In dit arrangement kom je vragen en opdrachten tegen.
Sommige kan je op de computer maken en sommige moet je opschrijven in je werkboekje.
Vragen die in een kader staan met rode letter, moet je in je werkboek invullen. Bijvoorbeeld:
Een orgaan is:
Om de vragen te beantwoorden zal je informatie moeten vinden. Dit doe je via de links in dit arrangement naar websites, filmpjes en presentaties.
Na het afronden van elke weektaak schrijf je voor jezelf een samenvatting in het werkboek.
Elke volgende les begint met een workshop over de stof van de vorige week en je maakt daarna samen met je team de weektaaktoets van diezelfde stof. De punten die je daarvoor haalt tellen voor een deel mee voor je eindcijfer.
Veel plezier met het maken deze module over planten.
Weektaak 1: Planten bekijken
Bron: http://www.wallpaperup.com/
Al het leven op aarde is afhankelijk van de energie die door de zon wordt geleverd. Deze energie moet voor mensen wel worden omgezet in iets waar ons lichaam wat aan heeft. En dat kunnen we niet zelf.
Dat kan alleen door planten. Planten zetten de energie van de zon om in voedsel. Hoe ze dat precies doen gaan we in deze module ontdekken. Zonder planten op de aarde zouden wij mensen en veel dieren dus niet kunnen overleven.
We gaan eerst even opschrijven waar we allemaal aan denken als we het hebben over planten.
Ga naar de website http://collabedit.com/code
code vervang je hier door de code die je krijgt van de docent.
Je zit nu in een chatsessie en we schrijven met z'n allen in 1 document wat er in ons opkomt als we denken aan planten.
Deze brainstorm helpt je om met je team een mindmap te maken.
Klik op de link hieronder en Maak met je team een mindmap over planten.
Zet daar in wat je al weet over planten en wat je er graag over zou willen weten.
Organen van een plant (Pearson Education Inc, 2011)
De plant van binnen
Elk organisme bestaat uit een heleboel kleine hokjes. Je kunt ze alleen zien met een microscoop. Deze hokjes noemen we cellen. Cel is eigenlijk een woord waarmee men vroeger een klein kamertje bedoelde. Daarom is het zo´n goede naam voor de kleine kamertjes waaruit elk organisme bestaat.
Sommige organismen bestaan maar uit 1 cel, zoals bijvoorbeeld bacteriën.
Maar de meeste organismen bestaan uit heel veel cellen. Veel van dezelfde cellen bij elkaar noemen we een weefsel. Meerdere weefsels bij elkaar vormen dan weer een orgaan (een deel van de plant met een bepaalde taak).
De cel is het kleinste deel van een organisme dat levend is.
Klik op de link hieronder en zoek uit welke onderdelen er allemaal in een plantencel zitten en waar deze voor dienen.
Als je dat hebt gedaan beantwoord dan de volgende vraag
Weefsels van planten
Weefsels van planten
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie vormt dus een weefsel.
Een plant bestaat uit 4 soorten weefsels.
de opperhuid
Dit weefsel bestaat uit een rij aaneengesloten cellen en beschermt de onderliggende lagen tegen uitdroging en beschadiging.
Bij de opperhuid van de stengel en het blad zit aan de buitenkant vaak een waterafstotend waslaagje.
De wortels hebben dit laagje niet. Waarom denk je dat de wortels deze waslaag niet hebben?
Steunweefsel
Dit zijn cellen met dikke celwanden die voor extra stevigheid zorgen
Vulweefsel
Dit zijn cellen met dunne celwanden en er zit ruimte tussen de cellen.
Functie is onder andere:
- opslag van reservevoedsel (in stengel en wortel)
- Fotosynthese (In het blad, de cellen hebben daarvoor bladgroenkorrels)
Deelweefsel
De delende cellen in de plant. Deze zitten in:
- de uiteinden van de wortels en de toppen van de stengels (lengtegroei)
- Aan de rand van de wortels en de stengel (voor de groei in de breedte)
Hieronder zie je 3 microscopische opnames van weefsels van een plant:
Bron: http://www.vcbio.science.ru.nl/
Stevige planten
De meeste planten moeten, net als wij, recht overeind staan. Wij hebben daar een mooi geschikt orgaanstelsel voor.
Welk orgaanstelsel zorgt ervoor dat wij mensen recht overeind kunnen staan?
Planten hebben zo´n orgaanstelsel niet en moeten het dus op een andere manier voor elkaar krijgen. Ze kunnen dat doen op twee verschillende manieren. De ene plant doet het op de ene manier en de andere plant op de andere manier.
MANIER 1: Kruidachtige planten
Veel planten zijn stevig doordat ze de vacuolen in hun cellen volpompen met water. De cellen worden daardoor heel stevig. Denk maar eens aan een fietsband die heel stevig wordt als je hem oppompt. Een heleboel cellen op elkaar die opgepompt zijn met water geeft een stevige plant.
Dat cellen zich volzuigen met water, komt omdat er stoffen opgelost zitten binnen de celmembraan. Daarom wil er water naar binnen. Andersom kan dat ook: als je bijvoorbeeld veel zout in het water doet waar de plant in staat, zal water uit de cel gaan en leeglopen.
Klik op de onderstaande link en bekijk een animatie van het stevig worden van een kruidachtige plant:
Hogere bomen of struiken hebben een andere manier van stevigheid nodig. Bij droogte moeten ze ook stevig blijven. Moet je eens voorstellen dat een boom van 10 meter hoog bij droogte zou gaan slaphangen!
Bomen en struiken krijgen hun stevigheid ook door een soort skelet, net als wij. Er zijn veel cellen in dit soort planten die een extra stevige celwand maken. Deze cellen noemen we houtcellen. Deze cellen bevinden zich voornamelijk in de dikke stengels (de stam van een boom is eigenlijk een hele dikke stengel). De stengels van een boom of struik noemen we takken. Houtcellen zijn dode cellen. Ze bestaan alleen nog uit de stevige celwand.
Vul de vraag in je werkboek in: Water of Hout?
Vragen voor workshop
Geef na het schrijven van de samenvatting nog even door via de onderstaande link welke vragen je hebt over de behandelde stof in deze weektaak voor de workshop van de volgende les.
Als je eerder klaar bent kan je deze PowerPoint bestuderen, waar dieper ingegaan wordt op wat een cel is en wat de onderdelen van een cel voor functie hebben:
De meeste planten maken vruchten en zaden. Dat kost de plant veel energie. Soms zelfs zoveel energie dat de plant na het maken van de zaden sterft.
Waarom maken planten dan toch zaden?
Een pinda, erwten en een bruine boon zijn goede voorbeelden van zaden. Dit zijn allemaal peulvruchten. De zaden zitten in een peul verpakt. Bekijk het volgende filmpje van een erwt die ontkiemt:
Je gaat een bruine boon eens wat nader bekijken. Je docent heeft een paar bruine bonen laten weken in een pot.
Haal een boon en bekijk deze eerst goed aan de buitenkant.
Als je dat hebt gedaan mag je de boon voorzichtig afpellen om de binnenkant te bekijken.
Maak een tekening en benoem hierin de volgende onderdelen:
1. Zaadlobben 2. Wortel 3. Blaadje 4. Kiem
Bekijk de boon met een loep als je het beter wilt zien.
Zaden van veel soorten planten blijven heel lang (soms zelfs eeuwen) kiemkrachtig. Vaak is een bepaalde prikkel nodig om het zaad te doen ontkiemen, bijvoorbeeld een koude periode, gevolgd door een opwarming. Zolang zaden droog blijven gebeurt er niets. Er zijn zaden gevonden in oude piramiden in Egypte die nu pas ontkiemen als ze vochtig worden gemaakt!
Groei en Ontwikkeling
Als een organisme groter en zwaarder wordt, noemen we dat groei.
Als een organisme nieuwe delen krijgt, noemen we dat ontwikkeling.
Groei bij planten
Er bestaan 2 soorten groei: lengtegroei en diktegroei.
Een kiemplantje dat elke dag groter wordt doordat de stengel en wortel steeds langer worden, groeit in de lengte. Deze groei noemen we dan ook lengtegroei.
Lengtegroei bij een plant is er op 3 plaatsen (de paarse puntjes in de tekening):
Bij de eindknoppen (toppen van de boom en takken)
Okselknoppen (kunnen uitgroeien tot nieuwe takken)
Worteltoppen
Bron: Pearson Education Inc, 2011
Bij een boom worden de stam, de takken en de wortels ieder jaar een stukje dikker. Dit noemen we diktegroei. Diktegroei gaat vanuit het groeilaagje dat in de stam zit. Daar worden steeds nieuwe houtcellen gemaakt.
Op de tekening hieronder kun je goed zien hoe een eindknop uitgroeit in het voorjaar en er weer een nieuw stukje tak ontstaat met een nieuwe eindknop.
Hieronder zie je 2 takjes van houtachtige planten.
Je ziet helemaal aan het einde van beide takjes een knop. Dat is de eindknop. Van hieruit gaat elk voorjaar de lengtegroei verder. Waar de eindknop heeft gezeten, blijven ringlittekens achter. Die ringlittekens worden gevormd door de knopschubben die afvallen. De knopschubben beschermen de knop tegen kou en aanvreten door insecten.
Jaarringen
Jaarringen
Elk jaar vormt een houtachtige plant twee laagjes nieuw hout aan de buitenkant van zijn stam en takken. Deze laagjes kun je goed zien als je een boom doorzaagt; een licht gekleurd laagje, dat gevormd is in het voorjaar en een donker gekleurd laagje, dat gevormd is in de zomer. We noemen deze ringen: de jaarringen.
Bekijk het filmpje over jaarringen en beantwoord daarna de vragen
In je werkboek staan nog een aantal vragen over hout
Beantwoord deze.
Kom je er niet uit, maak dan gebruik van internet om naar de antwoorden te zoeken.
Ontdek het zelf
Onderzoek naar de invloeden op de kieming van zaden.
Je gaat onderzoek verrichten naar één mogelijke invloed op de ontkieming van zaden. Je doet dit onderzoek alleen. Het onderzoek voer je thuis uit. Van het onderzoek maak je een verslag volgens de regels.
De zaden ontkiemen goed op een paar velletjes keukenrolpapier, of op een papieren zakdoekje. Het papier leg je op een schoteltje, of in een (eventueel afsluitbaar) bakje. Het papier maak je vochtig, maar niet te nat. Zorg dat het papier steeds voldoende nat blijft. Dek het geheel af met huishoudfolie, waarin je een paar gaatjes hebt geprikt.
Je kunt een keuze maken uit één van de volgende onderzoeksopdrachten (je mag ook een eigen onderzoeksvraag bedenken):
* Onderzoek wat de invloed is van zuurstof op de kieming van zaden.
Bron: http://flickrhivemind.net/
* Onderzoek wat de invloed is van licht op de kieming van zaden.
* De invloed is van de temperatuur op de kieming van zaden.
* Onderzoek wat de invloed is van zout op de kieming van zaden.
* Onderzoek de invloed is van kunstmest op de kieming van zaden.
Voordat je aan je onderzoek begint, kijk je nog even naar hoe je het beste een onderzoek kunt aanpakken. Hiervoor staat klik je op de onderstaande link, er opent dan een PowerPoint waarin de stappen beschreven worden:
Let op details (bijv. het ontstaan van zijwortels en wortelharen, de vorm van de eerste blaadjes,
wat er gebeurt met de zaadlobben enz.). Maak foto’s of tekeningen voor in je verslag.
Vragen voor workshop
Geef na het schrijven van de samenvatting nog even door via de onderstaande link welke vragen je hebt over de behandelde stof in deze weektaak voor de workshop van de volgende les.
In deze weektaak gaan we de bouw van de plant nader bekijken.
Weet je nog uit welke 4 belangrijke delen de meeste planten zijn opgebouwd?
Bron: http://www.kwekerij-joosten.nl/
Wortel
Wortels De belangrijkste functies van wortels zijn:
1. Vasthechting in de grond (de plant valt anders om of waait weg)
2. Het opnemen van water
3. Het opnemen van mineralen (voedingsstoffen voor de plant)
4. Het opslaan van reservevoedsel
Alle wortels van een plant vormen samen het wortelstelsel. Er zijn verschillende wortelstelsels. Welk wortelstelsel een plant heeft hangt af van waar een plant groeit.
Hieronder zie je voorbeelden van de drie soorten wortelstelsels:
Bron: A. Roland Holst College
Aan de uiteinden van de wortel zitten wortelharen. Alleen met deze dunne uitsteeksels neemt de plant water en mineralen op uit de grond. Mineralen zijn stofjes die in de grond zitten en samen met het water worden opgenomen door de plant. Zonder mineralen zou een plant niet gezond kunnen leven.
Hieronder zie je een wortelstelsel van een paardenbloem en een madeliefje. Beide planten groeien naast elkaar in een grasveld.
Bron: A. Roland Holst College
Noem van elk worteltype een voordeel voor de plant
Het regent enkele dagen niet. Welke plant heeft daarvan het eerste last,
de paardenbloem of het madeliefje? Leg uit:
Stengel
Stengels
De belangrijkste functies van stengels zijn:
1. Stevigheid aan de plant geven.
De stevige stengel van een boom (de stam) zorgt er voor dat een boom hoog kan worden. Ook een brandnetel heeft een stevige stengel, waardoor hij overeind kan blijven staan.
2. Het doorgeven van water en mineralen aan de bladeren
3. Het doorgeven van voedingsstoffen die in de bladeren zijn gemaakt, aan de wortels en de rest van de plant.
Door de stengel lopen vaten. Je kunt ze een beetje vergelijken met bloedvaten. Alleen zijn de vaten in een plant geen gesloten systeem, zoals de bloedvaten van de mens. Het water dat door de wortels wordt opgenomen, loopt via de stengel naar de bladeren en daar verdampt het water in de lucht. Het moet dus continu worden aangevoerd vanuit de wortels.
De vaten in een stengel liggen in groepjes bij elkaar. Zo’n groepje vaten noem je een vaatbundel. In de wortels liggen de vaatbundels in het midden en in de stengel liggen ze in een ring of verspreid door de stengel
Bron: http://www.vcbio.science.ru.nl
Dwarsdoorsnedes door een plantenstengel met vaatbundels:
Doorsnede 1: Vaatbundels verspreid in de stengel
Doorsnede 2: Vaatbundels in een ring
Bekijk de volgende animatie op bioplek over vaatbundels:
Hieronder zie je een aantal microscopische preparaten van vaatbundels in een plant:
Bron: http://www.vcbio.science.ru.nl
In de tekening hieronder zie je waar de vaatbundels in de 3 belangrijkste organen van een plant zich bevinden.
Bron: Pearson Education Inc, 2011
Blad
Bladeren
De belangrijkste taak van bladeren is: Het maken van voedsel voor de plant.
Bladeren maken voedsel. Daarvoor hebben ze de volgende zaken nodig:
A. Water (uit de grond)
B. Koolstofdioxide (dat is een gas in de lucht)
C. (zon)licht
D. Bladgroenkorrels
Water
Water wordt opgenomen door de wortels en wordt door middel van de vaatbundels doorgegeven aan de bladeren
Kooldioxide
Hieronder zie je een doorsnede van een blad. Onder in het blad zitten openingen. We noemen deze openingen: huidmondjes. Door deze huidmondjes kunnen bladeren het gas koolstofdioxide opnemen uit de lucht. Door de huidmondjes kan ook water verdampen. Bij mooi weer zijn ze daarom dicht.
Bron: http://www.vcbio.science.ru.nl
Kan je in de microscopische opname (de foto rechts) de onderdelen die in de schematische tekening (de tekening links) staan terugvinden?
Licht
Bladeren zijn eigenlijk een soort zonnecollectoren. Ze richten zich naar het zonlicht, om er zo veel mogelijk van op te kunnen vangen.
Bladgroenkorrel
Bladgroenkorrels kun je in de meeste plantencellen tegenkomen. Dat is dan ook de reden dat planten groen zijn. De bladgroenkorrels zijn een soort fabriekjes. Hierin wordt uit water, koolstofdioxide en zonlicht, glucose gemaakt. Dat is een stofje dat heel erg veel lijkt op suiker. Glucose zit vaak in snoepgoed, zoals Snickers, Mars, Lion, etc.
Met die glucose kan een plant veel doen:
1. er energie uithalen om te kunnen leven.
2. groeien.
3. gezond blijven.
Hieronder zie je nogmaals een doorsnede van een blad. Beantwoord hiermee de volgende vragen
Bron: Pearson Education Inc, 2011
Fotosynthese
Van glucose kun je geen plant opbouwen. Als dat zo was, zou elke plant lekker zoet moeten smaken en oplossen in de regen (glucose lost immers goed op in water).
Een plant kan van de gevormde glucose andere stofjes maken, zoals eiwitten en vetten. Daarvoor heeft de plant dan wel mineralen nodig. Deze neemt hij op met de wortels.
Het proces in de bladeren, waarbij in de bladgroenkorrels glucose wordt gevormd uit water, koolstofdioxide en licht, noemen we: FOTOSYNTHESE.
Planten zijn dus is staat om hun eigen voedsel te maken door middel van fotosynthese. Voor al het leven op aarde is dit een heel belangrijk proces.
Als je op de onderstaande link klikt, zie je nog eens hoe de plant dat doet en wat hij daarvoor nodig heeft.
Waarvoor gebruikt de plant de glucose die tijdens de fotosynthese gemaakt is?
Alle levende cellen hebben energie nodig. Glucose is de belangrijkste brandstof die deze energie levert.
Als de omstandigheden gunstig zijn (veel licht en water), maakt de plant veel glucose. Veel meer dan deze zelf nodig heeft. Wat er teveel gemaakt wordt, zet de plant om in zetmeel.
Zetmeel wordt vaak in de wortels opgeslagen in knollen, bollen en verdikte wortels.
Het wordt ook meegeven aan de jonge plantjes in de zaadlobben.
Glucose is ook een belangrijke bouwstof voor de plant. Van glucose kan de plant allerlei andere stoffen maken. Bijvoorbeeld cellulose en houtstof voor de celwanden.
Samenvattend
Transport
Bron: Pearson Education Inc, 2011
Vragen voor workshop
Geef na het schrijven van de samenvatting nog even door via de onderstaande link welke vragen je hebt over de behandelde stof in deze weektaak voor de workshop van de volgende les.
Bloemen zijn de mooiste onderdelen van een plant. Daarom zetten mensen ze graag in een vaas. Bloemen zijn niet voor niets zo mooi: ze moeten insecten lokken. Deze dieren helpen bij de voortplanting van de plant. Deze kan zo zaden maken.
Bloemen zijn de voortplantingsorganen van een plant. Ze zien er vaak verschillend uit, maar bestaan toch meestal uit dezelfde onderdelen.
Hieronder zie je een schematische tekening van een bloem. Klik op de link, bekijk het filmpje en zoek de namen van de onderdelen van een bloem.
Onderdelen van een bloem (Pearson Education Inc, 2011)
Bestuiving
Windbloemen zien er anders uit dan insectenbloemen. Insectenbloemen zijn kleurrijk en verspreiden een geur om insecten te lokken. Windbloemen verspreiden hun stuifmeelkorrels door de lucht met de wind. Die hoeven dus geen insecten te lokken voor de bestuiving. Een voorbeeld van windbloemen zijn grassen.
De Meeldraden hangen vrij in de lucht zodat de stuifmeelkorrels makkelijk door de wind kunnen worden meegenomen en de stempel is groot en veerachtig om makkelijk stuifmeel uit de lucht op te kunnen vangen.
Als je hieronder klikt leer je hoe bestuiving werkt:
en als je op de link hieronder klikt kan je oefenen met het verschil tussen een insectenbloem en een windbloem.
De voortplanting van planten begint bij de bestuiving. Bestuiving is het overbrengen van stuifmeel van de meeldraden naar de stamper.
Waar in de bloem wordt het stuifmeel gemaakt?
De stamper is het vrouwelijke geslachtsorgaan van een plant en bevat de eicel. De meeldraden zijn de mannelijke geslachtsorganen en bevatten de stuifmeelkorrels, dit zijn de mannelijke vaarplantingscellen.
Als in de bloem van een plant zowel een stamper als meeldraden zitten, noemen we de bloem tweeslachtig. Dus zowel mannelijk als vrouwelijk.
Hieronder zie je 3 schematische tekeningen van bloemen. Bekijk de tekeningen en beantwoord de vraag.
Bron: www.bioplek.org
Er zijn 2 soorten bestuiving:
1. Zelfbestuiving: Stuifmeelkorrels van een bloem komen op de stamper van diezelfde bloem
2. Kruisbestuiving: Stuifmeelkorrels van een bloem van de ene plant komen op de stamper van de bloem van een andere plant van dezelfde soort
Als de stuifmeelkorrels op de stamper van een plant van een andere soort komen vindt er geen bestuiving plaats.
Deze begrippen kan je oefenen als je op de onderstaande link klikt:
Na de bestuiving zit er een stuifmeelkorrel op de stempel. De stuifmeelkorrel is de mannelijke voortplantingscel. Uit de stuifmeelkorrel groeit een buisje door de stijl naar het vruchtbeginsel. In het vruchtbeginsel liggen de zaadbeginsels. Daarin zit de vrouwelijke voortplantingscel: de eicel. Per zaadbeginsel is er 1 eicel.
Bekijk op de volgende animatie hoe na de bestuiving de bevruchting plaatsvindt:
Het zaadbeginsel groeit uit tot een zaad en het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht. Zaden zitten daarom in vruchten. Denk maar aan de pitten in appels.
Wat gebeurd er met de verschillende bloemonderdelen na de bevruchting?
Verspreiding van zaden
Zaden kunnen behoorlijk groot zijn, zoals de pit van de mango, of de kokosnoot, maar ook fijn als stof. Zaden bevinden zich in een vrucht, die ervoor moet zorgen dat het zaad verspreid wordt. Een goede verspreiding is belangrijk om de kansen op een succesvolle ontkieming, groei en ontwikkeling te vergroten. Sommige soorten planten verspreiden zelf hun zaden door ze weg te schieten of weg te slingeren; voorbeelden zijn springbalsemien en ooievaarsbek. De meeste soorten planten gebruiken wind, water of dieren als vervoersmiddel.
Noem 4 manieren waarop zaden worden verspreid?
Ongeslachtelijke voortplanting
Tot nu toe hebben we het alleen gehad over voortplanting met bloemen en zaden.
Sommige planten kunnen ook nakomelingen krijgen zonder dat er stuifmeelkorrels of eicellen aan te pas komen.
Dit heet ongeslachtelijke voortplanting. Hierbij groeit een stukje van een plant uit tot een nieuwe plant.
Bekijk onderstaand filmpje over ongeslachtelijke voortplanting en beantwoord daarna de vragen.
Noem 4 manieren van ongeslachtelijke voortplanting bij planten
Wat is het verschil tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting?
Ga naar de website met een databank met biologische begrippen en zoek de definities op van geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting.
Geef na het schrijven van de samenvatting nog even door via de onderstaande link welke vragen je hebt over de behandelde stof in deze weektaak voor de workshop van de volgende les.
Ter voorbereiding van het practicum bekijk je thuis deze 4 video's op Youtube over het maken van een preparaat, hoe werkt een microscoop, preparaat huidmondjes en tekenen volgens de biologische tekenregels.
Voor we volgende week beginnen aan het practicum wordt eerst getoetst of je de filmpjes hebt bekeken.
zo niet, dan moet je dat alsnog doen, en dat gaat van je tijd af. De tekeningen tellen mee voor het cijfer.
Kennis huiswerk toetsen
Bij deze toets moet je minimaal 6 vragen goed hebben, anders moet je de filmpjes nogmaals bekijken voor je mag starten met het practicum
Wat gaan we bekijken
De afgelopen 4 weken hebben we veel geleerd over planten. Jullie hebben ook veel foto’s gezien van microscooppreparaten van plantencellen.
In deze weektaak gaan jullie zelf preparaten maken en deze onder de microscoop bekijken.
Van alle preparaten maak je tekeningen volgens de tekenregels
Alle tekeningen maak je in je werkboek.
Vandaag gaan we de volgende dingen bekijken:
Cellen van een ui
Cellen van je eigen wangslijmvlies
Huidmondjes
Plantencel: Cellen van een ui
Bron: http://www.papaspasta.nl
Een ui bestaat uit rokken. Dit zijn sterk verkorte en verdikte bladeren. Er zitten geen bladgroenkorrels in. Wel bevatten de rokken veel reservevoedsel. Dit reservevoedsel is zetmeel en zit in zetmeelkorrels. Aan de buitenkant van een rok zit aan beide kanten een dun velletje. Dat velletje wordt de opperhuid genoemd. De opperhuid bestaat uit cellen die er ongeveer hetzelfde uitzien en ook dezelfde taak hebben. Je weet dat we zo’n groep gelijksoortige cellen een weefsel noemen. De cellen van de opperhuid hebben tot taak de andere cellen van de rok te beschermen. Weefsel met zo’n beschermende taak noemt men dekweefsel. Het dekweefsel van planten wordt dus opperhuid genoemd. De opperhuid bestaat meestal uit één cellaag. Je gaat cellen bekijken van de opperhuid van een rok.
Dierlijke cel: Cel van wangslijmvlies
Bron: A. Roland Holst College
De binnenkant van je mond bestaat uit wangslijmvlies. Aan de buitenkant van dit slijmvlies (aan de mondzijde) laten voortdurend cellen los. Deze cellen mengen zich met het speeksel in je mond.
Als je voorzichtig met een voorwerp (in ons geval een roerstaafje) langs dit slijmvlies strijkt kun je (zonder verwondingen te maken) losse cellen vrijmaken die je vervolgens goed kunt bekijken onder de microscoop.
De kleuring komt langzaam op gang dus er is tijd genoeg voor het bekijken en tekenen van het preparaat. Begin met de kleinste vergroting en vergroot vervolgens verder uit.
BEKIJK GOED WAT HET GROOTSTE VERSCHIL IS TUSSEN EEN CEL VAN EEN PLANT EN EEN CEL VAN EEN DIER
Huidmondjes
Bron: www.weblogs.vpro.nl
In weektaak 3 hebben we gezien dat planten glucose maken. Dit proces heet fotosynthese. Hiervoor is water uit de bodem, energie in de vorm van (zon)licht en koolstofdioxide uit de lucht nodig.
De koolstofdioxide uit de lucht komt door de huidmondjes in de bladeren naar binnen. Deze huidmondjes gaan jullie wat beter bekijken en daar ook weer een tekening van maken.
Weektaak 6: Posterpresentatie
Voorbereiding
Maak met je leerteam een wikispaces omgeving aan op:
Om te zien hoe dit gaat kun je de onderstaande video bekijken:
Jullie nodigen mij ook uit, zodat ik kan zien hoe jullie voorbereiding verloopt en wie welke bijdrage levert aan het project.
Alle leden van het leerteam gaan via wikispaces het maken van de poster voorbereiden, zodat het maken van de poster in de klas in het eerste uur afgerond kan worden.
Wat doe je allemaal in de voorbereiding:
1. Taakverdeling:
- Wie zoekt informatie over welk deel van de poster
- Wie verdiept zich in het maken van een Prezi
- Wie gaat de presentatie verzorgen (mogen meerdere leden zijn)
2. Zorg dat minimaal 1 teamlid een Prezi-account heeft
3. Bedenk hoe je de tekeningen die je gaat maken in de Prezi gaat krijgen
4. Verzamel zoveel mogelijk info over je plant die je nodig hebt (zie de opdracht)
Opdracht
Maak een prezi presentatie van een door jullie zelf bedachte plant, waarvan wij de vruchten of zaden kunnen eten.
Je gaat samen met jouw team een poster maken, waarop het volgende te zien moet zijn:
1. Een natuurgetrouwe tekening van de bloem van de plant die jullie hebben bedacht.
2. Bij deze tekening zetten jullie de namen van alle onderdelen. Geef ook duidelijk aan wat de taak is van elk
onderdeel van de bloem.
3. Jullie leggen duidelijk uit hoe deze bloem bestoven wordt.
4. Een natuurgetrouwe tekening van de vrucht met zaadjes.
5. Bij deze tekening zetten jullie namen van de onderdelen. Geef ook duidelijk aan wat de taak is van elk onderdeel
van het zaad.
6. Jullie leggen duidelijk uit hoe de vruchten en zaden van jullie plant worden verspreid.
7. Een natuurgetrouwe tekening van een blad van de plant.
Heeft iedereen antwoord gekregen op zijn vraag?
Kijk terug naar de vraag die je hebt verstuurd aan de docent en bedenk of je daar antwoord op hebt gekregen. Geef ook aan waarom wel of waarom niet.
Voer deze vraag in via ................... en typ daaronder het antwoord wat je tijdens deze module op die vraag hebt gekregen.
We gaan met de hele klas de vragen nog eens nalopen en kijken of de vragen inderdaad beantwoord zijn, en zo niet of we daar samen wel een antwoord op kunnen vinden.
Het arrangement Planten_RH is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Marc Bel
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2014-06-18 14:23:16
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.