“Any teacher that can be replaced by a computer, deserves to be.”
Een prachtige uitspraak van David Thornburg (Amerikaans auteur). Docenten verdwijnen niet uit leren en opleiden. e-Learning veroorzaakt geen revolutie maar is een manier om leren en opleiden te faciliteren.
e-Learning Basics
In deze web based training neem ik je mee in het domein van e-Learning. Het doorlopen neemt ongeveer 60 minuten van je tijd in beslag. Een aantal bronnen bieden verdieping en zijn facultatief te raadplegen.
Deze training kent de volgende onderwerpen:
Wat is leren?
Wat is e-Learning?
Geschiedenis van e-Learning
Didactische modellen
Voor- en nadelen
Voorbeelden
Leerdoelen
Na het doorlopen van deze web-based-training kun je:
Zoek binnen Google naar: “definitie van e-learning”
Zojuist zag je dat het zoeken naar een definitie van e-Learning ruim 600.000 treffers oplevert. Laten we nu eens kijken naar een definitie van e-Learning.
Ben je het eens met onderstaande definitie? Klopt deze of niet?
E-learning in relatie tot Blended learning
Als je een krachtige leerbeleving wilt creëren dan moet je een inspirerende, gevarieerde en krachtige leeromgeving creëren. Daarom is het belangrijk om naar e-Learning te kijken als een mix, een combinatie van best passende didactische werkvormen, middelen, mediavormen en diensten.
Maak een optimale mix!
Je kunt op vele verschillende manieren de 'blend' maken. Op die manier bied je de lerende een uitdagende en waardevolle leeromgeving. Verschillende leervoorkeuren en leerstijlen zullen worden geadresseerd. Op die manier activeer je de lerenden!
De volgende zaken kunnen o.a. gemixt worden:
synchrone en asynchrone activiteiten;
verschillende mediaformaten/representatievormen;
verschillende didactische interacties;
verschillende manieren om de content uit te leveren;
individueel leren en samenwerkend leren;
formeel en informeel leren.
Offline en online activiteiten
Bestaat er een onderscheid in offline en online?
In eerste instantie spraken we alleen over 'online' en 'offline' als we het over computer technologie hadden. Nu hebben we het ook over offline activiteiten die in een trainingslokaal plaatsvinden. Ook in de term 'offline' zitten zeer veel verschillende activiteiten opgenomen waaruit een ontwerper kan kiezen.
Binnen de ICT-wereld zijn de termen online en offline gedefinieerd door de Amerikaanse 'Federal Standard 1037C'. Om te spreken over online moet een apparaat voldoen aan een van onderstaande kenmerken:
"Direct bediend worden door een ander apparaat"
"Direct bediend worden door een systeem dat ermee verbonden is"
"Beschikbaar op elk moment als een systeem erom vraagt zonder menselijke tussenkomst"
"Verbonden met een systeem en in bedrijf zijn"
"Functioneren en klaar zijn om service te bieden"
Als hier niet aan wordt voldaan spreken we van offline.
Vanuit het domein van de ICT zijn de begrippen online en offline naar het menselijke domein overgeheveld en is het een onderzoeksonderwerp in de sociologie.
Het verschil tussen online en offline wordt gezien als verschil tussen interactie met de computer vs face-to-face communicatie. Online is virtueel, offline is de realiteit (echte wereld).
Wetenschapsfilosofen als Slater geven aan dat deze definitie te eenvoudig is. Voor veel mensen is het onderscheid tussen offline en online steeds moeilijker aan te geven. Online relaties en offline relaties zijn soms moeilijk te onderscheiden.
"Ik kwam op een onderwijscongres iemand tegen die ik kende van de edubloggemeenschap en van Twitter. We schudden elkaar de hand en vroegen ons toen af of we elkaar al eens in 'het echt' hadden ontmoet. We wisten oprecht niet of onze relatie puur online was of ook offline."
Slater geeft aan dat niet alleen een smartphone maar ook een gewone telefoon soms wordt gezien als online. Door de opkomst van verschillende technologieën zoals smartphones, tablets, VOIP, internet TV is het onmogelijk om de termen te gebruiken zoals oorspronkelijk bedoeld was.
In Nederland spreken we ook van de tegenstelling Online en Face-to-face (F2F).
Synchrone en asynchrone activiteiten
Laten we eens kijken naar het onderscheid. Marcel de Leeuwe, onderwijskundige en e-Learning specialist voor 15 jaar, legt het verschil uit:
Bij Synchroon leren vindt het leren gelijktijdig plaats. Op het zelfde moment doen meerdere mensen iets. Lerenden en/of trainers interacteren met elkaar en zijn eventueel niet fysiek bij elkaar.
samenkomen in virtuele wereld zoals een game of SecondLife.
Bij Asynchroon leren vindt het leren juist niet gelijktijdig plaats. Op andere momenten doen mensen iets. Lerenden en/of trainers zijn individueel bezig of interacteren met vertraging met elkaar en zijn vaak niet fysiek bij elkaar.
Voorbeelden van asynchrone activiteiten zijn:
doornemen van online artikelen;
leren met behulp van een webbased training (WBT);
bekijken opgenomen webinars;
gebruiken van een online helpsysteem;
discussiëren in een forum;
e-mail beantwoorden.
Voorbeelden in een tabel:
Asynchroon leren
Synchroon leren
e-mail
Telefoon
Online documentatie
Screen Sharing
Helpsysteem
Chat
Forum
Virtuele wereld (zoals SecondLife)
Webased Training
Online seminar
Quick Reference Guide
Skype
Podcast/vodcast
Poll in klaslokaal (via stemkastjes of smartphones)
Verschillende multimedia vormen
Multimedia betekent enkel dat we informatie in meer dan 1 mediaformaat representeren. We combineren verschillende mediavormen zoals tekst en afbeeldingen of een animatie met audio.
De keuze voor de verschillende vormen hangt af van de doelgroep, het domein, de leerdoelen, de voorkennis etc. De inzet van multimedia leidt niet altijd tot een hoger leerrendement. Als de mediavormen verkeerd gecombineerd worden dan kan zelfs een negatief leereffect ontstaan. Ook is een geavanceerdere vorm van media (bijvoorbeeld video) is niet vanzelfsprekend beter.
Meer over de inzet van multimedia vindt je in een ander deel van deze webbased traning (WBT).
Verschillende didactische werkvormen en interacties
Binnen e-Learning kunnen vele verschillende didactische benaderingen en modellen. Een goede mix zorgt voor een gevarieerdere aanpak.
Een voorbeeld van didactische werkvormen die gecombineerd kunnen worden:
online opdrachten maken
pre-test maken
presentatie (bijvoorbeeld in een webinar)
naar een podcast luisteren
zelf een podcast laten maken
een SCORM-module volgen (zelfstudie, WBT)
WebQuest doen
discussiëren
deelnemen aan een simulatie
mindmappen
artikelen lezen
samenwerken aan een tekst (bijvoorbeeld met een wiki)
GPS-game spelen
raadplegen informatie over werkproces
etc.
Verschillende manieren om de content te 'leveren'
Allerlei soorten content kunnen aangeleverd worden aan de lerenden op veel verschillende manieren. Omdat e-Learning krachtiger wordt als er een mix wordt gemaakt spreken we van blended learning. In dit concept kan content ook via een niet-digitale dragen worden verspreid.
Voorbeelden om content te verspreiden:
desktop computer
boek
tablet
mobiele telefoon
laptop
iPod
e-reader
game console
TV
Elke manier van verspreiding heeft zijn eigen kenmerken en voor- en nadelen.
Individueel of samenwerkend leren
Binnen met name het bedrijfsleven wordt e-Learning soms gezien als een solistische manier van leren: iemand doorloopt individueel een module zonder met een andere lerenden of een docent contact te hebben.
e-Learning is dan beperkt tot een zelfstudievorm.
Laten we kijken wat de American Heritage Dictionary zegt over zelfstudie:
Door e-Learning enkel te zien als een zelfstudievorm doen we e-Learning én de lerenden tekort. Binnen het onderwijs is samenwerken binnen e-Learning zeer gangbaar en gelukkig wordt ook in andere sectoren steeds meer ingezien dat samenwerkend leren een grote waarde heeft. Onderzoek heeft aangetoond dat samenwerkend leren heel natuurlijk is en kan bijdragen aan een hoger leerrendement.
Formeel en informeel leren
Als we de meeste mensen vragen wat leren is, beginnen ze te vertellen over trainingen of lessen. Dit is maar een deel van het antwoord.
Iedereen weet dat het leren niet stopt bij het verlaten van het klaslokaal of trainingsruimte. Sterker nog: mensen als Jay Cross en andere onderzoekers geven aan dat het grootste deel van wat professionals leren niet gedaan wordt via formele leersituaties maar via informeel leren.
Informeel leren is niet gepland en gestructureerd leren. Er is geen ontwerpteam bezig geweest en er zijn vooraf geen leerdoelstellingen en tactieken bedacht.
In een video van 10 minuten legt Jay Cross (van Princeton University en Harvard Business School en lid van de Internet Time Group) uit wat informeel leren is en wat de kracht ervan is.
Stukken van de puzzel
Een (onderwijskundig) e-Learning ontwerper kiest de stukjes van de puzzel die aansluiten bij de leerdoelen en de andere factoren. Dit kan bij elk ontwerp variëren. Er bestaat niet 1 oplossing die altijd het beste werkt.
De keuzes kunnen worden beïnvloed door zaken als;
budget
doelgroep
leerdoelen
beperkingen in tijd (voor ontwikkeling of voor het leren)
technische beperkingen
aantal lerenden
houdbaarheid van de inhoud
eisen van toezichthouders
visie op leren en ontwikkelen
organisatiecultuur
etc.
Optionele, extra informatie over blended learning
Dit is een artikel over Blended Learning dat je optioneel kunt lezen. Het is al een oud artikel maar bevat nog relevante inzichten.
Dit artikel deelt inzichten over wat blended learning is, waarom een blend goed is, hoe je goed kunt mixen en waar te starten.
Content kan in veel verschillende representatievormen aan ons getoond worden. Lang geleden was multimedia echt een buzzword. Het stond op veel verpakkingen en was nieuw en hip. Natuurlijk leren we al eeuwen multimediaal. Alleen niet digitaal.
In een e-Learning omgeving heeft iedere representatievorm zijn eigen kenmerken en voor- en nadelen. In het volgende onderdeel komen een aantal vormen aan bod die niet alleen verschillen in vorm maar ook in invloed die ze uitoefenen op het leereffect.
Tekst
Het alfabet, woorden, zinnen, tekens. Geschreven tekst is nog steeds een belangrijk deel (het grootste deel) van de mediavormen die binnen e-Learning gebruikt wordt. Voor bepaalde doelgroepen is tekst een minder toegankelijke mediavorm. We zien dat bij e-Learning voor bijvoorbeeld laaggeletterden zoveel mogelijk wordt gevisualiseerd.
Positief
Negatief
Eenvoudig om te maken.
Van de meeste schermen is lezen vermoeiender dan op papier.
Grote groep is er erg vertrouwd mee.
Moeilijk om visuele informatie zoals beweging goed over te brengen.
Een lerende kan lange tijd achter elkaar lezen.
Voor met name de jongeren is tekst een redelijk saai en eentonig medium.
Eenvoudig te printen.
Kan veel informatie bevatten.
Goed navigeerbaar en doorzoekbaar.
Afbeeldingen
Een afbeelding of foto is een 2-dimensionele grafische representatie. Een afbeelding bestaat uit groot aantal pixels met een bepaalde breedte en hoogte. Elke pixel kan meerdere bits aan informatie bevatten.
Afbeeldingen kunnen verschillende bestandsformaten hebben zoals .gif, .png en .jpeg
Positief
Negatief
Duidelijk ontwerp vooraf is nodig voor grafische realisatie (afbeelding zegt meer dan 1000 woorden, maar moet wel helder beschreven worden).
Productie is wat omslachtiger.
Aantrekkelijk voor vele lerenden.
Biedt ook veel informatie die de lerende kan afleiden.
Kan snel veel informatie inzichtelijk maken.
Kan negatief effect sorteren als het alleen als versiering wordt ingezet.
Animaties
Een animatie is een simulatie van een beweging. Het bevat een serie afbeeldingen (foto’s of tekeningen). We spreken ook van frames. Een tekenfilm is een voorbeeld van een animatie. Animaties kunnen op veel verschillende manieren worden gemaakt, zo is stop-motion weer een hele andere techniek dan een tekenfilm. Ook een interactieve animatie is mogelijk waarbij de lerende invloed uitoefent.
De software om animaties te maken is divers en ook de outputformaten zijn divers. Zo kan Flash gebruikt worden, animated GIF of kan een animatie een ‘gewoon’ filmformaat zijn zoals .mov
Positief
Negatief
Sterk in het tonen van ingewikkelde concepten omdat informatie kan worden gefilterd. Men toont alleen relevante onderdelen. De werking van een verbrandingsmotor is een mooi voorbeeld, dit is prima met een animatie uit te leggen.
Kan flink wat bandbreedte kosten. Tegenwoordig is dit alleen een probleem met mobiel leren.
Snelle manier om iets uit te leggen.
Relatief moeilijk/kostbaar om te maken.
Veel lerenden vinden dit een aantrekkelijke manier om te leren.
Voor optimaal resultaat is combinatie met audio gewenst.
Audio
Audio is geluid. Audio kan bestaan uit spraak, omgevingsgeluiden maar ook muziek. Iedere vorm heeft zijn eigen functie.
Vaak wordt audio ingepakt zodat het minder bandbreedte in gebruik neemt. De kwaliteit kan hierbij hoorbaar minder goed worden. Voor de meeste lerenden is echter een MP3-bestand een prima compromis tussen kwaliteit en bestandsgrootte.
Audio kan worden gedownload of worden streaming worden geluisterd.
Bekende formaten waarin audio wordt opgeslagen zijn wave (.wav) , midi (.mid), MPEG, audio layer 3 (.mp3).
Positief
Negatief
Voor veel lerenden aantrekkelijk.
Als alleen audio gebruikt wordt dan niet langer gebruiken dan een paar minuten (lerenden raken snel de aandacht kwijt).
Kan met name animaties verrijken zodat een hoger leerrendement ontstaat.
Kan op de werkplek zorgen voor overlast bij collega's.
Audiobestanden zijn moeilijk of niet doorzoekbaar.
In bedrijven en bij overheid zijn de computers niet altijd klaar om audio af te spelen.
Video
Bij video worden stilstaande beelden in zo’n hoge snelheid getoond dat onze hersenen er beweging in zien. Eigenlijk kun je het vergelijken met een animatie. Het verschil is dat bij video eigenlijk altijd gebruik wordt gemaakt van ‘levensechte’ beelden en vaak is het aantal beelden (frames) per seconde hoger dan bij animaties. Hoe hoger het aantal frames per seconde, hoe eenvoudiger onze hersenen de beelden als een beweging interpreteren. Tussen de 24 en 30 frames per seconden zien onze hersenen als een beweging.
Video kan worden gedownload of streaming worden bekeken. Steeds vaker is streaming de norm. Bandbreedte is niet meer zo’n probleem.
De formaten waarin video wordt uitgeleverd verschillen nogal qua grootte, kwaliteit en benodigde afspeel codecs. Misschien kent u .avi, .wmv of .mov
Positief
Negatief
Snelle manier om iets uit te leggen.
Als het fragment te lang duurt dan raken lerenden vaak het overzicht en aandacht kwijt.
Soms de enige manier om informatie over te dragen.
Veel bandbreedte, kan soms bij mobiel leren nog een issue zijn.
Veel lerenden vinden video een aantrekkelijke vorm.
Kan inefficiënt zijn omdat het veel informatie bevat.
Kan het leren een socialer, persoonlijker gezicht geven (in content maar bijvoorbeeld ook bij een videoconferencingsessie).
Wordt soms te snel ingezet om materiaal 'op te leuken'.
Kan gebruikt worden in de training waarbij non-verbale communicatie belangrijk is. Is dan veel realistischer. Bijvoorbeeld bij communicatietraining.
In meeste gevallen relatief complex en duur om te produceren (uitgaande van een professionele productie).
Paar voorbeelden van multimedia
Voorbeeld van een animatie (animated gif). Dit is een leerobject in een culturele cursus. Het is een Spaans gebaar dat aangeeft dat het ergens druk is.
Voorbeeld van audio: Elliott Masie introduceert Steven Johnson
Voorbeeld van video:
Versneld wordt getoond hoe graffity wordt gemaakt.
Multimediavormen en leereffecten
De combinatie van verschillende mediavormen kan een positief leerrendement hebben. Als het ontwerp goed is afgestemd dan versterken de mediavormen elkaar. Dat doel wordt niet bereikt als mediavormen worden ingezet om het leermateriaal aantrekkelijker te maken.
Er moet altijd een onderwijskundige motivatie zijn om het rendement optimaal te laten zijn. Als namelijk multimedia niet goed worden ingezet dan kan er ook een negatief leereffect ontstaan.
Positief voorbeeld: een concept wordt gevisualiseerd met een animatie. Het concept wordt ook middels audio uitgelegd. Hier versterkt de audio de animatie (ook worden beide mediavormen apart verwerkt in onze hersenen dus capaciteit wordt optimaal benut).
Negatief voorbeeld: tekst verschijnt op het scherm. Tegelijkertijd wordt deze tekst uitgesproken door een stem. De snelheid waarmee de tekst op het scherm verschijnt en wordt uitgesproken verschilt. Ook zijn een paar woorden later aangepast en dus niet identiek. Hierdoor ontstaat (onbewust) frictie in het hoofd van de lerende.
Hulpmiddelen
Vele wegen leiden naar Rome!
Een onderwijskundig e-Learning ontwerper moet interessante keuzes maken. Na een grondige taakanalyse start hij met het ontwerp van de leeroplossing.
Als ontwerper zijn er nogal veel verschillende manieren om de gestelde leerdoelen te bereiken. Er kan gekozen worden uit een heel scala van verschillende didactische interacties kiezen, een veelheid aan verschillende multimediavormen, verschillende plekken waar het leren plaatsvindt, met veel verschillende actoren (lerenden, leerbegeleiders, tutoren, trainers, managers, coaches, peers, etc.).
Ook moet er gekozen worden uit de verschillende manieren waarmee waarop het leren kan worden uitgevoerd. Welke hulpmiddelen moeten er gebruikt worden? Alleen een browser of misschien een Quick reference card of een tablet? Of een combinatie van allerlei hulpmiddelen?
Vele verschillende opties
Content kan op verschillende manieren gemaakt en geleverd worden. We kunnen onderscheid maken in onder andere:
online of offline;
digitaal of fysiek;
verbonden of stand-alone.
De verschillende manieren hebben verschillende kenmerken en ook voor- en nadelen.
De keuze kan afhangen van zaken zoals:
doelgroep (niet iedere doelgroep leert hetzelfde of heeft toegang tot dezelfde tools. Soms hebben mensen bijvoorbeeld geen toegang tot computers maar wel tot een smartphone);
budget (sommige hulpmiddelen zijn nu eenmaal duurder);
leerdoelen (sommige manieren passen beter bij sommige leerdoelen);
technische infrastructuur (niet ieder netwerk kan bijvoorbeeld streaming audio leveren of staat open voor toegang via een tablet);
voorkennis (sommige hulpmiddelen zijn complexer om te gebruiken dan andere hulpmiddelen: het gebruik van een wiki is voor veel mensen moeilijker te gebruiken dan een forum).
Voorbeeld: podcast
Podcasting is een veelgebruikte manier om op asynchrone wijze, educatieve content beschikbaar te stellen. Steeds meer scholen en bedrijven gebruiken het, zeker nu smartphones het steeds eenvoudiger maken om podcasts te gebruiken.
Wikipedia definieert de term podcasting als volgt:
Wikipedia Podcasting:
Als we kijken naar podcasting kunnen we hulpmiddelen onderscheiden om podcasts te beluisteren (iPods, telefoons, laptops) en hulpmiddelen om podcasts te maken (laptops, tablets, microfoons, software). Hierbij is het zeker goed om ook hier de lerenden zelf leermateriaal te laten produceren en niet alleen te laten consumeren.
Bekijk de podcast
Hieronder staat een voorbeeld van een podcast. Dit is een video podcast, ook wel aangeduid met de term 'vodcast'.
De podcast is een introductie op het fenomeen podcasting en hij duurt 1,36 minuten.
Tip: het is handig om op papier aantekeningen te maken, op die manier blijft de inhoud beter bij en kun je eenvoudig de vraag beantwoorden.
Geschiedenis van E-learning
Het woord 'e-Learning'
In oktober 1999, gedurende een seminar van het bedrijf CBT Systems in Los Angeles, werd voor het eerst een nieuw woord gebruikt: 'e-Learning'. Hiermee wilde ze het volgende duiden:
"a way to learn based on the use of new technologies allowing access to online, interactive and sometimes personalized training through the Internet or other electronic media (intranet, extranet, interactive TV, CD-Rom, etc.), so as to develop competencies while the process of learning is independent from time and place2".
Het woord is dus nog relatief nieuw, maar wat als we kijken naar de ingrediënten waaruit e-Learning bestaat?
Laten we eens kijken wat er in het verleden al is gebeurd dat verband houdt met e-Learning.
Heel oud leermiddel: Romeinse laptop?
Dit is een Romeins stuk afkomstig uit een plaats bij Trier. Het dateert van 200 voor Christus. Het laat een school zien waar een docent in het midden zit en is omgeven door studenten die perkament lezen. De student aan de rechterkant houdt een tablet vast waar hij op kan schrijven. Deze schrijftechniek is nog tot ongeveer 1950 in Europese scholen gebruikt!
Dr. Marcel Mirande schrijft erover in zijn hele aardige boek 'De onstuitbare opkomst van de leermachine' en trekt direct de parralel met de moderne laptop (koop dit vermakelijke boekje o.a. bij Bol.com)
[Sir Isaac Pitman - 1840]
Eerste moderne cursus op afstand
Isaac Pitman doceerde steno in Engeland via brieven rond 1840. Pitman was een docent die op een private school doceerde die hij zelf had opgericht in Wotton-under-Edge.
Zijn afstandsonderwijs bestond uit het opsturen per brief van opdrachten waarna de studenten de uitwerkingen weer terug stuurden.
[Pressey Testing Machine]
Mechanische toetsmachine
Begin 1920 ontwikkelde Sidney Pressey (een onderwijspsycholoog aan de Ohio State University) een machine om drill-and-pratice oefeningen te doen met studenten.
Pressey gaf aan in 1926: “the procedure in mastery of drill and informational material were in many instances simple and definite enough to permit handling of much routine teaching by mechanical means."
Deze machine bood een mechanische manier om meerkeuzetoetsen af te nemen. Het was een soort typemachine met een venster dat een vraag liet zien met 4 antwoorden. De student drukte op een knop, de machine legde de keuze vast en liet de volgende vraag zien. Op een papier werden de antwoorden vastgelegd.
Nu is deze functionaliteit wereldwijd in gebruik in elektronische toetssystemen zoals Questionmark Perception of WinToets. Testen en assessments kunnen vaak prima geautomatiseerd worden afgenomen en hiermee krijgen docenten en trainers de mogelijkheid om toetsen te maken, in te plannen, uit te leveren en de kwaliteit van de toetsen goed te monitoren.
Instructieve media & de Tweede Wereldoorlog
Hoewel film al snel een populair medium werd was dit niet het geval in onderwijs- of opleidingssituaties. Voor instructieve doeleinden werd het medium film nauwelijks ingezet.
De Tweede Wereldoorlog zorgde ervoor dat dit veranderde. Door de oorlog ontstond een enorm opleidingsprobleem: duizenden en duizenden nieuwe soldaten moesten snel opgeleid worden en de complexiteit van de nieuwe wapens stelde vele hogere eisen aan de kennis van de soldaten.
Zo zorgde de oorlog voor een snelle acceptatie van de inzet van nieuwe media als film en werd het op grote schaal ingezet. De oorlog was de ‘business driver’.
[Dr. B.F. Skinner]
Lerenden zijn ratten!
Burrhus Frederic Skinner is geboren op 20 maart 1904.
In 1945 werd hij voorzitter van Psychologiefaculteit van de Indiana Universiteit. Vanaf 1948 werkte hij voor Harvard. Hij was een zeer actief onderzoeker en productief auteur.
Skinners systeem is gebaseerd op conditionering. Gedrag dat wordt gevolgd door een stimulus resulteert waarschijnlijk in terugkerend gedrag in de toekomst. Iedereen kent zijn rattenexperimenten.
Maar Skinner ontwikkelde ook een leersysteem. In de jaren 50 veranderde zijn houding t.o.v. leermachines. In de VS waren er onvoldoende mensen om alle docentenposities in te vullen. TV werd populair in het onderwijs.
Skinner bood de content aan in kleine, gerelateerde informatie ‘chunks’. Stude nten schreven antwoorden op een rol papier. Skinner’s Geprogrammeerde Instructie werd erg populair.
Kijk op de edutechwiki voor meer informatie over Skinner en zijn Geprogrammeerde instructie.
[De Apple II]
Computer gaat een rol spelen!
De introductie van de eerste personal computer (de Altair 880 in 1975) werd snel opgevolgd door de Apple II en de IBM PC. De Apple en IBM was betrouwbaar genoeg en werd gebruikt binnen educatieve setting. De gebruiksvriendelijkheid werd steeds beter en de computer was niet meer alleen voor nerds.
Specifiek in wiskunde en wetenschap werden veel projecten gestart. Vooral simulaties en geprogrammeerde instructie (De Jong, 1991) werd het meest gebruikt.
Computers werden ingezet om bestaande taken eenvoudiger uit te voeren. Het was een nuttig hulpmiddel voor het onderwijs. Het was niet echt innovatie maar meer substitutie.
Veel docenten met wat technische vaardigheden gingen hun educatieve programma’s zelf programmeren. Veel drill-and-pratice programma’s werden gemaakt. Er werd niet veel software gedeeld. Ook toen had het 'Not-invented-here syndrome' veel invloed.
Leermachines in de jaren 90
Eind jaren 90 werden learning management systemen (LMS) gebruikt. Sommige universiteiten ontwikkelden hun eigen systemen maar de meesten starten met systemen die ze inkochten.
Een van de belangrijkste speler (binnen het onderwijs) was het Amerikaanse bedrijf Blackboard. Buiten het onderwijs werden andere systemen populair zoals SABA en Docent.
Blackboard was een complete oplossing voor het aanbieden en beheren van cursussen. Studenten en docenten konden:
beveiligde toegang regelen;
leermaterialen uitwisselen;
testen maken;
met elkaar communiceren op verschillende manieren;
studievoortgang monitoren en rapporteren;
etc.
Het faciliteren van leren ging redelijk eenvoudig. Het product kon redelijk goed gebruikt worden door docenten met een beperkte technische vaardigheid en kennis. De leercurve viel mee. Dit was een van de belangrijkste redenen voor het succes van de omgeving. Kritiek kwam van onderwijskundige die aangave dat dit niets anders was dan het oude model van docentgericht onderwijs (maar dan in een digitaal jasje). Onderwijskundige vernieuwing was ver te zoeken.
Dr. Mirande geeft aan dat Blackboard de educatieve wereld echt veranderde omdat dit de eerste keer was dat docenten op grote schaal educatieve technologie accepteerden en gebruikten in hun eigen klaslokaal.
[Blackboard; leermachine van de jaren 90]
Didactische modellen in e-Learning
Als we kijken naar didactische modellen die binnen e-Learning gebruikt worden dan kunnen we 3 verschillende basismodellen onderscheiden die we in veel varianten terugzien:
Behaviourisme
Cognitivisme
Constructivisme
Deze modellen bepalen voor een groot deel hoe we tegen leren en e-Learning aankijken. Laten we eerst eens globaal kijken naar de 3 modellen:
Een rat in een Skinner-experiment
Behaviourisme
Dit model dat o.a. door Skinner is gedefinieerd, is gebaseerd op de aanname dat leren gestuurd wordt door stimuli en reacties. In dit model is het niet relevant om te weten hoe het leren in het brein wordt gedaan. De focus ligt op het resultaat van het leren en niet zozeer op het leerproces zelf. Een sterk element van behaviorisme is het gebruik van positieve en negatieve feedback. Hiermee kan de lerenden geconditioneerd worden.
Een resultaat van deze houding is de de-contextualisatie van de leerinhoud. Kennis wordt aangeboden in kleine brokjes. In een behavioristische omgeving zijn didactische werkvormen zoals kennistesten, huiswerk en zeer gestructureerde leeractiviteiten heel gebruikelijk
Behaviorisme leent zich prima om te combineren met computerondersteund leren. De eerste e-Learning leeractiviteiten waren meestal van het type ‘Drill-and-practice’. Veel inoefenen was de routine.
Case Study Behaviorisme
Vanaf 1984 was er in Nederland een nationaal ICT stimuleringsprogramma in het onderwijs. Dit zogenaamde "Informatica Stimuleringsplan" was de eerste echte start. Kennisnet zegt hierover in een blogpost:
“Daarin bleef de ontwikkeling van leermiddelen een ondergeschoven kindje. Dat kwam deels omdat men nog vrij zwaar inzette op de ontwikkeling van het vak informatica, waarbij het leren programmeren centraal stond.”
Door de ministeries (van Onderwijs en Wetenschappen (O&W), van Economische Zaken (EZ) en van Landbouw en Visserij (LaVi)) werd 1,7 miljard gulden ge:investeerd, uit te geven in een periode van vier jaar (1984-1988). Het programma bestond uit vele activiteiten; leerkrachten werden getraind, materiaal werd geïnventariseerd en bedrijfsleven werd gestimuleerd om materiaal te ontwikkelen.
Er werd er heel wat basale content ontwikkeld. Een van de producten was een programma waar kinderen individueel rekensommen inoefende. Het was een eenvoudig, rechtlijnig maar krachtig voorbeeld van geprogrammeerde instructie. Steeds kreeg een kind een vraag en moest het antwoord worden ingetypt. Een voorbeeld:
Stimulus:
Hoeveel is 3 + 2?
Respons:
6
Stimulus:
Dat is helaas niet goed, probeer het nog eens.
Respons:
5
Stimulus:
Dat klopt, heel goed gedaan!
Uw brein is als een computer
Cognitivisme
Dit model is gebaseerd op het idee dat het leerproces te vergelijken is met de manier waarop een computer werkt. Congitivisten gebruiken woorden zoals ‘korte-termijn geheugen’, ‘lange-termijn geheugen’ en ‘stimuli’.
Cognitivisme gaat over: het verzamelen, aanpassen en integreren van informatie.
De nadruk ligt op de manier waarop we leren, niet alleen op de resultaten van het leerproces. Technieken zoals mindmappen worden gebruikt om de informatie te verankeren.
Case Study Cognitivisme
In een opleiding over managementvaardigheden bij een klein IT-bedrijf in Spanje kwam een enthousiaste groep samen van 12 management trainees. Ze kwamen net van de universiteit af.
De opleiding bestond uit verschillende fases en verschillende didactische activiteiten:
Voordat de echte opleiding van start ging, werd bij iedereen een online Kolbtest afgenomen. Hiermee kregen ze inzicht in hun eigen leerstijlen. De uitkomsten van de test werden besproken met een leerbegeleider. Ook werd hun voorkennis in kaart gebracht door een pre-toets. De twee scores werden door de leerbegeleider en de lerende als basis gebruikt voor een persoonlijk ontwikkelplan.
In een workshop startte de groep met een persoonlijke en daarna een gezamenlijke mindmap over de inhoud (management). Er was veel uitwisseling van eigen ervaringen en ideeën. Een leeromgeving werd die dag gebruikt om informatie vast te leggen en het systeem bood ook nog additionele informatie.
Met de theorie en oefeningen (o.a. met acteurs) werd allerlei nieuwe informatie verzameld en na elke oefening moesten de lerenden de nieuwe kennis relateren aan hun eigen kennis. Ze moesten onder andere voorbeelden geven hoe ze deze kennis zouden kunnen inzetten in hun eigen praktijksituatie.
Aan het einde van de opleiding werd een nieuwe mindmap gemaakt. Na een test werd de uitslag besproken met de leerbegeleider. Hierbij werd niet alleen het resultaat besproken maar ook het leerproces. De tracking en tracing informatie uit de leeromgeving werd ook gebruikt. De reflectie van de lerenden werden weer in de leeromgeving verwerkt.
Bouw uw eigen kennis op
Constructivisme
Dit model is o.a. door Bruner en Piaget ontwikkeld. Het gaat er vanuit dat leren een zeer actief proces is.
De constructivistische stroming is gebaseerd op het idee dat dialectische of interactieprocessen in ontwikkeling en leren door lerenden die zo actief kennis construeren moet worden gefaciliteerd door volwassenen (De Vries et al., 2002).
Lerenden construeren nieuwe ideeën, structuren, modellen en concepten en relateren die aan voorkennis en bestaande mentale modellen. Echte ervaringen spelen een belangrijke rol in het leerproces. Niet alleen de inhoud is belangrijk maar ook de context om betekenisvol te leren. De leeractiviteiten moeten zo gestructureerd worden dat lerenden eenvoudig de informatie kunnen opnemen. De lerende speelt een actieve rol en leren is doelgericht.
Recenter hebben constructivistische onderzoekers de traditionele focus verlegd van individueel leren naar ook sociale en samenwerkende vormen binnen leren. Het sociaal constructivismekan worden gezien als het samenkomen van inzichten van Piaget, Bruner en Vygotsky (Wood, 1998).
Case Study Constructivisme
In Polen werd op een universiteit een cursus aangeboden over interculturele communicatie. De studenten leerden de kenmerken van verschillende culturen en de verwachtingen die mensen in verschillende culturen hebben.
In de cursus kwamen de volgende activiteiten voor:
Eerst was er een opdracht om 3 vrienden of studenten van verschillende culturen te interviewen. De studenten bedachten zelf de interviewvragen. Als startpunt werden 5 artikelen over interculturele communicatie aangereikt door de docent.
De studenten presenteerden de resultaten van de interviews in een klassikale sessie. De klas werd daarna opgedeeld in groepen van 4 mensen en ze kregen een opdracht om een specifiek aspect van interculturele communicatie verder te onderzoeken.
De uitkomsten van het onderzoek werd gedeeld met de andere groepen via een wiki. Doel was om een gedeelde kennisbank te creëren voor iedereen. Behalve het toevoegen van eigen wiki-content moesten de studenten de input van anderen aanvullen en/of verbeteren.
"Education is the only business still debating the usefulness of technology…."
Quote van Rod Paige, Amerikaans minister van Onderwijs (2001-2005).
Het is deels om te lachen dat we maar blijven discussiëren over de inzet en de waarde van e-Learning in plaats van het gewoon te doen. We blijven maar komen met nadelen.
e-Learning is geen Haarlemmer olie!
e-Learning is geen Haarlemmer olie. Niet alle onderwijskundige, financiële of organisatorische problemen verdwijnen als sneeuw voor de zon zodra e-Learning wordt geïntroduceerd.
e-Learning is geen geloofsovertuiging. Het is belangrijk om met een kritische blik e-Learning in te zetten en een helder en eerlijk beeld te hebben. Om niet alleen de voordelen maar ook de nadelen te zien. Alleen dan kunnen we goed praten met mensen binnen onze eigen organisatie en zijn we in staat om de waarde en implicaties voor de lerenden en onze organisaties goed in te schatten.
Denk maar aan de Gartner ‘Hype-cycle’ en laten we met een open en kritische blik kijken naar e-Learning!
30 mythes over e-learning
Bekijk eens onderstaande document "30 Myths About eLearning That Need To Die In 2013" van Julie DeNeen. Ze neemt 30 mythes onder de loep die bestaan over e-Learning.
Bekijk het document en beantwoord onderstaande vraag.
Om de informatie in deze WBT beter te kunnen plaatsen geef ik een paar voorbeelden van e-Learning projecten. De achtergrond en de oplossing van deze projecten varieert nogal. Er is een voorbeeld uit het onderwijs, uit het bedrijfsleven en uit een overheidsorganisatie.
Er worden 3 projecten belicht:
Xerox
CIA
Einstein College
Deze voorbeelden maken duidelijk dat elke organisatie veel verschillende beslissingen moet nemen bij de realisatie van e-Learning.
Xerox
Xerox - van analoge naar digitale monteurs
Hieronder staat de opzet van het XEROX-opleidingstraject:
Achtergrond informatie
Xerox is een groot en internationaal bedrijf dat document management en services verkoopt. Iedereen kent het wel van de kopieermachines. Het gaat wel veel verder dan kopieermachines, zaken zoals publishing systemen, digitale drukmachines en gehele productielijnen voor uitgeverijen.
Vraag/uitdaging
Rond 1996 vond er een belangrijke verandering plaats in de markt: een verschuiving trad op van analoog naar digitaal. Monteurs moesten niet meer alleen weten hoe de printers en kopieerapparaten mechanisch in elkaar zaten maar ze moesten opeens weten hoe een printer op een netwerk moest worden aangesloten en hoe ze een storing konden uitlezen met een laptop. Een grote groep moest de competenties flink bijspijkeren. Een langdurige en intensieve opleiding werd georganiseerd waarbij kennis en vaardigheden werden geleerd. Officiële examens van bijvoorbeeld Microsoft waren onderdeel van het traject en zorgde voor de certificering.
Oplossing
Het was een hele rijke mix aan didactische werkvormen en materialen. Onderdelen van de oplossing waren o.a.:
webinars
testen/toetsen
kick-off meeting
coaching (leerprocessen)
webbased training (ingekocht)
workshops met trainers
presentaties door trainers (moeilijke onderwerpen)
learning desk (bellen/chatten/forum voor vragen over leertraject, leeromgeving en inhoud)
Online labs (je kon op afstand een server inrichten en moest aan de hand van een opdracht dat doen gedurende 30-60 minuten)
Het traject bestond uit 3 fases waarbij het grootste deel van de tijd de lerenden in een open leercentrum samenkwamen om te leren. Hier waren alle materialen en trainers/coaches permanent aanwezig. Een deel van de dag werd gevuld met zelfstudie, een deel met workshops, presentaties etc. Het traject had een doorlooptijd van 9 maanden en was competentiegericht.
Als voorbereiding op de start vonden er allerlei online activiteiten plaats. Lerenden werden getest en konden alvast in de leeromgeving materialen bekijken en zich voorbereiden.
Na het formele traject in het open leercentrum werd het leren voortgezet en konden mensen in de leeromgeving nog bronnen nakijken, WBT’s raadplegen, vragen stellen en persoonlijke hulp krijgen van inhoudelijke experts. Deze fase was vooral gericht op werkgerelateerde onderwerpen en ondersteuning.
Eerst geen succes!
Het project was de eerste maand helemaal NIET succesvol. In het begin ontbraken twee belangrijke dingen:
persoonlijke coaching;
leercontracten.
Zonder duidelijke afspraken en persoonlijke begeleiding ontbrak een vloeiend leerproces. Lerenden hadden geen grip op hun eigen leerproces, steun van de eigen manager ontbrak en de motivatie was snel weg. Combinatie leren en werken was niet te doen. Na deze valse start werd vlug bijgestuurd en persoonlijke begeleiding en een leercontract vormde de basis van de oplossing. Het contract bevatte afspraken over het leertraject op maat tussen de lerende, zijn manager en de coach. Hierin werd afgesproken hoeveel dagen per week er werd geleerd, wat de randvoorwaarden waren en welke leerdoelen wanneer bereikt werden.
Toch succes!
Na het bijsturen werd het een succesvol blended learning traject. Er werd onderzoek gedaan tussen de groep die hieraan deelnam (80 mensen) en een parallelgroep die enkel een klassikale opleiding genoot met dezelfde leerdoelen en certificering. De scores van de blended learning groep op de officiële Microsoft en Novell examens was significant hoger. Ze waren zelfs hoger dan de gemiddelde landelijke scores op deze standaardtesten.
Waarom hoger rendement?
De investering in geld en tijd was in beide varianten gelijk. Er was dus ook GEEN reductie in tijd die trainers in het traject staken. Wel veranderde de inzet: er werd minder tijd besteed aan klassikale leermomenten en meer in individuele en persoonlijke begeleiding. Dit was de reden voor de hogere scores. Er was persoonlijke ondersteuning en het leerproces was meer op maat en efficiënt.
Een aantal onderdelen van de mix
CIA
CIA - Naar een kennisorganisatie
Achtergrond informatie
De Central Intelligence Agency (CIA) heeft als primaire functie om informatie te verkrijgen en te analyseren over andere regeringen, bedrijven en personen en deze informatie op de juiste plekken binnen de regering te bezorgen. De tweede functie is propaganda/PR activiteiten, juiste en onjuiste informatie verspreiden, en anderen ten gunste van de VS te beïnvloeden. De derde functie is deelnemen aan operaties.
Wereld verandert
Vanaf 2005 merkte de CIA dat de wereld veranderde. Informatie overal ter wereld werd zeer snel gedeeld door de ‘tegenstanders’. Niet langer voldeed de hiërarchische organisatiestructuur. De top-down benadering zorgde ervoor dat informatie niet snel genoeg op de juiste plek kwam. Er werd besloten om de hele manier waarop geleerd werd en waarop informatie intern werd uitgewisseld drastisch om te gooien.
Frans Bax van de CIA University en Elliott Masie spreken over de veranderende paradigma's.
Oplossing
Interview met CIA
ELLIOTT MASIE: Would you put your hands together for Frans Bax, the chief learning officer of the Central Intelligence Agency?
FRANS BAX: Hello, good morning.
ELLIOT MASIE: So you must get some kidding along the way. You’re the chief learning officer of the CIA?
FRANS BAX: Absolutely, people think we know everything, so why train?
ELLIOT MASIE: It’s interesting. I was recently at a conference, a tradecraft conference with Frans, and Frans is the president of the CIA University and it was interesting because I was there for four minutes and somebody handed me a paper called “Wikis and the CIA.” How are you starting to experiment with this?
FRANS BAX: Well, like many of you we are just starting to look at technologies that can deliver knowledge and learning everywhere and our version of extreme learning is to deliver training to places like Iraq, Afghanistan, and other places I can’t even tell you about. So using technologies like wikis becomes a way to share knowledge fast and to get experts to contribute on topics that someone might not even know their expertise will help us out on. So we are at the very start of an exciting process to try to do that.
ELLIOT MASIE: And your mission at the CIA as a learning officer there?
FRANS BAX: Well, CIA, to give you a quick sound bite on us, we’re one of 15 intelligence agencies in the US intelligence community. Another one, the Defense Intelligence Agency is here with their people: Dave Banks, an old friend is here just like I am. CIA, like all of those agencies, does training and we created a CIA University, originally born at the time of September 11th, to greatly expand our training effort. We train in many occupations that some of you probably don’t even know exist: things like clandestine operations officer or intelligence analyst.
So we put together training solutions that will meet the need - lots of classroom training, but increasingly online - and we hope in the future, web based training as well.
ELLIOT MASIE: Just as a final question, one of the things we had talked about when we met was the concept that what a wiki could do if we go to the wisdom of the crowds. Another author who was at the same conference I spoke at was, in one case you could trust the intelligence of one of your agents or one source, but imagine if that was contextualized by hundreds of folks who might say, “I don’t get that,” or that obviously with a lot of the pressure on getting the intelligence right, this is a shift for you in that sense.
FRANS BAX: Absolutely, and we deal by the very nature of our profession and business with unknowns or futures that have not yet happened so we can get it wrong. I don’t have to tell you where we did that, do I? It’s in the newspapers when that happens. So the wisdom of crowds and using systems of thinking that way is very important to us and if we can draw in multiple ideas or even opinions below that level of idea, it might give us the answer that was missing before.
ELLIOT MASIE: What was interesting, too, when we went to our conference, you not only had folks from the CIA and other U.S. intelligence agencies, but you’re working collaboratively with folks around the world.
FRANS BAX: Absolutely, we have many close allies on the global war on terror and so we have to share our training and share our knowledge with other countries and the intelligence officers they have.
ELLIOT MASIE: Great, and once again, as we look at learning, we look at our field what we have tried to do and are going to continue throughout the conference is show you how broad spectrum our field is and how much we can learn from each other and I’m real excited about working with Frans and his colleagues to get an even better cooperative spirit between what we learn in your world, what we learn in the corporate world, and the higher ed world.
FRANS BAX: You bet we will do that.
Fantastische verandering
Voor mij was het apart om te horen dat juist zo'n traditionele organisatie door externe veranderingen zelf de verandering tot stand brengt en open staat voor significante innovaties. Niet technisch is het een hele verandering maar juist het communicatie- en leermodel.
Fantastische quote: "Nobody knows as much as everybody."
Einstein college
Einstein Lyceum- Naar leren in context
Achtergrond informatie
Het Einstein Lyceum (zie website) is een klein Rotterdams lyceum met 550 leerlingen en 45 docenten & staf. De populatie is gemengd. Ten tijde van het traject werd er niet veel gebruik gemaakt van ICT binnen de lessen. Een klein aantal docenten gebruikte ICT in hun lokalen.
Vraag/uitdaging
De motivatie van leerlingen was een probleem voor een behoorlijke groep. De klacht was dat het onderwijs teveel gericht was op theorie en dat het saai was. De uitval van leerlingen was te hoog. De docenten zochten naar een manier om leerlinggericht te onderwijzen en ze zochten naar authentieke context bij het leren.
Oplossing: WebQuests
Ze besloten om te starten met een methodiek WebQuests. Bernie Dodge heeft dit concept ontwikkeld. Hij is professor Educatieve technologie van de San Diego State University.
Een WebQuest is een onderzoeksactiviteit waarbij veel benodigde informatie gestructureerd wordt gezocht op het web. De nadruk ligt op het gebruiken en verwerken van informatie i.p.v. het zoeken ervan. Het ondersteunt het denken van lerenden op het niveau van analyse, synthese en evaluatie.
Volgens de Universiteit van Houston heeft een WebQuest 6 vaste stappen:
Introductie – enthousiasmeert de lerende en geeft achtergrondinformatie over het onderwerp.
Taak – beschrijft de activiteit en het beoogde eindresultaat en doel. De doelen en de soort uitkomst is afgestemd op de doelgroep.
Proces – legt uit welke strategie de lerende kan gebruiken om de taak uit te voeren. Lerenden horen wanneer ze wat moeten doen. Deze richtlijnen helpen de lerenden heel praktisch op weg.
Bronnen – hier vindt de lerende relevante websites en andere bronnen die lerenden nodig hebben om de taak te kunnen uitvoeren.
Evaluatie – meet de resultaten van de taak en geeft beoordelingscriteria aan. Lerenden kunnen vaak zelfstandig evalueren aan de hand van de lijst met criteria.
Conclusie - vat de activiteit samen en stimuleert de lerenden om te reflecteren op het proces en het resultaat.
Wat deden ze?
Een groep docenten is gestart met WebQuests met verschillende onderwerpen. De meeste WebQuest richtten zich op de stad Rotterdam. Voorbeeld: WebQuest over geschiedenis. Kinderen gingen in groepen van vier een team journalisten vormen. De uitdaging/taak was om een boek te maken voor nieuwe inwoners van de stad. In het boek moest een deel staan over de geschiedenis van de stad maar daarnaast ook praktische informatie bevatten. Een leerling was de schrijver, de andere de fotograaf etc. Op computers maakten ze de WebQuest en gebruikten o.a. online archieven. De kinderen namen ook interviews af bij oude inwoners en namen foto’s van de stad. Uiteindelijk werd het boek zelfs gelezen door andere leerlingen en ouders.
Opmerkingen
Het project was een succes. De stappen van een WebQuest zorgde voor een goede structurering van de didactische activiteiten. Leerlingen waren erg gemotiveerd. Wat wel tegenviel was de tijd die nodig was om goede WebQuests te ontwikkelen. Technisch was het erg eenvoudig maar het vinden van uitdagende taken/opdrachten en dit duidelijk opschrijven was arbeidsintensief.
Nu gebruikt 2/3 van de docenten het model in hun lessen. Om het concept te kunnen gebruiken namen docenten deel aan een eendaagse workshop over WebQuests.
Het arrangement E-learning "de Basis" is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Remco Lip
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2014-01-27 08:40:03
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.