Klimaat en leven

Klimaat
Het Eemien volgt op het extreem koude Saalien. In een korte periode veranderde het klimaat in het vroege Eemien van koel naar gematigd warm. De gemiddelde julitemperatuur lag tijdens het optimum rond de 18,5°C (nu ligt dat rond de 17°C) en de neerslagpatronen waren vermoedelijk vergelijkbaar met die van tegenwoordig.

In de loop van het Eemien en het daaropvolgende Weichselien vond een stapsgewijze afkoeling plaats, die culmineerde in het superkoude Laat-Glaciaalmaximum, zo'n 18.000 jaar geleden, toen de gemiddelde julitemperatuur rond de 5 °C lag. Vanwege de kou raakte de bodem geleidelijk aan steeds dieper bevroren. Door bevriezend grondwater ontwikkelde zich een dikke permafrostlaag. Nederland werd in het Weichselien net niet bereikt door gletsjers.

Tijdens het Midden-Weichselien lag Nederland regelmatig aan de rand van of midden in een poolwoestijn. De sedimenten van de Noordzeebodem werden met straffe noordelijke poolwinden over ons land geblazen en afgezet als dekzand en löss. Er waren ook tussenliggende perioden, waarin het iets warmer was en de hier typische ijstijdfauna gedijde met onder andere mammoeten. Tussen 18.000 en 10.000 jaar geleden voltrok zich met horten en stoten de overgang naar de moderne warme tijd, het Holoceen.
 
Leven
Tijdens het Eemien kwamen warmteminnende soorten in ons land voor. In de Noordzee leefden bijvoorbeeld schelpen en planten die we vandaag de dag in het Kanaal en zuidelijker aantreffen. In het Eemien heeft de vegetatie er vrijwel hetzelfde uitgezien als tijdens het Holoceen: kwelders & en vrij uitgestrekte zeegrasvelden in de kustzone, uitgestrekte laagveengebieden & in de aangrenzende laaglanden, hoogveen & op de natte delen van de hogere zandgronden en gemengde eiken- en beukenbossen op de drogere delen daarvan.
Tijdens het Weichselien veranderde het landschap van een parkachtige omgeving langzaam in een poolwoestijn.

Kwelders

Laagveen

Hoogveen