Deze paragraaf gaat over het kenmerkende aspect 'het begin van staatsvorming en centralisatie'
In deze paragraaf gaat over het proces dat vorsten (koningen en keizers) hun macht gaan 'terug'pakken van hun leenmannen. Leenmannen (zo hebben we al gezien in hoofdstuk 3) hadden namelijk veel macht naar zich toegetrokken en beschouwden hun leen als hun eigen bezit.
Machtige vorsten wilden 'weer' controle hebben over hun eigendom. Dit gingen ze doen door de macht te centraliseren. Het woord zegt het al.... hierin zit het woordje 'centraal'. Vanuit één punt gingen ze hun macht uit oefenen, en niet meer zoals bijvoorbeeld Karel de Grote deed (in de negende eeuw) door van palts naar palts (keizerlijke residenties) te reizen.
Centraliseren kon bewerkstelligd worden doordat er (door de bloei van de landbouw en de opkomst van steden) weer geld in omloop was. Het handige van geld is dat het makkelijk verhandelbaar is en dat het geschikt is om belasting te innen. Dit gingen koningen dus ook doen: belasting innen. Van dit belastinggeld konden ze namelijk legers (militair) en ambtenaren (bestuurlijk) betalen. Hiermee werd de macht van een vorst verstevigd of juist gevestigd. Dit proces van centralisatie ging met vallen en opstaan, langzaamaan was dit het eerst begin van 'staatsvorming'. Bestuurseenheden van vorsten werden een soort van staten.... maar let op: echt een staat (zoals bijv. Nederland nu is), daar was nog lang geen sprake van.
Paragraaf 4 'het ontstaan van machtige staten'
Het begin van staatsvorming en centralisatie