Landschapsecologie De geologische tijdschaal

Inleiding

Deze reader landschapsecologie kun je als ibook of pdf uitdraaien vanaf Wikiwijs.

De verschillende modulen en lessen worden als apparte arrangementen aangeboden in Wikiwijs. Om te komen tot een overzicht van deze arrangementen kan je gebruik maken van het arrangement "Landschapsecologie overzicht"

Landschapsecologie is een richting die tot de ecologie wordt gerekend maar ook aanpalende gebieden omvat. Het vak handelt over de ecologische aspecten van het landschap inclusief de rol van de mens en is tevens gericht op toegepaste aspecten zoals de ruimtelijke ordening.

Landschaps ecologie is altijd een praktijk georiënteerde en interdisciplinaire wetenschap geweest. Landschapsecologie stelt de relatie tussen abiotische factoren en biotische factoren op landschapsschaal centraal. De aandachtsvelden van landschapsecologie omvatten het domein van de algemeen ecologen, de fysisch geografen, de biogeografen en de vegetatiekundigen.

 

Wat vind je in dit Arrangement ?

In dit arrangement vindt je meer informatie over de geologische tijdschaal.

 

Toetsing

Voor informatie over toetsing zie arrangement landschapsecologie overzicht.

 

Symbolen bij hyperlinks
Het symbool & staat bij links waarop informatie te vinden is die tot de leerstof behoort. Deze links worden bij het stuk tekst ook apart opgenomen.

LET OP  De links sturen je naar een website. Daar staat ook informatie die van belang is voor deze module!

Bij veel gebruikte termen vind je via deze link een toelichting op het begrip zelf. Bij een aantal andere links die van dit symbool voorzien zijn, staat een substantieel deel van de leerstof op de site waarnaar verwezen wordt: in de tekst is dan aangegeven welk deel van de betreffende site gekend moet worden.

Links zonder symbool verwijzen naar achtergrondinformatie die niet tot de tentamenstof behoort. Deze links worden niet extra opgenomen na de tekst.

Links in dit arrangement zijn doorgaans blauw gedrukt.

Landschapsecologie overzicht

Inhoud

Wat vind je in dit Arrangement ?

In dit arrangement vindt je meer informatie over de geologische tijdschaal.

De belangrijkste links zijn bij de betreffende onderwerpen opgenomen.

De geologische tijdschaal

Macro beweging van Nederland

Nederland ligt al heel lang in een overgangsgebied tussen land en zee. Afwisselend bestond de oppervlakte van Nederland uit zeebodem en uit droog land. De oorzaak van deze afwisseling ligt in het feit dat Nederland op de rand van een groot dalingsgebied ligt waartoe ook de Noordzee en Noord-Duitsland behoren. Het dalingsgebied is in het zuidoosten lang begrensd geweest door gebergten. Resten daarvan zijn nu nog zichtbaar. Het zijn de heuvels in Zuid Limburg, de Ardennen en het Leisteenplateau van de Rijn. Die gebergten werden door erosie afgesleten. In tijden dat de puinafvoer uit die bergen groot was, was ook de sedimentatie van het dalingsgebied groot, waardoor de zee op die momenten werd teruggedrongen.
In de loop van de tijd zijn er dus in het dalingsgebied geweldig dikke pakketten sedimenten afgezet.

Nederland in het vroeg-Pleistoceen

Tijdens het Vroeg-Pleistoceen was ons grondgebied deels zee en deels land. De Noordzee, die tijdens de eerste tussenijstijden nog een groot deel van ons land bedekte (tot ongeveer de lijn Breda-Arnhem-Deventer), trok zich steeds verder naar het noordwesten terug.

Op het land kwamen in warme periodes bossen tot ontwikkeling, in koude periodes steppen en toendra's, waarop grote grazers overvloedig voedsel vonden. De Noordzee stond in die tijd nog niet via het Kanaal in verbinding met de Atlantische Oceaan. Rond 1,8 miljoen jaar geleden kwam ons land volledig in de greep van twee riviersystemen. In feite was ons grondgebied één grote rivierdelta.

Vroeg-Pleistocene afzettingen aan het oppervlak vinden we vooral in Noord-Brabant en Limburg. In Limburg zijn duidelijk rivierterrassen & als trappen in het landschap zichtbaar, ook wel Maasterrassen genoemd. Het reliëf raakte door bedekking met löss in het Laat-Pleistoceen wel wat verdoezeld. De grindterrassen in zuidelijk Limburg (met soms wel 5-10 meter hoogteverschil) en afzettingen van estuarien zand en klei in de omgeving van Ossendrecht ten zuiden van Bergen op Zoom zijn daar duidelijke voorbeelden van.
 

Rivierterras

Nederland in het midden-Pleistoceen

Nederland was in het Midden-Pleistoceen, evenals in het Vroeg-Pleistoceen, vooral een rivierenland. Tot twee keer toe bereikten Scandinavische gletsjers ons land. Tijdens de maximale uitbreiding in het Saalien, zo'n 150.000 jaar geleden, kwam het ijs tot aan de lijn Haarlem-Nijmegen en werden de stuwwallen & als de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug gevormd. De toenmalige situatie is weergegeven op de linker kaart.

In een eerdere ijstijd had het landijs al eens Noord-Nederland bereikt. Tijdens de ijstijden heersten er meestal steppe-achtige omstandigheden. Het land was koud, kaal en winderig, maar toch vol leven. Mogelijk hebben in West-Nederland enkele malen grote smeltwatermeren gelegen. De enorme zeespiegelschommelingen, die samenhingen met het vastleggen van zeewater in de polaire ijskappen, zorgden ervoor dat Nederland afwisselend aan de kust (in de tussenijstijden) of ver van zee (tijdens ijstijden) lag.

Stuwwallen

IJstijd

Nederland in het laat-Pleistoceen

Nederland heeft twee gezichten in het Laat-Pleistoceen. Tijdens het Eemien (het voorlaatste interglaciaal en 128.000-116.000 jaar geleden) was West-Nederland deels bedekt door de zee. Het resterende land was bedekt door warm-gematigde bossen waarin planten en dieren voorkwamen die wijzen op iets hogere temperaturen dan tegenwoordig. De Rijn stroomde tijdens het Eemien door het huidige IJsseldal naar het noorden om ten westen van Zwolle in zee te stromen. De Maas had grotendeels haar huidige loop.

Tijdens het Eemien waren de oevers van de meanderende rivieren waarschijnlijk begroeid met dichte galerijbossen. In de kustvlakte zal er veenmoeras zijn geweest. Na het Eemien werd het langzaam kouder en droger en begon het Weichselien (116.000-10.500 jaar geleden). De zee trok zich steeds verder terug omdat veel zeewater door de dalende temperaturen werd vastgelegd in poolijs. Nederland kwam onder invloed van een continentaal klimaat, met strenge tot zeer strenge winters en een zomerse maximumtemperatuur die door de jaren heen gestaag daalde. Het was gemiddeld droger, maar in het voorjaar kwamen grote hoeveelheden smeltwater vrij. Met het smeltwater kwam veel erosiemateriaal in de rivieren terecht. De rivierlopen veranderden in een vlechtend netwerk waar steeds weer andere lopen werden gekozen. Bossen, eerst nog gedomineerd door dennen en berken, verdwenen op den duur.

Aan het eind van het Weichselien, rond het glaciaal maximum (zo'n 18.000 jaar geleden), lag de Noordzee droog. Enorme gletsjers bedekten Engeland en Scandinavië. Nederland was niet bedekt door landijs: toendra's en poolwoestijnen wisselden elkaar af. Tijdens de iets warmere perioden maakt ons land deel uit van de enorme 'mammoetsteppe', die zich uitstrekte van de Britse Eilanden tot aan Oost-Siberië. Dit droge ecosysteem werd gedomineerd door eindeloze grasvlakten.

Klimaat en leven

Klimaat
Het Eemien volgt op het extreem koude Saalien. In een korte periode veranderde het klimaat in het vroege Eemien van koel naar gematigd warm. De gemiddelde julitemperatuur lag tijdens het optimum rond de 18,5°C (nu ligt dat rond de 17°C) en de neerslagpatronen waren vermoedelijk vergelijkbaar met die van tegenwoordig.

In de loop van het Eemien en het daaropvolgende Weichselien vond een stapsgewijze afkoeling plaats, die culmineerde in het superkoude Laat-Glaciaalmaximum, zo'n 18.000 jaar geleden, toen de gemiddelde julitemperatuur rond de 5 °C lag. Vanwege de kou raakte de bodem geleidelijk aan steeds dieper bevroren. Door bevriezend grondwater ontwikkelde zich een dikke permafrostlaag. Nederland werd in het Weichselien net niet bereikt door gletsjers.

Tijdens het Midden-Weichselien lag Nederland regelmatig aan de rand van of midden in een poolwoestijn. De sedimenten van de Noordzeebodem werden met straffe noordelijke poolwinden over ons land geblazen en afgezet als dekzand en löss. Er waren ook tussenliggende perioden, waarin het iets warmer was en de hier typische ijstijdfauna gedijde met onder andere mammoeten. Tussen 18.000 en 10.000 jaar geleden voltrok zich met horten en stoten de overgang naar de moderne warme tijd, het Holoceen.
 
Leven
Tijdens het Eemien kwamen warmteminnende soorten in ons land voor. In de Noordzee leefden bijvoorbeeld schelpen en planten die we vandaag de dag in het Kanaal en zuidelijker aantreffen. In het Eemien heeft de vegetatie er vrijwel hetzelfde uitgezien als tijdens het Holoceen: kwelders & en vrij uitgestrekte zeegrasvelden in de kustzone, uitgestrekte laagveengebieden & in de aangrenzende laaglanden, hoogveen & op de natte delen van de hogere zandgronden en gemengde eiken- en beukenbossen op de drogere delen daarvan.
Tijdens het Weichselien veranderde het landschap van een parkachtige omgeving langzaam in een poolwoestijn.

Kwelders

Laagveen

Hoogveen

Nederland in het Holoceen

Het Holoceen is de relatief warme periode waar we ons nog steeds in bevinden en waarin de mens in zeer korte tijd doordrong in alle delen van het Nederlandse landschap. Dat de mens in deze periode in toenemende mate zijn stempel op het landschap wist te drukken komt tot uiting in de huidige vorm van onze kust, de loop van de rivieren, de variatie aan landschappen en de samenstelling van flora en fauna: deze zijn voor een groot deel het resultaat van menselijk ingrijpen.

In de beginfase van het Holoceen steeg de zeespiegel snel. Ongeveer zevenduizend jaar geleden lagen grote delen van het huidige West-Nederland in zee en was er sprake van een brede waddenkust. Aan de landkant van de kustvlakte ontwikkelden zich zoetwatermoerassen, die het hele laagland besloegen toen de zeespiegelstijging eenmaal afnam. Voor de bedijkingen was het rivierengebied een speels en dynamisch terrein met rivierlopen en oeverwallen & naast moerassige komgronden &. Op de hogere zandgronden ontwikkelden zich gematigde eiken- en lindebossen en hoogveenmoerassen &.

In de loop van het Holoceen verdwenen veel grote dieren uit het landschap door onder andere verlies van leefomgeving en overbejaging. Met de mens verschenen nieuwe bewoners van ons landschap, zoals koeien, varkens en schapen. Bossen werden steeds verder teruggedrongen en vervangen door halfopen cultuurlandschappen. Het hierboven geschetste beeld van halfopen cultuurlandschap met bosweides is het landschapstype dat Staatsbosbeheer nu met de Oostvaardersplassen voor ogen heeft. De ontbossing bereikte zijn hoogtepunt in de middeleeuwen. Op de ontbossingsplaatsen ontstonden heidevelden en zandverstuivingen.

In het begin van het Holoceen lag de zeespiegel dertig tot veertig meter lager en lag de kust veel verder noordwestwaarts dan tegenwoordig, maar door water afkomstig van smeltende landijskappen stegen de waterstanden wereldwijd in rap tempo. De zee naderde vanuit het Kanaal en vanuit het noordwesten. De eerste duizend jaar van het Holoceen bestaat Nederland wat planten betreft uit een nogal soortenarm landschap, gedomineerd door berken, dennen en kruiden als heide. De beginperiode van het Holoceen valt in de Midden-Steentijd. De mensen speelden toen nog een bescheiden rol in het landschap. Het waren kleine groepjes jagers/verzamelaars die niet aan een vaste plaats waren gebonden. Ze namen wat ze aan voedsel en grondstoffen nodig hadden uit de natuur en waren een veel minder dominante factor binnen het ecosysteem dan de moderne mens.

Ongeveer duizend jaar na het begin van het Holoceen komen eik, els, hazelaar en iep sterk op en worden de Nederlandse bossen meer divers van samenstelling. Tegelijkertijd verliezen den en berk terrein. Bekende bewoners van ons land, zoals everzwijn, ree en vos, liepen in de bossen rond, maar ook bruine beer, edelhert, eland, oeros en wolf - dieren die grote uitstervinggolf van de laatste ijstijd hadden overleefd - voelden zich in Nederland thuis.
In de loop van het Holoceen werd de samenleving steeds complexer en de mens breidde zijn leefgebied steeds verder uit. De laaglandgebieden van Nederland werden steeds vaker bezocht en uiteindelijk permanent bewoond door mensen. Het was een ideaal jachtgebied, vooral in seizoenen zoals de herfst, waarin zich in de drassige kuststreken duizenden watervogels verzamelden die op trektocht waren naar het zuiden.

Het middendeel van het Holoceen valt samen met de Jonge Steentijd. In deze periode deed de landbouw zijn intrede, het eerst in Zuid-Limburg, later op de hoge zandgronden van Oost- en Zuid-Nederland en nog later in de kustgebieden en laaglandmoerassen. Door het verbouwen van voedsel raakten mensen meer gebonden aan vaste woonplaatsen.
In het Neolithicum bereikte de zeespiegel zijn huidige stand. Grote delen van West-Nederland waren onderdeel van een waddengebied, maar door opslibbing en de vorming van veen werd de kustlijn weer naar het westen en noorden gedreven.

Tijdens de bronstijd nam het landbouwareaal duidelijk toe. Dit is bijvoorbeeld te zien in de toename van stuifmeelkorrels (pollen) van landbouwgewassen, zoals emmer en eenkoorn (beide granen met weinig zaden op de halmen), die in opgegraven nederzettingen worden aangetroffen. In de bronstijdafzettingen zien we het aandeel aan pollen van bomen verminderen, wat wijst op het in toenemende mate kappen van bossen. Rond 2000 v. Chr. slibde de kustvlakte helemaal dicht en nam de invloed van de zee af.
In de ijzertijd (ca. 1200 - 800 v. Chr.) kwam het Nederlandse laagland weer vaker onder invloed van de zee: tijdens regelmatig optredende overstromingen raakten stukken kust overspoeld.
 
Pas in de middeleeuwen (450-1500), vooral in de late middeleeuwen (1050-1500), werden de aanwezige veenmoerassen ontgonnen. Langs rivieren en de kust werden dijken aangelegd en veengebieden werden ontwaterd door het graven van sloten, waarmee ze toegankelijk werden voor permanent gebruik. Nederlanders zetten het land steeds meer naar hun hand. Dat deden ze zo efficiënt dat bossen grotendeels verdwenen. Kusterosie nam toe, waardoor er meer zand beschikbaar kwam voor duinvorming. In deze periode ontstonden de hoge duinen. Als gevolg van de actieve duinvorming werden veel oude cultuurlandschappen overstoven. Pas in de negentiende eeuw werden de hoogveengebieden ontgonnen. Met de industriële revolutie kwam het stedenlandschap tot ontwikkeling en groeide Nederland uit tot een van de meest verstedelijkte landen ter wereld.

Een geologische blik op de nabije toekomst leert dat er drie zaken zijn die in Nederland spelen:

  1. De algehele daling van ons land (met uitzondering van de grensgebieden in het oosten en zuiden). De daling van Nederland is een geologisch proces waaraan ons land al miljoenen jaren blootstaat en waar de mens geen invloed op heeft.
  2. De verwachting voor de komende paar duizend jaar dat er een nieuwe ijstijd komt.
  3. De mogelijke zeespiegelrijzing Nederland parten gaan spelen.

Oeverwal

Komgronden

Hoogveenmoerassen

Klimaat en leven

Klimaat
Het Holoceen is een tussenijstijd. In het Vroeg-Holoceen was er nog het laatste staartje merkbaar van de mondiale opwarming na de laatste ijstijd. Het overgrote deel van het Holoceen is klimatologisch behoorlijk stabiel. Binnen het Holoceen zijn er wereldwijd, maar ook in Nederland, nog wel merkbare kleinere variaties geweest. Zo is er vroeg in het Midden-Holoceen (9200-5700 jaar geleden) een natte periode geweest die vrijwel zeker heeft bijgedragen aan een grote uitbreiding van het hoogveenareaal. Ook zijn er relatief kleine verschillen geweest in jaartemperaturen. Een bekend voorbeeld is de 'kleine ijstijd', tussen de vijftiende en negentiende eeuw. De gemiddelde jaartemperatuur lag toen ongeveer een halve graad onder het gemiddelde in het Holoceen. De beduidend strengere winters in die periode vinden we nog terug op schilderijen waarin heel Nederland op het ijs lijkt te leven.
 
Leven
Tijdens het Holoceen ontwikkelden zich op uitgebreide schaal kwelders in de kustzone. Ze waren rijk aan watervogels. In ondiepe kustwateren kwamen zeegrasvelden voor. In zoetwatergetijdegebieden ontstonden wilgenbossen. Landinwaarts lagen uitgestrekte laagveenmoerassen, waarin bijvoorbeeld berken, elzen en populieren en uitgestrekte rietlanden voorkwamen. Dit laagveen was gebonden aan grondwater. Zodra het veenpakket omhoog groeide, kwam het buiten het bereik van grondwater. Als er veenmos (Sphagnum) groeide kon lokaal op laagveen hoogveen tot ontwikkeling komen. Hoogveen gedomineerd door zegge en veenmos kwam uitgebreid voor op de hoger gelegen zandgronden waar regenwater door de samenstelling van de bodem slecht werd afgevoerd (bijvoorbeeld omdat er een keileemlaag onder het zand lag). Op de beter gedraineerde zandgronden, zoals op de stuwwallen en langs rivieroevers, ontstonden eiken-hazelaar- en beukenbossen. In het Limburgse heuvelland stonden ook lindebossen.

  • Het arrangement Landschapsecologie De geologische tijdschaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Tom Toebes Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2015-01-02 12:34:47
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit arrangement is onderdeel van een groter geheel, zie voor meer informatie het arrangement " landschapsecologie overzicht" biologie, biologie landschapsecologie, landschapsecologie, ecologie, landschap, aardrijkskunde, excursie, biologie excursie landschapsecologie, biologie, eindtermen, aardrijkskunde, landschap, ruimtelijke ordening, biologie en natuur, omgeving, excursie, Excursie biesbosch, water, nederlands landschap, landschappen
    Leerniveau
    HAVO 4; VMBO theoretische leerweg, 4; VWO 6; HAVO 3; HAVO 5; VWO 4; VWO 5; HBO - Bachelor;
    Leerinhoud en doelen
    Natuur, leven en technologie; Landschappen (en menselijke activiteit); Milieuwetenschappen; Biologie; Mens en natuur; Systeem aarde; Water; Mijnbouwkunde; Landschapzones; Aardrijkskunde; Landbouwwetenschappen;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    0 uur en 50 minuten
    Trefwoorden
    lanschapsecologie

    Bronnen

    Bron Type
    Landschapsecologie overzicht
    http://maken.wikiwijs.nl/47434/Landschapsecologie_overzicht
    Link
    Rivierterras
    http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen/rivierterras
    Link
    Stuwwallen
    http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen/stuwwal
    Link
    IJstijd
    http://www.dailymotion.com/video/xneyxk_europe-a-natural-history-ice-ages-2005-documentary_shortfilms
    Link
    Kwelders
    http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen/kwelder-en-kreekrug
    Link
    Laagveen
    http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen/laagveen
    Link
    Hoogveen
    http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen/hoogveen
    Link
    Oeverwal
    http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen/oeverwal
    Link
    Komgronden
    http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen/komgrond
    Link
    Hoogveenmoerassen
    http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen/hoogveen
    Link