Leeromgeving of ELO
Leeromgevingen noemen we ook wel Electronische Leeromgevingen of ELO's. Het Noorderpoort heeft NELO, Magister ELO.
Een leeromgeving is eigenlijk een school op internet. En net als bij een fysieke school is een school op internet ook ingericht vanuit de onderwijsvisie van de schoolmedewerkers.
Welk onderwijsconcept men ook hanteert: de leeromgeving is de ruggengraat van een opleiding. Er wordt kennis beschikbaar gesteld, studievoortgang vastgesteld, er vindt communicatie plaats tussen gebruikers, er is een mappenstructuur voor lesmaterialen en er kan samenwerkend worden geleerd.
Het verschil tussen een fysieke school en een ELO
- een ELO is 24/7 geopend
- een ELO is bereikbaar vanaf elke plek op de wereld die internettoegang heeft
- leermateriaal kan door een student net zo vaak kan worden bestudeerd als hij of zij dat nodig vindt
Leeromgevingen kun je opdelen in formeel gestructureerde leeromgevingen zoals Fronter (NELO), Blackboard, Magister ELO, It's Learning en vele andere. Belangrijkste kenmerk is dat het docent-georiënteerd is.
De student 'volgt' lessen. Kennisoverdracht en communicatie van docent naar student zijn centrale elementen. De student is in dit concept geen eigenaar van zijn leerproces en van zijn leerproducten. Ook kan de student niet kiezen welke tools hij/zij gebruikt, maar moet deze de door de school aangereikte middelen gebruiken. Er is sprake van een formele leersetting, waarin de student het product is.
De school betaalt voor het gebruik van dit soort ELO. Binnen de leeromgeving is sprake van een rechtenstructuur voor gebruikers. Veelal mag de student lezen en op specifieke plaatsen 'schrijven' (meestal in de vorm van een inlevermap voor werkstukken).
Andere soorten leeromgevingen
De formeel-adhoc leeromgeving
Deze zet je op wanneer en zolang je hem nodig hebt. Voorbeelden hiervan zijn Edmodo en Moodle. Gratis en veelal met geïntegreerde mogelijkheden voor two-way communication mogelijkheden op hetzelfde niveau.
Communicatie van student naar docent en van studenten onderling is in dit concept net zo belangrijk als van docent naar student. Ook hier is geen sprake van het zelf kiezen van tools. Discussie vindt bijvoorbeeld plaats in Moodle in de door de (adhoc) docent gemaakte discussionboard in dit platform. Dit type leeromgeving is bijzonder bruikbaar bij eenmalige of specifieke leerprocessen zoals een cursus. Aan elkaar geknoopt zouden ze overigens prima de plaats van formele leerplatforms kunnen innemen.
Informele leerplatforms
Voorbeelden hiervan zijn Facebook en Yammer, deze leerplatforms worden meer vanuit de gebruikers opgezet. In deze omgevingen ligt de nadruk op discussie en het delen van informatie.
Het is niet de docent die vooraf structureert, maar de gebruiker zelf. De opvatting dat leren niet louter binnen een school plaats vindt ligt aan dit type ten grondslag. De gebruiker is als het ware mede-eigenaar van de leeromgeving. Er is nauwelijks een rechtenstructuur.
De cloud collaboration platforms
Voorbeelden zijn Office 365 en Google+. Hier vind je veel mogelijkheden voor samenwerking en interactie op afstand. Studenten zijn niet gebonden aan een specifieke plek op aarde. Courses in dit type platform zijn dan ook vaak een mondiaal gebeuren.
Wikiwijs
Met behulp van Wikiwijs maak je niet alleen complete lesarrangementen (Wiki's), maar ook kleinere opdrachten.
Kenmerken van zo'n Wiki
- visueel aantrekkelijk
- gestructureerd van opzet
- multimediaal aanbod van leermateriaal: naast tekst worden video’s, geluidsfragmenten, meerkeuzevragen en foto’s opgenomen
Wikiwijs is tevens een website (van Kennisnet) waar je leermateriaal kunt zoeken, plaatsen en delen met andere docenten. Hoe meer lesmateriaal, opdrachten en arrangementen worden geplaatst en gedeeld, hoe groter het gezamenlijke bezit.
Met een Wikiwijs-lesarrangement krijgen studenten (door de docent samengesteld) leermateriaal op gestructureerde wijze aangeboden in de vorm van een webpagina.
Naar Wikiwijs maken
Handleiding Wikiwijs met filmpjes
Tools
Twitterwall
Een Twitterwall is een eenvoudig en gebruiksvriendelijk instrument dat je tijdens allerlei bijeenkomsten in kunt zetten.
Het is een overzicht van alle Tweets rond een bepaald thema. Dit thema kenmerkt zich door middel van een zogenaamde hashtag: het teken # gevolgd door een korte herkenbare tekst of afkorting.
Bijvoorbeeld #noorderpoort is een hashtag die Tweets die betrekking hebben op Noorderpoort weergeeft.
Zo kun je bijvoorbeeld op www.twitter.com bij het zoekveld invullen #noorderpoort.
Voor alle groepsgroottes.
Twitter
Met Twitter kun je korte berichtjes van maximaal 140 tekens via internet versturen (Tweets)
Kenmerken
- Tweets kunnen voor iedereen bestemd zijn (openbaar) of voor een specifieke persoon.
- je kunt real time communiceren met kleine berichtjes vanaf een computer, smartphone of ander mobiel apparaat met internetverbinding.
Iedereen kan op deze manier op elk moment van de dag vertellen waar hij/zij mee bezig is, wat hij/zij van plan is of wat hem/haar bezig houdt. Twitter is bijvoorbeeld goed bruikbaar bij de BPV begeleiding, vooral wanneer een student in het buitenland stage loopt
Je kunt op deze manier personen volgen en anderen kunnen jou volgen.
Voor 1 student: Twitter kan individueel gebruikt worden. Stel een vraag en de student kan antwoorden.
Voor 2-4 studenten: laat een groepje studenten samen brainstormen over een vraag. Al samenwerkend leren de studenten meer over het onderwerp. Als docent kun je weer commentaar geven op de Tweets.
Voor > 5 personen: maak als docent meerdere Tweets met hetzelfde onderwerp. Laat de studenten brainstormen over het onderwerp. Op deze wijze leren ze al samenwerkend meer over het onderwerp. Als docent kun je weer commentaar geven op de ingeleverde Tweets.
Padlet
Deze tool kun je vinden op http://www.padlet.com.
Met Padlet maak je een virtueel prikbord op je laptop. Dit prikbord richt je zelf in met een achtergrond en een hoofdvraag of stelling. Vervolgens laat je dit prikbord (de Wall of de Padlet) zien op het digitale schoolbord.
Studenten gaan naar de Padletsite en beantwoorden de vraag op hun laptop, smartphone of tablet. De link naar deze Padlet kun je vervolgens aan studenten mailen, twitteren, prive houden of op een andere manieren delen.
Voor 1 student: De student maakt zelf een Padlet. Hij/zij kan het uiteindelijke product presenteren, opslaan en evt inleveren.
Voor 2-4 studenten: laat een groepje studenten samen een Padlet maken. De studenten kunnen vervolgens het product presenteren, opslaan en evt inleveren. Op deze wijze leren ze al samenwerkend meer over het onderwerp. Als docent kun je weer commentaar geven op de ingeleverde Padlet.
Voor > 5 personen: maak als docent meerdere Padlets met dezelfde vraag/opdracht. Laat de studenten de gestelde vraag/opdracht samen uiterken. De studenten kunnen vervolgens het product presenteren, opslaan en evt inleveren. Op deze wijze leren ze al samenwerkend meer over het onderwerp. Als docent kun je weer commentaar geven op de ingeleverde Padlet.
Handleiding Padlet
Tricider
Met behulp van Tricider kun je studenten in deze fase van het onderwijsproces leren argumenteren.
Voor 1 student: Stel een vraag en laat de student individueel een antwoord geven. In stap 2 geeft de student argumenten voor het antwoord.
Voor 2 - 4 studenten: Stel een vraag en laat de studenten in een groepje een antwoord geven. In stap 2 geven de studenten argumenten voor het antwoord of reageren op een ander gegeven antwoord. De derde stap is stemmen op het beste idee.
Voor > 5 studenten: zie 2-4 studenten
Handleiding Tricider
Todaysmeet
Stel een vraag via Todaysmeet, deel de link met je studenten (via social media) en zij kunnen direct feedback geven.
Zo simpel is deze tool die vooral gemaakt is voor feedback en brainstormsessies, ideaal voor in de klas dus! Projecteer op een groot scherm de AnswerGarden en laat de ideeën maar komen
Leuke extra optie is dat je de uitkomsten kunt exporteren naar Wordle, zodat je een mooi overzicht hebt na de sessie.
Todays Meet kan als leerinstrument van dienst zijn door studenten op elkaar te laten reageren. Je gebruikt het dan als discussieplatform voor beargumenteerde meningen. Het leuke is dat dit proces ook buiten het klaslokaal kan doorlopen. Het kan bijvoorbeeld als huiswerkinstrument dienen. Elke student voegt een argument toe.
Voor 1 persoon: de docent stelt een vraag of poneert een stelling, de student reageert.
Voor 2-4 personen: idem
Voor 5 personen: idem
Handleiding Todaysmeet
Kahoot
Kahoot stelt je in staat om multiplechoice quizzen te maken die de studenten vervolgens kunnen beantwoorden met hunsmartphon, tablet of laptop.
Toepassen bij Leren
Je kunt Kahoot! inzetten om te checken of de studenten jouw informatie hebben begrepen (bijvoorbeeld aan het eind van een les). Je kunt ook starten met een Kahoot! om te beoordelen of de kennis uit de vorige les is "is blijven hangen"
Die kennis wordt na het spelen van de quiz zichtbaar gemaakt in een Exceldocument. In dat document kan de docent de individuele scores per vraag zien. De student krijgt bovendien inzicht in zijn eigen kennis over dit onderwerp.
Het wedstrijdelement van Kahoot! heeft een enthousiasmerend effect op de student/groep!
Voor de docent: maak een Kahoot! voor de hele klas.
Voor 1 student: laat een student zelf een Kahoot! maken en presenteren.
Voor 2-4 studenten: laat groepjes studenten zelf een Kahoot! maken en presenteren. Laat de studenten vervolgens zelf hun quiz delen met docent / studenten.
Voor >5 studenten: idem
Handleiding Kahoot
Socrative
Met Socrative kan de docent allerlei vragen en stellingen behandelen en bespreken.
De studenten zouden ook zelf een test kunnen maken om zo de leerstof nogmaals door te nemen.
Voor 1 student: laat de student reageren op vragen en stellingen of laat hem/haar zelf een test maken.
Voor 2-4 studenten: ditzelfde kan ook in groepjes. Laat de studenten samen het juiste antwoord bepalen en bespreken.
Voor > 5 studenten: je kunt verschillende groepjes het tegen elkaar laten opnemen.
Quayn
Met Quayn kun je studenten een digitale (oefen)toets laten maken.
Tussentijds toetsen
Wil je tussendoor de kennis van de student toetsen? Dat kan met Quayn. Hierdoor krijg je als docent inzicht waar je in de les eventueel nog aandacht aan moet besteden.
Eindtoets
Ook aan het eind van een leerperiode kan Quayn goed ingezet worden. De docent zet de toets vóór de les klaar. De resultaten worden gearchiveerd.
NB. Om Quayn te gebruiken heb je een inlogcode nodg.
Werkvormen:
Voor 1 student: de student maakt een individuele toets.
Voor 2 of meer studenten: Ditzelfde kan ook in groepjes plaatsvinden. Laat de studenten samen het juiste antwoord bepalen.
Wrts
Wrts is een woordjes-overhoorprogramma. Maar niet zomaar een: Wrts past de lijst met woorden die worden gevraagd steeds aan. Geeft de student direct het goede antwoord, dan komt het woord niet meer terug. Is het antwoord fout dan komt dat woord wel weer terug.
Wrts is dus een adaptief leerprogramma: het richt zich niet op wat iemand al weet, maar op wat iemand nog moet leren.Verder staat het online, de student kan er altijd en overal bij, hoeft niets te installeren én het is gratis.
Waar is Wrts toepasbaar?
In het vreemde talenonderwijs om idioom in te oefenen. Studenten vinden woordjes leren over het algemeen niet erg leuk, maar met Wrts wordt het wel een stuk leuker.
Werkvormen:
Wrts is geschikt voor de individuele student.
Handleiding Wrts
Quizlet
Quizlet is een eenvoudig programma om leeroefeningen te maken. Je voert als docent feitenkennis in.
Quizlet heeft ook de mogelijkheid om ingevoerde woorden te laten uitspreken: een verrassend goede uitspraak! Niet alleen in het Nederlands, ook in het Engels, Spaans en vele andere talen.
Behalve leren zit er ook een zelftoetsvorm in met open vragen, meerkeuzevragen en waar/niet waar vragen. Je kunt naar wens een competitie-element inbouwen.
Voor 1 student: de individuele student kan een Quizlet opdracht uitvoeren en daarmee kennis vergaren.
Voor 2-4 studenten: Quizlet is goed te gebruiken in een groepje. Een goede manier om het geleerde huiswerk in het groepje te toetsen: laat studenten de race doen.
Voor > 5 studenten: Quizlet is geschikt om in de klas te doen (vooral de twee spelvormen). Een goede manier om het geleerde huiswerk in het groepje te toetsen: laat studenten de race doen.
Naar Quizlet handleiding
Microsoft Forms als toets
Binnen de mogelijkheden van Office 365 zit ook de mogelijkheid om toetsen te maken. Dit kan met de app Forms.
Er bestaan ook zelfstandige toetsprogramma's bestaan zoals Quayn (betaald) en de toets-applicatie binnen bijvoorbeeld Its Learning. Deze kenmerken zich door een enorm aantal mogelijkheden, maar zijn om die reden wat ingewikkelder en minder laagdrempelig dan een toetsje gemaakt in Forms.
Er zijn meerdere toepassingsmogelijkheden. Een van de mooiste is om een toetsje gemaakt in Forms af te nemen aan het einde van een les waarin vooral het overbrengen van feiten centraal stond. De studenten krijgen op die manier op twee manieren met de lesstof te maken. Tijdens het luisteren naar de docent maken ze aantekeningen zodat ze al een manier van verwerken van de lesstof doormaken.
Aan het eind van de les kun je dan met een toetsje als wrap-up van je les de stof nog eens door het werkgeheugen van de student laten gaan, zodat het onthoud-percentage stijgt.
Uiteraard is het ook mogelijk om de toets als voorkennistest af te nemen.
En tenslotte zijn er veel studenten die het heerlijk vinden om hun parate kennis via "leertoetsen" te vergroten en bij te houden.
Direct naar de handleiding van Microsoft Forms
Skype
Flip je klas
Screencast-o-matic
Het is mogelijk om alles wat op het beeldscherm gebeurt op te nemen. Daarbij voorzie je “de opname” (via een microfoon en evt. een webcam) van commentaar.
Een korte instructievideo met een combinatie van tekst, plaatjes en evt gesproken tekt is duidelijker dan een lang verhaal uitgelegd voor een groep studenten. Het is meer to the point.
Het grote voordeel is dat je een Screencast maar één keer hoeft op te nemen en vervolgens steeds opnieuw kunt inzetten.
Voor 1 student: de individuele student kan een Screencast (één of meerdere malen) bekijken en daarmee kennis opdoen.
Of de student krijgt de opdracht zelf een Screencast op te nemen en daarna te presenteren aan andere studenten/ of de docent.
Voor 2-4 studenten: De student kan in een groepje een Screencast bekijken of zelf ontwikkelen en daarna vervolgopdrachten uitvoeren.
Voor > 5 studenten: idem
Ted-ED
TED-Ed (Education) is voortgekomen uit TED Talks. Niet ‘Ideas worth spreading’ is de slogan, maar ‘Lessons worth spreading’.
Met TED-Ed bouw je een les rond een TED Talk of een (eventueel zelfgemaakt) filmpje van YouTube. Die les bestaat uit uit vragen over het behandelde onderwerp. Als student kun je vervolgens nagaan of je de inhoud goed hebt opgenomen.
Voor 1 student: de individuele student kan een Ted Ed opdracht uitvoeren en daarmee aantonen dat hij/zij zich de kennis eigen heeft gemaakt.
Ook kan een student de opdracht krijgen een Ted Ed te ontwikkelen en daarna uit te zetten onder de studenten.
Voor 2-4 studenten: De student kan in een groepje dezelfde opdracht maken of zelf ontwikkelen
Voor > 5 studenten: idem
Handleiding Ted Ed
Handleiding Ted Ed
Basis info sociale media
Effectief gebruik van multimediale bronnen
Effectief leren betekent dat we nieuwe kennis en vaardigheden hebben opgeslagen in ons lange-termijngeheugen. Ons geheugen bestaat uit 3 componenten: het zintuiglijk geheugen (verlengstuk van de zintuigen), het werkgeheugen en het lange-termijngeheugen.
Het werkgeheugen is erg vluchtig, zonder herhaling houdt het informatie 10 seconden vast. Het heeft aparte kanalen voor informatie die via de ogen binnenkomt (beeld, geschreven tekst) en informatie die via de oren binnenkomt (muziek, gesproken tekst).
Het langetermijn houdt informatie vast, in de vorm van cognitieve schema’s. Dit is de opslagplaats van kennis die op een later tijdstip kan worden gebruikt.
Het werkgeheugen is een flessenhals
Het werkgeheugen is dus een flessenhals, die snel verstopt kan raken. Handig voor een docent om te weten. Effectieve multimediale bronnen voorkomen dat het werkgeheugen overbelast raakt en er geen informatie meer kan doorstromen naar het lange-termijngeheugen.
Dit kan door:
a) de aandacht van de leerling te richten
b) de complexiteit van het leermateriaal te verkleinen
c) het bieden van ondersteuning
d) het weghouden van irrelevante informatie
e) een beroep te doen op zowel het visuele als het auditieve systeem
Ad a) de aandacht richten.
We noemen dit signalering. Stuur de aandacht naar de kern van het leermateriaal. Splits bewegende delen op in betekenisvolle delen (segmentatieprincipe). Bijvoorbeeld door het opsplitsen in verschillende stappen of fases. Hiermee voorkom je cognitieve overbelasting. Des te meer van belang als er bij de lerende nog geen of weinig voorkennis over het onderwerp aanwezig is.
Ad b) Het verkleinen van de complexiteit
- Mate van realiteit aanpassen. Een natuurgetrouwe video kan voor beginnende lerenden als snel te veel details en nuances bevatten. Beter is het om dan een vereenvoudigde versie van de werkelijkheid te presenteren. Later kan dan een natuurgetrouwere versie te presenteren.
- Bronnen integreren. Een plaatje dat niet direct bij de tekst staat werkt niet goed, lerenden richten zich dan alleen op de tekst. Een tekst met het plaatje op de juiste plaats of een animatie waarin beweging en tekst worden gecombineerd, vergroten juist de opnamecapaciteit van de lerende, omdat de verschillende kanalen tegelijk worden gebruikt. Maar overdaad schaadt: een video met gesproken tekst, waarbij de tekst ook nog eens in beeld verschijnt werkt juist contraproductief, omdat de lerende dan zowel het beeld moet bekijken als de tekst in beeld lezen.
- Sorteer de leertaken van eenvoudig naar complex.
- Laat de lerende in eigen tempo leren. Vergelijk de Wiskunde academie: de docent met een pauze knop.
Ad c) Ondersteuning bieden
Uit onderzoek blijkt dat complexe leertaken beter aan groepen dan aan individuen kunnen worden toebedeeld. Complexe taken overschrijden de capaciteit van het werkgeheugen van het individu, maar in een groep kunnen taken juist worden verdeeld.
Individuen leren als individu beter van voorbeelden, maar als groep beter van probleem oplossen. Samenwerkend leren dus bij ingewikkelde opdrachten. Twee weten meer dan één.
Ad d) Irrelevante informatie weghouden.
Dit heet het overbodigheidsprincipe. Achtergrondmuziek is bijvoorbeeld in veel gevallen irrelevant voor wat er geleerd moet worden maar doet wel een beroep op het werkgeheugen. Je moet er wel naar luisteren. Hetzelfde geldt voor dubbelop-informatie (het renundantieprincipe). Bij dubbelop moeten lerenden zelf uitzoeken dat het om dezelfde informatie gaat (terwijl het brein er op gericht is dat het andere nieuwe informatie is). Dubbel-op is dus contra-productief voor het leren. Opmerkelijk omdat het indruist tegen het common-sense denken dat het aanbieden op iets andere wijze juist werkt of in ieder geval “baat het niet dan schaadt het niet” zou dienen.
Dit verdient wel extra aandacht, omdat op basis van Breinleren wordt gesteld dat het aanbieden van leerstof in steeds andere vormen juist meerdere leervoorkeuren bedient.
Dus, wat is nou precies het verschil.
Ad e) Een beroep op zowel het visuele als het auditieve systeem
Gebruik dus beeld en geluid tegelijk. Beeld kan ook een geschreven tekst zijn, waarbij je iets vertelt. Zet bij een diagram dus een gesproken verklarende tekst.
Dit heet het modaliteitsprincipe. Het is vooral erg belangrijk in de situaties waarin de docent of het leersysteem het tempo bepaalt en niet de lerende zelf.
Naar effectief leren
Effectieve verwerking van leerstof is het diep verwerken er van. Pas dan is sprake van effectief leren. Het alleen maar leren voor een toets en daarna alles weer vergeten levert wel een mooi cijfer p het rapport op, maar heeft niks te maken met effectief leren. Kennis moet schematisch in het lange-termijngeheugen worden opgeslagen om er later just in time en just in place uit te kunnen halen en toe te kunnen passen.
Kennis verwerven is aan de ene kant schema-constructie (een soort codering van de kennis om deze te kunnen ophalen uit het geheugen) en aan de andere kant schema-automatisering.
Werken met schema's
Het werken met schema’s voorkomt dat de kennis zelf in het werkgeheugen moet zitten. Nee, daar zit juist de zoekmachine, zou je kunnen zeggen, de schematisering. Wat voor de één complex is (veel verschillende elementen) is voor de ander eenvoudig, omdat deze al die verschillende elementen in een schema heeft ondergebracht.
Voorbeeld: je kunt van alle werkwoorden afzonderlijk proberen te onthouden of het voltooid deelwoord met een d of een t moet worden geschreven. Maar je kunt ook het principe van het kofschip toepassen. In het werkgeheugen zitten dan niet honderden tot duizenden werkwoorden, maar alleen de formule van het kofschip.
Geautomatiseerde schema’s zorgen er voor dat er een directe koppeling is tussen handeling en gedrag. Bijvoorbeeld blind typen. Het werkgeheugen stuurt niet meer de vingers bewust aan, omdat de posities van de toetsen in het lange-termijngeheugen zitten en ze ‘automatisch’ naar de juiste plek gaan.
Schemaconstructie
Schema´s ontstaan als uit een reeks voorbeelden een algemene lijn ontstaat. Deze generalisatie heet inductie. Op basis van deze algemene lijn kan een lerende nieuwe voorbeelden, nieuwe situaties in het schema onderbrengen. Bijvoorbeeld heb je volgens een schema geleerd wat de kenmerken zijn van respectievelijk een vogel, een zoogdier en een amfibie. Vervolgens kan de lerende bij het eerstvolgende dier bepalen in welke categorie het thuishoort. Idem of een bepaald woord een zelfstandig naamwoord, een bijwoord of een werkwoord is.
Effectieve multimediale bronnen stellen een lerende in staat om generieke en-of specifieke schema´s te bouwen. HOE DAN
1. Combinatie van tekst en (bewegend) beeld.
2. Activeren van voorkennis
Leerlingen die aangemoedigd worden na te denken over wat ze al weten over het onderwerp blijken nieuwe informatie beter te kunnen opnemen in al bestaande schema´s en di t beter te kunne begrijpen en onthouden.
Er zijn verschillende voorkennisactivatiestrategieën, namelijk probleemanalyse, perspectiefneming, brainstormen en concept mapping. Je kunt voorkennis activeren door verbale instructies, plaatjes of animaties. Vorm moet afhangen van de doelgroep. Uit onderzoek blijkt dat lerenden die al iets van het onderwerp weten hun voorkennis beter activeren met statische plaatjes, terwijl lerenden die niks weten beter geactiveerd worden met bewegende beelden. Leerlingen met voorkennis zijn namelijk ik staat statische plaatjes te activeren door hun voorkennis. Het gaat als het ware in hun brein wel bewegen.
3. Leerlingen aan het denken zetten
Bij het leren met multimediale bronnen zijn leerlingen geneigd achterover te leunen, vergelijkbaar met televisie kijken. Dit leidt tot oppervlakkige verwerking van nieuwe kennis. Voor betekenisvol leren is een actieve werkhouding nodig. Ze moeten dus actief aan de slag, bijvoorbeeld door het zelf moeten verklaren van de nieuwe informatie. Je moet ze dus uitdagen en niet alles zo maar voorkauwen. Gebruik vragen om ze aan te zetten de nieuwe informatie voor zichzelf uit te leggen. En natuurlijk is het uitleggen aan een ander voor jezelf het meest leerzaam.
Schema automatisering
Kenniscompilatie en versterking
Dit is het tweede proces dat leidt tot expertise ontwikkeling.
Kenniscompilatie heeft betrekking op het vormen van procedurs. Bijvoorbeeld het leren telefoneren. Dit is een opeenvolging van handelingen in een bepaalde volgorde. Op een gegeven moment gaat het automatisch. Geldt dus ook voor wat complexere dingen als opereren, kiezen vullen enzovoort.
Kenniscompilatie gaat dus over het vormen van schema’s die iemand zijn gedrag dus direct sturen. Bijvoorbeeld het inoefenen van het werken met een reserveringssyteem. Herkennen van informatie en weten wat waar moet worden ingevuld gebeurt op basis van schema-constructie (dit is een klantennaam, die moet daar, dit is een accommodatievorm, die moet daar, dit is een bedrag, dat moet daar enz). Dit heet procedurele kennis. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld een commercieel verkoopgesprek. Elke klant wil iets anders, de procedure is steeds dezelfde.
Geheugenspoor
Een stap verder is het versterken van de schema’s. Door kenniscompilatie ontstaat een geheugenspoor, een pad dat diep is uitgesleten door veelvuldig gebruik.
Traditionele bronnen voor procedurele kennis zijn de leraar, job aids en learning aids. De leraar kijkt mee en wijst aan op welke knop de lerende moet klikken. Job aids en learning aids zijn bijvoorbeeld handleidingen, gebruiksaanwijzingen of briefjes met codes.
Modernere vormen zijn voorbeeldfilmpjes, apps en augmented reality en online ondersteuningsbronnen. Just in time ondersteuning is zeer effectief. Laat de lerende zelf doen wat hij zelfstandig kan doen en geef pas ondersteuning als deze nodig is.
Versterking middels deeloefeningen. Leer de leerling bijvoorbeeld om eerst een klantenkaart in het systeem te zetten en pas daarna een reservering (ingewikkelder omdat het veel meer elementen bevat). Voor een taal moet je beschikken over idioom, dit kun je inoefenen met stampprogramma’s als WRTS of Teach 2000. Dus eerst deeltaken, daarna integreren.
Hoe kunnen multimediale bronnen zelfsturend leren ondersteunen?
Hoe kan multimediaal materiaal het zelfsturend vermogen van lerenden vergroten?
De lerende voert de regie over het leerproces.
- Orientatie: analyse taak, planning, doelen stellen, plan van aanpak, strategie om doel te bereiken
- Uitvoeringsfase: monitoring van het proces, voortgangscontrole van jezelf, eventueel bijsturen, weten waar je bent op de route.
- Evaluatie: hoe is de taakuitvoering gegaan. Tevreden met het resultaat? Heb ik op de optimale manier geleerd?
Ondersteuning zelfsturing kan door:
- Elektronisch ontwikkelingsportfolio
- Gedeelde regie, gedeeltelijk overdragen van de autonomie, want lerenden moeten die ook leren en leren verantwoordelijkheid te nemen. Een multimediale omgeving als een intelligent leersysteem gepersonaliseerd (adaptief leren) of een tutorsysteem kan dit deels overnemen. Niet geslaagd voor tussentoets? Dan niet verder en eerst nog leertaak doen.
Voor en nadelen van soorten multimedia
Gebruik van media om content aan de lerende aan te bieden, voor- en nadelen
Tekst
Positief
|
Negatief
|
Eenvoudig om te maken.
|
Van de meeste schermen is lezen vermoeiender dan op papier.
|
Grote groep is er erg vertrouwd mee.
|
Moeilijk om visuele informatie zoals beweging goed over te brengen.
|
Een lerende kan lange tijd achter elkaar lezen.
|
Voor met name de jongeren is tekst een redelijk saai en eentonig medium.
|
Eenvoudig te printen.
|
|
Kan veel informatie bevatten.
|
|
Goed navigeerbaar en doorzoekbaar.
|
|
Afbeelding
Positief
|
Negatief
|
Bij ontwerp is definitie nodig voor grafische realisatie (afbeelding zegt meer dan 1000 woorden, maar moet wel helder beschreven worden).
|
Productie is was omslachtiger.
|
Aantrekkelijk voor vele lerenden.
|
Biedt ook veel informatie die de lerende kan afleiden.
|
Kan snel veel informatie inzichtelijk maken.
|
Kan negatief effect sorteren als het alleen als versiering wordt ingezet.
|
Animatie
Positief
|
Negatief
|
Sterk in het tonen van ingewikkelde concepten omdat informatie kan worden gefilterd. Men toont alleen relevante onderdelen. De werking van een verbrandingsmotor is een mooi voorbeeld, dit is prima met een animatie uit te leggen.
Are strong in representing difficult concepts because it can filter the unneeded information. A good example is the idea behind a motor of a car.
|
Kan flink wat bandbreedte kosten. Tegenwoordig is dit alleen een probleem met mobiel leren.
|
Snelle manier om iets uit te leggen.
|
Relatief moeilijk/kostbaar om te maken.
|
Veel lerenden vinden dit een aantrekkelijke manier om te leren.
|
Voor optimaal resultaat is combinatie met audio gewenst.
|
Audio
Positief
|
Negatief
|
Voor veel lerenden aantrekkelijk.
|
Als alleen audio gebruikt wordt dan niet langer gebruiken dan paar minuten (lerenden raken snel de aandacht kwijt).
|
Kan met name animaties verrijken zodat een hoger leerrendement ontstaat.
|
Kan op de werkplek zorgen voor overlast bij collega's.
|
Audiobestanden zijn moeilijk of niet doorzoekbaar.
|
In bedrijven en bij overheid zijn de computers niet altijd klaar om audio af te spelen.
|
Video
Positief
|
Negatief
|
Snelle manier om iets uit te leggen.
|
Als het fragment te lang duurt dan raken lerenden vaak het overzicht en aandacht kwijt.
|
Soms de enige manier om informatie over te dragen.
|
Veel bandbreedte, is bij mobiel leren nog een issue.
|
Veel lerenden vinden video een aantrekkelijke vorm.
|
Kan inefficiënt zijn omdat het veel informatie bevat.
|
Kan het leren een socialer, persoonlijker gezicht geven (in content maar bijvoorbeeld ook bij een videoconferencingsessie).
|
Wordt soms te snel ingezet om materiaal 'op te leuken'.
|
Kan gebruikt worden in de training waarbij non-verbale communicatie belangrijk is. Is dan veel realistischer. Bijvoorbeeld bij communicatietraining.
|
In meeste gevallen relatief complex en duur om te produceren (gaan uit van professionele productie).
|
Content kan op verschillende manieren gemaakt en geleverd worden. We kunnen onderscheid maken in onder andere:
- online of offline;
- digitaal of fysiek;
- verbonden of stand-alone
De keuze kan afhangen van zaken zoals:
- doelgroep (niet iedere doelgroep leert hetzelfde of heeft toegang tot dezelfde tools. Soms hebben mensen bijvoorbeeld geen toegang tot computers maar wel tot een smartphone);
- budget (sommige hulpmiddelen zijn nu eenmaal duurder);
- leerdoelen (sommige manieren passen beter bij sommige leerdoelen);
- technische infrastructuur (niet ieder netwerk kan bijvoorbeeld streaming audio leveren of staat open voor toegang via een tablet);
- voorkennis (sommige hulpmiddelen zijn complexer om te gebruiken dan andere hulpmiddelen: het gebruik van een wiki is voor veel mensen moeilijker te gebruiken dan een forum).
Contact
Heb je aanvullingen op de beschreven werkvormen?
Neem contact op met de I-coaches van Noorderpoort via dit e-mailadres
Op dit werk rust een Creative Commons CC By licentie. Lees hier de voorwaarden.
Auteurs: I-coaches Noorderpoort