Op deze pagina kun je alle grammaticaonderwerpen van jaar 2 nog eens herhalen.
In het linkermenu kun je een onderdeel uitkiezen.
Vervolgens klik je op 'uitleg' of op 'oefenen' en kan je aan de slag.
De meeste oefeningen lopen op van een makkelijk naar een moeilijker niveau.
Bonne chance!
Passé composé (Chapitre 1, bron D)
Uitleg
De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd.
Het bestaat uit twee delen:
1. hulpwerkwoord être of avoir
2. voltooid deelwoord willekeurig werkwoord
Om een werkwoord op de juiste manier in de passé composé te zetten, gebruik je het volgende stappenplan.
1. Hulpwerkwoord kiezen Vertaal het werkwoord naar het Nederlands. Vervoeg je het in het Nederlands met hebben of met zijn?
hebben - gebruik avoir zijn - gebruik être
2. Vervoeg het hulpwerkwoord met het onderwerp bijvoorbeeld: ik heb - j'ai ik ben - je suis
3. Voltooid deelwoord maken Regelmatige werkwoorden op -er Haal -er van het hele werkwoord af. Je houdt nu de stam over.
Als het hulpwerkwoord avoir is:zet achter de stam de uitgang é (deze uitgang geldt bij ieder onderwerp en verandert niet!)
Als het hulpwerkwoord être is:kijk in het volgende schema voor de uitgang
het onderwerp is...
enkelvoud
meervoud
mannelijk
é
és
vrouwelijk
ée
ées
Onregelmatige werkwoorden Deze vormen moet je uit je hoofd leren.
werkwoord
voltooid deelwoord
être
été
avoir
eu
faire
fait
prendre
pris
LET OP! In het Nederlands vervoegen we het werkwoord 'zijn' met 'zijn' (ik ben geweest). In het Frans vervoegen ze het werkwoord être (zijn) met avoir ('ik heb geweest'). Het is daarom j'ai été.
4. Achter elkaar plaatsen Zet nu alles achter elkaar: onderwerp - hulpwerkwoord - voltooid deelwoord
Oefening 1
Je hoeft bij deze oefening alleen het voltooid deelwoord in te vullen.
Het hulpwerkwoord is al gegeven. Om je antwoord na te kijken klik je op vérifier.
Oefening 2
Vertaal de korte zinnen. Als er iets tussen haakjes staat, midden in de zin, hoef je dat niet te vertalen. Om je antwoord te controleren klik je op vérifier.
Oefening 3
Vertaal de korte zinnetjes en gebruik de passé composé.
Oefening 4
Oefen met de uitgangen van het voltooid deelwoord. Klik op A of B.
Oefening 5
In het eerste deel staat het werkwoord in de tegenwoordige tijd.
Vul in het tweede deel het dikgedrukte werkwoord in de passé composé in.
Zin 15 + 16 hoef je niet te doen.
Voorzetsels bij landen en steden (Chapitre 1, bron I)
Uitleg
Bij een stad is het voorzetsel altijd à.
Bij een land hangt het af van het geslacht van het land. Landen die eindigen op een -e zijn vrouwelijk. Het voorzetsel is dan en. Alleen Les Pays-Bas en Les États-Unis zijn meervoud. Het voorzetsel is dan aux. De overige landen zijn mannelijk. Het voorzetsel is dan au.
Oefening 1
Vul het juiste voorzetsel in. Als je klaar bent, klik je op corriger om je antwoorden na te kijken.
Oefening 2
Kies het juiste voorzetsel. Als het lampje geel wordt, is het antwoord goed. Als het lampje wit blijft, is het antwoord fout.
Zin 3, 5, 7 en 9 hoef je niet te doen.
Delend lidwoord (Chapitre 2, bron D)
Uitleg
In het Frans heb je altijd een lidwoord.
Waar in het Nederlands geen lidwoord staat, staat in het Frans vaak het delend lidwoord.
Het delend lidwoord bestaat uit het woordje de+ het bepaald lidwoord. De verschillende vormen staan in de tabel hieronder.
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
du/de l'
de la/de l'
meervoud
des
des
Na een woord van hoeveelheid of een ontkenning, krijg je altijd de(d' bij klinkerbotsing).
Na de werkwoorden aimer, préférer, adorer, détester, krijg je altijd het bepaald lidwoord (le, la, l', les).
Oefening 1
Vul de juiste vorm in van het benadrukte persoonlijk voornaamwoord.
Oefening 2
Vul de juiste vorm in van het benadrukte persoonlijk voornaamwoord.
Oefening 3
Naar wie wordt er gewezen? Kies het juiste antwoord. Als je klaar bent, klik je op vérifier.
Ontkenning (Chapitre 3, bron D)
Uitleg
Vormen
ne...pas = niet/geen ne...jamais = nooit ne...plus = niet meer ne...pas encore = nog niet ne...rien = niets ne...personne = niemand ne...pas non plus = ook niet
Plaats
Nekomt voor de persoonsvorm. Pas(of een andere variant) komt direct achter de persoonsvorm.
Ne verandert in n' als de persoonsvorm begint met een klinker of stomme h.?
Aandachtspunten
- il y a wordt in de ontkenning: il n'y a pas
- c'est wordt in de ontkenning: ce n'est pas
- j'ai wordt in de ontkenning: je n'ai pas
- Als je een zin ontkennend maakt met nooit, moet je het woord 'toujours' (altijd) weglaten.
- Als je een zin ontkennend maakt met niets, moet je het woord 'quelque chose' (iets) weglaten.?
- Als je een zin ontkennend maakt met niemand, moet je het woord 'quelqu'un' (iemand) weglaten.?
- Als 'niemand' het onderwerp is van de zin, ziet de ontkenning er zo uit: Personne ne + werkwoorden + rest van de zin.
Oefening 1
Maak de zin ontkennend. Om te controleren klik je op vérifier.
Oefening 2
Maak de zin ontkennend. Vraag 5, 7 en 14 kun je overslaan.
Vraag stellen (Chapitre 3, bron I)
Uitleg
Er zijn twee typen vraagzinnen: zonder vraagwoord en met vraagwoord.
Zonder vraagwoord Drie mogelijkheden om een zin vragend te maken.
1. Punt vervangen door vraagteken. 2. Inversie: onderwerp en persoonsvorm omdraaien. Deze dan wel verbinden met een koppelstreepje. 3. Est-ce que voor de zin zetten.
Met vraagwoord Drie mogelijkheden om een zin vragend te maken.
1. Vraagwoord aan het begin van de zin. 2. Vraagwoord + est-ce que + rest van de zin. 3. Vraagwoord aan het einde van de zin.
Vraagwoorden wie = qui/qui est-ce qui wat = que/qu'est-ce que waar =où waarom = pourquoi wanneer = quand hoe = comment hoeveel = combien welk(e) = quel/quelle/quels/quelles wat is ... = quel(le) est wat zijn ... = quel(le)s sont wat (als het losstaat, na voorzetsel of na c'est/ce sont) = quoi
Oefening 1
Oefen met de vraagwoorden hoe, hoeveel, waar, wanneer, waarom.
Oefening 2
Oefen met de vraagwoorden wie, wat en welk.
Bezittelijk voornaamwoord (Chapitre 4, bron D)
Uitleg
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.
Om het juiste bezittelijk voornaamwoord te bepalen, moet je kijken naar het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Je bepaalt het geslacht en het getal van het zelfstandig naamwoord en leest vervolgens in de tabel het juiste bezittelijk voornaamwoor af.
mannelijk enkevoud
vrouwelijk enkelvoud
meervoud
mijn
mon
ma
mes
jouw
ton
ta
tes
zijn
son
sa
ses
haar
son
sa
ses
ons, onze
notre
notre
nos
jullie, uw
votre
votre
vos
hun
leur
leur
leurs
Let op Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en het begint met een klinker, dan neem je de vorm die hoort bij het mannelijk enkelvoud. Dit in verband met de uitspraak.
Oefening 1
Kies de juiste vertaling. Er verschijnt een smiley als je het goede antwoord geeft.
Oefening 2
Vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in.
Oefening 3
Vul de juiste vorm in van het bezittelijk voornaamwoord.
Bijvoeglijk naamwoord (Chapitre 4, bron I)
Uitleg
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
Vorm Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Kijk daarvoor naar het getal en geslacht van het zelfstandig naamwoord.
In de tabel hieronder zie je welke uitgangen er zijn.
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
e
meervoud
s
es
Uitzonderingen Er zijn veel uitzonderingen wat betreft de vorm van het bijvoeglijk naamwoord.
A. Soms verandert de vrouwelijk vorm Dit gebeurt in verband met de uitspraak.
de mannelijke vorm eindigt op...
voorbeeld
de vrouwelijke vorm eindigt op... ?
voorbeeld
-en
italien
-enne
italienne
-on
bon
-onne
bonne
-er
fier
-ère
fière
-if
sportif
-ive
sportive
-eux
heureux
-euse
heureuse
B. Als het mannelijk enkelvoud eindigt op een s of een x, verandert de vorm van het bijvoeglijk naamwoord in het mannelijk meervoud niet.
C. Soms is de vrouwelijk vorm heel anders dan de mannelijke vorm.
mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
mooi
beau
belle
beaux
belles
lang
long
longue
longs
longues
nieuw
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
oud
vieux
vieille
vieux
vieilles
dik, vet
gros
grosse
gros
grosses
wit
blanc
blanche
blancs
blanches
Plaats In tegenstelling tot het Nederlands, staat in het Frans het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.
Er is echter een aantal bijvoeglijk naamwoord dat wél voor het zelfstandig naamwoord staat. Het gaat om de volgende bijvoeglijk naamwoorden:
beau (mooi), bon (goed, lekker), joli (knap, leuk om te zien) haut (hoog), long (lang), petit (klein) vieux (oud), mauvais (slecht), nouveau (nieuw) jeune (jong), grand (groot), gros (dik, vet)
Oefening 1
Vul de vergelijking in. Let op: je hoeft alleen vraag 3, 5, 6, 9, 12, 14, 15 en 20 te maken.
Oefening 2
Maak zinnen met vergelijkingen. Gebruik de woorden die er staan.
+ is vergrotend, = is vergelijkend, - is verkleinend.
Oefening 3
Oefening voor verder gevorderden. Maak zinnen met de woorden die er staan. Bepaal zelf of het gaat om de vergrotende of verkleinende trap. Pas aan het einde druk je op enter, anders kun je niets meer invullen.
Aanwijzend voornaamwoord (Chapitre 5, bron I)
Uitleg
Het aanwijzend voornaamwoord gebruik je om iets aan te wijzen. In het Nederlands hebben we vier woorden: dit, dat, deze en die. Daarin maken wij onderscheid tussen dingen die dichtbij zijn (dit, deze) of veraf zijn (dat, die).
In het Frans wordt dat onderscheid in principe niet gemaakt. De vorm hangt weer af van het zelfstandig naamwoord.
Bepaal of het zelfstandig naamwoord mannelijk of vrouwelijk is. Vervolgens kun je uit de tabel hieronder het bijbehorende aanwijzend voornaamwoord aflezen.
enkelvoud
meervoud
mannelijk
ce
ces
mannelijk klinkerbotsing
cet
ces
vrouwelijk
cette
ces
Als een woord vrouwelijk is en in het enkelvoud staat, krijgt het toch de normale vorm van vrouwelijk enkelvoud, cette.
Onderscheid tussen dichtbij/veraf Wil je toch duidelijk maken dat iets dichtbij is of veraf is, dan doe je het volgende.
Dichtbij aanwijzend voornaamwoord + zelfstandig naamwoord + -ci ce garçon-ci
Veraf aanwijzend voornaamwoord + zelfstandig naamwoord + -là ce garçon-là
Oefening 1
Vul de juiste vorm in van de imparfait. Als je klaar bent, klik je op vérifier.
Oefening 2
Vul de juiste vorm in van de imparfait.
Let op: de nous-vorm van écrire is écrivons.
Oefening 3
Zet het verhaaltje om van de passé composé naar de imparfait.
Let op bij het vierde vakje, daar moet je eerst se invullen en daarna de werkwoordsvorm.
Lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord (Chapitre 6, bron I)
Uitleg
Het lijdend voorwerp kun je vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
Hieronder zie je de verschillende persoonlijk voornaamwoorden. Links staan de persoonlijk voornaamwoorden die we gebruiken als het gaat om een onderwerp. Rechts staan de persoonlijk voornaamwoorden die gebruikt worden als lijdend voorwerp.
als onderwerp
als lijdend voorwerp
je
me
tu
te
il
le, l'
elle
la, l'
nous
nous
vous
vous
ils
les
elles
les
Meestal gebruik je le, la, l' en les. Deze gebruik je namelijk om zelfstandig naamwoorden te vervangen. Als je een zelfstandig naamwoord (dat lijdend voorwerp is in de zin) wilt vevangen door een persoonlijk voornaamwoord, kijk je eerst naar het getal en geslacht van het zelfstandig naamwoord. Als dat mannelijk enkelvoud is, krijg je le (l' bij klinkerbotsing), vrouwelijk enkelvoud la (l' bij klinkerbotsing), meervoud les.
Plaats 1. Het lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord komt direct voor de infinitief (hele werkwoord).
2. Als er geen infinitief is, komt het direct voor de persoonsvorm.
Let op Het lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord heeft voorrang op de ontkenning. De volgorde wordt dan: onderwerp - ne - persoonlijk voornaamwoord - persoonsvorm - pas - rest van de zin
Oefening 1
Oefen hier met het vinden van het lijdend voorwerp.
Klik op het antwoord dat volgens jou het lijdend voorwerp weergeeft.
Oefening 2
Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in.
Oefening 3
Vertaal het persoonlijk voornaamwoord en zet het op de juiste plaats in de zin.
Oefening 4
Vertaal de zinnen. Let op de volgorde, met name bij de ontkenning.
Onregelmatige werkwoorden
Uitleg
Hieronder zie je de onregelmatige werkwoorden die je moet kennen.
Alle werkwoorden moet je kunnen vervoegen in de présent, passé composé en imparfait.
In het filmpje hieronder komende werkwoorden être, avoir, aller, faire en devoir terug in de présent. Misschien onthoud jij de werkwoorden beter als je er een melodie bij hebt. Tegelijkertijd kun je de uitspraak oefenen. Het werkwoord devoir hoef je niet te kennen.
Vouloir/pouvoir/savoir
Vul de juiste vorm in van de gevraagde werkwoorden in de gevraagde tijden.
Alle werkwoorden
Hier kun je oefenen met alle verschillende tijden en werkwoorden.
In de linkerkolom kies je de tijden (présent, passé composé, imparfait). In de middelste kolom kies je onregelmatige werkwoorden (aller, avoir, connaître, être, faire, partir, pouvoir, savoir, sortir, vouloir). In de rechterkolom kies je regelmatige werkwoorden (aimer, arriver, attendre, chercher, donner, parler, regarder, rendre, répondre, rester).
Vervolgens klik je op confirmer.
Je ziet vervolgens het hele werkwoord en de werkwoordstijd. Links van het invulvakje zie je welke persoon er wordt gevraagd. Vul de werkwoordsvorm in en klik op suivant voor de volgende vraag.
Het arrangement Grammatica klas 2 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Marieke Schoneveld
Laatst gewijzigd
2013-06-02 20:21:07
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0
Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.