Aan het eind van het thema kun je:
Opdracht | |
het begrip cultuur omschrijven en minimaal vier zaken noemen die tot cultuur worden gerekend. |
|
het begrip cultuurgebied omschrijven en minimaal vijf cultuurgebieden noemen. |
|
herkennen dat er bepaalde leefregels zijn in groepen, die te maken hebben met religie, taal, kleding, gerechten en omgangsvormen. |
|
de begrippen: immigrant, Nederlander met een migratie-achtergrond en ethnische minderheid omschrijven. |
|
een aantal zaken noemen die specifiek voor een regio zijn en invloed hebben op de regionale identiteit. |
|
verschillende soorten grenzen onderscheiden en benoemen dat grenzen voortdurend kunnen veranderen. |
|
de betekenis van de Europese Unie voor de Europese landen en inwoners beschrijven. |
|
herkennen dat er tussen EU-landen verschillen in wetgeving zijn. |
|
aangeven wat bedoeld wordt met 'vrij verkeer van mensen' en 'vrij verkeer van goederen'. |
|
de vijf grootste wereldgodsdiensten benoemen. |
|
benoemen waar de grootste wereldgodsdiensten zijn ontstaan en hoe ze zich verspreid hebben. |
|