Eieren les A: Eieren
Over wat eieren zijn en waar eieren vandaan komen.
Doelen:
De leerlingen:
- kunnen vertellen waar eieren vandaan komen.
- kunnen vertellen dat er verschillende soorten eieren zijn en kunnen het juiste ei bij het juiste dier plaatsen.
- kunnen uitleggen wat een ei is.
- kunnen vertellen dat een ei zowel een voedingsproduct als een ingrediënt is.
- kunnen enkele producten noemen waarin eieren verwerkt zitten.
Duur:
Introductie : 10 minuten
Aan de slag : 15 – 10 minuten
Afsluiting : 30 minuten
Benodigdheden:
- Bijlage (of knuffels van verschillende diersoorten)
- Verschillende soorten eieren (suggestie)
- Hard- en zachtgekookte eieren (suggestie)
- Tijdschriften, folders e.d. met daarin afbeeldingen van voedingsmiddelen
Werkvormen:
Kringvorm, samenwerken, knutselen,
proeverij (suggestie).
Inleiding
We gaan het vandaag hebben over eieren. De les begint met enkele kringactiviteiten, waarna de kinderen zelfstandig en/of gezamenlijk aan de slag gaan. Als afsluiting worden nog enkele leuke vervolgsuggesties gegeven.
Alle informatie die u voor deze les nodig hebt is te downloaden als pdf bestand, links onderaan de pagina. Tevens zijn alle lessen te vinden op http://dierenwelzijnslessen.groenkennisnet.nl; ga naar het leerkrachtgedeelte of klik in het leerlingengedeelte op de kip.
Ter introductie van het onderwerp Eieren wordt gezamenlijk het filmpje ‘De Koe die een Ei legde’ gekeken. Dit filmpje is afkomstig van www.schooltv.nl/beeldbank. Bespreek na afloop van het filmpje met de leerlingen waar eieren vandaan komen.
Aan de slag - Verschillende eieren
Als het goed is weten de leerlingen nu dat eieren door kippen gelegd worden, maar weten ze ook welke dieren nog meer eieren leggen? Voor aanvang van deze opdracht kunt u de leerlingen vragen allemaal een dierenknuffel mee te nemen. Ook kunt u bijgevoegde plaatjes (bijlage) van de verschillende diersoorten ophangen op het bord. Ga vervolgens de knuffels of de plaatjes af en vraag de leerlingen of ze denken dat het betreffende dier net als de kip eieren legt. Voorbeelden van dieren die wel een ei leggen: vogel, kikker, hagedis, slang, mier. Voorbeelden van dieren die geen ei leggen: olifant, aap, etc.
Aan de slag – Wat is een ei nu eigenlijk?
Behandel in een kringgesprek wat een ei is. Vragen die hierbij gesteld kunnen worden zijn: Welke kleur kan een ei hebben? Welke kleur kunnen eieren van de kip hebben? Zijn alle eieren even groot? Welke vorm heeft een ei? Hoe heet het wit dat in een ei zit? Hoe heet het geel dat in een ei zit? Hoe heet de buitenkant van een ei? Eet jij wel eens eieren? Hoe kun je eieren eten (gekookt, gebakken, spiegelei, roerei).
Suggestie 1: Richt indien mogelijk een tafel in met verschillende soorten eieren, denk daarbij aan witte/bruine kippeneieren, een struisvogelei, een kievitsei, een ei van een krielkip, et cetera. Kom vervolgens terug op de vorige opdracht, vraag de leerlingen of ze weten welke eieren van welk dier afkomstig zijn.
Suggestie 2: Neem verschillende soorten eiproducten mee en laat de leerlingen proeven. Zo gaat alles wat meer voor ze leven. Neem bijvoorbeeld wat gekookte eieren mee en laat de leerlingen deze zelf pellen en opeten. En/of laat iedere leerling een hapje roerei proeven.
Afsluiting
De les wordt afgesloten met het maken van een collage. Verdeel de klas in groepjes van ongeveer vijf leerlingen en geef ieder groepje een wit of gekleurd A2/A3 vel, voldoende scharen, lijm en een stapel tijdschriften, folders e.d. met daarin afbeeldingen van voedingsmiddelen. Laat de leerlingen een collage maken met zo veel mogelijk voedingsmiddelen waarvan ze denken dat er eieren in verwerkt zitten. Hang de posters op een goed zichtbare plek in het lokaal op en bespreek ze één voor één met de gehele groep. Kloppen ze? Waarin zit wel ei, en waarin niet?
Indien een collage te lastig is voor de leerlingen: laat ze een gele cirkel tekenen (gebakken ei) en laat ze daarin de dingen plakken die zij lekker vinden op of in hun ei.
Extra activiteit – Uitstapje
Neem de leerlingen mee naar een kinderboerderij in de buurt. Zo kunnen de leerlingen met eigen ogen zien hoe een kip eruit ziet en met eigen oren horen welke geluiden kippen maken. Ook zien ze hoe kippen in een ren leven en zien ze waar hun eieren vandaan komen. Daarnaast kunnen ze nu hennen en hanen onderscheiden. Contactgegevens van kinderboerderijen in Nederland zijn te vinden op de website, op het leerkrachtgedeelte onder ‘Excursies’.
Extra activiteit – Eierrace
Deel de klas op in twee groepen. Laat steeds één leerling per groep tegen elkaar lopen op een parcours met een hard gekookt ei (of een chocolade ei) op een lepel. Ze moeten daarbij wel één hand op de rug houden. De winnaar blijft, de verliezer mag gaan zitten. Ga zo door tot alle leerlingen zijn geweest.
Extra activiteit – Eierkunst
Leuk voor als het bijna Pasen is; laat de leerlingen allemaal een gekookt ei mee naar school nemen om deze vervolgens te beschilderen. De volgende dag kunnen ze hun mooi geschilderde ei mee naar huis nemen!
In plaats van echte eieren beschilderen, kunt u ook grote vellen papier in ovaalvorm uitdelen die de leerlingen dan met van alles en nog wat mogen versieren (wasco, knippen, plakken, verven, tekenen).
Eieren les B: Kippen
Over wat kippen zijn en hoe kippen gehouden worden.
Doelen:
De leerlingen:
- kunnen vertellen een kip eruit ziet en hoe de verschillende onderdelen van de bouw van de kip heten.
- kunnen producten die de kip eet benoemen.
- kunnen uitleggen waar een kip leeft en wat het verschil is tussen een kip in de natuur, in de ren en in de schuur.
- kunnen het verschil tussen een hen, een haan en een kuiken uitleggen.
- kunnen een mening vormen over de verschillende manier van het houden van een kip.
Duur:
Introductie : 10 minuten
Aan de slag : 15 – 15 minuten
Afsluiting : 15 minuten
Benodigdheden:
Werkvormen:
Kringvorm, knutselen.
Introductie – De kip
De leerlingen weten nu alles over eieren, maar nog niks over de kip. Deze les gaat daarom dieper in op de kip die de eieren legt. Behandeld wordt hoe een kip eruit ziet, het verschil tussen de hen, de haan en het kuiken en het verschil tussen kippen die voor de hobby gehouden worden en voor de productie. Ook de verschillende manieren van houden voor productiedoeleinden worden besproken.
Alle informatie die u voor deze les nodig hebt is te downloaden als pdf bestand, links onderaan de pagina. Tevens zijn alle lessen te vinden op http://dierenwelzijnslessen.groenkennisnet.nl; ga naar het leerkrachtgedeelte of klik in het leerlingengedeelte op de kip.
Hang de afbeelding van het kuiken uit bijlage 1 op een goed zichtbare plek in de klas. Vraag de leerlingen wat het voor dier is. Hoe ziet het dier er nu uit, en hoe ziet het dier eruit als hij volwassen is? Waar is het dier uitgekomen? Hoelang duurt het voordat het dier uit het ei komt (3 weken)? Kan een ei dat je in de winkel koopt ook uitkomen?
Aan de slag – Wat is een kip?
Bespreek met de leerlingen de verschillende onderdelen van de bouw van de kip. Laat ze om de beurt een onderdeel noemen. Zodra een leerling een goed onderdeel noemt mag deze bij u het betreffende kaartje (zie bijlage 2) ophalen en deze op de juiste plaats op de kip plakken. Er zitten ook kaartjes tussen die niet van toepassing zijn, welke kaartjes zijn dat volgens de leerlingen? Te behandelende onderdelen zijn:
- Ogen: waar zitten de ogen, welke kleur ogen heeft de kip?
- Snavel: waar zit de snavel, welke kleur heeft de snavel, heeft elke kip dezelfde kleur snavel, waarvoor dient de snavel?
- Neus: waar zit de neus?
- Poten: waar zitten de poten, hoeveel poten heeft een kip, hoeveel tenen zitten er aan elke poot, zijn alle tenen even lang, heeft een kip ook nagels?
- Kam: wat heeft een kip op zijn/haar kop, waar zit de kam, heeft elke kip een kam, welke kleur heeft de kam?
- Oorlellen: waar zitten de oorlellen, welke kleur hebben de oorlellen, heeft elke kip dezelfde kleur oorlellen?
- Vleugels: waar zitten de vleugels, heeft elke kip vleugels, kan een kip vliegen?
- Staart: waar zit de staart, heeft elke kip een staart, waarvoor dient de staart?
- Veren: heeft een kip veren of een vacht, heeft een kip overal veren, wordt een kip geboren met veren?
Aan de slag – Een hen, een haan of een kuiken?
Nu de leerlingen weten hoe een kip er globaal uit ziet, kunt u de verschillen tussen de hen, de haan en het kuiken behandelen.
Leg drie grote vellen papier (één met HAAN, één met HEN, en één met KUIKEN) in het midden van de kring op de grond. Knip van te voren de naamkaartjes uit welke te vinden zijn in bijlage 3. Lees het kaartje hardop voor en wijs een leerling aan dat deze bij de hen, de haan of het kuiken moet neerleggen. Vervolgens kunt u het betreffende naamkaartje bespreken. Ligt het op de goede plaats? Wie denkt dat het bij de hen hoort, wie denkt dat het bij de haan moet liggen of bij het kuiken? Wie legt een ei, de hen, de haan of het kuiken? Hebben een hen, een haan en een kuiken allen een kam op hun kop?
Afsluiting
Als afsluiting wordt een begin gemaakt met de leefomgeving van een kip. Zowel vrij in de natuur, als voor de hobby in de ren en voor de productie in een schuur komt aan bod.
Laat de leerlingen enkele foto’s/posters zien uit bijvoorbeeld een prentenboek of een ander boek met veel en grote foto’s van kippen waarbij de omgeving duidelijk te zien is. Stel bij elke foto een vraag, bijvoorbeeld: ‘Denk je dat deze kip gelukkig is?’ ‘Waarom denk je dat?’ ‘Zou jij blij zijn als je deze kip zou zijn?’.
Extra activiteit – Uitstapje
Neem de leerlingen mee naar een kinderboerderij in de buurt. Zo kunnen de leerlingen met eigen ogen zien hoe een kip eruit ziet en met eigen oren horen welke geluiden kippen maken. Ook zien ze hoe kippen in een ren leven en zien ze waar hun eieren vandaan komen. Ook kunnen ze nu hennen en hanen onderscheiden. Contactgegevens van kinderboerderijen in Nederland zijn te vinden op de website, op het leerkrachtgedeelte onder ‘Excursies’.
Extra activiteit – Versjes
Onderstaande versjes gaan over kuikentjes. Neem samen met de leerlingen de versjes door.
Het Kuikentje
Ergens in een winkel
Daar scharrelt op de grond
Van een etalage
Een piepklein kuikentje rond
Hij pikt tegen de ruiten
En gaat op zoek naar graan
Hij kijkt verbaasd naar buiten
Waar heel veel mensen staan
Maar als hij ’t lege eitje ziet
Is hij pas écht verrast
En vraagt zich vol verbazing af:
Heb ik dáár in gepast?
|
|
Klein Klein Kuikentje
Klein, klein kuikentje, waar kom jij vandaan?
Ik kom uit het ei, dat net stuk is gegaan.
Klein, klein kuikentje, waar ga jij naartoe?
Naar de witte kip, want dat is nu mijn moe.
Klein, klein kuikentje, waar slaap je dan vannacht?
Onder moeders vleugels, want dat is warm en zacht.
|
|
Extra activiteit – Kuikentjes maken van papier
Maak gezamenlijk met de leerlingen kuikentjes. Zorg ervoor dat iedere leerling over voldoende papier (A4, A3) beschikt, over kleurpotloden en prikkers/scharen. Doe de opdracht zelf op het bord voor, zodat ze allemaal kunnen zien wat ze moeten doen.
Plaats een hand op het bord en trek deze om met schoolkrijt. De leerlingen doen ditzelfde twee keer op het papier. Laat ze beide handen uitknippen/prikken; dit worden de vleugels van het kuiken. Laat ze vervolgens een rond voorwerp ter grootte van een glas omtrekken. Ook deze knippen/prikken ze uit; dit is het lijf van het kuiken. De vleugels aan het lijf plakken en klaar is het kuiken! De leerlingen kunnen de kuikens nu naar hartenlust versieren.
De honingbij les A: De honingbij
Over de honingbij.
Doelen:
De leerlingen:
- kunnen vertellen wat een bij is en hoe deze eruit ziet.
- kunnen uitleggen dat de bij verschillende taken heeft in zijn leven.
- kunnen uitleggen hoe je het beste kan reageren als je een bij tegenkomt.
Duur:
Introductie : 5 minuten
Aan de slag : 5 – 10 – 10 minuten
Afsluiting : 10 minuten
Benodigdheden:
Werkvormen:
Kringvorm.
Introductie – De honingbij
Ieder kind kent de bij van naam. Zij zullen de bij waarschijnlijk associëren met vervelende, stekende insecten. Maar wat weten zij eigenlijk nog meer over de bij? Deze les is bedoeld is om de leerlingen meer kennis te geven over dit dier. Introduceer het onderwerp aan de leerlingen.
Alle informatie die u voor deze les nodig hebt is te downloaden als pdf bestand, links onderaan de pagina. Tevens zijn alle lessen te vinden op http://dierenwelzijnslessen.groenkennisnet.nl; ga naar het leerkrachtgedeelte of klik in het leerlingengedeelte op de honingbij.
Aan de slag – Wat is een bij?
Begin een kringgesprek over de bij. Wie heeft er wel eens een bij in de tuin gehad? Wat weten de leerlingen over de bij? Gebruik foto’s of plaatjes van bijen en andere insecten; zien de leerlingen het verschil tussen een bij en bijvoorbeeld een wesp of hommel? In bijlage 1 vindt u afbeeldingen die u hiervoor kunt gebruiken. Maak voor het laten zien van de plaatjes eventueel gebruik van het digibord.
Aan de slag – De kolonie
Bijen leven in grote groepen bij elkaar; de kolonie. Elke bij heeft zijn eigen taak. Bespreek dit kort met de leerlingen: welke taken denken zij dat er allemaal zijn in een bijenkorf?
Wat heeft een bij (en de kolonie) nodig? Met andere woorden; wat zorgt ervoor dat de bijen blij zijn? Laat de leerlingen hierover zelf nadenken. Probeer een vergelijking te maken met de mens (Wat heeft een mens nodig? Heeft een bij dat ook nodig?)
Aan de slag – Omgaan met bijen
Vraag de leerlingen wat zij doen als ze een bij zien: wegrennen, slaan, met rust laten? Laat de leerlingen hun vinger opsteken bij elke mogelijkheid; zo kunnen u en de leerlingen hen/zichzelf vergelijken met de rest van de klas.
Leg uit dat een bij niet snel zal steken; de bij zal zelf ook sterven als zij haar angel verliest. De leerlingen moeten uiteindelijk voor zichzelf besluiten hoe ze zich voortaan zullen gedragen wanneer zij een bij tegenkomen, maar als docent kunt u ze stimuleren om niet meer naar de bijen te slaan. De bij zal dan juist eerder steken!
Afsluiting
Probeer de leerlingen te stimuleren om thuis nog eens over het onderwerp te praten. Zo blijft alles wat ze geleerd hebben makkelijker hangen. Doe dit door middel van een opdrachtje zoals een doolhof, tekening of kleurplaat, zodat ze deze thuis kunnen laten zien. Als bijlage 2 is een doolhof toegevoegd, die u kunt kopiëren en uitdelen aan de leerlingen.
De honingbij les B: Honing van de bij
Over honing en waar het vandaan komt.
Doelen:
De leerlingen:
- kunnen vertellen dat honing geproduceerd wordt door de honingbij.
- kunnen uitleggen dat de honingbij door de mens wordt gehouden voor de honing.
Duur:
Introductie : 5 – 10 minuten
Aan de slag : 10 – 15 minuten
Afsluiting : 5 minuten
Benodigdheden:
Werkvormen:
Kringvorm.
Introductie – De honingbij
Ieder kind weet wat een bij is. Veel kinderen eten wel eens honing. Op brood of op een pannenkoek bijvoorbeeld. Maar waarschijnlijk kunnen niet alle kinderen de link tussen bij en honing maken. Deze les zal de kinderen leren waar de honing vandaan komt en dat de bij verantwoordelijk is voor de productie ervan. Introduceer het onderwerp aan de leerlingen.
Alle informatie die u voor deze les nodig hebt is te downloaden als pdf bestand, links onderaan de pagina. Tevens zijn alle lessen te vinden op http://dierenwelzijnslessen.groenkennisnet.nl; ga naar het leerkrachtgedeelte of klik in het leerlingengedeelte op de honingbij.
Wat weten ze over honing? Wie van de leerlingen eet wel eens honing of een product waarin honing zit, zoals drop? Neem wat honing mee ter illustratie. Laat de leerlingen eventueel wat honing proeven.
Aan de slag – Waar komt de honing vandaan?
Vraag de leerlingen of zij weten hoe en door wie de honing wordt gemaakt. Probeer het goede antwoord uit de leerlingen te krijgen. Wanneer geen van de leerlingen het weet, is het aan uzelf om het goede antwoord te geven. Houdt het kort: de bijen halen een stofje (nectar) uit bloemen en maken hier honing van.
Aan de slag – Hoe komt de honing in de supermarkt?
Behandel kort de route van de korf naar de supermarkt. Misschien weten de leerlingen waar de bijen wonen (de korf), geef anders hierbij uitleg. Leg ook uit wat een imker is. Hiervoor kunt u bijvoorbeeld het materiaal in bijlage 1 gebruiken. Vraag de leerlingen waarom de imker zo’n ’raar’ pak draagt. Leggen de leerlingen de link met het steken van de bij?
Afsluiting
Probeer de leerlingen te stimuleren om thuis nog eens over het onderwerp te praten. Zo blijft alles wat ze geleerd hebben makkelijker hangen.
De koe les A: Koetjes en kalfjes op de boerderij
Over de verschillen tussen de koe en de stier en hun producten.
Doelen:
De leerlingen:
- kunnen de verschillen tussen koe, stier en kalf noemen.
- kunnen uitleggen waar melk en vlees vandaan komt.
- kunnen vertellen wat koeien nodig hebben op een boerderij.
Duur:
Introductie : 10 minuten
Aan de slag : 10 - 15 minuten
Afsluiting : 5 minuten
Benodigdheden:
- Bijlage 1, Bijlage 2 & Bijlage 3
- Posterpapier
- Schaar & lijm
Werkvormen:
Kringvorm, filmpje.
Introductie - De Koe
Deze les gaat in op de verschillen tussen koeien, stieren en kalveren. Deze les leert de leerlingen na te denken over de verschillen, maar ook waar melk vandaan komt en het vlees van de koe. Introduceer het rund/koe aan de leerlingen.
Alle informatie die u voor deze les nodig hebt is te downloaden als pdf bestand, links onderaan de pagina. Tevens zijn alle lessen te vinden op http://dierenwelzijnslessen.groenkennisnet.nl; ga naar het leerkrachtgedeelte of klik in het leerlingengedeelte op de koe.
Wat weten ze er al over? Vraag de leerlingen of zij weten hoe de mannetjes, vrouwtjes en jongen bij koeien genoemd worden (stier, koe, en kalf). Waaraan kun je ze herkennen? Laat plaatjes zien van koe, stier en kalfje; wat is het verschil? Kunnen koeien ook een andere kleur zijn dan wit met zwarte vlekken? Maak ter ondersteuning gebruik van bijlage 1.
Aan de slag – De omgeving van een koe
De leerlingen hebben vast wel eens koeien in de wei gezien. Zijn ze ook wel eens in een koeienstal geweest? Zo ja, laat de leerling(en) vertellen hoe dat eruit zag, hoe het klonk, hoe het rook, etc. Bijlage 2 laat koeien in een stal zien, zoals het er op een willekeurige boerderij uit zou kunnen zien. Een ander foto laat een koe zien in de wei. Leg uit dat sommige koeien naar buiten kunnen, maar andere koeien niet. De meeste koeien worden gehouden in een stal. Ze zitten altijd in groepen, behalve de hele jonge kalfjes en de stier. Wat denken de leerlingen hierover, denken ze dat koeien liever gezellig bij elkaar staan of dat ze liever alleen een hok voor zichzelf hebben? Koeien wonen graag in groepen en zijn niet graag alleen. Maar wat heeft een koe allemaal nog meer nodig naast een hok? Weten ze ook wie er voor de koeien zorgt? En wat moet die persoon allemaal doen om goed voor ze te zorgen? Laat het filmpje ‘Koeien staan ’s winters op stal.’ op www.schooltv.nl/beeldbank zien en bespreek het filmpje na. Hadden de leerlingen gelijk?
Aan de slag – Wat maken koeien?
De leerlingen weten nu waar de koeien wonen, maar weten ze ook wat koeien maken voor ons? Bespreek dit onderwerp met behulp van bijlage 3. Eten de kinderen wel eens producten die afkomstig zijn van de koe? En vinden ze dit dan lekker? Als er kinderen zijn die geen vlees eten, waarom eten zij dan geen vlees? Vinden ze het niet lekker? En wat vinden ze wel lekker wat met melk of vlees gemaakt word? Bijlage 3 is een soort puzzel, het kan in groepjes gedaan worden. Er zijn plaatjes van de koe, stier en kalf en van melk en vlees. Het is aan de kinderen om de producten bij de goede dieren te plakken op een poster voor zichzelf of in groepjes. Zo weten ze waar wat ze eten vandaan komt. Na een tijdje bekijkt u klassikaal welke plaatjes waarbij horen. U kunt ook klassikaal een poster maken en deze naderhand ophangen in de klas.
Afsluiting
Vraag de leerlingen of ze het leuk vonden en wat ze geleerd hebben. Wat weten ze nu van koeien dat ze eerst nog niet wisten?
De koe les B: Melk voor elk
Over de herkomst van melk.
Doelen:
De leerlingen:
- kunnen uitleggen dat melk niet in de fabriek wordt gemaakt, maar door koeien en sommige andere dieren gemaakt wordt.
- kunnen vertellen dat melk gebruikt wordt om andere producten van te maken.
Duur:
Introductie : 10 minuten
Aan de slag : 15 minuten
Afsluiting : 5 minuten
Benodigdheden:
- Bijlage 1 & Bijlage 2 (suggestie)
- Melkproducten of lege verpakkingen van melkproducten
Werkvormen:
Kringvorm, filmpje.
Introductie – Melk
De vorige les ging over de verschillen tussen koeien, stieren en kalveren. De leerlingen hebben geleerd na te denken over de verschillen, maar ook waar melk vandaan komt en het vlees van de koe. In deze les leren de leerlingen dat melk niet in de fabriek gemakat wordt, maar door koeien en sommige andere dieren. Ook leren ze dat melk gebruikt wordt om andere producten van te maken.
Alle informatie die u voor deze les nodig hebt is te downloaden als pdf bestand, links onderaan de pagina. Tevens zijn alle lessen te vinden op http://dierenwelzijnslessen.groenkennisnet.nl; ga naar het leerkrachtgedeelte of klik in het leerlingengedeelte op de koe.
Drinkt iedere leerling in de klas wel eens melk? Vast wel, en waarschijnlijk heeft een aantal het zelf mee naar school gekregen, of drinkt het schoolmelk. Maar weten zij ook waar het vandaan komt? Bespreek dit met de leerlingen: melk wordt niet gemaakt in de fabriek of supermarkt . Dat melk van koeien komt, weten ze misschien. Maar kunnen de leerlingen nog meer dieren opnoemen die ook melk geven? De geit is een ander bekend voorbeeld, maar er bestaat ook schapen-, paarden-, en zelfs kamelenmelk. Wie drinkt er wel eens geitenmelk? Welke melk wordt het meest gedronken? (koemelk)
Weten de leerlingen uit welk deel van de koe (de uier) de melk komt? En wanneer geeft de koe melk (na het werpen van een kalf)? Bespreek dit onderwerp met behulp van de plaatjes uit bijlage 1. Vraag één van de leerlingen of ze dit deel van de koe kunnen aanwijzen op de foto uit de bijlage.
Aan de slag – Melkproducten
Weten de leerlingen wat er van melk gemaakt kan worden? Laat de kinderen producten opnoemen. Neem ter illustratie wat melkproducten of lege verpakkingen mee, zoals karnemelk, kaas, yoghurt of boter. Ook kunt u bijvoorbeeld jonge geitenkaas laten proeven; veel leerlingen zullen dat nog nooit gezien en geproefd hebben. In plaats van producten of verpakkingen kunnen plaatjes opgezocht worden via het digibord.
Weten de leerlingen hoe je kaas maakt? Laat ze het antwoord zien met behulp van het filmpje ‘Kaas’ op www.schooltv.nl/beeldbank.
Suggestie: laat de leerlingen de kleurplaat uit bijlage 2 inkleuren. Het thema van de kleurplaat is de koe en zuivelproducten.
Afsluiting
Probeer de leerlingen te stimuleren om thuis nog eens over het onderwerp te praten. Zo blijft alles wat ze geleerd hebben makkelijker hangen. Laat ze de kleurplaat mee naar huis nemen.
De vis les A: Vissen van top tot teen
Over het leven van de vis.
Doelen:
De leerlingen:
- kunnen uitleggen hoe een vis eruit ziet.
- kunnen vertellen waar een vis leeft.
- kunnen vertellen wat een vis eet.
Duur:
Introductie : 20 minuten
Aan de slag : 15 – 20 – 10 minuten
Afsluiting : 10 minuten
Benodigdheden:
Werkvormen:
Kringvorm, brainstormen.
Introductie – Vissen
Ieder kind heeft waarschijnlijk wel eens van een vis gehoord. Maar weten ze ook wat een vis precies is, hoe hij eruit ziet, wat hij eet en waar hij leeft? Welke leerlingen hebben een goudvis thuis? Laat ze iets vertellen over hun vis (kleur, soort, zijn kom, gedrag). Wat kunnen ze verder nog over vissen vertellen?
Alle informatie die u voor deze les nodig hebt is te downloaden als pdf bestand, links onderaan de pagina. Tevens zijn alle lessen te vinden op http://dierenwelzijnslessen.groenkennisnet.nl; ga naar het leerkrachtgedeelte of klik in het leerlingengedeelte op de vis.
Aan de slag – Het lichaam van een vis
Een vis leeft onder water. In de zee of in een rivier en ook wel in een vissenkom of vijver. Hij zwemt met zijn vinnen en ademt met kieuwen. De leerlingen zullen waarschijnlijk niet weten wat kieuwen zijn, leg ze dit eerst eenvoudig uit. Welke andere dieren die de leerlingen kennen zwemmen ook? Laat ze er een aantal opnoemen. Welke van die dieren hebben ook kieuwen? (Let op: Een hele hoop dieren die kunnen zwemmen en ook onder water leven moeten af en toe adem komen halen boven water en hebben dus geen kieuwen! Denk aan dolfijnen, walvissen, zeehonden, otters etc.)
Laat ze een plaatje van een vis zien of neem een knuffelvis (bijv. een haai) mee en vraag of ze weten waar de vis mee beweegt onder water (vinnen) en waar hij mee ademt (kieuwen). De kieuwen zitten altijd net achter de kop.
Sommige leerlingen hebben misschien al zwemles gehad en weten dat onder water zwemmen voor mensen best moeilijk is. Vissen kunnen dit echter heel erg goed, ze kunnen zelfs niet boven water leven. Vissen kunnen onder water ook goed zien, horen, proeven, ruiken en voelen. Ze zijn helemaal gewend aan het leven onder water. De leerlingen kennen waarschijnlijk alleen de goudvis. Er zijn echter duizenden verschillende soorten vissen.
Laat ze nu het filmpje ‘De zee is van de vissen’ zien, om ze een idee te geven hoe speciaal vissen eruit kunnen zien. Het filmpje is te vinden op www.schooltv.nl/beeldbank. Wijs de leerlingen erop dat alles wat beweegt in het filmpje vissen zijn, zelfs degene die niet lijken op vissen.
Aan de slag – Wel of geen vis?
Heel veel dieren hebben het woord ‘vis’ in hun naam of lijken op vissen maar zijn het niet echt. Laat de leerlingen plaatjes zien van bijvoorbeeld verschillende waterdieren, zowel vissen als niet-vissen. Weten ze welke dieren echte vissen zijn en welke niet? U kunt hiervoor de bijlage gebruiken. (Kwal, inktvis, walvis, zeeslang en zeeschildpad zijn geen vissen)
Aan de slag – Vissenvoer
Vissen moeten ook eten, net als mensen. Als je een vis in een kom hebt, geef je hem iedere dag eten uit een potje. Vissen in de zee en in rivieren moeten ook eten maar dat moeten ze zelf vangen. Wat denken de leerlingen dat vissen in het wild eten? Als ze er zelf niet uitkomen geef dan slakken, planten, wormen, insecten, plankton, garnalen, krabben en andere vissen als voorbeeld.
Vissen worden zelf ook gegeten, het zijn prooidieren. Laat de leerlingen bedenken welke dieren vissen eten. Als ze er zelf niet uitkomen geef dan otters, zeehonden, walvissen en ijsberen als voorbeeld.
Afsluiting
Probeer de leerlingen te stimuleren om thuis nog eens over het onderwerp te praten. Zo blijft alles wat ze geleerd hebben makkelijker hangen. Laat ze de kleurplaat en de geknutselde vis mee naar huis nemen en erover vertellen tegen ouders/verzorgers.
Extra activiteit – Knutselen
Laat de leerlingen hun creativiteit gebruiken door een vis te gaan knutselen. Ze hebben in het filmpje gezien dat er heel veel verschillende soorten en kleuren vissen zijn. Laat ze zelf een speciale, kleurrijke vis maken. Ze kunnen ieder één grote vis maken, of enkele kleintjes en hier een mobile van maken. Hieronder kunt u enkele voorbeelden zien. Zorg voor voldoende papier, scharen, verf, kleurpotloden, lijm, touw en wasco. Geef de kinderen eventueel een uitgeknipte vis van karton en laat ze deze versieren met verf, gekleurd papier, wasco en kleurpotloden. Als ze zelf goed kunnen knippen kunnen ze eventueel zelf de visvorm uit karton knippen.
De vis les B: Vissen eten, wat moet je daarover weten?
Over het eten van vissen.
Doelen:
De leerlingen:
- kunnen benoemen wat een vis nodig heeft om gelukkig te zijn.
- kunnen vertellen dat een vis uiteindelijk zomaar als voedsel op je bord kan belanden.
Duur:
Introductie : 10 minuten
Aan de slag : 20 – 10 – 15 minuten
Afsluiting : 5 minuten
Benodigdheden:
- Bijlage
- Tekenmateriaal & Knutselmateriaal
Werkvormen:
Kringvorm, brainstormen, knutselen/tekenen.
Introductie – Vissen
In de vorige les hebben de leerlingen geleerd hoe een vis eruit ziet, wat hij eet en waar hij leeft. Ze hebben zelf allerlei kleurrijke vissen in elkaar geknutseld en hebben waarschijnlijk eens goed nagedacht over hun eigen vis (als ze die hebben). In deze les leren ze wat een vis nodig heeft om gelukkig te zijn en dat vissen door mensen gegeten worden.
Alle informatie die u voor deze les nodig hebt is te downloaden als pdf bestand, links onderaan de pagina. Tevens zijn alle lessen te vinden op http://dierenwelzijnslessen.groenkennisnet.nl; ga naar het leerkrachtgedeelte of klik in het leerlingengedeelte op de vis.
Zijn vissen in een vissenkom nu eigenlijk gelukkig? En hoe kan een vis die ooit in de zee rondzwom, ineens op je bord belanden? Probeer uit te vinden wat de leerlingen al weten over het eten van vis. Weten ze dat je vis kunt eten? Weten ze ook welke vis gegeten kan worden? Hebben ze zelf al eens vis gegeten?
Aan de slag – Vissengeluk
Vraag aan de leerlingen wat zij zelf nodig hebben om gelukkig te zijn. Denk aan speelgoed, vriendjes en vriendinnetjes, eten en drinken en een fijne slaapkamer. Hebben vissen dit ook nodig om gelukkig te zijn? Waar heeft een vis wel behoefte aan? Als de leerlingen zelf niet op het antwoord kunnen komen help ze dan op weg. Denk aan vriendjes, voedsel, schuilplaatsen, ruimte en schoon water.
Laat de leerlingen op een wit A-4 vel het ideale visverblijf tekenen. Dit hoeft natuurlijk geen kom te zijn, het mag ook een aquarium, vijver, zee, rivier enzovoort zijn. Hang de tekeningen op een rij op in de klas en bekijk met de leerlingen wat zij het belangrijkste vinden voor een vissenverblijf. Waarom vinden ze dit belangrijk? Is dit daadwerkelijk heel belangrijk voor de vis?
Suggestie: In plaats van het ideale visverblijf te laten tekenen, kunnen de leerlingen dit ook knutselen of verven.
Aan de slag – Versje
De meeste vissoorten zijn groepsdieren. Slechts enkele vissen willen alleen leven. Als vissen alleen leven en dit eigenlijk niet willen voelen ze zich ongelukkig. Bespreek dit met de leerlingen. Zijn ze zelf ook ongelukkig als ze alleen zijn? Oefen daarna het versje in de bijlage met ze, bespreek ook of ze goed begrijpen waar het versje over gaat (de vis alleen is ongelukkig en met zijn tweeën zijn ze wel gelukkig).
Aan de slag – Zwemmende ruimteschepen?
Bekijk met de leerlingen het filmpje ‘De rog – Platvissen op de bodem van de zee’. Deze is te vinden op www.schooltv.nl/beeldbank. Het gaat over de rog, deze dieren lijken op vliegende ruimteschepen, maar het zijn toch echt vissen. In het filmpje wordt gezegd dat roggen erg lekker schijnen te smaken. Kom hierop terug door de leerlingen te vragen of ze wel eens een rog hebben gegeten? Vertel vervolgens hoe een rog van de zee waar ze hem net gezien hebben, op je bord terecht kan komen (vangen, schoonmaken, verpakken, naar de winkel transporteren, verkopen, bakken). Als de rog te moeilijk voor ze is breng het dan terug naar vissticks, die kennen de meeste kinderen wel. Vissticks worden gemaakt van kabeljauw of koolvis, die leven net als de rog in de zee.
Belangrijk: Veel leerlingen denken dat levende vissen uit de zee en de vis op hun bord twee verschillende dingen zijn. Het is belangrijk dat de leerlingen na afloop van de les snappen dat de vissen uit de zee uiteindelijk opgegeten kunnen worden.
Afsluiting
Probeer de leerlingen te stimuleren om thuis nog eens over het onderwerp te praten. Zo blijft alles wat ze geleerd hebben makkelijker hangen. Laat ze de kleurplaat mee naar huis nemen en erover vertellen tegen ouders/verzorgers.
Vlees les A: Van hamburger tot salami
Over vleesproducten en hun herkomst.
Doelen:
De leerlingen:
- kunnen de verschillende soorten vlees die er zijn onderscheiden.
- kunnen uitleggen dat vlees van dieren afkomstig is.
- kunnen vertellen van welke dieren vlees afkomstig is.
- kunnen uitleggen waarom mensen vlees eten.
- kunnen uitleggen waarom sommige mensen er voor kiezen om vegetariër te zijn.
Duur:
Introductie : 5 minuten
Aan de slag : 10 – 10 – 10 minuten
Afsluiting : 5 minuten
Benodigdheden:
Werkvormen:
Kringvorm, brainstormen, tekenen.
Introductie – Vlees
In de meeste huishoudens wordt dagelijks vlees gegeten. Als broodbeleg of bij het avondeten. Maar weten de leerlingen waar hun stukje frikadel of boterhamworst vandaan komt? Deze les leert de leerlingen over de herkomst en productie van vlees.
Alle informatie die u voor deze les nodig hebt is te downloaden als pdf bestand, links onderaan de pagina. Tevens zijn alle lessen te vinden op http://dierenwelzijnslessen.groenkennisnet.nl; ga naar het leerkrachtgedeelte of klik in het leerlingengedeelte op de koe, de kip of het varken.
Introduceer het onderwerp aan de leerlingen. Waar denken de leerlingen aan als het over vlees gaat?
Aan de slag – Vleeswaren en vlees
In de supermarkt is een grote keuze aan vleesproducten. Inventariseer welke leerlingen vandaag een boterham met vlees hebben. Wat voor vlees hebben zij op de boterham? Hoeveel andere vleessoorten of vleesproducten kunnen zij noemen? Maak hiervan een soort wedstrijdje: kunnen de leerlingen samen tien soorten vlees noemen? U kunt bij deze opdracht gebruik maken van de afbeeldingen in de bijlage. Kennen de leerlingen het stukje vlees op de foto?
Aan de slag – De herkomst van vlees
Ga na of de leerlingen weten dat vlees van dieren komt. Dat ‘kip’ daadwerkelijk van kippen komt is wellicht algemeen bekend. Varken en koe zullen waarschijnlijk ook genoemd worden. Minder bekende dieren die voor het vlees gehouden worden zijn geit, schaap, paard, konijn, eend en fazant. Laat de leerlingen allemaal op een A4-tje een dier tekenen, waarvan vlees gemaakt wordt. Geef de leerlingen eerst een lijst van welke dieren dat zijn. (Onder andere koe, varken, schaap, paard, konijn, kip, eend, kalkoen en fazant worden gegeten, maar ook gazelle, struisvogel, krokodil en kangoeroe.)
Let op met konijnen; kinderen hebben deze dieren vaak als huisdier. Het feit dat ze ook worden opgegeten, kan bij de leerlingen misschien beter niet verteld worden. Schenk ook niet te veel aandacht aan het feit dat de dieren gedood worden. Hiervoor zijn de leerlingen wellicht nog te jong.
Aan de slag – Waarom vlees eten?
Vraag een aantal leerlingen in de klas waarom zij vlees eten. Waarschijnlijk zijn gewoonte en rol van de ouders belangrijk, en/of vinden de leerlingen het gewoon lekker. Misschien zijn er ook leerlingen die weten dat er in vlees goede stofjes zitten en dat het ‘gezond’ eten is. Ga na of de leerlingen weten wat een vegetariër is. Waarom denken zij dat er mensen zijn die nooit vlees eten? Misschien zijn er leerlingen die zelf mensen kennen die vegetarisch zijn. Misschien zijn hun eigen ouders wel vegetarisch. Houdt het objectief! Elke mening is goed, ieder kind maakt zijn eigen keuze. Dit gesprek heeft niet tot doel te overtuigen.
Afsluiting
Laat de leerlingen eventueel na de les hun getekende dieren inkleuren. Geef ze de tekeningen mee naar huis, of hang ze op in het klaslokaal, zodat de ouders ze kunnen zien. Hopelijk wordt het kind hierdoor gestimuleerd te vertellen waarom ze dit dier getekend hebben en wat ze geleerd hebben.
Vlees les B: Varkens
Over de houderij van varkens.
Doelen:
De leerlingen:
- kunnen benoemen wat varkens nodig hebben om ‘blij’ te zijn.
- kunnen vertellen hoe een boer ervoor kan zorgen dat de varkens ‘blij’ zijn.
- kunnen de verschillen tussen mannetjes, vrouwtjes en jonge varkens benoemen.
Duur:
Introductie : 10 minuten
Aan de slag : 10 – 15 minuten
Afsluiting : 5 minuten
Benodigdheden:
- Bijlage 1 & Bijlage 2
- Tekenmateriaal
Werkvormen:
Kringvorm, brainstormen, tekenen.
Introductie – Varkens
Er zijn verschillende vleesproducerende dieren. Deze les gaat in op één daarvan; het varken. Deze les leert de leerlingen na te denken over de behoeftes van deze diersoort.
Alle informatie die u voor deze les nodig hebt is te downloaden als pdf bestand, links onderaan de pagina. Tevens zijn alle lessen te vinden op http://dierenwelzijnslessen.groenkennisnet.nl; ga naar het leerkrachtgedeelte of klik in het leerlingengedeelte op de koe, de kip of het varken.
Introduceer het varken aan de leerlingen. Wat weten ze er al over? Wie heeft er wel eens varkens gezien op een kinderboerderij, of misschien zelfs in een stal.
Aan de slag – Verschillende soorten varkens
Niet alle varkens zijn hetzelfde. Er zijn verschillende soorten varkens die allemaal voor een andere reden gehouden worden. De belangrijkste zullen deze les behandeld worden. Noem van een aantal diersoorten op hoe de mannetjes, vrouwtjes en jongen heten (bijvoorbeeld stier, koe, kalf,) Vraag de leerlingen of zij weten hoe de mannetjes, vrouwtjes en jongen bij varkens genoemd worden (beer, zeug, big). Waarom denken de leerlingen dat elk van deze soorten varkens op een boerderij gehouden worden?
Aan de slag – De Ideale varkensstal
De leerlingen zullen verschillende manieren van varkens houden te zien krijgen. Hiervoor kunnen de foto’s in bijlage 1 gebruikt worden. Deze laat varkens in een stal zien, zoals het er op een willekeurige boerderij uit zou kunnen zien. Een andere foto laat varkens in een biologsiche stal zien. En de laatste foto laat een varken zien in zijn favoriete leefomgeving: een modderplas. Leg uit dat sommige varkens naar buiten kunnen, maar andere varkens niet. De meeste varkens worden gehouden in een stal. Soms in individuele huisvesting, soms in groepen. Vraag aan de leerlingen welke van de twee zij beter vinden en waarom. Zijn varkens die alleen leven blijer dan varkens die in een groep leven, of niet?
Nu de leerlingen nagedacht hebben over wat varkens ‘blij’ maakt, mogen zij dit gaan toepassen. Gebruik de tekening van een stal in bijlage 2. De opdracht voor de leerlingen is om de stal verder in te vullen. Er is ook een buitendeel aan de stal (te herkennen aan een grijs kader). De leerlingen moeten een stal maken die leuk is voor de varkens. Laat de leerlingen de stal naar eigen wil invullen; u kunt wel richting geven. Hebben ze bijvoorbeeld gedacht aan een slaapplek of eetplek voor de varkens in hun tekening? Wie heeft een modderpoel getekend? Ten slotte kunt u één van de leerlingen vragen zijn tekening aan de klas te laten zien. Wat heeft deze getekend en waarom?
Afsluiting
Vraag de leerlingen of ze het leuk vonden en wat ze geleerd hebben. Als ze een stal hebben getekend, laat ze deze dan mee naar huis nemen of hang deze op in de klas, zodat de ouders ze kunnen zien. Hopelijk worden de leerlingen zo gestimuleerd te vertellen wat ze getekend hebben en waarom.