Havo 4, hoofdstuk 3 'De tijd van monniken en ridders'

Havo 4, hoofdstuk 3 'De tijd van monniken en ridders'

De tijd van monniken en ridders

Engelstalig filmpje: 'the dark ages'

In dit tijdvak leer je over de 'vroege middeleeuwen'. De tijdsperiode van 500 tot ongeveer 1000 n Chr.
Rond 500 n Chr. viel het Romeinse gezag weg in West Europa. Het wegvallen van het Romeinse gezag heeft verschillende oorzaken. (zie bijlage PowerPointPresentatie). Europa raakte in die periode in een enorm verval, de ontwikkeling die was ingezet vanaf de Romeinse tijd stagneerde en later viel de ontwikkeling (op tal van gebieden) helemaal weg. Dit is in feite uniek in de geschiedenis.
In dit hoofdstuk gaan we de samenleving van West Europa in die vroege middeleeuwen (en aanverwante gebieden) nader onderzoeken.

In het oosten (rondom het huidige Turkije) bleef het Romeinse gezag (of Byzantijnse gezag) nog tot ongeveer 1500 bestaan.

Open bestand Wegvallen van het Romeinse gezag in West-Europa

Paragraaf 3.1 'De opkomst van de islam'

Uitleg

De islam is in de zevende eeuw n. Chr.  ontstaan in het Midden Oosten. Het is het jongste geloof van de drie grote monotheistische geloven. Aanhangers van de Islam worden Moslims genoemd. Zij zien Mohammed als hun profeet. De islam lijkt in veel opzichten op de andere twee monotheistische godsdiensten. Ook in de islam wordt maar één god erkent. Ook binnen de islam is een profeet opgestaan die het ware geloof verkondigd. Ook in de islam is er spake van leefregels / gewoonten (de vijf zuilen). Ook Abraham (Ibrahim) zien zij als aartsvader. Kortom er zijn veel overeenkomsten, maar er zijn ook verschillen. Deze ontdek je door goed de leertekst te lezen en de vragen in het werkboek te maken.

 

 

Uitleg paragraaf 3.1 'De opkomst van de islam'

Uitleg oude boek

Open bestand PowerPointPresentatie paragraaf 3.1

Uitleg nieuwe boek (Memo)

 

Oefentoets

Oefening: Oefentoets paragraaf 3.1 'De opkomst van de islam'

Start

Paragraaf 3.2 'Hofstelsel en horigheid'

Het hofstelsel: een sociaal-economisch systeem van rechten en plichten
Het hofstelsel: een sociaal-economisch systeem van rechten en plichten

Uitleg

In deze paragraaf behandel je het kenmerkende aspect:

De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarische-urbane (landbouw-stedelijke) cultuur door een zelfvoorzienende (autarkische) agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.

In de vroege middeleeuwen, na het wegvallen van het Romeinse gezag kwam West-Europa in een periode terecht van politieke, economische, culturele en sociale terugval. In feite kun je bijna spreken van een 'omgekeerde' revolutie (wel een langzame). Op alle gebieden was eerst sprake van stagnatie (afbrokkeling van het Romeinse gezag) en vervolgens terugval in ontwikkeling.

Voor de vroege middeleeuwer was de maatschappij onveiliger en onzekerder geworden. Er is toen een systeem ontstaan wat wij 'hofstelsel' noemen. Kortweg ging het ongeveer zo: arme en onveilige boeren zochten hun heil bij een sterkere boer in de omgeving. Deze sterkere boer en deze armere boer gingen een sociale (en sociaal-economische) relatie aan: de sterke boer zou voor veiligheid (en dus bescherming) zorgen terwijl de machteloze arme boer voor voedelsvoorziening zou zorgen. Deze arme en machteloze boer werd door deze sociaal-economische relatie half-vrij. Zij werden horigen genoemd.

Uit de groep van sterke en machtige boeren,  zijn uiteindelijk machthebbers (edelen)  voortgekomen; die in latere tijden ook hun stempel drukten in de politiek.

Uitleg paragraaf 3.2 'Hofstelsel en horigheid'

Uitleg oude boek

Open bestand PowerPointPresentatie paragraaf 3.2

Uitleg nieuwe boek (Memo)

 

De burcht van Leiden

DE BURCHT VAN LEIDEN

Op bladzijde 42 in je handboek staat bron 3.9. Dit is een foto van de burcht van Leiden zoals deze er nu bij ligt. Pas rond de 14e eeuw kreeg de burcht dit uiterlijk. De burcht is namelijk in eerste instantie gebouwd van hout. Dat was bouwmateriaal wat het meest voorhanden was. Bakstenen gebouwen waren er nog niet, dat kwam pas later in de middeleeuwen (volgende hoofdstuk behandelen we dit).

Oefentoets

Oefening: Oefentoets paragraaf 3.2 'Hofstelsel en horigheid'

Start

Paragraaf 3.3 'Het feodale stelsel'

Uitleg

Het feodale stelsel (of leenstelsel) is een politiek systeem wat gehanteerd werd in de vroege middeleeuwen. Het is ontstaan in de 8e eeuw en werkte als volgt: Een heer (de leenheer) gaf een stuk grond (incl. burcht en gronden) of een ambt in leen aan een vertrouweling (een vriendje van hem). Deze vertrouweling noemen we een leenman (of dienaar of vazal). Deze leenman beloofde op zijn beurt (als dank voor het leen) dat hij zijn levenlang de leenheer trouw zal zijn en hem zou bijstaan met raad (politieke adviezen, diplomatie) en daad (bijv. oorlogen).

Dit politiek / bestuurssysteem is een logisch gevolg van zijn tijd. Grote heren konden gewoonweg niet in hun eentje de zo'n enorm rijk besturen (gebrek aan communicatiemiddelen en snel vervoer/infrastructuur). Leenheren hadden mensen nodig, die ze konden vertrouwen, en in dienst van hem een gebied zouden besturen.

Karel de Grote, uit het Frankische vorstenhuis, is de bekendste leenheer van de geschiedenis geweest. Hij (en ook al zijn voorouders) had(den) een enorm rijk bij elkaar vergaard. Dit kon hij doen met behulp van sterke en trouwe ruiterlegers (nieuw in die tijd). Door technische vernieuwingen (o.a. de stijdbeugel) was dit ruiterleger heel erg sterk.

Uiteindelijk werkte het leenstelsel of feodaal stelsel niet meer. Onder de zonen van Karel de Grote raakte het grote Frankische rijk versnipperd. Leenmannen gingen hun leen erfelijk doorgeven. De zonen (of kleinzonen) hadden vrijwel geen binding met de (zoon van) leenheer. Deze leenmannen gingen hun leen als eigen bezit beschouwen en waren dus niet meer trouw (en daar ging het in eerste instantie natuurlijk om). Wat in de 8e eeuw langzaam was opgebouwd was rond het jaar 1000 teniet gedaan. De macht lag in Europa bij allerlei verschillende kleinere kasteelheren.

Schema over de werking van het leenstelsel
Schema over de werking van het leenstelsel

Uitleg paragraaf 3.3 'Het feodale stelsel'

 

KAREL DE GROTE

Karel de Grote spreekt tegenwoordig nog steeds veel mensen aan. Deze grote Frankenkoning (later keizer) heeft op zijn hoogtepunt bijna heel Europa in zijn bezit gehad. (NB hij had een palts = koninklijke verblijfplaats in Nijmegen. En dat merk je als je in Nijmegen bent: 'het Keizer Karel Plein, studentenvereniging Carolus Magnus, keizerstraat enz.)

Karel de Grote was een vorst met een visie. Hij zag de noodzaak van de letteren in en stimuleerde het onderwijs. Onder zijn gezag zijn monniken veel werken uit de oudheid gaan vertalen.
Ook was zijn militaire macht ontzettend groot. Zijn sterke ruiterleger dwong veel respect af. Hij was op dit gebied visionair want hij heeft technische vernieuwingen doorgevoerd in zijn leger (huurlegers waren dat in die tijd).

Karel de Grote

Uitleg oude boek

Open bestand PowerPointPresentatie paragraaf 3.3

Uitleg nieuwe boek (Memo)

Oefentoets

Oefening: Oefentoets paragraaf 3.3 'Het feodale stelsel'

Start

Paragraaf 3.4 'Christendom in Europa'

Doop van de Frankische krijgsheer in 496
Doop van de Frankische krijgsheer in 496

Uitleg

In West-Europa bleef het christendom in het gedrang. Dit kwam door de Germaanse invasies en het uiteenvallen van het Romeinse rijk. Hierdoor probeerden monniken het geloof te verbreidden naar Ierland. Het keerpunt in dit proces is de bekering van Clovis. Clovis en zijn opvolgers bevorderen het christendom in Frankrijk. Rond 600 brachten de Ierse monniken het geloof terug naar Engeland. De paus stuurde mensen naar de Friezen en Duitsland. Door de overwinningen van Frankrijk onder leiding van Karel de Grote werd het christendom vergroot. Na de dood van Karel kwam het christendom weer in het gedrang. Maar door de hulp van Duitse keizers bekeerden de Polen, enkele Slavische vorsten en Scandinavische vorsten zich tot het christendom.
 

Doop van Clovis
Doop van Clovis

Uitleg paragraaf 3.4 'Christendom in Europa'

Uitleg nieuwe boek (Memo)

 

Oefentoets

Oefening: Oefentoets pararaaf 3.4 'Christendom in Europa'

Start

Examenvragen oefenen

Vanaf 2015 wordt bij het vak geschiedenis een nieuw soort examen afgenomen. Dit nieuwe examen is opgesteld volgens de tien tijdvakken en de 49 kenmerkende aspecten. In de vragen wordt vaak verwezen naar de 49 kenmerkende aspecten. Het is dus heel erg slim om deze kenmerkende aspecten uit je hoofd te leren zodat je ze kunt herkennen en toepassen in de vragen van de toetsen (en straks dus in het examen).

Opvallend is dat er bij bijna alle vragen in het examen gewerkt wordt aan de hand van bronnen: tekst en afbeeldingen. Werken  met bronnen vergt speciale aandacht. Je moet bij bronvragen altijd verwijzen naar de bron. Je maakt bij bronvragen meestal een koppeling tussen het gene wat in de bron te zien of te lezen is en de lesstof. Antwoorden moet je altijd uitleggen / beargumenteren. Let hier extra op.

 

Examenvragen

EXAMENVRAAG 1

Willem van Normandië viel in 1066 Engeland binnen. Na de verovering van Engeland werd hij koning. Hij voerde verschillende maatregelen in, zoals:

  1. zijn vazallen kregen een stuk land in Engeland en
  2. het Domesday Book werd opgesteld, waarin hij onder andere liet optekenen hoeveel land een heer in leen had en hoeveel mensen er woonden, zodat hij er belasting over kon heffen.
  • Leg uit dat:

−    een van deze maatregelen past bij een kenmerkend aspect van de vroege middeleeuwen en

−    de andere maatregel past bij een kenmerkend aspect van de late middeleeuwen.

EXAMENVRAAG 2

Hieronder staan drie boeken van geleerden uit de klassieke oudheid:

  1. De Meteorologica van Aristoteles, een werk over aardwetenschappen, astronomie en meteorologie.
  2. Enneaden van Plotinus, een religieus-filosofisch werk waarin het Ene, de geest en de wereldziel, centraal staat.
  3. Over de afmetingen en afstanden van de Zon en de Maan, van Aristarchus van Samos.

Leg uit waardoor in de middeleeuwen in West-Europa de Enneaden vaker bewaard is gebleven.

Antwoorden examenvragen

Examenvraag 1

Een juist antwoord bevat de volgende elementen:

  • De vroege middeleeuwen worden gekenmerkt door feodale verhoudingen in het bestuur; de maatregelen van Willem passen daarbij omdat eruit blijkt dat hij zijn vazallen land in leen gaf                               2
  • De late middeleeuwen worden gekenmerkt door een beginnende centralisatie van het bestuur; de maatregelen van Willem passen daarbij omdat hij een centrale registratie van het landbezit (voor belastingheffing) aanlegde in het Domesday Book (wat het centrale bestuur versterkte)                                      

 

Examenvraag 2

Uit het antwoord moet blijken dat de Enneaden van Plotinus (waarschijnlijk) vaker bewaard is gebleven in West-Europa, omdat boeken uit de oudheid in kloosterbibliotheken werden bewaard en dit boek bruikbaar was in de christelijke theologie / omdat beide andere boeken over natuurlijke fenomenen gaan die in de Bijbel al verklaard zijn.

extra: middeleeuwen en de tegenwoordige tijd

Steeds minder mensen met zwaard op zak

‘Hoogtepunt was in 903’

Grafiek zwaarden - Cc De Speld

Door Thom Groot Nibbelink en Diederik Smit • woensdag 11 december 2013

Steeds minder Nederlanders hebben een zwaard op zak. Dat blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit. Ten opzichte van duizend jaar geleden is het aantal mensen dat met een zwaard over straat gaat, met meer dan 95% afgenomen.

Het slagwapen heeft volgens trendwatcher Peter Blokman zijn langste tijd gehad. “Het hoogtepunt was de zwaardhype in 903. Toen zag je iedereen met zo’n ding. Daarna is het alleen maar bergafwaarts gegaan. Al in de Tachtigjarige Oorlog was het not done om je met een zwaard te vertonen. In de Eerste Wereldoorlog werd je er zelfs om uitgelachen. Gênante situaties waren dat.”

Sinds het zwaard op zijn retour is, is de omvang van de wereldbevolking exponentieel toegenomen. Volgens Blokman is het echter te vroeg is om te concluderen dat de anti-zwaardmaatregelen van de overheid hieraan hebben bijgedragen. “Het kan ook zijn dat men door de uitvinding van het buskruit minder behoefte had aan het gebruiken van een zwaard. Sindsdien geldt: ijzer is uit, buskruit is in. De afname is vooral ingezet na de Slag bij Soissons, in 923. De mensen waren er toen zó klaar mee.”

Volgens Blokman wapenen burgers zich tegenwoordig verbaal. “Met een vileine grap kun je tegenwoordig al een flinke inbreker je huis uit jagen. Ook is het beoefenen van een vechtsport een gewild alternatief. En buskruit dus.”

Militair historicus Tien van der Kamp vindt het nog te vroeg om het zwaard af te schrijven: “De dalende trend van de afgelopen 1000 jaar is echt een momentopname. We moeten niet vergeten dat het aantal mensen met een zwaard op zak nog altijd veel groter is dan kort na de laatste ijstijd. Het is wel grappig om te zien hoe iedereen meteen in paniek raakt na één tegenvallend millennium. Laten we eerst de komende 5000 jaar afwachten: het zwaard heeft voor hetere vuren gestaan.”