. Zij kunnen op die manier gemakkelijk goedkoop personeel vinden.
Nederlanders die werken in deze sectoren zijn vaak minder blij: “Die Polen pikken onze banen in”.

Wonen in Nederland
Veel Polen hebben moeite met de Nederlandse taal, maar de bereidheid om de taal te leren is groot.
Ruim 40% van de Polen heeft een taalcursus gevolgd.
Polen trekken graag op met andere Polen, maar ze vormen geen gesloten gemeenschap.
Een deel van de Polen is van plan in Nederland te blijven. Maar veel Polen zijn van plan om over enkele jaren terug naar Polen te gaan.

Gevolgen in Polen
Nu veel Poolse werknemers in Nederland (en andere EU-landen) werken, daalt de werkloosheid in Polen snel. Dat gaat zo snel dat er in Polen een tekort is aan bouwvakkers. Bulgaarse en Roemeense werknemers vullen dat tekort aan.

Afronding

Begrippen

Vrij verkeer van personen
Binnen de EU zijn er geen binnengrenzen: er is vrije migratie van personen.
Europese samenwerking
De samenwerking tussen de leden van de Europese Unie op het gebied van verkeer, migratie, landbouw en handel.
Import
Het invoeren van goederen in een land.
Export
Het uitvoeren van goederen uit een land.
EGKS
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, opgericht in 1951.
EEG
Europese Economische Gemeenschappen, opgericht in 1957.
EG
Vanaf 1967 ging de EEG 'Europese Gemeenschap' heten.
EU
Na ondertekening van het Verdrag van Maastricht in 1993 ging de EG voortaan 'Europesiche Unie (EU)' heten.
Vrijhandelsgebied
Er zijn tussen de landen van de EU geen belemmeringen om handel te bedrijven.
Brexit
Groot-Brittannië verlaat de EU omdat de Britten vinden dat een lidmaatschap te veel verplichtingen meebrengt.

Eindopdracht: Gevolgenschema

Gevolgenschema Polen in EU
Als eindopdracht ga je een 'gevolgenschema' maken.
In het gevolgenschema komen de voor- en nadelen van toetreding van Polen tot de EU voor zowel groepen in Nederland als in Polen.

Download nu eerst het Gevolgenschema (Bestand - Downloaden als).

Open het schema in Word en lees de inleiding.

  1. Verplaats je nu eerst in de positie van een Poolse werknemer die in Nederland werkt.
    Vul in het schema de gevolgen voor hem/haar van de toetreding van Polen tot de EU.
  2. Verplaats je vervolgens in de positie van een Nederlandse werknemer.
    Wat zijn voor hem/haar de gevolgen? Noteer ze in het gevolgenschema.
  3. De toetreding van Polen tot de EU heeft ook gevolgen voor sommige Nederlandse werkgevers.
    Schrijf die gevolgen op in het gevolgenschema.
  4. Schrijf tenslotte op wat de gevolgen zijn voor de Poolse economie.

Alles ingevuld?
Vergelijk je schema met het schema van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde gevolgen opgeschreven? Bespreek de verschillen.
Pas je eigen schema eventueel nog iets aan.

Klaar?
Laat het gevolgenschema beoordelen door je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Waarom wel of waarom niet?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je het meeste al over de gevolgen van de aanwezigheid van Poolse werknemers in Nederland? Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het lastig om een gevolgenschema te maken?

★ Wereldgodsdiensten

★ Wereldgodsdiensten

Vooraf

Er bestaan verschillende wereldgodsdiensten waarvan je vast al eens gehoord hebt, zoals het christendom, jodendom en hindoeïsme.

In deze opdracht kijken we naar het ontstaan van de vijf grootste godsdiensten en de verspreiding ervan over de wereld.

Bekijk de afbeelding. Kun je aangeven met welke godsdienst deze afbeelding te maken heeft?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de vijf grootste en bekendste wereldgodsdiensten noemen.
  • benoemen in welke periode van de geschiedenis deze godsdiensten zijn ontstaan en in welke gebieden.
  • aangeven hoe de wereldgodsdiensten over de wereld verdeeld zijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je benoemt de vijf grootste godsdiensten ter wereld en herkent de verspreidingsgebieden.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert over het ontstaan van de vijf meest bekende godsdiensten ter wereld. Je bekijkt een video en vult woorden in in een tekst over de godsdiensten.
Stap 2 Je leest over hoe verspreiding van godsdienst ontstaat. Je zoekt informatie op over termen die ermee te maken hebben.
Stap 3 Je bekijkt kaarten over de verspreiding van wereldreligies en beantwoordt er vragen over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst bevat allerlei omschrijvingen over de wereldgodsdiensten.
Eindopdracht Je maakt de toets over wereldgodsdiensten.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren.

 

 

Aan de slag

Stap 1: Het ontstaan van de wereldgodsdiensten

Bestudeer in de Kennisbank de twee pagina's over wereldgodsdiensten.
Bekijk ook de video in de Kennisbank.

Bekijk nu het volgende filmpje over de verspreiding van de vijf meest bekende godsdiensten van de wereld.

In het filmpje zie je dat de godsdiensten in verschillende perioden van de geschiedenis zijn ontstaan en dat de godsdiensten met verschillende aanleidingen en op verschillende plekken in de wereld zijn ontstaan.

 

Met de geboorte van Krishna ontstond het hindoeïsme ruim voor de andere godsdiensten.
Ongeveer in het jaar 2000 voor Christus ontstond het jodendom met de geboorte van de profeet Abraham.
Het boeddhisme verspreidde zich net als het hindoeïsme vanuit India, na de geboorte van de prins Siddharta Gautama, die later ‘Boeddha’ werd genoemd.
Het christendom ontstond vanaf het jaar 32 na Christus, met de dood van de profeet Jezus.
In 570 na Christus werd de profeet Mohammed geboren waarna de islam ontstond.

Het jodendom, christendom en de islam hadden profeten. De profeten vertelden dat ze boodschappen van God ontvingen en gaven deze door aan de mensen om hen heen. Ze noemden deze boodschappen ‘openbaringen’. Sommige mensen geloofden wat de profeten vertelden en overtuigden daarna ook anderen van het bestaan van hun God. Zo verspreidden de volgelingen de godsdiensten onder de mensen.

Het hindoeïsme en het boeddhisme had geen profeten. Maar ook deze religies verspreidden zich doordat mensen overtuigd raakten van wat Krishna (de grondlegger van het hindoeïsme) en Boeddha (de grondlegger van het boeddhisme) en hun volgelingen aan hen vertelden.


Na het bekijken van de video en het lezen van deze tekst maak je de oefening.

Stap 2: Bekering en migratie

Elke godsdienst begint met een kleine groep van volgelingen die geloven in de ideeën of openbaringen die de stichters van de godsdienst met hen deelden.

In de afgelopen eeuwen zijn de wereldgodsdiensten – met uitzondering van het jodendom – erg gegroeid in het aantal gelovigen en verspreid over grote gebieden.
Deze verspreiding heeft op verschillende manieren plaatsgevonden, door middel van bekering van niet-gelovigen en andersgelovigen en door migratie van gelovigen.

Stap 3: Spreiding

De spreiding van de wereldgodsdiensten

Bekijk de afbeelding over cultuurgebieden en godsdiensten uit de Kennisbank of kijk naar deze afbeelding over verspreiding van wereldreligies.

De vragen in de oefening hebben met deze kaarten te maken.

Afronding

Begrippen

Christendom
Het Christendom is een geloof, waarin de Bijbel en Jezus Christus centraal staan. Christenen geloven in één God, die toch uit drie personen bestaat, namelijk God de Vader, Zijn Zoon Jezus Christus en de Heilige Geest.
Islam
De islam is het geloof van de moslims. Zij geloven in God en noemen Hem Allah, wat de Almachtige betekent. Mohammed is Zijn boodschapper en profeet. De moslims geloven dat de eerste profeet Adam is en de laatste Mohammed.
Hindoeïsme
Het hindoeïsme kent verschillende goden. Het is gevormd uit diverse tradities en heeft niet één bepaalde stichter. Het hindoeïsme kent veel oude geschriften die duizenden jaren oud zijn. De oudste zijn de vier Veda's. Veda betekent 'weten'.
Boeddhisme
Het boeddhisme is zowel een filosofie als een religie. Gautama Boeddha is de stichter van dit geloof. Ze geloven dat de verlichting, de volledige bevrijding van het lijden, bereikt kan worden als je niet meer ontevreden bent over dingen.
Jodendom
Joden geloven in God. Het jodendom is ongeveer 3000-4000 jaar geleden ontstaan, maar het heeft niet echt een stichter. Het is voortgekomen uit vele ideeën en gedachten van profeten.
Migratie(stroom)
Het verhuizen van het ene naar het andere gebied binnen een land (binnenlandse migratie) of van het ene naar het andere land (buitenlandse migratie).
Bekering
Het overgaan of doen overgaan tot een (andere) godsdienst.
Godsdienst
Een geloof in één god (monotheïsme) dan wel in meerdere goden (polytheïsme).

Eindopdracht: Toets

Als eindproduct maak je de toets 'Wereldgodsdiensten'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kreeg je na het lezen ervan al een indruk waar deze opdracht over gaat?Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je meer vertellen over het ontstaan van de verschillende godsdiensten? Kun je aangeven in welke gebieden in de wereld ze voorkomen?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over godsdiensten?
    Kon je informatie vinden over bekering en migratie, hoe godsdiensten zich verspreiden?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.

Afsluiting

Kennisbanken

Het thema 'Grenzen en identiteit' bestaat uit de volgende Kennisbankitems:

Eindopdracht

Je hebt alle opdrachten gemaakt en gaat nu het thema afsluiten.

Je sluit het thema af door samen met een klasgenoot een kwartetspel te maken.
Dit kwartetspel heeft betrekking op alle onderwerpen die in Grenzen en Identiteit zijn besproken.
Hoe je een kwartetspel maakt, kun je lezen in de gereedschapskist.

Het kwartetspel bestaat uit minimaal 24 kaarten:

  • 2 setjes van 4 kaarten die passen bij het begrip 'cultuur',
  • 2 setjes van 4 kaarten bij het begrip 'grenzen',
  • 2 setjes van 4 kaarten bij de begrippen 'Europa' en 'Europese Unie'.

Kwartet maken

Een kwartetspel is een creatieve manier om informatie te presenteren.

 

Klaar?
Heb je alle kwartetkaartjes klaar?
Lees de beoordelingscriteria in de gereedschapskist nog eens door.
Lever het spel in bij de docent.

Beoordeling
Bij de beoordeling van het kwartetspel kijkt je docent naar:

  • De inhoud: komen de belangrijkste termen in het kwartetspel terug?
  • De speelbaarheid: zijn de spelregels duidelijk?
  • De verzorging: is het spel met zorg gemaakt?

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Verderkijker

Aan het eind van dit thema vind je de 'verderkijker'. De verderkijker biedt een selectie bij het thema passende digitale fragmenten uit het archief van Beeld en Geluid.
Voor het thema 'Grenzen en identiteit' zijn tien fragmenten bij zes verschillende onderwerpen geselecteerd.
Om de Teleblikfragmenten te kunnen bekijken moet je ingelogd zijn op Teleblik.

1 Cultuur en identiteit
Hollands nieuws
Kinderen in klederdacht.
Congo, Goma: Kwami Longange Mokobelwa is een 'sapeur': een dandyachtige man die zich elegant kleedt.
Kwami Longange Mokobelwa
Hij experimenteert met allerlei materialen en krijgt veel bewonderende reacties als hij de straat opgaat in een rok gemaakt met stropdassen.

2 Cultuur en geloof
Hemelvaart
Wat is Hemelvaart eigenlijk?
Suikerfeest
In dit fragment aandacht voor acteur Mimoun Oaïssa, die het televisieprogramma 'Het nationale suikerfeest' presenteert vanuit het Concertgebouw in Amsterdam. Na een vastenperiode van een maand wordt de Ramadan afgesloten met het Suikerfeest.

3 Grenzen
Vrijheid, gelijkheid en broederschap
Lied: 15 miljoen mensen

4 Europa
In Europa: 1950
De samenwerking tussen zes landen in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en de vestiging van het hoofdkwartier van de EGKS in Luxemburg.
In Europa: 1950
Dankbaar voor Europa.

5 Polen in Nederland
Polen in Nederland
Het Polen-meldpunt van de PVV waar anoniem klachten over werknemers uit Polen en andere landen in Midden- en Oost-Europa kunnen worden gemeld leidt zowel in de Tweede Kamer als in het Europees Parlement tot ophef.

6 Omgaan met grenzen
Waar was u toen?
Beelden van de val van de Berlijnse muur en verschillende ontsnappingspogingen van oost naar west Berlijn.
Polygoon wereldnieuws
Op 17 augustus 1962 komt de Oost-Berlijner Peter Fechter om bij een geruchtmakende vluchtpoging over de muur. (Uit: Kroniek van de 20ste eeuw)

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Kun je aangeven waardoor grenzen steeds veranderen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je aangeven welke voordelen een lidmaatschap van de Europese Unie heeft voor Europa en zijn inwoners?
    En wat de bezwaren zijn van landen die geen lid willen worden?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 20 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
    Heb je ook tijd gehad om de extra opdrachten te doen over Polen en Wereldgodsdiensten?
  • Inhoud
    In dit thema kwamen cultuur en grenzen uitgebreid aan de orde.
    Kun je uitleggen waarom we niet kunnen spreken van één Nederlandse identiteit?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het leuk om het kwartet te maken op basis van de opdrachten van dit thema?
    Was het gelijk ook weer een mooie opfrisser voor de lesstof die je in de opdrachten hebt behandeld?
  • Het arrangement Thema: Grenzen en identiteit - hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    25-11-2025 12:04:22
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Grenzen en identiteit' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor HAVO en VWO leerjaar 1. In het thema "Grenzen en identiteit" worden negen verschillende onderwerpen besproken. Het eerste onderwerp, genaamd "Cultuurgebieden", bespreekt zowel de typische Nederlandse cultuur als de verschillende regionale identiteiten binnen Nederland. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de diverse cultuurgebieden en religies wereldwijd, met speciale focus op de westerse cultuur. Vervolgens worden vier wereldsteden besproken en wordt onderzocht wat mensen motiveert om daar naartoe te verhuizen. In het onderwerp "Cultuur en identiteit" wordt het begrip groepscultuur uitgelegd, evenals de relatie tussen geloof en identiteit, en de variatie in normen en waarden binnen verschillende geloven en culturen. Het daaropvolgende onderwerp, "Cultuur en geloof", gaat dieper in op verschillende religies en de betekenis van etniciteit. Religies hebben hun eigen religieuze feestdagen, maar er zijn ook nationale feestdagen die worden gevierd. Het onderwerp "Regionale identiteit" behandelt hoe er binnen een land verschillende groepen mensen wonen met hun eigen tradities, waaronder streekgerechten. Het onderwerp "Grenzen" gaat over landsgrenzen en de dynamiek van grensveranderingen en de redenen daarachter. In het onderwerp "Europa" wordt uitgelegd wat de Europese Unie is en wordt benadrukt dat dit niet hetzelfde is als Europa zelf. Het begrip vrij verkeer wordt toegelicht en er wordt besproken waarom landen wel of niet lid willen zijn van de Europese Unie. Het onderwerp "Omgaan met grenzen" beschrijft grenscontroles en gebruikt het voorbeeld van Polen tijdens het communistische tijdperk om de situatie te verduidelijken. Het onderwerp "Polen in Nederland" bespreekt de grote aanwezigheid van Poolse gastarbeiders in Nederland. Het laatste onderwerp, genaamd "Wereldgodsdiensten", legt uit hoe verschillende wereldreligies zijn ontstaan en zich over de wereld hebben verspreid.
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 3; VWO 3; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Europa; Aardrijkskunde; Grenzen en identiteit; Cultuur; Grenzen afbakenen;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    20 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    aardrijkskunde, arrangeerbaar, cultuur, godsdienst, grenzen, hv123, regionale identiteit, stercollectie, vrije handel, vwo123

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen

    VO-content - Toetsen. (z.d.).

    Thema Grenzen en identiteit toetsen

    https://maken.wikiwijs.nl/143662/Thema_Grenzen_en_identiteit_toetsen

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Cultuur en geloof - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/52463/Cultuur_en_geloof___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2018).

    Cultuur en identiteit - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/52462/Cultuur_en_identiteit___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2018).

    Cultuurgebieden - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/107477/Cultuurgebieden___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2018).

    Europa - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/52465/Europa___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2018).

    Grenzen - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/52464/Grenzen___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2018).

    Omgaan met grenzen hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/52466/Omgaan_met_grenzen_hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Polen in Nederland - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/52467/Polen_in_Nederland___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2018).

    Regionale identiteit - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/107553/Regionale_identiteit___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2018).

    Wereldgodsdiensten - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/76063/Wereldgodsdiensten___hv123

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Grenzen en Identiteit D-toets

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.