Oefenen

Oefening 1
Je hoeft bij deze oefening alleen het voltooid deelwoord in te vullen. Het hulpwerkwoord is al gegeven. Om je antwoord na te kijken klik je op vérifier.

Oefening 2
Vertaal de korte zinnen. Als er iets tussen haakjes staat, midden in de zin, hoef je dat niet te vertalen. Om je antwoord te controleren klik je op vérifier.

Oefening 3
Vertaal de korte zinnetjes en gebruik de passé composé.

Oefening 4
Oefen met de uitgangen van het voltooid deelwoord. Klik op A of B.

Oefening 5
In het eerste deel staat het werkwoord in de tegenwoordige tijd. Vul in het tweede deel het dikgedrukte werkwoord in de passé composé in. Zin 15 + 16 hoef je niet te doen.