Een ui bestaat uit rokken. Dit zijn sterk verkorte en verdikte bladeren. Er zitten geen bladgroenkorrels in. Wel bevatten de rokken veel reservevoedsel. Dit reservevoedsel is zetmeel en zit in zetmeelkorrels. Aan de buitenkant van een rok zit aan beide kanten een dun velletje. Dat velletje wordt de opperhuid genoemd. De opperhuid bestaat uit cellen die er ongeveer hetzelfde uitzien en ook dezelfde taak hebben. Je weet dat we zo’n groep gelijksoortige cellen een weefsel noemen. De cellen van de opperhuid hebben tot taak de andere cellen van de rok te beschermen. Weefsel met zo’n beschermende taak noemt men dekweefsel. Het dekweefsel van planten wordt dus opperhuid genoemd. De opperhuid bestaat meestal uit één cellaag. Je gaat cellen bekijken van de opperhuid van een rok.