Tijdens het Vroeg-Pleistoceen was ons grondgebied deels zee en deels land. De Noordzee, die tijdens de eerste tussenijstijden nog een groot deel van ons land bedekte (tot ongeveer de lijn Breda-Arnhem-Deventer), trok zich steeds verder naar het noordwesten terug.
Op het land kwamen in warme periodes bossen tot ontwikkeling, in koude periodes steppen en toendra's, waarop grote grazers overvloedig voedsel vonden. De Noordzee stond in die tijd nog niet via het Kanaal in verbinding met de Atlantische Oceaan. Rond 1,8 miljoen jaar geleden kwam ons land volledig in de greep van twee riviersystemen. In feite was ons grondgebied één grote rivierdelta.
Vroeg-Pleistocene afzettingen aan het oppervlak vinden we vooral in Noord-Brabant en Limburg. In Limburg zijn duidelijk rivierterrassen & als trappen in het landschap zichtbaar, ook wel Maasterrassen genoemd. Het reliëf raakte door bedekking met löss in het Laat-Pleistoceen wel wat verdoezeld. De grindterrassen in zuidelijk Limburg (met soms wel 5-10 meter hoogteverschil) en afzettingen van estuarien zand en klei in de omgeving van Ossendrecht ten zuiden van Bergen op Zoom zijn daar duidelijke voorbeelden van.