Leereenheid Bosmaaiers

Leereenheid Bosmaaiers

Inleiding

4-takt bosmaaier met draadkop
4-takt bosmaaier met draadkop

Het afnemende gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen heeft er toe bijgedragen dat de bosmaaier een grote opmars heeft gemaakt. Afhankelijk van het motorvermogen (kW.) en maai- dan wel zaaguitrusting, kan de bosmaaier voor verschillende werkzaamheden worden gebruikt.

Hierbij wordt gedacht aan:

  • Het maaien van lichte kruidachtige gewassen.
  • Het maaien van zware kruidachtige tot lichte houtachtige gewassen.
  • Het afzetten van zware houtachtige gewassen (tot een diameter van ca. 13 cm).

In deze leereenheid zullen we je wegwijs maken met de bosmaaier en uitleggen welke technieken er allemaal mogelijk zijn.

 

 

1. Orientatie


In dit hoofdstuk staat kennismaken met de Bosmaaier centraal. We leren hoe de bosmaaier is opgebouwd en welke onderdelen een belangrijke functie vervullen. Daarnaast wordt er ingezoomd op wat je allemaal kunt met een bosmaaier en welke maaimethode daarbij hoort.

1.1 Bouw van de bosmaaier


De bosmaaier is een door twee-, viertaktmotor of accu aangedreven machine die door middel van een ophangvoorziening gekoppeld wordt aan een draagstel (zie video 1).

De in de maaiboom lopende aandrijfas wordt middels een centrifugaalkoppeling door de motor aangedreven. In de maaikop wordt de aandrijving via een tandwielstelsel overgebracht naar de montageas waaraan met een klemplaat en borgmoer of –bout, het snijgarnituur wordt bevestigd.

Het snijgarnituur dient gedeeltelijk door een beschermkap te worden afgeschermd. Het type beschermkap is afhankelijk van het maai- of zaaggarnituur. De bosmaaier wordt bediend met een stuurboom, die van twee handgrepen is voorzien. De rechter handgreep is uitgerust met een gashendel.


 

 

Video 1: Instructie en uitleg over de functie van de onderdelen

1.2 Snijgarnituur en beschermkappen


De bosmaaier kan met diverse maai- en zaagsystemen worden uitgerust, te weten:

  • Draadmaaier
  • Slagmes
  • Cirkelzaagblad

Elk van de hierboven genoemde systemen dient gebruikt te worden in combinatie met een speciaal daarbij behorende beschermkap.

 

Video 2: Instructie zaag- en maaisystemen

1.2.2 Bouw en werking van de draadmaaier


De draadmaaier bestaat uit een schotel met daarin één of meerdere voorraadspoelen nylondraad. De uiteinden van de nylondraad steken naar buiten (afb. 1).

Door het hoge toerental slaan de nylondraden het te maaien kruidachtige gewas af. Dit maaisysteem is alleen te gebruiken bij lichte kruidachtige gewassen. Over het algemeen wordt het gebruikt op plaatsen waar een maaimachine niet of moeilijk kan komen, zoals:

 

  • Rondom paaltjes
  • Langs gaas
  • Terrein met oneffenheden
  • Graskanten, etc.

 

Bij gebruik slijten de nylondraden. Deze moeten dus regelmatig op de juiste lengte gebracht worden door de voorraadspoelen af te wikkelen. De mate van slijtage is afhankelijk van de werkomstandigheden. De nylondraden moeten niet te ver uitgetrokken worden, omdat ze dan veel vermogen van de motor vragen.

Afbeelding 1: Een maaikop van een bosmaaier
Afbeelding 1: Een maaikop van een bosmaaier
Afbeelding 2: Een draadmaaier
Afbeelding 2: Een draadmaaier

1.2.3 Bouw en werking van slagmessen


Het slagmes is een metalen schijf die voorzien is van een aantal scherpe kanten. Een veel voorkomende vorm is hieronder afgebeeld (afb. 3).

Het slagmes kan gebruikt worden voor het maaien van zware kruidachtige en lichte houtachtige gewassen van ‘pink’dikte. Aan de onderzijde van het slagmes kan een ‘schotel’ (bodemsteun) worden gemonteerd, waarop het maaigarnituur tijdens het maaien kan worden gesteund, waardoor aanraking met de bodem wordt voorkomen.

Afbeelding 3: Een slagmes
Afbeelding 3: Een slagmes

1.2.4 Bouw en werking Cirkelzaagbladen


De cirkelzaagbladen worden gebruikt voor het afzetten van licht tot zwaar houtachtige gewassen (boompjes en struiken tot een diameter van ca. 13 cm). De cirkelzaagbladen voor de bosmaaier zijn te verdelen in bladen met beitelbetanding, en zonder beitelbetanding.

Zaagblad met beitelbetanding

Uit onderhoudstechnische overwegingen verdient een zaagblad met beitelbetanding de voorkeur. Bij gebruik van het juiste gereedschap kan een blad met beitelbetanding binnen enkele minuten op scherpte worden gebracht. 

 

1.2.5 Beschermkappen


Bij ieder maai- of zaaggarnituur dient een passende beschermkap te worden gebruikt. Bij de cirkelzaag is dit een lichtmetalen kap voorzien van een aanslag, die veelal aan de maaikop bevestigd is.

Lichtmetalen zaagkap

Bij de draadmaaier en het slagmes is de kap veelal bevestigd aan de maaiboom. Deze is vervaardigd van kunststof of licht metaal. Ook komen er beschermkappen voor in de vorm van een rubberen slab. 

 

Video 3: Beschermkappen

1.2.6 Gewasbeschermer

Afbeelding 4: Gewasbeschermer
Afbeelding 4: Gewasbeschermer


Dit is een eenvoudig maar effectief hulpmiddel bij bepaalde werkzaamheden. Met behulp van deze (uit lichtmetaal vervaardigde) ring kan zonder gevaar voor beschadigingen rond bomen, planten en palen gemaaid worden. De ring is, afhankelijk van maaigarnutuurgrootte, in twee maten leverbaar (diameter 320 mm en 420 mm).

 

2. Werkwijze


Hoofdstuk 2 zoomt in op de werkwijze van de Bosmaaier. Daarin komen de verschillende technieken aan bod, evenals het klaarmaken en onderhouden van de bosmaaier. Een belangrijk aspect hierin is veiligheid. Hier zal dan ook ruimschoots aandacht aan worden besteed.

2.1 Starten en proefdraaien


Werkwijze:

  • Duw, met niet te grote druk (buigen), de bosmaaier met de voet of knie tegen de grond;
  • Zorg dat het maai- of zaaggarnituur vrij van de grond ligt;
  • Zet de stopknop op ‘aan’;
  • Sluit de choke-klep (uittrekken) en zet de gashendel is de startgaspositie (soms gecombineerd met de choke);
  • Trek het starterkoord zover uit dat er weerstand gevoeld wordt;
  • Trek nu met een krachtige ruk de motor door zijn compressie;
  • Laat het koord onder geleiding terugkomen;
  • Herhaal deze startbehandeling totdat de bosmaaier even loopt;
  • Open de choke-klep (indrukken) en start opnieuw;
  • Als de bosmaaier aanslaat, wordt de startgaspositie automatisch ontgrendeld door even gas te geven;
  • Laat nu de bosmaaier door het geven van gasstoten op temperatuur komen.

 

Als de bosmaaier op bedrijfstemperatuur is gekomen dient:

  • Het maai- of zaaggarnituur bij een stationair toerental stil te staan;
  • Bij het gas geven moet de overgang van stationair naar volle toeren vloeiend verlopen;
  • Het volle toerental kan in feite het beste worden gecontroleerd tijdens het werk.

Video 4: Starten en proefdraaien

2.2 Afstellen van de bosmaaier aan het draagstel

 

  • Stel de lenderiem af zodat de rug- en borstkoppelstukken midden op het lichaam hangen.
  • Stel de schouderriem zodanig af, dat het gewicht van de bosmaaier gelijkmatig over beide schouders verdeeld wordt.
  • Zorg ervoor dat er geen kragen van jassen/truien onder de schouderband zitten, dit kan een hinderlijke druk op het sleutelbeen tot gevolg hebben.
  • Bij een draagstel zonder in de lengte verstelbare schouderriemen kan de druk op de schouders worden afgesteld met de lenderiem
  • Stel de hoogte-instelling zodanog af dat de stuurboom rechtopstaand met licht gebogen armen (120 à 130 graden) bediend kan worden
  • Stel de heupslap zo af dat deze midden op de heup zit, de haak stel je af op 1 handbreedte onder het heupbot
Professioneel draagstel
Professioneel draagstel

 

Video 5: Afstellen van de bosmaaier en het draagstel

2.3 Balansafstelling van de bosmaaier aan het draagstel


De bosmaaier moet zodanig in balans hangen dat het maai- of zaaggarnituur ca. 10 cm. Boven het maaiveld hangt.
 

Afhankelijk van het type ophanging moet:

- Het verstelbare ophangoog juist worden afgesteld;

- De juiste opening in de ophangstrip worden gekozen 

 

Afbeelding 6: De ophangstrip van een bosmaaier
Afbeelding 6: De ophangstrip van een bosmaaier
Afbeelding 7: Het ophangoog van een bosmaaier
Afbeelding 7: Het ophangoog van een bosmaaier

2.4 Het draagstel


Eisen ten aanzien van het draagstel

 

Voor het ergonomisch verantwoord werken met een bosmaaier moeten er hoge eisen aan het draagstel worden gesteld. Hierbij is het volgende van belang:
 

  • Het draagstel moet het gewicht goed verdelen over beide schouders;
  • De schouderbladen moeten voldoende breed zijn (minimaal 7 cm.);
  • De lenderiem moet goed afstelbaar zijn, zodat het draagstel niet kan verschuiven waardoor de gewichtsverdeling verstoord wordt;
  • De banden moeten traploos instelbaar zijn;
  • De hoogteafstelling moet zodanig zijn dat de bediening geschiedt met licht gebogen armen;
  • Het draagstel moet voorzien zijn van een panieksluiting;
  • Het draagstel moet voorzien zijn van heupbescherming.
     
    Professioneel draagstel
    Professioneel draagstel

2.5 Werktechniek


Alvorens met het werk te beginnen is het van groot belang een goede werkvolgorde te hebben. Met betrekking tot de werkorganisatie dienen de navolgende punten aandacht te krijgen:

 

  • Keuze van het juiste maai- of zaaggarnituur;
  • De afstelling van het draagstel;
  • Een centraal gelegen tank-onderhoudsplaats;
  • Het te verzorgen object in werkstroken verdelen van ca. 1 à 2 meter breedte om vervolgens deze systematisch af te kunnen werken, door deze niet te breed te maken werk je vanuit de armen en niet met de rug;
  • Bij het maken van de werkstroken dient rekening gehouden te worden met de windrichting;
  • Indien het werk wordt uitgevoerd door meerdere personen dient een onderlinge werkafstand van minimaal 15 meter in acht te worden genomen. Dit geldt eveneens voor eventuele omstanders.

 

 

Video 6: Instructie over werktechniek en werkvolgorde

2.5.1 Maaien met draadmaaier en slagmes


Het beste en snelste maaiwerk wordt verkregen door een ‘zwaaiende’ maaibeweging te maken terwijl de machine op (volle) toeren draait. Het onbelast te lang op volle toeren laten draaien moet echter voorkomen worden, dit om schade aan de motor tegen te gaan. Het beste resultaat wordt verkregen door de motor tussntijds door middel van ‘gasstoten’ op toeren te houden. 

Bij maaiwerkzaamheden met de draadmaaier dient zoveel mogelijk contact met obstakels (paaltjes, gaas, ed) vermeden te worden om onnodige slijtage van de maaidraad te voorkomen. De mate waarin de maaidraad slijt zal afhangen van de maaiomstandigheden. De nylon draad zal dan ook regelmatig moeten worden bijgesteld, om steeds met de meest ideale draadlengte te werken.

 

Afhankelijk van het motorvermogen, aard van de te maaien opslag en het aantal draden, zal de lengte gemiddeld 10 à 15 cm. moeten bedragen. Raadpleeg het bij de bosmaaier geleverde instructieboekje voor de meest ideale draadlengte. Indien een slagmes gebruikt wordt dient dit eveneens op toeren gehouden te worden. Al naar gelang de omstandigheden dient het slagmes regelmatig geslepen te worden.

2.5.2 Werken met het zaagblad


Indien de opslag niet dikker is dan 3 à 4 cm. kan gewerkt worden met een maaitechniek zoals omschreven. Bij grotere diameter kan niet meer met een maai (zwaai) techniek worden gewerkt. Vanaf ca. 5 cm. moet het zaagblad op volle toeren worden gebracht, waarna de stam vervolgens in een ‘slag’ wordt afgezet. Indien de stammen nog dikker worden, moet het zaagblad voor het afzagen op volle toeren rustig worden in gezet. In principe moeten de af te zetten stammen niet dikker zijn dan ca. 13 cm.

 

Tijdens het afzetten van ‘zwaar’ houtachtige opslag moet vermeden worden dat het hiernaast donker gekleurde gedeelte van het zaagblad wordt gebruikt. Evenals bij de motorzaag kan bij dit duwende gedeelte van het zaagblad een terugslag (kick-back) ontstaan.

 

 

 

 

 

 

 

Bij een eventuele kick-back loopt de bedieningsman geen gevaar, maar er kan echter schade ontstaan aan de blijvende stammen. Bij een schuin gericht zaagblad kan door een terugslag de grond geraakt worden. Dit gaat ten koste van de scherpte. Mocht tijdens het werken een tak bekneld raken tussen het zaagblad en de beschermkap dan mag deze enkel worden verwijderd wanneer de motor is uitgeschakeld.

 

Bij het maaien (zagen) van zwaar houtachtige opslag kunnen problemen ontstaan als gevolg van:

  • Hinder van afgezet materiaal;
  • Klemmen van het zaagblad bij scheef staande stammen (struiken).

Met het oog op bovengenoemde problemen is er een werktechniek ontwikkeld om de velrichting van het afgezette materiaal zoveel mogelijk in de hand te hebben en het klemmen van het zaagblad te voorkomen.

 

Bosmaaier met zaagblad en speciale beschermkap
Bosmaaier met zaagblad en speciale beschermkap

2.5.3 Beinvloeden van de velrichting


Indien de opslag in één slag kan worden afgezet kan de velrichting worden beïnvloed door het ondereinde van de stam in een bepaalde richting te laten ‘schieten’ door o.a. gebruik te maken van de draairichting van het zaagblad. Bij het toepassen van deze veltechniek moet er wel voldoende valruimte zijn en de stammen moeten min of meer recht staan.

Bij het afzetten van zware meerstammige struiken klemt het zaagblad veelal bij het maken van een begin. Om dit te voorkomen moet er eerst een aantal stammetjes op ca. 80 cm. hoogte worden afgezet. Daarna worden de stompen afgezaagd. De overige stammen kunnen nu van binnen uit (zonder last te hebben van klemmen) worden afgezet.

Video 7: Werken met een zaagblad

Stam naar links vellen
Door van links schuin naar onder te zagen zal de onderkant van de stam rechts van de stobbe schieten waardoor de kroon naar links zal vallen.
 

Stam naar rechts vellen
Om een stam naar rechts te laten vallen moet van links schuin naar boven worden gezaagd. De onderkant van de stam zal naar links schieten waardoor de kroon naar rechts zal vallen.
 

Stam naar voren vellen
Het zaagblad wordt horizontaal aan de rechterzijde van de stam ingezet. Op het moment van doorzagen moet de bosmaaier worden teruggetrokken. De onderzijde van de stam zal dan mede door de draairichting van het blad  in de richting van de bedieningsman worden getrokken, met als gevolg dat de kroon in voorwaartse richting valt.
 

Vellen van scheve stammen
Zoals al vermeld, is de hiervoor beschreven techniek alleen toepasbaar bij niet al te zwaar en rechtopstaande opslag. Heeft de stam een scheve stand die niet overeenkomt met de velrichting dan kan de navolgende techniek worden toegepast: Zaag eerst de stam aan de hangzijde voor, maar let op: niet te ver, anders zal het zaagblad vast klemmen.

Vervolgens ca. 10 cm. lager aan de andere zijde een zaagsnede maken, zodanig dat de eerst gemaakte snede wordt dichtgeklemd. Vervolgens kan het stammetje met één hand of met behulp van de maaiboom worden overgehaald.

Bij een diameter dikker dan ca. 10 cm. moet er een valkerf worden gemaakt, teneinde de stam over het dode punt te kunnen krijgen (zie volgend punt).

 

Het vellen van ‘zware’ stammen
Incidentele dikke stammen kunnen tijdens de verzorgingswerkzaamheden worden ‘meegenomen’. Om deze gericht en zonder klemmen te laten vallen dient eerst een valkerf gemaakt te worden en vervolgens een velsnede. Bij het maken van de valkerf wordt eerst de horizontale snede gemaakt. De schuine snede wordt vervolgens van onderaf gemaakt. Daardoor is er beter zicht op het werk en een gemakkelijke werkhouding kan worden aangenomen.

 

Het afzetten van zware meerstammige struiken
Bij het afzetten van zware meerstammige struiken klemt het zaagblad veelal bij het maken van een begin. Om dit te voorkomen moet er eerst een aantal stammetjes op ca. 80 cm. hoogte worden afgezet. Daarna worden de stompen afgezaagd. De overige stammen kunnen nu van binnen uit (zonder last te hebben van klemmen) worden afgezet.

2.6 Bedrijfsklaar maken en onderhoud


Het onderhoud is te verdelen in:

 

  • Bedrijfsklaar maken / dagelijks onderhoud;
  • Periodiek (30 draaiuren) onderhoud.

 

Naast dit op min of meer vaste tijdstippen uit te voeren onderhoud is er nog een derde belangrijke onderhoudsvorm, te weten:

Onderhoud tijdens werk

Deze onderhoudsvorm omvat het in de gaten houden van de bedrijfstoestand van de machine en indien zich storingen voordoen, deze ogenblikkelijk verhelpen. Indien het een grote storing betreft, die niet ter plaatse verholpen kan worden, zal de machine ter reparatie moeten worden weggebracht.

 

Video 8: Bedrijfsklaar maken en dagelijks onderhoud

2.6.1 Bedrijfsklaar maken en dagelijks onderhoud


Het bedrijfsklaar maken omvat de navolgende punten:

  • Benzinetank vullen met de juiste benzine afhankelijk van het type motor (aftanken);
  • Het vetpeil in de maaikop controleren: indien nodig bijvullen;
  • Het monteren/scherpen van het maai- of zaagsysteem;
  • Controleren van het zaagblad of slagmes op haarscheuren d.m.v. de klankproef;
  • Controleren of beschermkap hoort bij maai- of zaagsysteem;
  • Starten en proefdraaien;
  • Afstellen van draagstel (indien nodig);
  • Balansafstelling van de bosmaaier aan het draagstel.
     

2.6.2 Benzine tanken


Voor het losdraaien van de tankdop maak je de ruimte rondom de tankdop goed schoon. Na het afdraaien van de tankdop maak je de tankopening met de vinger schoon. Hiermee wordt voorkomen dat er vuil met de benzine in de tank komt wat kan leiden tot verstopping van het brandstoffilter. De te gebruiken brandstof (ook wel de mengsmering of tweetakt benzine genoemd) bestaat uit Euro 95 benzine met daaraan toegevoegd tweetaktolie. De olietoevoeging dient voor de smering van de motor. Tegenwoordig mag er door bedrijven alleen nog gewerkt worden met een alkylaat 2-takt benzine. In alkylaatbrandstof zit geen benzeen, en andere zware metalen die schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Bekende alkylaatbrandstoffen zijn:

  • ​​Aspen 2;
  • Aspen 4;
  • Stihl Motomix;
  • Stihl Motoplus;
  • Cleanlife.


Verder zijn er diverse systemen op de markt die het makkelijk maken om de tank bij te vullen zonder te morsen. Deze snelvullers/Filpartners zijn zo gemaakt dat ze stoppen wanneer de tank vol is.

Aspen 2
Aspen 2 jerrycan met Filpartner

 

2.6.3 Vetpeil in de maaikop

 


De maaikop dient voor de helft gevuld te zijn met speciaal hittebestendig vet (afb. 9). Let op: te veel vet kan leiden tot een te hoge druk in de maaikop, waardoor de keerring (afdichtingsring) kapot gaat!

 

 

Het vetpeil dient dagelijks gecontroleerd te worden.

Afbeelding 9: Vullen van de bosmaaier met speciaal vet
Afbeelding 9: Vullen van de bosmaaier met speciaal vet

2.6.4 Montage van het maai-/zaaggarnituur


Om het maai- of zaaggarnituur te monteren (demonteren) dient de montageas geblokkeerd te worden. Het blokkeren wordt uitgevoerd met een blokkeerpen. In de maaikop is daarvoor een speciale opening aangebracht. De plaats van de blokeeropening kan per merk verschillen.

 

Het maai- of zaagsysteem wordt door middel van een klemplaat en een zelfborgende moer met linkse draad vastgezet. Het vastdraaien vindt plaats tegen de aandrijfrichting van de montageas in.

Om het blad centrisch en goed passend te monteren, dient de bladopening nauw te sluiten om de op de as of klemplaat aangebrachte flens. De meest voorkomende diameter is 20 mm.

2.6.5 Werkwijze van de montage

Werkwijze van de montage:

 

  • Borg de as met behulp van de blokkeerpen;
  • Plaats het maai- of zaaggarnituur op de montageas en let hierbij op:
  • De flenstoepassing;
  • De draairichting (in verband met de snijrichting);
  • Vervolgens de klemplaat en afhankelijk van het type een bodemsteun of moerbeschermer aanbrengen;
  • Vervolgens de zelfborgende moer met bladsleuten vastzetten.

Let op! De zelfborgende moer heeft een beperkte levensduur en dient na ca. 5 maal monteren/demonteren te worden vervangen.

Afbeelding 10: Stap 1
Afbeelding 10: Stap 1
Afbeelding 11: Stap 2
Afbeelding 11: Stap 2
Afbeelding 12: Stap 3
Afbeelding 12: Stap 3
Afbeelding 13: Stap 4
Afbeelding 13: Stap 4
Afbeelding 14: Stap 5
Afbeelding 14: Stap 5
Afbeelding 15: Stap 6
Afbeelding 15: Stap 6

3. Hulpmiddelen

3.1 Periodiek onderhoud


Bij intensief gebruik dient het periodiek onderhoud wekelijks te worden uitgevoerd. Er dient aandacht te worden geschonken aan:

  • Luchtfilter;
  • Koelribben;
  • Starterkoord;
  • A.V. rubbers.

 


Video 9: Periodiek onderhoud

3.1.1 Luchtfilters


Als gevolg van stof, bladeren en dergelijke kan het luchtfilter vervuild (verstopt) raken, waardoor de machine minder goed gaat lopen. Periodiek dient het luchtfilter gecontroleerd te worden op vervuiling en indien nodig dient het te worden gereinigd.

Luchtfilter
Nylon luchtfilter

Bij intensief gebruik dient het periodiek onderhoud dagelijks te worden uitgevoerd. 

3.1.2 Koelribben


De koeling van de motor vindt plaats door luchtverplaatsing door het vliegwiel. Om snel warmte af te staan is de motor voorzien van koelribben (oppervlakte vergroting). Tussen deze koelribben kan zich vuil ophopen (bladeren, takjes, ed) waardoor de kans bestaat dat er onvoldoende koeling plaats vindt met als gevolg oververhitting van de motor.

Koelribben
Schoon houden van de koelribben

Bij intensief gebruik dient het periodiek onderhoud dagelijks te worden uitgevoerd. 

3.1.3 Starterkoord


Het starterkoord is aan slijtage onderhevig en kan breken. De toestand van het starterkoord dient dan ook periodiek gecontroleerd te worden en bij slijtage moet het tijdig worden vervangen.

Starterkoord
Controle starterkoord

Bij intensief gebruik dient het periodiek onderhoud dagelijks te worden uitgevoerd. 

3.1.4 AV Rubbers


A.V. rubbers dienen wekelijks gecontroleerd te worden op eventuele zichtbare slijtage. Naast zichtbare slijtage (afschuren) zijn de A.V. rubbers ook aan niet-zichtbare slijtage (slap worden) onderhevig. Bij intensief gebruik wordt aangeraden preventief onderhoud uit te voeren en ze ieder jaar te vervangen.

AV-rubbers
De AV-rubbers

Bij intensief gebruik dient het periodiek onderhoud wekelijks te worden uitgevoerd. 

3.2 Onderhoud van de draadmaaier


Het onderhoud van de draadmaaier is vrij eenvoudig. Naast een juiste draadlengte is het van groot belang dat de draadmaaikop in balans is en blijft.

Onbalans ontstaat door:

  • Ongelijke draadlengte;
  • Ongelijke vulling van de voorraadspoelen in het draadhuis.

 

De draadlengte kan variëren tussen de 10 en 15 cm. De draadlengte hangt enerzijds af van de aard van het werk, anderzijds van het vermogen van de bosmaaier.

 

Algemeen geldt:

Lange draad

Korte draad

Licht werk

Veel vermogen

Zwaar werk

Weinig vermogen

 

Afstellen van de draadlengte

 

Tijdens het werk zal de draad als gevolg van slijtage korter worden. De wijze waarop het draad op de juiste lengte gebracht wordt, hangt af van het type draadmaaikop, te weten:
 

  • Automatische afstelling;
  • Semi-automatische afstelling;
  • Handmatige afstelling.

 

Bij de automatische draadlengte afstelling kan, afhankelijk van de gewenste draadlengte, een veer in het draadhuis zodanig worden ingesteld dat deze door de middelpuntvliegende kracht de draad op de gewenste lengte houdt.

 

Bij een semi-automatische daadlengte afstelling moet het draadhuis op de grond worden gedrukt, waardoor de voorraadspoel(en) kan worden afgewikkeld. Is de afgewikkelde draadlengte onvoldoende dan moet de handeling herhaald worden. In de praktijk noemen we dit Tap&Go draadkoppen.

 

Bij het laatstgenoemde (meest voorkomende) systeem moet de draadlengte volledig in handkracht worden afgesteld door de voorraadspoel te ontkoppelen en de gewenste draadhoeveelheid af te wikkelen.

 

3.2.1 Afstellen van de draadlengte


Tijdens het werk zal de draad als gevolg van slijtage korter worden. De wijze waarop het draad op de juiste lengte gebracht wordt, hangt af van het type draadmaaikop, te weten:

  • Automatische afstelling;
  • Semi-automatische afstelling;
  • Handafstelling.

 

Bij de automatische draadlengte afstelling kan, afhankelijk van de gewenste draadlengte, een veer in het draadhuis zodanig worden ingesteld dat deze door de middelpuntvliegende kracht de draad op de gewenste lengte houdt.

 

Bij een semi-automatische daadlengte afstelling moet het draadhuis op de grond worden gedrukt, waardoor de voorraadspoel(en) kan worden afgewikkeld. Is de afgewikkelde draadlengte onvoldoende dan moet de handeling herhaald worden.

Bij het laatstgenoemde (meest voorkomende) systeem moet de draadlengte volledig in handkracht worden afgesteld door de voorraadspoel te ontkoppelen en de gewenste draadhoeveelheid af te wikkelen.

 

Video 10: Aanbrengen van draad

3.3 Onderhoud Slagmessen


De snijkanten moeten met een platte vijl onder een hoek van 30 graden worden gevijld (zie afb. 16).

 

De tophoek van de mesvleugel moet 60 graden bedragen. 

Om onbalans te voorkomen moeten de tophoeken gelijk zijn en de mesvleugels moeten een gelijke lengte hebben. De lengte van de mesvleugel wordt gemeten van de rand van het asgat tot de punt van de mesvleugel.

Afbeelding 16. Fout: Slijpen van de messen met de grove kant
Afbeelding 16. Fout: Slijpen van de messen met de grove kant
Afbeelding 17. De juiste vijlmethode: met de fijne kant
Afbeelding 17. De juiste vijlmethode: met de fijne kant

3.3.1 Onderhoud van beitelbetande zaagbladen


Ter verkrijging van een goede zaagprestatie dient er veel aandacht besteed te worden aan het zaagbladonderhoud. Gelet dient te worden op:

  • Gebruik van juiste slijpgereedschappen en hulpmiddelen;
  • Slijphoeken;
  • Beiteltandlengte;
  • De zetting van de tanden;
  • Indien aanwezig, een juiste dieptestellerhoogte.

Het slijpen van een cirkelzaagblad kan zowel gemonteerd (aan de maaikop) als gedemonteerd worden uitgevoerd. Bot geworden beiteltanden kunnen tijdens het werk, zonder het blad te demonteren door middel van enkele vijlstreken worden gescherpt (zie video. 11).


Video 11: Onderhoud van beitelbetande zaagbladen

3.3.2 Slijpgereedschap en hulpmiddelen


Voor het zaagbladenonderhoud kunnen de navolgende gereedschappen worden gebruikt:

 

Vijl en vijlhouder

De beiteltanden worden gevijld met behulp van een ronde vijl eventuee in combinatie met een vijlhouder.

 

Zetijzer

Met behulp van het zetijzer kunnen de tanden van het zaagblad weer in de juiste hoek worden gezet. Let hierbij op dat de ruimte die het zaagblad maakt groot genoeg is, zodat het zaagblad niet vastslaat.

Afbeelding 18: Vijl met vijlhouder
Afbeelding 18: Vijl met vijlhouder

3.3.3 Slijphoeken


Om een goede zaagprestatie te verkrijgen dienen de beiteltanden de juiste snij- (slijp)hoeken te hebben:

  • Snijhoek A: 15 graden;
  • Snijhoek B: 90 graden.

 

Het bovenaanzicht (snijhoek A) van de beiteltand moet een hoek van 15 graden hebben.

Snijhoek A
Snijhoek A

 

Het zijaanzicht (snijhoek B) van de beiteltand moet recht zijn, dat wil zeggen de voorzijde van de beitel moet samenvallen met de straal van het zaagblad.

 

Snijhoek B
Snijhoek B

Een te scherpe (vooroverhangende) beiteltand heeft een dun (zwak) scherp dat snel bot wordt. Daarnaast heeft een vooroverhangende beiteltand de neiging vast te slaan in het hout, waardoor het zagen bemoeilijkt wordt.

Een achteroverhangende beitel zal onvoldoende in het hout dringen waardoor de zaagprestatie zal afnemen. Voor het gemiddelde werk wordt een slijphoek A van 15 graden geadviseerd.

3.3.4 Beiteltandlengte


Ten einde het scherp op dezelfde cirkelvormige hoogte te hebben dienen de beitels even lang te zijn. Als gevolg van het schuin naar achteren lopen van de beitelbovenkant ontstaat bij onregelmatige beiteltandlengte een variatie in beitelhoogte. Tevens raakt het blad bij ongelijke beiteltandlengte in onbalans, waardoor het onnodig gaat trillen.

3.3.5 Blad met dieptestellers

Afbeelding 20: Cirkelzaagblad met dieptestellers
Afbeelding 20: Cirkelzaagblad met dieptestellers


Dit is een cirkelzaagblad met tussen de beiteltanden de zogenaamde dieptestellers. Het hoogteverschil tussen bovenkant dieptesteller en bovenkant beiteltand bepaalt de mate waarin de beitel in het hout dringt (dieptestelling).


 

3.3.6 Werkwijze bij het slijpen en zetten


Vijl de beiteltand met de zetting mee en houd de vijl(houder) van bovenaf gezien onder een hoek van 15 graden.

Laat de geleider van de vijlhouder op de bovenkant van de beiteltand rusten. Bij gebruikmaking van een juiste vijldiameter, in de bijbehorende vijlhouder, krijgt snijhoek B de juiste hoek.

Het zetten gebeurt met het zetijzer. Het zetijzer wordt over de beiteltand geplaatst, waarna deze eenvoudig naar buiten kan worden gebogen (gezet).

Zetten van het blad
Zetten van het blad met het zetijzer.

 

3.3.7 De zetting


Om het zaagblad met een minimum aan wrijving door het hout te laten gaan dient de zaagsnede breder te zijn dan de dikte van het zaagblad. Dit wordt verkregen door de tanden om en om naar buiten te buigen (zie afbeelding 20). De zogenaamde zetting.

 

Voor het opnieuw zetten van de beiteltanden kan het blad beter gedemonteerd worden en in een bladklem geplaatst worden.

 

  • Zoek de kortste (of meeste beschadigde) beiteltand, scherp deze en vijl de overige beiteltanden op dezelfde lengte. Hierdoor behoudt het zaagblad een gelijke beiteltandhoogte en een goede balans.
  • De tanden dienen een gelijke zetting van 1 mm. te hebben. Deze zetting dient regelmatig gecontroleerd te worden met een zetmal.

 

Indien nodig dienen de tanden met behulp van het zetijzer op de juiste manier te worden gebogen.

N.B. Er zijn zetijzers in de handel die tevens een voorziening hebben (zetmal) waarmee de zetting kan worden gecontroleerd.

 

Gezet blad
Cirkelzaagblad met zetting.

 

4. Veiligheid

4.1 Veiligheidseisen bij het werken met de bosmaaier


Zoals de meeste gemechaniseerde handgereedschappen, brengt ook de bosmaaier gevaren met zich mee. Het is daarom ook van het grootste belang de gevaren te onderkennen en (indien mogelijk) maatregelen te treffen om de kans op ongelukken zo klein mogelijk te maken. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan:

  • De aan de bosmaaier en het draagstel te stellen veiligheidseisen;
  • Persoonlijke beschermingsmiddelen;
  • Een juist onderhoud;
  • Een juiste werktechniek.

 

De aan de bosmaaier te stellen veiligheidseisen

De risico’s die het werken met de bosmaaier met zich mee kan brengen kunnen aanzienlijk worden verminderd door de navolgende technische veiligheidseisen te stellen:

  • Antivibratie rubbers
  • Maai- en zaagbescherming
  • Verstelbare ophangvoorziening
  • Verstelbare stuurboom
  • Voldoende lange maaiboom
  • Membraancarburateur
  • Uitlaatbescherming
  • Goed verstelbaar draagstel
  • Terugverende gashendel
  • Stopknop onder handbereik

4.2 Te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen

Zorg voor persoonlijke beschermingsmiddelen waar goed mee gewerkt kan worden. Deze persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen bij ongevallen letsel voorkomen of de ernst ervan beperken. Hieronder wordt beschreven welke PBM's verplicht zijn danwel aanbevolen worden bij het werken met de bosmaaier.

  • veiligheidsschoenen met goede grip;
  • soepel zittende werkhandschoenen, bij voorkeur van leer;
  • een veiligheidsbril eventueel in combinatie met een gelaatscherm;
  • gehoorbescherming bij voorkeur in combinatie met aangemeten otoplastieken;
  • signaalkleding als je gezien moet worden
  • beenbescherming d.m.v. stevige werkkleding of een veiligheidsbroek

Zorg indien van toepassing voor:

  • regenkleding, die soepel zit
  • stofmasker

Het woord persoonlijk geeft al aan dat deze op 1 persoon zijn afgestemd. Het rouleren met PBM's is dan ook niet toegestaan. Zitten persoonlijke beschermingsmiddelen niet comfortabel, zijn ze verouderd of defect, dan bespreek je dit met je leidinggevende.

 

 

 

 

4.2.1 Helm

Wanneer er bosverzorgingswerk gedaan moet worden, waarbij struiken en bomen verwijderd moeten worden van 3 meter of hoger, moet er een door de arbeidsinspectie goedgekeurde veiligheidshelm gedragen worden. Controleer alvorens je gaat beginnen altijd het keurmerk in de helm. Ga na of de helm nog binnen de aangegeven datum valt.

Keurmerk helm

 

4.2.2 Gehoorbescherming

Binnen de Arbowet is geregeld dat bij iedere werkzaamheid het lawaai zo laag mogelijk gehouden moet worden. Je dient hier te beginnen bij de bron en moet dus de juiste machine kiezen voor het juiste werk. In de Arbowet wordt gesproken van lawaai wanneer je  op 1 meter afstand van de geluidsbron geen normaal gesprek kunt voeren.

Als standaard wordt aangenomen dat het geluid beneden de 80 dB(A) moet blijven om gehoorbeschadiging op lange termijn te voorkomen. Wanneer het geluid tussen de 80 - 85 dB(A) ligt dan wordt gehoorbescherming aangeraden. Het geluid van de bosmaaier is ruimschoots boven de 85 dB(A) en volgens de Arbowet is dan gehoorbescherming ook verplicht.

Gehoorbescherming verplicht

Vaak wordt bij het werken met de bosmaaier een combinatie van gehoorbescherming en een gelaatscherm gedragen, waarbij het gelaatscherm uit plexiglas kan bestaan of uit fijnmazig gaas. 

 

Gehoorbescherming met gelaatsscherm en veiligheidsbril geïntregreerd.
Gehoorbescherming met gelaatsscherm en veiligheidsbril geïntregreerd.

4.2.3 Oogbescherming

Verwondingen van de ogen door splinters, zaagsel, takjes of stof kunnen makkelijk voorkomen worden door het dragen van een veiligheidsbril. Eventueel kan men gebruik maken van een veiligheidszonnebril. 

Veiligheids zonnebril

 

4.2.4 Handschoenen

Tijdens het werken met de bosmaaier is het verplicht om werkhandschoenen te dragen. Deze handschoenen moeten dun en soepel zijn en moeten goed passen. De pasvorm is belangrijk om zoveel mogelijk gevoel in de handen te behouden en zo vrij mogelijk te kunnen bewegen. Bij voorkeur zijn deze uitgevoerd in zacht leer. 

De handschoenen vangen de resttrillingen op en beschermen de handen tegen lichte verwondingen.

Soepele werkhandschoenen
Soepele werkhandschoenen

4.2.5 Veiligheidsbroek


De veiligheidsbroek die bij het motorzaagwerk verplicht is, wordt bij het werken met de bosmaaier aanbevolen. Deze beschermt de benen tegen zwiepende takken, wegspringende steentjes, e.d. De beenvlakken zijn over het algemeen waterdicht voor het werken in lang nat gras. Vaak voorzien van reflectiestrepen voor veilig werken langs de weg.

Bosmaaierbroek

 

4.2.6 Schoeisel


Tijdens het werken met een bosmaaier moet goedgekeurd veiligheidsschoeisel (laarzen of schoenen) worden gedragen. Dit schoeisel moet voorzien zijn van een stalen neus, ter bescherming van de tenen en een goede profielzool om uitglijden te voorkomen. Het schoeisel moet goed aangesloten zitten. Bij schoenen mogen geen lussen en vetereinden los hangen en ze moeten van een hoog model zijn.

Veiligheidsschoenen
Veiligheidsschoen

4.3 Samenvatting veiligheidsinstructie

 

  • Draag beenkappen en veiligheidsschoenen in verband met het ronddraaiende koord of mes.
  • Draag gelaatsbescherming in verband met de mogelijk rondvliegende deeltjes.
  • Draag gehoorbescherming vanwege het hoge geluidsniveau.
  • Bij reparatie en inspectie altijd eerst de maaier uitschakelen.
  • Controleer vooraf het te maaien deel op losliggende draden e.d.
  • Zorg dat andere personen op ruime afstand blijven.
  • Bij het vullen van de brandstoftank is het verboden te roken.
     

Video 12: Veiligheidseisen bij het werken met een bosmaaier

5. Informatie

Dit arrangement is tot stand gekomen door de samenwerking van Dolmar (Makita Nederland BV) en docenten van diverse groenopleiding VMBO/MBO en passend onderwijs.

Wij bedanken met name het Prinsentuin College te Breda voor het beschikbaar maken van docent Geert-Jan van der Veeken die de acteur is in alle filmpjes.

Natuurlijk bedanken we verder ook iedereen die materiaal heeft aangedragen om te komen tot dit arrangement.

Voor vragen/opmerkingen kunt u een mail sturen naar:

A. Peeters
Makita Nederland BV
a.peeters@makita.nl

 

Kijk ook naar onze verdere arrangementen:

- Leereenheid motorkettingzagen      (beschikbaar oktober 2015)

- Leereenheid heggenscharen           (beschikbaar eind 2015)

DOLMAR.NL
Dolmar professioneel gereedschap voor de groensector

AGROARRBO
ARBO informatie voor de groene sector

Toets: Toets leereenheid bosmaaier

Start