Hoofdstuk 4 'De tijd van steden en staten'

Hoofdstuk 4 'De tijd van steden en staten'

Hoofdstuk 4 'De tijd van steden en staten'/ 'De late middeleeuwen'

Vanaf ongeveer 1100 is er sprake van toenemende handel en een groei van de steden. De steden nemen, door de groei van de handel en toenemende rechten t.o.v. de adel, een steeds belangrijkere plaats in de samenleving in. Geld wordt steeds belangrijker en de hogere adel (vorsten) kunnen met de opbrengsten uit belasting een leger en ambtenaren betalen waardoor zij steeds minder afhankelijk worden van lagere adel. Dit maakt staatsvorming en centralisatie van de macht in grotere staten mogelijk.
De wereldijke vorsten en de kerkelijke vorsten (paus en bisschoppen) strijden met elkaar om de politieke macht in de samenleving (investituurstrijd). Deze strijd speelt ook een rol in de zogenaamde kruistochten, militaire operaties tegen de bezetting van het Heilige Land door de moslims waaraan veel edellieden, maar ook gewone mensen meededen.

Paragraaf 4.1 'De steden komen weer tot bloei'

KENMERKEND ASPECT:

'De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een landbouwstedelijke samenleving'

Omstreeks het jaar 1000 is er een kentering (verandering) waar te nemen in middeleeuws Europa. De invallen van de Hunnen en later de Vikingen en de Hongaren houden op, en er komt relatieve rust in Europa. Rust en vrede zijn erg belangrijke voorwaarden om tot ontwikkeling te komen op economisch, technisch en cultureel terrein.

De bevolking van Europa was sinds eeuwen 'teruggetrokken' in autarikische samenlevingen waarbij landbouw het belangrijkste middel van bestaan was. Nu, zo rond het jaar 1000, was er meer rust en konden andere middelen van bestaan weer tot bloei komen. Handel en ambacht kwamen langzaamaan weer op. Middelen van bestaan die in de Romeinse tijd heel gewoon waren, komen weer in grote getale terug. Europa heeft weer een ontwikkeling ingezet: van landbouwsamenleving naar landbouw-stedelijke (of agrarisch-urbane) samenleving. De steden werden weer centra van handel en ambacht: net zoals zij dat ook waren in de tijd van de Romeinen.

Uitleg wordbestand en powerpoint

Open bestand Paragraaf 1

Open bestand Paragraaf 1 powerpoint

Filmpje

De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving

De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

Paragraaf 4.2 'De expansie van de christelijke wereld'

Deze paragraaf gaat over het kenmerkende aspect 'de expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder meer in de vorm van kruistochten.'

Urbanus II, paus van Rome riep in 1095 op tot de eerste kruistocht door de volgende woorden uit te spreken: 'wijd je liever aan de bescherming van de geloofsgenoten in het Heilige Land, in Palestina'. Wie zich hier aan zou wijden, hoefde geen boete meer te doen (voor de zonden die ze hadden begaan).

De eerste kruistocht had naast een christelijke (godsdienstige) reden: namelijk het heilige land beschermen van invallende islamitische Turkmenen, ook nog een sociaal-economische (hoe mensen hun geld verdienen)- reden: namelijk de handel met het oosten veilig stellen (het Midden-Oosten was namelijk bestuurlijk enorm verdeeld en dat is onhandig voor de handel).

 

Uitleg powerpointpresentatie

Open bestand Paragraaf 2 'de expansie van de christelijke wereld'

Filmpje

De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten'

Paragraaf 4.3 'De strijd tussen paus en keizer'

Deze paragraaf gaat over het kenmerkende aspect: 'het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke,  dan wel de geestelijke macht het primaat moest hebben'.

Als we dit kenmerkende aspect gaan fileren: dus zeg maar woord voor woord gaan uitpluizen, is dit het gene wat je moet kennen:

In de middeleeuwen is er een conflict geweest tussen de geestelijke macht (paus = geestelijkheid) en de wereldlijke macht (adel). Dit conflict ging over wie het primaat moest hebben. Het primaat betekent wie nu eigenlijk het belangrijkste is. Als je nu logisch nadenkt weet je eigenlijk wel wie dit conflict gewonnen heeft...... Namelijk: de wereldlijke macht. Want zeg nu zelf: moeten we tegenwoordig luisteren naar bestuurders (regering) of naar kerkleiders (geestelijkheid)? Naar bestuurders uiteraard, zij maken wetten en regels, zij handhaven wetten en regels enz.. We leven niet in een kerkelijke staat of zoiets dergelijks.

De macht van de kerk is dus in de late middeleeuwen (de tijd van steden en staten) verkleind. Dit kwam onder andere door dit conflict. Dit specifieke conflict wat er is geweest heeft ook een aparte naam, we noemen dit namelijk de 'investituurstrijd'. Investituur betekent 'het benoemen van de bisschoppen, of het overhandigen van de symbolen: ring en staf aan de bisschop'. In de middeleeuwen was dit namelijk een beetje een vaag gebiedje. Je zou nu zeggen: tja een bisschop is een geestelijk leider, dus hij zal zijn macht wel hebben verkregen van de paus of van iemand anders uit de kerk. Nou, in de middeleeuwen was dit in eerste instantie nog niet zo gewoon. Ook wereldlijke leiders (koningen / keizers) benoemden bisschoppen, en dat was tegen het zere been van een hele machtige paus Gregorius VII. Hij vond namelijk dat hij de allerbelangrijkste persoon in Europa (en de rest van de wereld was), hij was namelijk de plaatsvervanger van Jezus op aarde. Alles en iedereen moest dus naar hém luisteren, ook alle vorsten! En dan zijn de poppen aan het dansen... want niet alleen de paus vond zichzelf belangrijk ook Keizer Hendrik IV, keizer van het Heilig Roomse Rijk (Duitsland) vond zichzelf belangrijk. Deze twee personen kwamen dus in conflict met elkaar over het benoemen van bisschoppen. Dit conflict noemen we de 'investituurstrijd' (11e en 12e eeuw).

Uitleg powerpointpresentatie

Open bestand Paragraaf 4.3 'De strijd tussen paus en keizer'

Filmpje

Het conflict in de wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.

Paragraaf 4.4 'Het ontstaan van machtige staten'

Deze paragraaf gaat over het kenmerkende aspect 'het begin van staatsvorming en centralisatie'

In deze paragraaf gaat over het proces dat vorsten (koningen en keizers) hun macht gaan 'terug'pakken van hun leenmannen. Leenmannen (zo hebben we al gezien in hoofdstuk 3) hadden namelijk veel macht naar zich toegetrokken en beschouwden hun leen als hun eigen bezit.

Machtige vorsten wilden 'weer' controle hebben over hun eigendom. Dit gingen ze doen door de macht te centraliseren. Het woord zegt het al....  hierin zit het woordje 'centraal'. Vanuit één punt gingen ze hun macht uit oefenen, en niet meer zoals bijvoorbeeld Karel de Grote deed (in de negende eeuw) door van palts naar palts (keizerlijke residenties) te reizen.

Centraliseren kon bewerkstelligd worden doordat er (door de bloei van de landbouw en de opkomst van steden) weer geld in omloop was. Het handige van geld is dat het makkelijk verhandelbaar is en dat het geschikt is om belasting te innen. Dit gingen koningen dus ook doen: belasting innen. Van dit belastinggeld konden ze namelijk legers (militair) en ambtenaren (bestuurlijk) betalen. Hiermee werd de macht van een vorst verstevigd of juist gevestigd. Dit proces van centralisatie ging met vallen en opstaan, langzaamaan was dit het eerst begin van 'staatsvorming'. Bestuurseenheden van vorsten werden een soort van staten.... maar let op: echt een staat (zoals bijv. Nederland nu is), daar was nog lang geen sprake van.

Uitleg met powerpointpresentatie

Open bestand Paragraaf 4 'het ontstaan van machtige staten'

Filmpje

Het begin van staatsvorming en centralisatie