07 H7 Zouten en water

7 Zouten en water

Leerdoelen

Je leert:

  • hoe je de verhoudingsformule van een zout moet opschrijven,
  • wat samengestelde ionen en wat overgangsmetalen zijn,
  • hoe je oplosvergelijkingen moet opstellen,
  • hoe je bepaalt of er een neerslagreactie plaatsvindt,
  • op welke manieren neerslagreacties toegepast worden,
  • wat kristalwater is.

De resultaten verwerk je in een portfolio. Download hier je portfolio.

 

7.1 Formules en naamgeving

De stofgroepen

 

Zee en zout horen bij elkaar. Maar er zijn meer zouten dan het keukenzout dat dagelijks in ons eten verwerkt wordt. Zouten bestaan altijd uit positieve en negatieve ionen, en er zijn ontzettend veel combinaties mogelijk. Zouten komen veel voor op aarde. Behalve het zout dat opgelost is in de zee zijn er ook hele gebergtes die opgebouwd zijn uit zouten. Waarom deze zouten wel tegen water bestand zijn, gaan we in dit hoofdstuk onderzoeken.

We beginnen met een korte herhaling van de verschillende stofgroepen.

 

Waar kom je zouten tegen

 

Op onderstaande foto's staan zouten afgebeeld. Vul het juiste nummer in.

1 = salmiak (NH4Cl)
2 = krijt (CaCO3)
3 = mineralen (onder andere SiO2, FeS2 en MnCO3)
4 = keukenzout (NaCl)
5 = kunstmest (NaNO3)
6 = soda (Na2CO3)

Portfolio 7.1

 

In het volgende video wordt uitgelegd hoe de naamgeving van zouten is geregeld. Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de volgende vragen.

  1. Geef de regels voor de naamgeving van zouten.
  2. Geef vier voorbeelden van metaalionen, vier voorbeelden van niet-metaalionen en zes voorbeelden van samengestelde ionen. Gebruik eventueel tabel 40A en 66B van Binas.
  3. Hoe geef je in de naam aan welke lading een metaalion heeft als het deeltje meerdere ladingen kan hebben?
  4. Geef de namen van de volgende zouten: NaBr, Mg(NO3)2, Fe(OH)2, Cu2O, CuO.
  5. Geef de formules van de volgende zouten: calciumoxide, kaliumoxide, natriumfosfaat, goud(III)chloride, kobalt(II)nitraat.

 

De namen van de metaalionen zijn afgeleid van de elementnamen. Zo heet het ion van natrium een natrium-ion, het ion van ijzer een ijzer-ion, et cetera. De namen van niet-metaalionen hebben als uitgang meestal -ide. Bijvoorbeeld: chloride, bromide, sulfide. Deze zijn altijd negatief geladen.

Verhoudingsformules opstellen

De formule van een zout noemen we ook wel de verhoudingsformule van een zout. Zouten zijn net als alle andere stoffen van zichzelf elektrisch neutraal (ongeladen). De hoeveelheid positieve lading in een zout moet dus gelijk zijn aan de hoeveelheid negatieve lading in dat zout. Dan heffen de ladingen elkaar op.

 

Met behulp van het periodiek systeem kan de ionlading worden bepaald. Je kunt de formule van een zout afleiden uit de ladingen van de ionen waaruit het zout is opgebouwd. Uit de naam calciumchloride kun je bijvoorbeeld afleiden dat dit zout uit Ca2+- en Cl--ionen bestaat. Verder weten we dat het zout calciumchloride neutraal is. Een calciumion heeft een lading 2+ en een chloride-ion heeft een lading 1-. Er zitten dus twee keer zoveel chloride-ionen dan calciumionen in calciumchloride. De verhoudingsformule moet zijn: CaCl2.

 
 

Samengestelde ionen

Sommige ionen bestaan uit meerdere atomen die gezamenlijk een lading dragen. Die noem je samengestelde ionen. Deze samengestelde ionen gedragen zich als één deeltje. Meestal hebben samengestelde ionen negatieve ladingen.

 
Het hydroxide-ion is een samengesteld ion. Zo kan het twee keer positieve calciumion Ca2+ samen met het hydroxide-ion OH- een zout vormen, waarin de twee positieve ladingen van het calciumion door twee hydroxide-ionen gecompenseerd worden. Het samengestelde ion wordt dan in de formule tussen haakjes geplaatst: Ca(OH)2.

 

De volgende samengestelde ionen moet je kennen:

 

De overgangsmetalen

Je hebt gezien dat de elektrovalentie van een ion alleen voor de groepen 1, 2 en 13 t/m 17 rechtstreeks uit het periodiek systeem afgeleid kunnen worden. De groepen 3 t/m 12 bevatten allemaal metalen die positieve ionen kunnen vormen. De ionen uit deze groepen kunnen vaak verschillende ladingen hebben.
 
Zo bestaat er zowel een Fe2+ als een Fe3+-ion. Dat betekent dat er ook twee verschillende ijzerchloridezouten bestaan: FeCl2 en FeCl3. De systematische naam van FeCl2 is ijzer(II)chloride (spreek uit: ijzer-twee-chloride). De systematische naam van FeCl3 is ijzer(III)chloride (spreek uit: ijzer-drie-chloride). In de naam wordt de lading van het positieve ion met een Romeins cijfer weergegeven.
Een ander voorbeeld. De naam van Fe2O3 is ijzer(III)oxide. Je weet dat het oxide-ion O2- is. Drie oxide-ionen hebben samen een lading van 6-. Dat betekent dat de twee ijzer-ionen elk een lading van 3+ moeten hebben.
 

 

7.2 Zouten en oplossen

Experiment

 

Practicum: Oplosbaarheid in water
 
 
Onderzoeksvraag: Welke zouten lossen op in water?
 
Materiaal + stoffen:
6 reageerbuizen, spatel, reageerbuisrekje
keukenzout, krijt, salmiak, soda, een mineraal, kunstmest, demiwater
 
Werkwijze: Doe van elke stof een spatelpuntje in een reageerbuis.
Voeg aan elke reageerbuis een beetje (2 cm) water toe en schud goed.
Schrijf op of de stof oplost of niet.
 

Portfolio 7.2

  1. Zoek van elke stof de verhoudingsformule op.
  2. Welke stoffen losten goed op en welke niet?
  3. Welk verband zie je tussen de toepassing van de stof en het wel of niet oplossen in water?

 

Oplosvergelijking

Het blijkt dat natriumchloride, salmiak, soda en kunstmest goed oplossen in water. Deze stoffen worden gebruikt voor voedsel of voor de productie van voedsel. Het blijkt dat de zouten die dieren en planten opnemen bijna altijd goed oplosbaar zijn in water.

Krijt gebruiken we bijvoorbeeld voor het schrijven op een schoolbord. Het is dan handig dat het niet oplost in water, want dan zou het in onze handen snel uit elkaar vallen. In sieraden gebruiken we allerlei mineralen. Daarvan willen we natuurlijk ook niet dat ze uiteenvallen in (vochtige) lucht.

Hoe ziet dat oplossen er in formuletaal uit? Het oplossen van een zout kun je in een vergelijking schrijven. Zo'n vergelijking noemen we een oplosvergelijking. De ionen worden daarbij apart opgeschreven met daarachter de fase: opgelost in water. Als afkorting gebruiken we: (aq).
 

Twee voorbeelden van oplosvergelijkingen van zouten zijn:
  • natriumchloride: NaCl (s) → Na+ (aq) + Cl- (aq)
  • ammoniumsulfaat: (NH4)2SO4 (s) → 2 NH4+ (aq) + SO42- (aq)
Een oplosbaar zout splitst in water dus altijd in losse ionen. Een moleculaire stof doet dat niet. De oplosvergelijking voor een moleculaire stof is daarom ook veel eenvoudiger:
 
  • glucose: C6H12O6 (s) → C6H12O6 (aq)

 

Het oplossen van een zout

 

 

Bij een zout dat oplost in water worden de ionbindingen verbroken. De ionen worden dan omringd door watermoleculen. Dit noemen we hydratatie.

Hoe omringen de watermoleculen een positief en een negatief ion? Bedenk een verklaring waarom dit zo is.

 

7.3 Oplossen en indampen in formules

Je weet nu wat een verhoudingsformule is, en hoe het oplossen van een zout in een oplosvergelijking wordt weergeven. Hieronder staan nog een paar voorbeelden.  Het tegenovergestelde van oplossen is indampen. In het volgende experiment leer je hoe dat in zijn werk gaat.

een aantal oplosvergelijkingen 

NaCl (s) → Na+ (aq) + Cl- (aq)

Ca(OH)2 (s) → Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)

FeCl3 (s) → Fe3+ (aq) + 3 Cl- (aq)

Al(NO3)3 (s) → Al3+ (aq) + 3 NO3- (aq)

 

Portfolio 7.3

 

De volgende namen zijn gegeven:

  1. natriumsulfaat
  2. bariumbromide
  3. kaliumcarbonaat
  4. aluminiumjodide
  5. ammoniumjodide
  6. koper(I)chloride.
  1. Geef de verhoudingsformules van deze zouten.
  2. Geef de oplosvergelijkingen van deze zouten.

Als je een keukenzoutoplossing een tijdje laat staan totdat al het water is verdampt, dan zie je een vaste stof achter blijven. Dit is het keukenzout. Je kunt dit thuis uitproberen. Na het verdampen van het water, kun je de witte stof ook proeven.

Als je het water sneller wilt laten verdampen, dan verwarm je de oplossing tot het zout overblijft. Dit noemen we ook indampen. De indampvergelijking is eigenlijk het omgekeerde van de oplosvergelijking.

Geef de indampvergelijking van:

  1. een oplossing van keukenzout,
  2. een oplossing van soda,
  3. een oplossing van magnesiumhydroxide

Gebruik Binas-tabel 66B en 40A.

 

7.4 Neerslagreacties

Kalk in water

Kalkaanslag is een verschijnsel dat iedereen wel kent. Het komt voor in badkamers, de waterkoker en soms in wasmachines. Kalkaanslag heeft als verhoudingsformule CaCO3.

 

Druipsteengrotten bestaan ook uit kalksteen. De verhoudingsformule van kalksteen is hetzelfde als van krijt. Je weet al dat krijt niet oplost in water. Hoe ontstaat het dan in een waterige omgeving? Om deze vraag te kunnen beantwoorden voeren we een experiment uit.

 

 

Experiment

 

Practicum:   Zoutoplossingen bij elkaar
 

 

Onderzoeksvraag:   Wat gebeurt er tijdens het mengen van verschillende zoutoplossingen?
 
Materiaal + stoffen:   reageerbuizen, reageerbuisrek,
oplossingen van:
natriumjodide
lood(II)nitraat
ijzer(II)sulfaat
bariumchloride
natriumhydroxide
 
Werkwijze:   Doe ongeveer 1 mL natriumjodide-oplossing in een reageerbuisje en voeg ongeveer 1 mL ijzer(II)sulfaatoplossing toe.
(1 mL is ongeveer 1 cm hoog in de buis)
Doe ongeveer 1 mL natriumjodide-oplossing in een reageerbuisje en voeg ongeveer 1 mL lood(II)nitraatoplossing toe.
Doe ongeveer 1 mL bariumchloride-oplossing in een reageerbuisje en voeg ongeveer 1 mL natiumhydroxide-oplossing toe.
Doe ongeveer 1 mL IJzer(II)sulfaatoplossing in een reageerbuisje en voeg ongeveer 1 mL bariumchloride-oplossing toe.

 

Portfolio 7.4

  1. Schrijf je waarnemingen op.
  2. Schrijf de verhoudingsformules en de oplosvergelijkingen op van de stoffen die je hebt gebruikt.
  3. Probeer een verklaring te bedenken voor je waarnemingen. Je mag Binas-tabel 45A gebruiken.

 

Neerslagreacties

 

In de video zie je dat als bepaalde ionen bij elkaar komen, deze ionen een vaste stof vormen. Zij vormen in water een neerslag. Geef de reactievergelijking van de neerslagreactie in de video.

 

 

Een stappenplan

Hieronder bespreken we een stappenplan om te bepalen of er een neerslagreactie plaatsvindt. Als voorbeeld gebruiken we een oplossing van lood(II)nitraat bij een oplossing van kaliumjodide.

1. Bepaal welke ionen aanwezig zijn.

De aanwezige ionen zijn: Pb2+, NO3-, K+, I-

2. Maak een tabel door de negatieve ionen naast elkaar te zetten, en de positieve ionen onder elkaar.3. Vul de tabel in met behulp van Binas-tabel 45.

  NO3- I-
Pb2+ g s
K+ g g

4. Als er een neerslag kan ontstaan geef je de reactievergelijking.

In het voorbeeld zie je dat er een s in het tabelletje is ingevuld. Er ontstaat een neerslag tussen de lood(II)ionen en de jodide-ionen.
De s bij de combinatie van Pb2+ en I- betekent dus dat het zout loodjodide slecht oplosbaar is, de twee ionen reageren tot een vast zout.

De vergelijking is: Pb2+ (aq) + 2 I- (aq) → PbI2 (s)

Let op: de ionen die niet meedoen aan de reactie, de zogenaamde tribune-ionen, worden ook niet opgeschreven.

 

Portfolio 7.5

 

In elk van de onderstaande situaties worden twee oplossingen bij elkaar gevoegd. Ga met behulp van het stappenplan en Binas-tabel 45 na of er een neerslagreactie optreedt. Zo ja, geef dan de neerslagvergelijking. Bepaal ook welke kleur de neerslag heeft (gebruik Binas-tabel 65).

  1. een magnesiumchloride-oplossing met natriumfosfaatoplossing
  2. een natriumnitraatoplossing met een lood(II)nitraatoplossing
  3. een zilvernitraatoplossing met een natriumchlorideoplossing
  4. een kaliumsulfideoplossing met een ijzer(II)sulfaatoplossing
  5. een kaliumsulfietoplossing met een ammoniumnitraatoplossing

 

7.5 Toepassingen van neerslagreacties 1

Neerslagreacties spelen binnen de chemie van de zouten een belangrijke rol. Op deze manier kunnen zouten gemaakt worden, maar het is ook mogelijk om met behulp van neerslagreacties opgeloste ionen uit water te verwijderen. Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld in waterzuiveringsinstallaties. Maar ook bij meertjes en plassen worden soms neerslagreacties toegepast.

 

Portfolio 7.6 - De blauwalg

 

 
Bekijk het nieuwsbericht van TVFlevoland over de blauwalg hieronder.
 

 

Zoek op internet op onder welke omstandigheden de blauwalg de kans krijgt om in zwemwater te groeien. Er zijn minimaal twee voorwaarden nodig.

 

DINSDAG 14 FEBRUARI 2012
Blauwalg bestrijden met ijzerchloride
Chemische technologie
Proef van Waternet en RU Nijmegen

Blauwalg laat zich succesvol bestrijden met ijzerchloride. Dat blijkt uit een proef van drinkwaterbedrijf Waternet in samenwerking met de Radboud Universiteit Nijmegen en het Nederlands Instituut voor Ecologie. Sommige blauwalgen zijn schadelijk voor mensen en dieren. Om deze reden worden er in de zomermaanden, wanneer de algen het beste groeien, regelmatig zwemverboden afgekondigd.
De organismen doen het vooral goed wanneer het water rijk is aan fosfaten, die onder meer uit de bodem oplossen. De techniek, die Waternet de laatste twee jaar op een plas nabij Loenen testte, richt zich op een verlaging van het fosfaatgehalte. Het drinkwaterbedrijf gebruikt daarvoor ijzerchloride, dat zich aan fosfaat bindt. Voor de verspreiding van het ijzerchloride ontwikkelde Waternet een mobiel ponton met daarop een kleine windmolen. Deze drijft twee pompen aan. Het eerste exemplaar pompt oppervlaktewater op, terwijl het tweede de hoeveelheid ijzerchlorideoplossing doseert. De stromen mengen zich in een speciale buis, waarna het mengsel weer overboord gaat.
De proef is succesvol verlopen: de plas bij Loenen is na een behandeling van twee jaar helemaal helder. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of het effect ook blijvend is. Naar verwachting blijft het water zo’n tien jaar vrij van blauwalgen. Na deze periode zou de behandeling moeten worden herhaald.

bron: De Technologiekrant

In het artikel staat dat de techniek gericht is op uit het verlagen van het fosfaatgehalte.

  1. Welke stof gebruiken ze daarvoor? Geef een mogelijke formule van deze stof.
  2. Waarom weet je niet zeker om welke stof het exact gaat?
  3. Wat gebeurt er als je deze stof toevoegt aan water met fosfaten? Licht je antwoord toe met een reactievergelijking.
  4. In het artikel staat 'waarna het mengsel weer overboord gaat'. Verwacht jij dat alles weer terug het water in wordt geloosd?

7.6 Toepassingen van neerslagreacties 2

Kraanwater of demiwater?

 

Tijdens een practicumles ziet de docent dat een leerling kraanwater in een waterfles doet in plaats van demiwater. Op hetzelfde moment vraagt een andere leerling iets aan de docent. Daarna blijkt dat de waterfles tussen andere waterflessen terecht is gekomen waar wél demiwater in zit. Hoe kun je nu onderzoeken in welke fles kraanwater is gedaan?

Bedenk dat in kraanwater zouten voorkomen, onder andere natriumchloride. Demiwater is water zonder zouten. Welk experiment kan de docent uitvoeren?

Tip: Gebruik een neerslagreactie.

 

Kalkwater maken

 

Kalkwater is een indicator voor koolstofdioxide. Een leerling heeft voor een experiment kalkwater nodig. De grondstof voor kalkwater is calciumhydroxide en dit blijkt niet aanwezig te zijn. Men maakt kalkwater meestal uit twee goed oplosbare zouten. Beschrijf hoe men kalkwater zou kunnen maken.
Tip:Gebruik tabel 45.
 

Neerslagreacties samengevat

We hebben drie situaties besproken waarbij neerslagreacties een rol spelen:

  • het verwijderen van ionen uit water (voorbeeld: het verwijderen van fosfaationen uit (afval)water)
  • het maken van zouten of het ontstaan van zouten (voorbeeld: druipsteengrotten)
  • het aantonen van een zout/ionsoort (voorbeeld: wel/geen kraanwater in de fles)

 

7.7 Een reagens

Experiment

 

Practicum:  Wit of blauw kopersulfaat

Onderzoeksvraag: Wat is het verschil tussen de twee soorten kopersulfaat?

Materiaal + stoffen:

reageerbuizen met knijper
blauw koper(II)sulfaat
reagens op water
gedemineraliseerd water
spatel
brander

Werkwijze:

Doe ongeveer 0,5 mL blauw kopersulfaat in de reageerbuis.

Verbind de reageerbuis met een kurk met een glazen buis.

Houd het uiteinde van de glazen buis in een tweede reageerbuis.

Verhit vervolgens het blauwe kopersulfaat boven een kleine vlam.

Toon de ontstane vloeistof aan.

Laat de verhitte buis afkoelen en voeg dan enkele druppels water toe.

 

Portfolio 7.7

  1. Welke waarnemingen doe je?
  2. Wat is de verhoudingsformule van koper(II)sulfaat?
  3. Kijk in Binas-tabel 65B naar de kleur van het koper(II)sulfaat. Kijk vervolgens in de regel eronder: welke kleur staat daar? Welk verschil zie je staan in de formule?
  4. Probeer in eigen woorden uit te leggen wat dit verschil zal betekenen.

 

7.8 Kristalwater

Kristalwater

Koper(II)sulfaat ken je uit de derde klas als een stof die met een herkenningsreactie water kan aantonen. De kleur verandert dan van wit naar blauw. Deze blauwe kleur wordt veroorzaakt door het water dat de vaste stof opneemt. Met weinig water worden watermoleculen ingebouwd in het kristalrooster van het zout. We noemen het dan kristalwater. Dit water kan na het verwarmen van de stof weer verdampen.
 
Er is een bijzondere notatie voor de aanwezigheid van kristalwater in zout.
 
 blauw kopersulfaat: CuSO4 • 2 H2O (s)
 
De punt tussen de zoutformule en de watermoleculen betekent dat er per CuSO4-eenheid twee watermoleculen in het rooster ingebouwd zijn. Het is één stof. Wordt de stof verhit dan ontsnappen de watermoleculen uit het roosterverband. Tijdens het oplossen van een zout met kristalwater komen alle deeltjes los van elkaar. Dit schrijven we als volgt op:
 
CuSO4 • 2 H2O (s) → Cu2+ (aq) + SO42- (aq) + 2 H2O (l)
 

Portfolio 7.8

 

Beantwoord de vragen.
  1. Zoek de systematische naam van soda op.
  2. Geef de verhoudingsformule van soda.
  3. Geef de reactievergelijking voor het verwarmen van soda.
  4. Geef de oplosvergelijking van soda.

 

7.9 Afsluiting

Reflectie

Je hebt geleerd:

  • hoe je de verhoudingsformule van een zout moet opschrijven,
  • wat samengestelde ionen en wat overgangsmetalen zijn,
  • hoe je oplosvergelijkingen moet opstellen,
  • hoe je bepaalt of er een neerslagreactie plaatsvindt,
  • op welke manieren neerslagreacties toegepast worden,
  • wat kristalwater is.

Portfolio 7.9

 

Herformuleer de leerdoelen (zie hierboven) als vragen en werk de antwoorden op die vragen uit in je portfolio.
 
Oefenopdrachten
  1. Geef de formules van de volgende zouten:
    1. natriumjodide
    2. kaliumsulfide
    3. kwikbromide
    4. ijzer(II)oxide
    5. kobalt(II)fluoride
  1. Geef de namen van de volgende zouten:
    1. Na2S
    2. Al2O3
    3. Cr2O3
    4. CuF
    5. Ca(OH)2
    6. BaSO4
  1. Vlugzout is een ouderwetse stof om bewusteloze mensen weer bij te brengen. Heel soms kom je vlugzout nog in een boek tegen.
    1. Zoek in Binas op wat de naam en formule is van dit zout.
    2. Zoek op Wikipedia op hoe dit zout kan worden gemaakt (gesynthetiseerd).
  1. Cyaankali is een witte vaste stof. Het is bijzonder giftig. Toch komt cyaankali ook voor in amandelen. Zoek in Binas op wat de naam en formule is van dit zout.
  1. Gootsteenontstopper noemen we ook wel caustische soda.
    1. Zoek in Binas op wat de naam en formule is van dit zout.
    2. Geef de oplosvergelijking van deze stof.
  1. We voegen een oplossing van bariumchloride bij een oplossing van natriumsulfaat.
    1. Noteer de deeltjes die voor de reactie aanwezig zijn.
    2. Welke combinatie van ionen levert een slecht oplosbaar zout op? Maak een (mini)tabel.
    3. Geef de neerslagvergelijking.
    4. Welke ionen zijn na filtratie van het neerslag (zeker) nog in het filtraat aanwezig?
    5. Geef de vergelijking voor het indampen van het filtraat.
  1. Doe hetzelfde als bij vraag 6 maar nu met een oplossing van aluminiumnitraat en kaliloog.
  1. Een leerling moet de stof nikkelcarbonaat hebben voor een experiment, maar dit is niet aanwezig. Hoe kan de leerling toch dit zout verkrijgen binnen een lesuur?
  1. Er staan twee flessen in het laboratorium. De ene fles bevat calciumchromaat en de andere fles magnesiumpermanganaat.
    1. Geef de oplosvergelijkingen van deze zoutoplossingen.
    2. Welke kleur hebben de oplossingen? Maak gebruik van tabel 65.
    3. Wat zal er gebeuren als beide oplossingen bij elkaar komen?
    4. Welke kleur heeft het mengsel bij c?
  1. Na een practicum met koper(II)sulfaat wordt al het afval verzameld in een afvalvat. De TOA gaat het koper terugwinnen, want dit is een zwaar metaal en mag niet zomaar worden weggespoeld. Hoe kan de TOA het koper verwijderen uit het afval?
  1. Er staat een kleurloze oplossing klaar en je moet vaststellen welk zout daarin aanwezig is. De volgende drie proeven worden gedaan:
    • Bij toevoegen van een natriumchloride-oplossing ontstaat een neerslag.
    • Bij toevoegen van een natriumsulfaatoplossing ontstaat een neerslag.
    • Bij toevoegen van een bariumnitraatoplossing ontstaat geen neerslag.
      Welk zout kan hier aanwezig zijn? Licht je antwoord toe met behulp van een reactievergelijking.
  1. Pokon is kunstmest voor kamerplanten. Dit kan ammoniumfosfaat of ammoniumnitraat bevatten. Hoe kun je dit onderzoeken? Licht je antwoord toe met stofnamen en (een) reactievergelijking(en).
Diagnostische toets

Ga in het menu links naar 'Opdrachten en Toetsen' en maak de diagnostische toets van hoofdstuk 7.

  • Het arrangement 07 H7 Zouten en water is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Bètapartners Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2015-05-08 09:30:36
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Dit materiaal is achtereenvolgens ontwikkeld  en getest in een SURF-project  (2008-2011: e-klassen als voertuig voor aansluiting VO-HO) en een IIO-project (2011-2015: e-klassen&PAL-student).  In het SURF project zijn in samenwerking met vakdocenten van VO-scholen, universiteiten en hogescholen e-modules ontwikkeld voor Informatica, Wiskunde D en NLT.  In het IIO-project (Innovatie Impuls Onderwijs) zijn in zo’n samenwerking modules ontwikkeld voor de vakken Biologie, Natuurkunde en Scheikunde (bovenbouw havo/vwo).  Meer dan 40 scholen waren bij deze ontwikkeling betrokken.

    Organisatie en begeleiding van uitvoering en ontwikkeling is gecoördineerd vanuit Bètapartners/Its Academy, een samenwerkingsverband tussen scholen en vervolgopleidingen. Zie ook www.itsacademy.nl

    De auteurs hebben bij de ontwikkeling van de module gebruik gemaakt van materiaal van derden en daarvoor toestemming verkregen. Bij het achterhalen en voldoen van de rechten op teksten, illustraties, en andere gegevens is de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht. Mochten er desondanks personen of instanties zijn die rechten menen te kunnen doen gelden op tekstgedeeltes, illustraties, enz. van een module, dan worden zij verzocht zich in verbinding te stellen met de programmamanager van de Its Academy (zie website). 

    Gebruiksvoorwaarden:  creative commons cc-by sa 3.0

    Handleidingen, toetsen en achtergrondmateriaal zijn voor docenten verkrijgbaar via de bètasteunpunten.

     

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze les maakt onderdeel uit van de e-klas 'Atomen, bindingen en zouten' voor VWO 4
    Leerniveau
    VWO 4;
    Leerinhoud en doelen
    Micro-macro denken; Scheikunde; Macro-micro denken;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    e-klassen rearrangeerbaar

    Bronnen

    Bron Type
    https://maken.wikiwijs.nl/userfiles/f5c195094b43fececa1e138709eb4239f892cddb.swf
    https://maken.wikiwijs.nl/userfiles/f5c195094b43fececa1e138709eb4239f892cddb.swf
    Video
    https://maken.wikiwijs.nl/userfiles/42e6ed6a20f3cc8fe94c078a04760f84a2a74d20.swf
    https://maken.wikiwijs.nl/userfiles/42e6ed6a20f3cc8fe94c078a04760f84a2a74d20.swf
    Video

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    , Bètapartners. (z.d.).

    test

    https://maken.wikiwijs.nl/45635/test