?
Beoordelingsschema
|
1 |
2 |
3 |
4 |
Samenwerken en overleggen (Hoe werk ik samen?) |
||||
1. Afstemmen met anderen |
Ik voer mijn deel van mijn taken uit. Ik informeer tussendoor de anderen niet over mijn taken en ik informeer niet naar de taken van anderen. (2,5 pt) |
Ik voer mijn deel van mijn taken uit. Ik informeer tussendoor de anderen over mijn taken, maar ik informeer niet naar de taken van anderen. (5pt) |
Ik voer mijn deel van mijn taken uit. Ik informeer tussendoor de anderen over mijn taken en ik informeer naar de taken van anderen. Ik doe daar niet veel mee en werk verder aan mijn deel. (7,5 pt)
|
Ik voer mijn deel van mijn taken uit. Ik informeer tussendoor de anderen over mijn taken en ik informeer naar de taken van anderen. Ik stem indien nodig mijn werk daarop af.(10pt) |
2. Aanpassen aan de groep |
De groep heeft een afspraak gemaakt. Als ik het er niet mee eens ben, doe ik niet meer mee. (2,5pt) |
De groep heeft een afspraak gemaakt. Als ik het er niet mee eens ben, dan heb ik moeite om met plezier in de groep verder te werken. Ik probeer het wel. (5pt)
|
De groep heeft een afspraak gemaakt. Ook al ben ik het er niet mee eens, ik pas me toch aan. (7,5pt) |
De groep heeft een afspraak gemaakt. Ook al ben ik het er niet mee eens, ik pas me moeiteloos aan. Ik vind het belangrijk dat je er als groep voor gaat. (10pt) |
Onderzoeken (Hoe doe ik onderzoek?) |
||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
3. Werken in stappen |
Ik zoek eerst veel informatie. Daarna maak ik een verslag. (2.5pt) |
Tijdens een onderzoek zoek ik eerst veel informatie. Daarna bepaal ik wat ik wil weten en maak daarover een verslag. (5pt) |
Ik bedenk eerst welke informatie ik wil zoeken. Als ik de juiste informatie heb, maak ik een verslag. (7.5 pt) |
Ik formuleer eerst de onderzoeksvraag, daarna zoek, selecteer en beoordeel ik de informatie. Ik geef in ene krot verslag antwoord op de onderzoeksvraag. (10 pt)
|
4. Informatie zoeken |
Ik vind meestal niet wat ik zoek. Ik vraag anderen om hulp. (2.5 pt) |
Ik vind niet meteen wat ik zoek. Maar na veel zoekwoorden gebruiken op internet en bladeren in boeken, vind ik dan toch wat informatie die er mee te maken heeft. (5pt)
|
Ik moet wel veel zoekwoorden gebruiken en bladeren in boeken, maar dan heb ik ook de informatie die ik zoek. (7.5 pt) |
Ik kan handige zoekwoorden gebruiken op internet en gebruik de inhoudsopgaven en trefwoordenlijsten in boeken. Zo vind ik vrij snel de informatie die ik nodig heb. (10 pt)
|
5. Informatie selecteren en ordenen |
Als ik informatie heb gevonden, gebruik ik alles voor mijn verslag. (2.5 pt) |
Als ik de informatie heb gevonden, kijk ik wat ik leuk vind. De rest van de informatie doe ik weg. (5 pt) |
Als ik de informatie gevonden heb, dan bekijk ik welke informatie nodig is om de vraag te beantwoorden. Ik bewaar de hoofdzaken, de bijzaken doe ik weg. (7.5 pt)
|
Als ik de informatie gevonden heb, dan bekijk ik welke informatie nodig is om de vraag te beantwoorden. Ik bewaar de hoofdzaken, de bijzaken doe ik weg. Vervolgens orden ik deze informatie naar onderwerp en volgorde. (10pt) |
Plannen en organiseren (Hoe plan en organiseer ik?) |
||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
6. Plan van aanpak maken |
Ik maak geen plan van aanpak, ik begin gewoon. (2.5 pt) |
Ik bedenk wat ik het beste als eerste kan doen. Daarna zie ik wel verder. (5 pt) |
Ik maak van tevoren een plan van aanpak. (7.5 pt) |
Ik maak van te voren een plan van aanpak. Dat plan stem ik af op de opdracht. (10 pt)
|
7. Taken verdelen |
We stellen geen taken vast, we beginnen gewoon. (2.5 pt) |
We stellen wel taken vast, maar spreken niet precies af wie wat gaat doen. (5 pt) |
We stellen taken vast en spreken af wie wat gaat doen. We houden ons aan onze eigen taak. (7.5 pt) |
We stellen taken vast en spreken af wie wat gaat doen. Als iemand klaar is met zijn taak, helpt hij anderen. (10 pt)
|
8. Werken met tijdschema |
Ik maak geen tijdschema. Ik ga aan het werk en zie wel wanneer iets af is. Het is meer geluk als ik iets op tijd af heb. (2.5 pt) |
Ik noteer alleen de einddatum. Ik heb het wel op tijd af, maar ik doe alles op het laatste nippertje. (5 pt) |
Ik maak een tijdschema. Het loopt vaak anders, waardoor ik toch veel op het laatst doe. (7.5 pt) |
Ik maak een tijdschema. Ik houd me daar aan en stel het schema bij als dat nodig is. Het is dan op tijd af. (10 pt)
|
Feedback geven en reflecteren (Hoe beoordeel ik mijn werk en dat van anderen?) |
||||
|
|
|
|
|
9. Feedback geven |
Ik zeg er niets van als iemand iets goed of niet goed doet. (2.5 pt) |
Ik zeg er iets van als iemand iets niet goed doet. (5 pt) |
Ik zeg er iets van als iemand iets niet goed doet. Ik vertel er dan bij hoe het beter kan. (7.5 pt) |
Ik zeg er iets van als iemand iets niet goed doet. Ik vertel er dan bij hoe het beter kan. Als iemand iets goed doet, zeg ik dat tegen hem of haar. (10 pt)
|
10. Terugkijken |
We hebben samen iets gemaakt. We praten verder niet over hoe het ging. (2.5 pt) |
We hebben samen iets gemaakt. Samen met de groep noem ik alles op wat niet goed ging en dan ga ik weer verder met de volgende klus. (5 pt) |
We hebben samen iets gemaakt. Samen met de groep bespreek ik wat er goed ging en wat er niet goed ging. (7.5 pt) |
We hebben samen iets gemaakt. Samen met de groep bespreek ik wat er goed ging en wat er niet goed ging. We spreken verbeterpunten af voor een volgende keer. (10 pt) |
Onderdeel Aantal punten
1. Afstemmen met anderen ….......
2. Aanpassen aan de groep ………..
3. Werken in stappen ………..
4. Informatie zoeken ….......
5. Informatie selecteren en ordenen ….......
6. Plan van aanpak maken ….......
7. Taken verdelen ….......
8. Werken met een tijdschema ….......
9. Feedback geven ….......
10. Terugkijken …....... +
Totaal: ……….
Cijfer = Totaal score / 10