Een dagje Den Bosch
1. Inleiding
Inleiding
Iedereen vindt het leuk om een dagje weg te gaan, of het nu gaat om lekker shoppen, een bezoek aan een pretpark of dierentuin of een beetje cultuur snuiven in een stad.
Den Bosch is een stad waar een hoop te beleven valt, voor iedereen is er wel wat te doen!
Vogelvlucht Den Bosch
2. Taak
In deze opdracht ga je samen met 3 andere klasgenoten een dagje uit organiseren naar Den Bosch.Uiteraard doe je dit niet zomaar, maar organiseer je dit voor de leerlingen uit de 1e klas.Aan jullie de taak om voor de 1e klas een interessante, leerzame en gezellige excursie te plannen!Onder het kopje werkwijze vinden jullie hoe je dit precies moet gaan aanpakken.
Veel plezier en succes!
3. Werkwijze
Ondertussen heb je met 3 anderen een groepje gevormd en heb je van je docent al wat informatie gehad.
Jullie gaan nu onderstaande opdrachten stap voor stap doorlopen. Bij elke opdracht staat in welke les je ermee aan de slag gaat met daarbij een tijdsindicatie. Het zal een aantal keer voorkomen dat je er iets meer tijd aan moet besteden, dit doen jullie dan in je eigen tijd!
Wanneer alle opdrachten gedaan zijn, zijn jullie klaar voor een dagje Den Bosch met de 1e jaars!
Opdracht 1 (les 1, 50 minuten)
Jullie gaan met je groepje een mindmap maken waarin de onderwerpen ´een dagje uit´ en ´Den Bosch´ centraal staan.
Waar denk je aan als je een dagje uit gaat en wat komt er in je op als je aan Den Bosch denkt?
Bekijk de volgende pagina, dit kan je helpen bij het maken van je mindmap: www.handigewebsites.nl
Bespreek met je groepje wat jullie allemaal in de mindmap gezet hebben. Wat valt je op aan de punten die iedereen genoemd heeft? Denkt iedereen aan dezelfde activiteiten of zijn de genoemde activiteiten heel verschillend?
Bewaar de mindmap en een verslagje van de bespreking hiervan en zorg dat dit in je verslag komt.
Opdracht 2 (les 2, 50 minuten)
Wanneer je opdracht 1 hebt afgerond, kunnen jullie je verder gaan verdiepen in Den Bosch.
Waar staat Den Bosch bekend om en wat zijn goede activiteiten die je daar echt moet doen?
Ga op zoek naar verschillende activiteiten en zoek daar wat informatie over, zorg dat je de taken verdeeld zodat jullie geen dubbel werk doen!
Leg jullie lijsten met activiteiten naast elkaar en kies de beste 5 uit om te doen tijdens het dagje uit. Zorg voor een goede verdeling van leerzame activiteiten (bijvoorbeeld een bezoek aan een museum) en vrijere activiteiten (bijvoorbeeld een boottocht). Beschrijf waarom jullie kiezen voor deze activiteiten en bedenk daarbij goede argumenten.
Onder het kopje 'bronnen' staan verschillende sites waar je informatie vandaan kunt halen.
Maak van jullie overleg een verslag en zet daarin je top 5 met de argumenten. Daarnaast schrijf je een reflectie over de samenwerking; Wat ging er goed? Wat kan er beter??
Opdracht 3 (les 3 en 4, 100 minuten)
Jullie gaan deze les een experiment doen. De dag starten we met de hele groep op het terras met een lekkere Bossche bol. In het eerste worddocument onder aan de pagina, staat precies beschreven hoe jullie dit experiment moeten uitvoeren.
De resultaten van het experiment komen in je verslag.
Opdracht 4 (les 5, 50 minuten)
In de les heb je uitleg gehad van je docent over het Nearest Neighbour principe. Daarnaast hebben jullie de oefening gedaan van de handelsreiziger die in Eindhoven woont en op een dag Breda, Den Bosch, Tilburg en Waalwijk wil gaan bezoeken (2e worddocument onder aan de pagina).
Nu nemen jullie je eigen 5 activiteiten die je in de tabel zet met daarbij de juiste afstanden. Deze afstanden kan je (bijvoorbeeld) opzoeken op de site van de anwb. Wanneer je alle gegevens hebt, kun je de kortste route uitstippelen.
Voeg de gegevens van deze opdracht toe in je verslag.
Opdracht 5 (les 6, 50 minuten)
Om in Den Bosch te komen, moeten jullie bussen huren. In het 3e worddocument onder aan de pagina, zijn de prijslijsten van 2 busmaatschappijen te vinden. Hierbij moet je rekening houden met de afstand tussen school en het centrum van Den Bosch, met hoeveel leerlingen en begeleiders je gaat en wanneer jullie gaan. In het worddocument staat de opdracht verder uitgewerkt.?
Voeg de opdracht toe aan je verslag.?
Opdracht 6 (les 7 en 8, 100 minuten)
In deze les gaan jullie het programmaboekje maken. Een tijdsplanning is daarvoor erg belangrijk. In het 4e worddocument onder aan de pagina is alvast een opzet gemaakt die jullie kunnen volgen. Dit doe je voor je aan de slag gaat met het daadwerkelijke programmaboekje!
In het programmaboekje moeten alle activiteiten staan die jullie gaan doen, met daarbij de tijden dat de leerlingen verwacht worden. Dit moet er natuurlijk mooi en verzorgd uit zien! Let daarbij op jullie taalgebruik, de opbouw en doe er wat leuke plaatjes bij van de activiteiten. Hoe je het programmaboekje precies moet maken, staat ook in het worddocument beschreven.
Doe de tijdsplanning in je verslag. Het programmaboekje komt daar los bij.??
4. Bronnen
Deze bronnen kunnen je helpen bij het zoeken van de juiste informatie! Succes
5. Beoordeling
?
Beoordelingsschema
|
1
|
2
|
3
|
4
|
Samenwerken en overleggen (Hoe werk ik samen?)
|
1. Afstemmen met anderen
|
Ik voer mijn deel van mijn taken uit. Ik informeer tussendoor de anderen niet over mijn taken en ik informeer niet naar de taken van anderen. (2,5 pt)
|
Ik voer mijn deel van mijn taken uit. Ik informeer tussendoor de anderen over mijn taken, maar ik informeer niet naar de taken van anderen. (5pt)
|
Ik voer mijn deel van mijn taken uit. Ik informeer tussendoor de anderen over mijn taken en ik informeer naar de taken van anderen. Ik doe daar niet veel mee en werk verder aan mijn deel. (7,5 pt)
|
Ik voer mijn deel van mijn taken uit. Ik informeer tussendoor de anderen over mijn taken en ik informeer naar de taken van anderen. Ik stem indien nodig mijn werk daarop af.(10pt)
|
2. Aanpassen aan de groep
|
De groep heeft een afspraak gemaakt. Als ik het er niet mee eens ben, doe ik niet meer mee. (2,5pt)
|
De groep heeft een afspraak gemaakt. Als ik het er niet mee eens ben, dan heb ik moeite om met plezier in de groep verder te werken. Ik probeer het wel. (5pt)
|
De groep heeft een afspraak gemaakt. Ook al ben ik het er niet mee eens, ik pas me toch aan. (7,5pt)
|
De groep heeft een afspraak gemaakt. Ook al ben ik het er niet mee eens, ik pas me moeiteloos aan. Ik vind het belangrijk dat je er als groep voor gaat. (10pt)
|
Onderzoeken (Hoe doe ik onderzoek?)
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
3. Werken in stappen
|
Ik zoek eerst veel informatie. Daarna maak ik een verslag. (2.5pt)
|
Tijdens een onderzoek zoek ik eerst veel informatie. Daarna bepaal ik wat ik wil weten en maak daarover een verslag. (5pt)
|
Ik bedenk eerst welke informatie ik wil zoeken. Als ik de juiste informatie heb, maak ik een verslag. (7.5 pt)
|
Ik formuleer eerst de onderzoeksvraag, daarna zoek, selecteer en beoordeel ik de informatie. Ik geef in ene krot verslag antwoord op de onderzoeksvraag. (10 pt)
|
4. Informatie zoeken
|
Ik vind meestal niet wat ik zoek. Ik vraag anderen om hulp. (2.5 pt)
|
Ik vind niet meteen wat ik zoek. Maar na veel zoekwoorden gebruiken op internet en bladeren in boeken, vind ik dan toch wat informatie die er mee te maken heeft. (5pt)
|
Ik moet wel veel zoekwoorden gebruiken en bladeren in boeken, maar dan heb ik ook de informatie die ik zoek.
(7.5 pt)
|
Ik kan handige zoekwoorden gebruiken op internet en gebruik de inhoudsopgaven en trefwoordenlijsten in boeken. Zo vind ik vrij snel de informatie die ik nodig heb. (10 pt)
|
5. Informatie selecteren en ordenen
|
Als ik informatie heb gevonden, gebruik ik alles voor mijn verslag. (2.5 pt)
|
Als ik de informatie heb gevonden, kijk ik wat ik leuk vind. De rest van de informatie doe ik weg. (5 pt)
|
Als ik de informatie gevonden heb, dan bekijk ik welke informatie nodig is om de vraag te beantwoorden. Ik bewaar de hoofdzaken, de bijzaken doe ik weg. (7.5 pt)
|
Als ik de informatie gevonden heb, dan bekijk ik welke informatie nodig is om de vraag te beantwoorden. Ik bewaar de hoofdzaken, de bijzaken doe ik weg. Vervolgens orden ik deze informatie
naar onderwerp en volgorde. (10pt)
|
Plannen en organiseren (Hoe plan en organiseer ik?)
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
6. Plan van aanpak maken
|
Ik maak geen plan van aanpak, ik begin gewoon. (2.5 pt)
|
Ik bedenk wat ik het beste als eerste kan doen. Daarna zie ik wel verder.
(5 pt)
|
Ik maak van tevoren een plan van aanpak. (7.5 pt)
|
Ik maak van te voren een plan van aanpak. Dat plan stem ik af op de opdracht.
(10 pt)
|
7. Taken verdelen
|
We stellen geen taken vast, we beginnen gewoon. (2.5 pt)
|
We stellen wel taken vast, maar spreken niet precies af wie wat gaat doen. (5 pt)
|
We stellen taken vast en spreken af wie wat gaat doen. We houden ons aan onze eigen taak. (7.5 pt)
|
We stellen taken vast en spreken af wie wat gaat doen. Als iemand klaar is met zijn taak, helpt hij anderen. (10 pt)
|
8. Werken met tijdschema
|
Ik maak geen tijdschema. Ik ga aan het werk en zie wel wanneer iets af is. Het is meer geluk als ik iets op tijd af heb. (2.5 pt)
|
Ik noteer alleen de einddatum. Ik heb het wel op tijd af, maar ik doe alles op het laatste nippertje. (5 pt)
|
Ik maak een tijdschema. Het loopt vaak anders, waardoor ik toch veel op het laatst doe. (7.5 pt)
|
Ik maak een tijdschema. Ik houd me daar aan en stel het schema bij als dat nodig is. Het is dan op tijd af. (10 pt)
|
Feedback geven en reflecteren (Hoe beoordeel ik mijn werk en dat van anderen?)
|
|
|
|
|
|
9. Feedback geven
|
Ik zeg er niets van als iemand iets goed of niet goed doet. (2.5 pt)
|
Ik zeg er iets van als iemand iets niet goed doet. (5 pt)
|
Ik zeg er iets van als iemand iets niet goed doet. Ik vertel er dan bij hoe het beter kan. (7.5 pt)
|
Ik zeg er iets van als iemand iets niet goed doet. Ik vertel er dan bij hoe het beter kan. Als iemand iets goed doet, zeg ik dat tegen hem of haar. (10 pt)
|
10. Terugkijken
|
We hebben samen iets gemaakt. We praten verder niet over hoe het ging. (2.5 pt)
|
We hebben samen iets gemaakt. Samen met de groep noem ik alles op wat niet goed ging en dan ga ik weer verder met de volgende klus. (5 pt)
|
We hebben samen iets gemaakt. Samen met de groep bespreek ik wat er goed ging en wat er niet goed ging. (7.5 pt)
|
We hebben samen iets gemaakt. Samen met de groep bespreek ik wat er goed ging en wat er niet goed ging. We spreken verbeterpunten af voor een volgende keer. (10 pt)
|
Onderdeel Aantal punten
1. Afstemmen met anderen ….......
2. Aanpassen aan de groep ………..
3. Werken in stappen ………..
4. Informatie zoeken ….......
5. Informatie selecteren en ordenen ….......
6. Plan van aanpak maken ….......
7. Taken verdelen ….......
8. Werken met een tijdschema ….......
9. Feedback geven ….......
10. Terugkijken …....... +
Totaal: ……….
Cijfer = Totaal score / 10
6. Terugblik
Reflectie en evaluatie
Hoe waren de taken verdeeld?
|
|
Noem minimaal drie dingen die minder goed gingen:
|
|
Wat zou je de volgende keer anders doen?
|
|
Noem 3 dingen die je goed/ leuk vond aan het werken met webquest?
|
|
Noem 2 dingen die je minder goed/ leuk vond aan het werken met de wequest?
|
|
|
|
Welke tip heb je om de volgende webquest nog beter te maken?
|
|
7. Docentpagina
Meervoudige intelligentie
Elk kind leert op zijn eigen manier en daarom heb ik gekozen om meervoudige intelligentie te koppelen aan deze opdracht.
Het gaat er niet om hoe intelligent je bent, maar om hoe je intelligent bent’ stelt Howard Gardner. Volgens Howard Gardner beschikt elk mens over acht intelligenties. De ene intelligentie zal bij de één sterker zijn ontwikkeld dan bij de ander, maar het gaat erom dat iedereen op zijn eigen manier ‘knap’ is.
Welke intelligenties zijn er? En wat houden ze in?
Bron: Dook Kopmels, De kracht van meervoudige intelligentie, Educatieve uitgeverij, Middelburg ( 2005 )
Bron: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/onderwijs/7823-meervoudige-intelligentie.html