Infuus en vloeistof therapie

Infuus en vloeistof therapie

infuus en vloeistof therapie

infuus systeem

Een infuus kan verschillende functies hebben. Uiteraard leg je een infuus aan bij dieren die uitgedroogd zijn en bij dieren die niet kunnen, willen of mogen drinken en daardoor kunnen uitdrogen.

Je kunt een infuus ook gebruiken als waakinfuus. Een waakinfuus gebruik je als een dier geopereerd gaat worden en onder anesthesie moet worden gebracht.

 

Via het waakinfuus kun je premedicatie intraveneus toedienen, eventueel tijdens de operatie bepaalde medicijnen intraveneus toedienen en postoperatief intraveneus medicatie geven. Bovendien is het dier al aangesloten aan een infuus, als na de operatie blijkt dat het nodig is om infuusvloeistof toe te dienen.

 

Je weet al dat intraveneus toedienen van infuusvloeistof de beste methode is. Zeker bij honden is gebleken dat subcutaan toegediende infuusvloeistof vaak maar matig wordt opgenomen en dus niet in voldoende mate in de bloedvaten terechtkomt.

 

De video laat zien hoe je een (waak)infuus aanlegt. Je begint met het klaarmaken van het infuussysteem. Daarna breng je de slang in de zak met infuusvloeistof. Daarbij zorg je dat alle lucht uit de infuusslang is verdwenen. Vervolgens bereid je je patiënt voor om een braunule in de poot te kunnen  aanbrengen. Als laatste sluit je de infuusslang op deze braunule aan.

 

 

 

een infuus voorbereiden en aansluiten

oefenen: aansluiten infuussysteem

braunule

opdracht:

  1. bestudeer onderstaande video
  2. maak een stappenplan voor het aanleggen van een braunule

Braunule plaatsen

Evt. aanvullende video over klaarmaken infuus

opdracht:

Bekijk de video nog een keer. Is je stappenplan volledig? Zo nee: vul dit aan.

Hieronder vind je nog enkele aanvullende video's.

een braunule inbrengen

een braunule inbrengen (hond)

oefenen: aanbrengen braunule

rekenen!

Reken opgaven: infuus berekeningen.

 

  1. De dierenarts spreekt als infuusbeleid af dat een patiënt per etmaal 1,5 liter glucose/zout per infuuspomp toegediend krijgt.

Welke pompstand stel je in? (ml/uur)

N.B.: Rond de uitkomst naar boven af in hele ml/uur!

 

2. Een patiënt krijgt 1000 ml infuus per 24 uur. Na 4 uur constateer je dat de zak van 500 ml nog 100 ml bevat.

Klopt dit volgens schema?

N.B.: Antwoord met ja of nee. En laat met een berekening zien waarom het ja of nee is.

 

3. Je moet een 500 ml glucoseoplossing van 2,5% maken.

Hoeveel mg glucose heb je nodig?

 

4. Een patiënt krijgt 1000 ml infuus per 24 uur. Na 2 uur constateer je dat de zak van 500 ml nog 350 ml bevat.

Bereken hoeveel ml per uur het infuus exact (met twee cijfers achter de komma) te snel heeft gelopen.

 

5. Een patiënt moet 3,3 liter infuus per 24 uur hebben. Je hebt geen infuuspomp tot je beschikking.

Bereken de druppelsnelheid per minuut. 1 ml = 20 druppels.

N.B.: Rond de uitkomst naar beneden af in hele druppels!

 

6. Je moet 15 mg Lasix per uur onverdund per spuitpomp toedienen. Een ampul van 10 ml bevat 100 mg lasix.

Op welke stand zet je de pomp? (ml/uur)

 

7. Een patiënt moet 2,1 liter infuus per 24 uur hebben. Je kunt gebruikmaken van een infuuspomp (waarbij de stand ingesteld kan worden op aantal ml/uur).

Op welke stand zet je de pomp?

N.B.: Rond de uitkomst naar boven af in ml/uur.

 

8. Een patiënt heeft de afgelopen 24 uur gedronken: 125 ml, 50 ml, 150 ml, 75 ml, 125 ml, 200 ml, 200 ml, 75 ml, 125 ml, 50 ml. De patiënt heeft 1,8 liter infuus gehad. De urineproductie is 3435 ml.

Bereken de vochtbalans over de afgelopen 24 uur (in ml).

N.B.: Als de vochtbalans negatief is, laat de uitkomst dan voorafgaan door een -.

 

9. Een hond van 25 kg krijgt een antibioticum voorgeschreven. Een ampul bevat 100 mg/ml. De eerste keer moet je hem 4 mg/kg lichaamsgewicht toedienen. Hoeveel ml dien je toe?

10. Je hebt een zoutoplossing van 10%. Hierin zit 20 gram zout.

Hoeveel ml oplossing is dit?

 

11. Je moet 30 mmol magnesiumsulfaat aan een infuus toevoegen. Op het etiket van de ampul staat 1,25 mmol / ml.

Hoeveel ml voeg je aan het infuus toe?

 

12.Een patiënt heeft een infuus via een spuitenpomp. In de spuitenpomp zit een spuit met een oplossing van 0,2 ml Canisulin 100 IE/ml en 39,8 ml NaCl 0,9 %.

Als de pomp op stand 2,3 ml/uur staat, hoeveel IE Canisulin heeft de patiënt dan na 3,5 uur gehad?