Reken opgaven: infuus berekeningen.
Welke pompstand stel je in? (ml/uur)
N.B.: Rond de uitkomst naar boven af in hele ml/uur!
2. Een patiënt krijgt 1000 ml infuus per 24 uur. Na 4 uur constateer je dat de zak van 500 ml nog 100 ml bevat.
Klopt dit volgens schema?
N.B.: Antwoord met ja of nee. En laat met een berekening zien waarom het ja of nee is.
3. Je moet een 500 ml glucoseoplossing van 2,5% maken.
Hoeveel mg glucose heb je nodig?
4. Een patiënt krijgt 1000 ml infuus per 24 uur. Na 2 uur constateer je dat de zak van 500 ml nog 350 ml bevat.
Bereken hoeveel ml per uur het infuus exact (met twee cijfers achter de komma) te snel heeft gelopen.
5. Een patiënt moet 3,3 liter infuus per 24 uur hebben. Je hebt geen infuuspomp tot je beschikking.
Bereken de druppelsnelheid per minuut. 1 ml = 20 druppels.
N.B.: Rond de uitkomst naar beneden af in hele druppels!
6. Je moet 15 mg Lasix per uur onverdund per spuitpomp toedienen. Een ampul van 10 ml bevat 100 mg lasix.
Op welke stand zet je de pomp? (ml/uur)
7. Een patiënt moet 2,1 liter infuus per 24 uur hebben. Je kunt gebruikmaken van een infuuspomp (waarbij de stand ingesteld kan worden op aantal ml/uur).
Op welke stand zet je de pomp?
N.B.: Rond de uitkomst naar boven af in ml/uur.
8. Een patiënt heeft de afgelopen 24 uur gedronken: 125 ml, 50 ml, 150 ml, 75 ml, 125 ml, 200 ml, 200 ml, 75 ml, 125 ml, 50 ml. De patiënt heeft 1,8 liter infuus gehad. De urineproductie is 3435 ml.
Bereken de vochtbalans over de afgelopen 24 uur (in ml).
N.B.: Als de vochtbalans negatief is, laat de uitkomst dan voorafgaan door een -.
9. Een hond van 25 kg krijgt een antibioticum voorgeschreven. Een ampul bevat 100 mg/ml. De eerste keer moet je hem 4 mg/kg lichaamsgewicht toedienen. Hoeveel ml dien je toe?
10. Je hebt een zoutoplossing van 10%. Hierin zit 20 gram zout.
Hoeveel ml oplossing is dit?
11. Je moet 30 mmol magnesiumsulfaat aan een infuus toevoegen. Op het etiket van de ampul staat 1,25 mmol / ml.
Hoeveel ml voeg je aan het infuus toe?
12.Een patiënt heeft een infuus via een spuitenpomp. In de spuitenpomp zit een spuit met een oplossing van 0,2 ml Canisulin 100 IE/ml en 39,8 ml NaCl 0,9 %.
Als de pomp op stand 2,3 ml/uur staat, hoeveel IE Canisulin heeft de patiënt dan na 3,5 uur gehad?