Deze wikiwijs is bedoeld voor leerlingen in het eerste jaar aan het MBO/SAW.
Het behandeld de ziekten:
Overgewicht
Diabetes
Astma
Bronchitis
AIDS
Epilepsie
De wikiwijs bestaat uit teksten, filmpjes en vragen. Lees de teksten, bekijk de filmpjes en maak de vragen.
Veel plezier!
Overgewicht
Overgewicht en obesitas (ernstig overgewicht) bij jongeren is een probleem in onze westerse cultuur. Hoewel slank zijn het schoonheidsideaal is, met name voor meisjes, is dit voor veel jongeren onbereikbaar geworden. Kinderen en jongeren worden te dik en het aantal kinderen met overgewicht neemt nog steeds toe. 1980 was 6 % van de jeugd te zwaar, nu heeft 14% van de jeugd tussen de 2 en 21 jaar overgewicht en 2% obesitas.
Oorzaken.
Kinderen eten te veel en bewegen te weinig. Hierdoor raakt de energiebalans verstoord. Een (kinder)lichaam verbruikt de energie die het – door te eten – tot zich neemt. Wanneer deze energie niet verbruikt wordt zal deze energie opgeslagen worden in het lichaam als vet (een reserve voor ‘slechtere tijden’).
Ook de omgeving van jongeren kan oorzaak zijn van overgewicht. Zo’n omgeving stimuleert het kind veel te eten en weinig te bewegen. Dit kan komen door een (ongezond) eetpatroon van de ouders, reclame welke aanzet tot ongezond eten, snoep in de directe omgeving (op school, winkels en thuis), snackbars om de hoek of bij school. Ook de mogelijkheden tot spelen en bewegen bij huis en op school kan kinderen stimuleren tot veel of juist weinig bewegen.
Erfelijkheid is bepalend voor de kansen op overgewicht. Erfelijkheid zijn de eigenschappen die je bij geboorte al van je ouders meekrijgt. Door deze erfelijkheid loopt het ene kind meer risico op overgewicht dan de andere. Kinderen met een bepaalde aanleg zijn minder gevoelig voor hongergevoel en hebben hiermee meer kans op overeten. Deze erfelijke factoren (de ´genen´) bepalen van 40 tot 50% de kans op overgewicht.
Gevolgen.
Overgewicht en obesitas hebben ernstige gevolgen voor de gezondheid. De kans op diabetes en hart- en vaatziekten is groot. Ook kunnen er problemen ontstaan aan spieren en gewrichten door al die extra kilo’s lichaamsgewicht. Mensen met overgewicht hebben ook meer kans op bepaalde vormen van kanker, bijvoorbeeld van de dikke darm, de slokdarm of de nieren.
Op korte termijn kunnen er bij kinderen en jongeren klachten ontstaan van kortademigheid, pijnlijke gewrichten, futloosheid, slaapproblemen en huidinfecties. Ook kunnen bij meisjes menstruatiestoornissen ontstaan en hebben ze overbeharing of acne. Jongens kunnen borstontwikkeling krijgen.
Voorkomen.
Overgewicht kan goed voorkomen worden. Basis hiervoor is gezond eten en genoeg bewegen. Grofgezegd komt gezond eten neer op maximaal 7 voedingmomenten per dag. Hieronder vallen ook de drie hoofdmaaltijden (ontbijt, middag- en avondeten). En niet te veel vet en suikers.
Behandelen.
Behandeling van overgewicht ziet er eigenlijk hetzelfde uit als het voorkomen. Kinderen wordt geleerd gezond te eten en veel te bewegen. Uiteraard geld hier 'voorkomen is beter dan genezen'. Omdat, wanneer je dik bent, je vaak alleen maar dikker wordt. Kinderen die dik zijn hebben vaak een verkeerd eetpatroon (wat, hoe en wanneer ze eten) en wanneer je dikker bent is bewegen moeilijker.
Bekijk het filmpje
Diabetes
Diabetes is een stofwisselingsziekte. Diabetes wordt ook wel 'suikerziekte' genoemd.
Bij mensen met diabetes wordt er geen of te weinig insuline aangemaakt. Insuline zorgt ervoor dat de suikers die je eet door de lichaamscellen kunnen worden opgenomen. De suikers die je eet zitten onder andere in snoep, rijst, pasta, brood, broodbeleg, drinken enz. De lichaamscellen hebben de suikers nodig om goed hun werk te kunnen doen. Bijvoorbeeld de spiercellen hebben suikers nodig, zodat je kunt bewegen en de hersencellen hebben deze suikers nodig, zodat je goed kunt denken.
Insuline wordt in de alvleesklier aangemaakt. Normaal gesproken zorgt de het lichaam ervoor dat er voldoende insuline wordt aangemaakt om de suikers die je eet via het bloed door de cellen kan worden opgenomen. Hierdoor blijft het bloedsuikerspiegel (hoeveel suiker er in je bloed zit) goed: niet te hoog en niet te laag. Bij diabetespatiënten is dit evenwicht weg en wordt er niet voldoende insuline aangemaakt.
Er zijn twee soorten diabetes. Diabetes type I en diabetes type II. Diabetes type II wordt ook wel 'ouderdomssuiker' genoemd, omdat mensen die op latere leeftijd krijgen. Bij dit type kunnen mensen tabletten nemen. Tabletten die zorgen dat er meer insuline wordt aangemaakt. Mensen met diabetes type I moeten insuline spuiten. Insuline kan je namelijk niet via de maag opnemen en moet rechtstreeks in het bloed komen.
Verschijnselen.
Aanhoudend dorst en honger
Veel moet plassen
Afvallen
Hoofdpijn
Moe en futloos zijn
Gevolgen. Mensen met diabetes kunnen de volgende complicaties krijgen:
Bekijk het filmpje over diabetes bij kleine kinderen
Hypo/Hyper
Een direct gevolg van diabetes kan zijn dat het kind een 'hypo' of een 'hyper' krijgt.
Hypo Bij een hypo is de bloedsuikerspiegel te laag. Kinderen voelen zich slap, zweten, trillen, zijn duizelig, hebben plotseling wisselend humeur, zijn ongeconcentreerd, hebben hoofdpijn, zijn moe en hongerig.
Met druivensuiker, limonade met veel suiker en daarna een boterham breng je het bloedsuikergehalte weer omhoog.
Hyper Bij een hyper is de bloedsuikerspiegel te hoog. Kinderen hebben veel dorst en moeten veel plassen, zijn erg moe, kunnen zeer snel boos zijn en voelen zich helemaal niet lekker.
Veel drinken (geen suiker!) is hierbij het beste. Het lichaam moet de te veel aan suikers kwijt zien te raken.
Arts
Wanneer een hypo of een hyper te lang aanhoudt moet je altijd een arts waarschuwen.
Astma
Astma is een aandoening van de luchtwegen. De luchtwegen zijn vernauwd of zelfs verstopt door samentrekking van de spieren aan de binnenkant, de slijmvliezen zijn opgezet of in de luchtwegen hoopt het slijm zich op. Bij een astma-aanval raakt het kind buiten adem, hoest en/of is kortademig.
Bij een kind merk je vaak als eerste dat het 's nachts veel moet hoesten. Het kind kan periodes erg veel last hebben van astma-aanvallen. Soms hoesten kinderen heel veel, ze krijgen het benauwd of zijn snel moe. Deze aanvallen zijn kortdurend. Het is voor kinderen en omstanders vaak erg angstig om te ervaren, maar is meestal ongevaarlijk. Het is verstandig om niet in paniek te raken, omdat dit vaak de aanval alleen maar verergerd.
Extrinsieke en instrinsieke astma
Astma kan twee soorten oorzaken hebben. Namelijk extrinsieke en intristieke astma.
Exstinsieke astma betekent dat de oorzaak van extern (van buiten) komt. Het kind wordt dan astmatisch door stoffen waar het allergisch is (allergenen).
Voorbeelden van deze allergenen zijn:
Huisstofmijt
Pollen van bomen (zaden)
Huidschilfers (bijv. van huisdieren)
Schimmelsporen
Voedsel (bijv. pinda's, noten, vis)
Conserveermiddelen en kleurstoffen
Instrinsieke astma betekent dat de oorzaak van intern (van binnen) komt. Het kind wordt dan astmatisch door niet allergenen (niet allergische stoffen).
Voorbeelden zijn:
Lichamelijk inspanning (bijv. sporten)
Virusinfectie van de luchtwegen
Stress
Prikkellende stoffen (parfum, chloorm luchtvervuiling, koude lucht etc.)
De meeste kinderen met astma krijgen medicatie voorgeschreven door de huisarts of de longarts. Deze medicijnen bij astma worden meestal via de mond ingeademd (geïnhaleerd) met een puffer (inhalator), zodat ze direct in de longen terecht komen. In sommige gevallen wordt er gekozen voor medicijnen in tabletvorm.
Er zijn twee soorten medicijnen.
Preventief; medicijnen die voorkomen dat kinderen astma aanvallen krijgen. Deze moeten dagelijks gebruikt worden.
Repressief; medicijnen die tijdens een aanval toegediend worden. Deze verwijden de luchtwegen accuut en onderdrukken de symptomen.
Je kunt in het werken met kinderen verschillende vormen van inhalators tegenkomen. Er zijn inhalators met voorzetkamer voor baby's en kleine kinderen en inhalators met voorzetkamer voor grote kinderen en volwassenen. Je kan de inhalator ook direct aan de mond zetten. Voordeel van de inhalator met voorzetkamer is dat je normaal kunt doorademen. Zonder voorzetkamer moet je op de juiste wijze inhaleren. Je moet inhaleren door bovenop de verstuiver te drukken en gelijk in te ademen.
Voorzetkamer baby/klein kind
Voorzetkamer grote kinderen en volwassenen
Bronchitis
Bronchitis is een ontsteking van het slijmvlies van de luchtwegen in de longen.
Longen met luchtwegen
De ontsteking wordt veroorzaakt door virussen, bacteriën of door allergische prikkels (zie astma). Door het overtollige slijm wordt ademhalen lastig.
Chronische en acute bronchitis
Chronische bronchitis is een slijmveroorzakende hoest die niet veroorzaakt wordt door een onderliggende ziekte. De hoest duurt wel meer dan 3 maanden of komt binnen twee jaar heel vaak voor. Iemand met chronische bronchitis heeft moeite met ademhalen. Door het moeilijke ademhalen is iemand vatbaarder voor infecties. Deze infecties verergeren weer de bronchtis. Het wordt meestal veroorzaakt door roken, maar het kan ook het gevolg zijn van verschillende aanvallen van acute bronchitis. Ook luchtvervuiling is vaak een oorzaak. Chronische bronchitis is niet te genezen, wel kunnen luchtwegverwijders gegeven worden, om de symptomen te onderdrukken, net als bij astma. Het komt bij kinderen niet veel voor.
Acute bronchitis duurt kort. Is meestal het gevolg van een virusinfectie. Kinderen met acute bronchitis hoesten met slijm, hebben pijn op de borst, soms koortsig en zijn kortademig. Het duurt meestal enkele dagen tot een week. Het wordt meestal veroorzaakt door een virus. Hiertegen is niet veel te doen. De acute bronchitis kan vanzelf weer overgaan. Soms is de oorzaak een bacteriele infectie; hierbij kan antibiotica gegeven worden.
Bekijk het filmpje over acute bronchitus
AIDS
AIDS is een ernstige, dodelijke ziekte. HIV is het virus dat AIDS veroorzaakt. HIV breekt stap voor stap de afweer af die mensen van nature hebben tegen ziekten. Je spreekt van AIDS, als je lichaam niet meer kan vechten tegen infecties, die je normaal gesproken wel de baas zou zijn. Iemand met AIDS wordt alsmaar zwakker en vatbaarder voor allerlei ziekten, waaraan hij of zij zonder behandeling uiteindelijk zou sterven.
In Nederland wordt HIV in 95% van de gevallen overgedragen door onveilig seksueel contact. HIV bevindt zich in: bloed, sperma en voorvocht, vaginaal vocht en moedermelk. Als HIV via deze lichaamsvochten in contact komt met iemands bloedbaan of slijmvliezen, is er kans op een HIV-infectie. Het gaat in dit geval om de slijmvliezen in de mond, anus, vagina en op de penis.
Je kunt het risico op HIV op de volgende manieren verkleinen:
Veilige seks hebben
Schone naalden/spuiten gebruiken bij het inspuiten van drugs
Zwangere vrouwen testen en als ze HIV hebben behandelen
Regelmatig testen op HIV en andere soa’s
Waar kan je geen HIV van krijgen?
Huidcontact; Zelfs wondjes op elkaar vormen geen risico. Wil HIV een kans maken, dan moet er contact zijn tussen twee verse, flinke, open wonden waar bloed uitstroomt.
Zoenen en tongzoenen; Via speeksel kan HIV niet worden overgedragen.
De wc-bril of andere gebruiksvoorwerpen; Het virus kan buiten het lichaam niet blijven leven, dus ook niet op kopjes, bestek, beddengoed
Via zweet wordt geen HIV overgedragen.
Via tandartsgereedschap; Een tandarts bedient elke klant met schoon gereedschap.
Via uitademing; HIV verplaatst zich niet via lucht.
Via hoesten en niezen; HIV verplaatst zich niet via lucht en kan niet door speeksel worden overgedragen.?
AIDS bij kinderen komt in Nederland niet veel voor. Kinderen krijgen HIV meestal via de moeder, tijdens de bevalling of via de moedermelk. Baby's met HIV worden meestal voor hun eerste jaar ziek als ze niet behandeld worden. Baby's met HIV ontwikkelen zich trager, hebben aanhoudend diarree, vaak schimmelinfecties en groeien slecht.
Kinderen worden - net als volwassenen - met HIV-remmers behandeld. Bijwerkingen van deze medicijnen zijn: misselijkheid, diarree, overgeven en vermoeidheid.
Bij verzorging van een kind met HIV zijn geen bijzondere maatregelen nodig. De algemene hygiënemaatregelen zijn voldoende.
Bekijk het filmpje van Serieus Request over kinderen met AIDS in Afrika.
Epilepsie
Epilepsie is een aandoening die zich uit in de vorm van aanvallen. Aanvallen ontstaan door een plotselinge, tijdelijke verstoring van de elektrische prikkeloverdracht in de hersenen. Aanvallen verschillen van persoon tot persoon. Dat komt doordat er vele verschillende oorzaken zijn voor epilepsie. Die oorzaken bepalen de soort aanvallen en hoe vaak de aanvallen voorkomen.
Wat gebeurt er tijdens een aanval?
Alles wat een mens denkt en doet, wordt gestuurd door de hersenen. Zonder die aansturing kan een mens niet bewegen, horen, zien, ruiken of zelfs ademhalen. Hersenen bestaan uit miljarden hersencellen, die voortdurend boodschappen aan elkaar doorgeven. Dat gebeurt via elektrische impulsen (kleine stroomstootjes) en chemische stoffen (neurotransmitters) die de prikkel overdragen van de ene hersencel op de andere. Soms wordt dit systeem, door wat voor oorzaak dan ook, verstoord. Het gevolg van de storing is een plotselinge en overmatige ontlading van (groepen) hersencellen, te vergelijken met een soort kortsluiting. Die uit zich dan in een aanval. Met een EEG (elektro-encefalogram) is het mogelijk de elektrische activiteit van de hersenen te onderzoeken.
Soorten aanvallen
Er zijn twee hoofgroepen van epilepsie te onderscheiden, partiële en gegeneraliseerde epilepsie. Onder deze hoofdgroepen vallen vele soorten aanvallen.
Partiële aanvallen
Bij partiële aanvallen begint de stoornis in een bepaald gedeelte van de hersenen (een partje). De verschijnselen zijn heel verschillend. Dit hangt af van het gedeelte van de hersenen waarin de stoornis optreedt. Bij sommige aanvallen blijft iemand bij bewustzijn, bij andere aanvallen is iemand bewusteloos. Een partiële aanval kan overgaan in een gegeneraliseerde aanval.
Meest voorkomende soorten partiële aanvallen:
Eenvoudige partiële aanvallen
Complex partiële aanvallen
Een filmpje over een complex partiële aanval
Gegeneraliseerde aanvallen
Bij gegeneraliseerde aanvallen doet de stoornis zich in de hele hersenen voor (beide hersenhelften, links en rechts). Bij gegeneraliseerde aanvallen is er altijd een stoornis van het bewustzijn, dat wil zeggen dat mensen zich niet meer herinneren wat zich tijdens een aanval heeft afgespeeld.
Veel voorkomende soorten gegeneraliseerde aanvallen:
Abscences (kleine aanval)
Tonisch-clonische aanvallen (grote aanval)
Filmpje over een tonisch-clonische aanval
Soorten epilepsie bij kinderen
absences
koortsstuipen
salaamkrampen
lennoxsyndroom
dravetsyndroom
Absences: Bij absences is een kind korte tijd afwezig. De aanval duurt 5 tot 10 seconden. Het kind stopt met een activiteit, kijkt wazig, krijgt spierschokjes rond de mond en ogen, smakt, kauwt of maakt friemelbewegingen met de handen. Hierna gaat het gewoon weer verder waar het mee bezig was. Het kind weet zelf niet dat het een absence heeft gehad. Deze aanvallen kunnen na een aantal jaren verdwijnen.
Koortsstuipen: Deze komen voor bij kinderen tussen de 6 maanden en 4 jaar als de lichaamtemperatuur plotseling sterk stijgt, zoal bij koorts. Enkele kinderen kunnen hierbij epilepsie ontwikkelen. Koortsstuipen zijn in principe niet erg, maar de oorzaak kan wel ernstig zijn; bijv. koorts door longontsteking of nekkramp.
Salaamkrampen Dit wordt ook wel eens infantiele krampen genoemd en komen voor bij kinderen vanaf ongeveer 5 maanden. Het wordt veroorzaakt door een hersenbeschadiging. Een paar seconden lang buigt en strekt het kind het hoofd t.o.v. de romp. Het heft de armen en schokt met de benen. Complicaties zijn een verstandelijke beperking en ernstige epilepsie.
Lennox-syndroom Oftewel het syndroom van Lennox-Gastaut treedt op bij kinderen met een hersenbeschadiging als zij tussen de 2 en 5 jaar oud zijn. Spieren verstijven en verslappen plotseling. De meeste kinderen met dit syndroom zijn verstandelijk beperkt en soms hebben ze moeilijk gedrag. Het is een ernstige vorm van epilepsie, waarbij de situatie van kinderen heftig kan verslechteren.
Het arrangement Kinderziekten is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Paul Stalma
Laatst gewijzigd
2013-05-26 21:53:32
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0
Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.