Smaaklessen Inspiratieboek Onderbouw

Aan de slag!

Hoe wordt sinaasappelsap gemaakt? Smaakt een biologische appel anders dan een gewone? Waarom is een volkorenboterham gezonder dan een witte? En wie durft rode appelmoes te proeven?

Smaaklessen is hét lesprogramma over voeding voor groep 1 tot en met 8 van de basisschool. Ervaren en beleven staan centraal. Door te proeven, ruiken, horen, voelen en kijken verkennen kinderen hun eten. Hiermee leren kinderen op jonge leeftijd gezonde en bewuste voedingskeuzes te maken.

U bevindt zich in het Inspiratieboek van Smaaklessen. Hierin vindt u allerlei concrete lesideeën die u naast de gewone Smaaklessen kunt gebruiken. Wilt u eerst de gewone Smaaklessen uitvoeren? Ga dan naar de lerarenhandleidingen.

Het inspiratieboek is opgedeeld in verschillende thema’s die te maken hebben met eten: smaak, voeding en gezondheid, eetgewoonten en cultuur, voedselbereiding, voedselproductie en productgroepen.

Hoe werkt het?

  1. Op deze pagina vindt u alle Inspiratieboek lessuggesties voor de onderbouw. (Klik hier voor de middenbouw of de bovenbouw)
  2. Klik op één van de thema’s in het linkermenu. Dit thema wordt nu uitgeklapt.
  3. U ziet een overzicht van alle lesactiviteiten die bij dit thema horen. In de naam van de lesactiviteit, ziet u direct met wat voor soort activiteit u te maken heeft (bijvoorbeeld: proeven, experimenteren, bewegen, knutselen).
  4. Klik op één van de activiteiten. U ziet nu een volledige beschrijving van de activiteit.
  5. Onderaan de lesactiviteit ziet u bij welke gewone Smaakles u hierbij kunt uitvoeren. Ga dus eventueel ook aan de slag met de bijbehorende Smaakles.
  6. U kunt er ook voor kiezen om te zoeken  in alle inspiratieboek suggesties. Typ dan uw trefwoorden in.

Zoeken

Doorzoek het hele aanbod van Smaaklessen. Zoek bijvoorbeeld op trefwoorden als 'aardappel', 'brood' of 'smaak'.

 

Consumentenaspecten

Wat kun je in de winkel kopen? Wat staat er precies op een etiket? Waar let je op als je boodschappen doet? En als je iets hebt gekocht, hoe zorg je dan thuis dat het ook goed blijft? Hoe voorkom je dat je eten verspilt? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Consumentenaspecten.

 

Bewegen: De winkel op de hoek

Leskenmerken
Activiteiten Bewegen, knutselen, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen oefenen welke producten te verkrijgen zijn bij de slager, bakker, groenteboer en melkboer.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • ruimte: speelzaal
  • 4 grote vellen
  • supermarktkrantjes
  • tekengerei

 

Uitvoering

Het volgende spel laat de kinderen spelenderwijs oefenen met welke producten waar te krijgen zijn.

Verdeel de kinderen over vier hoeken van de speelzaal. Iedere hoek staat voor een winkel: slager, bakker, groenteboer en melkboer. De kinderen moeten goed onthouden of ze ‘slagers’ zijn, of ‘bakkers’, enz. U roept steeds een voedingsmiddel. Als de kinderen herkennen dat het product bij hen gekocht kan worden rennen ze, met de klok mee, alle hoeken langs totdat ze weer bij hun oorspronkelijke hoek uitkomen. Voorbeelden van voedingsmiddelen om te roepen zijn krop sla, ham, broodjes, citroen, volle melk, kwark, shoarmavlees, boter, stokbrood, rundvlees, rode bieten en volkorenbrood. Als het goed gaat, kunt u er wat tempo in brengen en voedingsmiddelen roepen terwijl er nog kinderen lopen. Ook is het leuk om dan af en toe iets te roepen dat bij geen van hen gekocht kan worden, zoals ‘fietsband’ of ‘lippenstift’.

Hang vervolgens de vier grote vellen op in de klas met een plaatje of tekening van een bakker, groenteman, melkboer en slager. Laat de kinderen producten die bij deze winkels te koop zijn op de vellen tekenen of plakken.

 

Experiment: Handen wassen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen worden zich bewust van hygiëne bij het omgaan met voedsel.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • potlood
  • pritt-stift
  • glitter
  • papieren handdoekje
  • twee geschilde aardappelen
  • twee bordjes
  • zeep
  • schone handdoeken
  • grote poster
  • tekengerei

 

Voorbereiding
Smeer een potlood in met lijm van een pritt-stift. Rol het potlood in glitteren laat hem dan drogen.

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over het belang van hygiëne bij het omgaan met voedsel. Wat is belangrijk voordat je gaat eten of eten gaat maken? Allereerst handen wassen!

Vraag de kinderen of ze weten waarom er altijd wordt gezegd dat je je handen moet wassen voordat je met eten omgaat. (Bacteriën en virussen kunnen je ziek maken. Ze zijn microscopisch klein, dus ook al lijken je handen schoon, je handen zitten er vol mee.) Laat nu het glitter-potlood rondgaan. Vraag ieder kind het potlood aan het kind naast hem te geven, totdat iedereen het heeft aangeraakt. Vraag de kinderen wat er gebeurd is met de glitter op het potlood. (Een klein beetje glitter gaf af op ieders handen.) Vraag de kinderen zich voor te stellen dat ieder glittertje een bacterie is. Vraag: ‘Zie je hoe makkelijk bacteriën zich kunnen verspreiden?’  Dit kan voorkomen worden door je handen te wassen, bijvoorbeeld nadat je op het toilet bent geweest, en zeker als je omgaat met voedsel!

Een leuk proefje om te zien of we schone of vieze handen hebben is het volgende:
Toon de kinderen twee geschilde aardappelen. Droog de aardappelen goed af en geef de eerste aardappel door, zodat alle kinderen hem hebben aangeraakt. Leg deze aardappel op een bordje en leg er een briefje bij: ‘ongewassen handen’. Laat vervolgens de kinderen allemaal hun handen wassen met zeep. Laat dan de tweede aardappel rondgaan. Leg daar ook een briefje bij: ‘gewassen handen’. Vraag de kinderen de aardappelen elke dag te bekijken en te vergelijken. Na een week zal de groei van bacteriën op de aardappel die betast is met ongewassen handen groter zijn dan op de andere!

Wat gebruik je bij het proeven? Je moet altijd schone messen, vorken en lepels gebruiken. Om alles goed schoon te kunnen houden gebruik je een schoon vaatdoekje en een schone theedoek. Wat mag wel en wat mag niet bij het proeven? Je mag niet met je vingers of met een vieze lepel in de schaaltjes en de proefbakjes. Gebruik altijd twee lepels: één algemene lepel om iets op jouw lepel te scheppen. Je proeft alleen met jouw lepel.

 

Aansluitende Smaaklessen
Groep 1-2

6. Gezond winkelen

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Film: Bakker spelen

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren wat je bij de bakker kunt kopen en wat een bakker allemaal doet.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wie van hen er wel eens bij de bakker is geweest. Wat hebben ze daar gekocht? Wat verkoopt de bakker allemaal? Hebben de kinderen zelf wel eens brood gebakken?

Bekijk daarna het volgende SchoolTV filmpje van Flip de beer. In dit filmpje (2.52 min) speelt Flip de Beer bakkertje in de poppenhoek.

 

Film: Moffel en Piertje doen boodschappen

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken wat er allemaal komt kijken bij boodschappen doen.
Duur 5 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen waar je allemaal aan moet denken als je boodschappen gaat doen (bijvoorbeeld: een boodschappenlijstje, een karretje, een portemonnee, een boodschappentas.)

Bekijk vervolgens het volgende School TV filmpje van Moffel en Piertje. In dit filmpje (3.45 minuut) gaan Moffel en Piertje boodschappen doen:

 

Taal: Rijmpje

Leskenmerken
Activiteiten Zingen/rijmpje opzeggen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over welke producten je waar koopt.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering

Leer het volgende rijmpje aan en laat een kind steeds een andere voedingsmiddel invullen. Kan de rest van de groep antwoord geven?

Broodjes koop ik bij de bakker
Groente bij de groenteman
Maar wie o wie kan mij vertellen
Waar ik …. kopen kan?
(rijmpje van: Eric van Os)

Speel ook een alternatieve versie van het bekende spel ‘Ik ga op reis en ik neem mee...’.  Zeg: ‘Ik ga naar de … (bijvoorbeeld: groentewinkel) en ik koop…. (bijvoorbeeld: sla)’.

 

Taal: Tierelierelier

Leskenmerken
Activiteiten Zingen/rijmpje opzeggen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen spelen winkelier en klant en oefenen zo boodschappen doen.
Duur 20 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wat een winkelier voor dingen kan zeggen tegen de klant. En wat voor dingen kan een klant tegen de winkelier zeggen?
Zing dan met de kinderen het lied ‘Tierelierelier’. 
N.B. Het ouderwetse woord ‘kruidenier’ in de tekst is vervangen door ‘winkelier’.

Tierelierelier wat ga je kopen,
Tierelierelier bij de winkelier.
Één pond suiker, één pond meel
En een busje met kaneel.
Tierelierelier, tierelierelier.
Goedemorgen winkelier!

Tierelierelier wat ga je kopen,
Tierelierelier bij de winkelier.
Één pond bonen, één pond zeep
En een chocoladereep.
Tierelierelier, tierelierelier.
Goedemorgen winkelier!

Als de kinderen het liedje kennen kunnen ze het al zingend uitspelen. De klas zingt dan de eerste 2 regels: Tierelierelier wat ga je kopen, Tierelierelier bij de winkelier. De ‘klant’ zingt dan alleen regel 3 en 4: Eén pond suiker, één pond meel en een busje met kaneel. Dan zingt de klas weer regel 5: Tierelierelier, tierelierelier. En de ‘klant’ regel 6: Goedemorgen winkelier! Het kind dat de winkelier speelt geeft zogenaamd de boodschappen aan.

 

Werken in hoeken: Winkelhoek

Leskenmerken
Activiteiten Werken in hoeken, groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen denken na over wat je kunt kopen in de winkels in de buurt en speelwerken hierover.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • foto’s van de winkels in de buurt

 

Uitvoering

Maak foto’s van de plaatselijke (voedings)winkels (of zet ze op een video). Praat met de kinderen met behulp van deze foto’s over deze winkels in de buurt: Gaan ze daar wel eens boodschappen doen? Wat kun je daar kopen? Wat kopen zij daar? Wat kun je daar niet krijgen?
U kunt de kinderen (b.v. met behulp van een stagiaire of ouder) ook zelf op pad sturen om foto’s in de omgeving te maken.

Maak een speciale winkelhoek in de klas. In de hoek komt een tafel met een (speelgoed) kassa en een kast met daarin winkelspullen ((plastic) groenten en fruit en lege voedselverpakkingen). De kinderen kunnen lekker winkeltje spelen als ze kiezen voor deze hoek.

 

Eetgewoonten en cultuur

Eet iedereen hetzelfde bij het ontbijt? Waarom eten mensen in Azië met stokjes? Waarom eten mensen sprinkhanen? Wat is Koosjer eten? En hoe komt het dat mensen in andere landen zoveel sambal door hun eten kunnen doen zonder dat hun mond in brand staat? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Eetgewoonten en cultuur.

 

Bewegen: Lopen met een blokje

Leskenmerken
Activiteiten Bewegen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over hoe je omgaat met verschillende verpakkingen van voedingsmiddelen.
Duur 10 minuten

 

Benodigdheden
  • blokken
  • speelzaal

 

Uitvoering

Met dit fantasiespel denken de kinderen na over de bijzondere eigenschappen van diverse voedingsmiddelen.

Geef ieder kind een blokje. Vertel de kinderen dat dit blokje steeds verandert in iets anders! Vraag de kinderen net te doen of hun blokje een doos eieren is. Hoe loop je met eieren in je hand? Heel voorzichtig! Laat de kinderen nu door de zaal lopen met hun blokje. Dan gaat het blokje weer veranderen, bijvoorbeeld in een glas melk…. Je blokje is nu een glas melk. Pas op, anders knoei je met de melk! Ineens is het een cake geworden… Knijp de cake niet fijn! Maar hoe kan dat? Nu is het alweer een ijsje! Lekker! Maar pas op, het smelt! Oh nee, nu is het een pakje boter. Glijdt het bijna uit je handen? Dan is het een pak rijst, hoor je hoe het rammelt als je het schudt? Alweer veranderd… Het is een pak koekjes… Laat ze niet vallen want anders krijg je kruimels! Daarna verandert het gelukkig weer in een blokje.

 

Film: Surinaams koken

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren iets over de Surinaamse keuken.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering
Vraag de kinderen of ze Surinaams eten kennen. Bekijk vervolgens het volgende filmpje van Flip de Beer. Flip de Beer gaat in dit filmpje van School TV (2.17 minuut) samen met twee kinderen Surinaams koken. Samen snijden zij de kousenband, tomaten en bakbananen. Daarna gaan ze samen met de tante de ingrediënten bakken. Als ze klaar zijn smullen ze van de heerlijke maaltijd!

 

Koken: Muntthee maken (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film, koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen proeven echte muntthee.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • 25 gram verse muntblaadjes
  • 4 eetlepels suiker
  • 1 liter kokend water

 

Uitvoering

Vertel de kinderen dat Marokkanen echte theeleuten zijn! Voor gasten wordt groene thee met munt op een speciale manier gezet. Laat zien hoe dat gaat in het volgende School TV filmpje (1.46 minuut)

 

Maak daarna met de kinderen muntthee zoals ze dat in Marokko doen: Doe 25 gram verse muntblaadjes en 4 eetlepels suiker in een grote theepot van 1 liter. (Wijs erop dat je beter niet zoveel suiker kunt nemen. Dat is niet zo gezond.) Giet er vanaf een hoogte 1 liter kokend water over. Laat de thee met een deksel op de pot circa 4 minuten trekken. Schenk de thee in glazen en zet in elk glas een takje verse munt. 

Opmerking: In Marokko wordt deze thee traditioneel in glazen geserveerd met een vers takje munt in elk glas.
Geniet van de thee samen en vraag ze daarna wat ze van de smaak vinden.

Smaak

Wat is Smaak? Wat zijn de hoofdsmaken? Hoe moet je proeven? Welke zintuigen heb je? Smaken blauwe pannenkoeken anders dan gewone? Durf je nieuwe soorten eten te proeven? Hoe komt het dat je eten soms eerst niet lekker vindt, maar na een aantal keer proeven wel? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Smaak.

 

Bewegen: Kleurtikkertje

Leskenmerken
Activiteiten Bewegen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen bedenken voedingsmiddelen met een bepaalde kleur.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering

Speel het volgende spel in de speelzaal, waarbij de kinderen voedingsmiddelen moeten bedenken met een bepaalde kleur.

Kies een tikker. De tikker roept een kleur. Als de tikker een kind wil tikken maar dit kind roept op tijd een voedingsmiddel met de geroepen kleur dan blijft het kind vrij. De tikker mag op uw teken (bijvoorbeeld iedere twee minuten een belletje) steeds een andere kleur kiezen.

 

Bewegen: Smaakspelletjes in de speelzaal

Leskenmerken
Activiteiten Bewegen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over wat zij lekker vinden smaken.
Duur Spel 1: 10 minuten, spel 2: 10 minuten

 

Benodigdheden
  • ruimte: speelzaal
  • hoepels

 

Uitvoering

Speel de volgende twee spelletjes met de kinderen in de speelzaal. Beide spelletjes hebben tot doel dat de kinderen nadenken over wat ze lekker vinden smaken (en wat niet). 

Winkelwagentikkertje
Bij dit spel geven de kinderen aan wat zij lekker vinden. U bent de grote winkelwagen die probeert zoveel mogelijk kinderen te pakken. Als kinderen, voordat ze aangetikt worden, iets roepen dat ze lekker vinden, zijn ze vrij. Anders veranderen ze ook in een winkelwagen en proberen ze nog meer kinderen te pakken.

In of uit de hoepel
In dit spel in de speelzaal denken de kinderen na over wat zij zelf lekker vinden en wat niet. De kinderen zullen zien dat dit per kind kan verschillen. Vraag de kinderen ieder in een hoepel te gaan staan die op de grond ligt. Nu gaan ze lopen door de zaal. Noem allerlei voedingsmiddelen. Denk bijvoorbeeld aan: spuitjes, sinaasappel, pizza, rijst, kip, melk, andijvie, appel, ananas, pap, leverworst, koffie, zuurkool, pruim, spaghetti, biefstuk, cola, vis. Als de kinderen iets horen dat ze lekker vinden lopen ze gewoon verder. Als ze iets horen dat ze niet lekker vinden, hollen ze terug naar hun hoepel. Bespreek met de kinderen de producten die iedereen lekker vindt en producten die maar weinig mensen lekker vinden, maar ‘vies’ eten bestaat niet!

 

Experiment: Hoe voelt dat?

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, tweetallen
Doel De kinderen ervaren dat voedingsmiddelen verschillend kunnen aanvoelen.
Duur Ontdekhoek: 10 minuten per tweetal, nabespreking: 10 minuten

 

Benodigdheden
  • blinddoek
  • verschillende voedingsmiddelen die anders aanvoelen (zoals een tomaat (glad), een kiwi (harig), sinaasappel (ruw), pinda (bobbelig), een vis (glibberig))
  • eventueel een zandloper

 

Uitvoering

Doe verschillende voedingsmiddelen in een dichte doos en zet deze in de voelhoek neer. Verdeel de groep in tweetallen.

Laat de duo’s om beurten plaatsnemen in de voelhoek. Eén van de kinderen doet een blinddoek voor. Het andere kind kiest een voedingsmiddel en laat het ‘blinde’ kind deze voelen. De ‘blinde’ probeert te vertellen wat hij voelt. Daarna wisselt het tweetal van blinddoek en kiest het andere kind een voedingsmiddel voor het ‘blinde’ kind. Ze mogen dit 10 minuten doen. Gebruik bijvoorbeeld een zandloper om de tijd zichtbaar te maken.

Als alle kinderen in de ontdekhoek zijn geweest stalt u alle producten uit in de kring en bespreekt u hun ervaringen na. Wat voelde je allemaal? Had je snel door wat je in je handen had? Vond je het moeilijk om te voelen en te raden? Gebruikte je soms andere dingen van je lijf om je te helpen? (neus, mond) Welke dingen voelden lekker aan? Hoe voelden die aan dan? Welke dingen voelden niet lekker aan? Lust je alles dat je voelde?

 

Experiment: Planten en kruiden koppelen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, werken in hoeken
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen proberen door alleen te ruiken verse en gedroogde kruiden met elkaar te matchen.
Duur 10 minuten (per tweetal)

 

Benodigdheden
  • vier of vijf kruidenplantjes
  • vier of vijf gedroogde kruiden (dezelfde als de verse)

 

Voorbereiding
Verwijder de etiketten van de potjes met gedroogde kruiden. Zet letters op de potten van de planten en cijfers op de potjes.

 

Uitvoering

Leg de kinderen uit dat kruiden vers gekocht kunnen worden (laat een voorbeeld zien), maar ook in gedroogde vorm (strooi wat op de hand om te laten zien).

Vertel de kinderen dat ze gaan kijken hoe goed hun neus is. Ze moeten in de ontdekhoek proberen de kruidenplanten aan de juiste gedroogde potjes ervan te linken. Kunnen ze met behulp van hun neus de juiste planten met de juiste potjes verbinden? Oudere kinderen schrijven de letter en het cijfer die bij elkaar horen steeds op.
Tip: Het plantje kun je het beste ruiken door een blaadje of stengetje tussen je vingers te kneuzen (= knijpen en wrijven zodat de geur vrijkomt). Daarna kun je aan je vingers de geur goed ruiken.

Bespreek de juiste paren kruiden na. Vonden de kinderen het moeilijk? Zit er veel verschil tussen de geur van verse en de gedroogde kruiden? (de geur van gedroogde kruiden is veel zwakker)

 

Experiment: Soorten voelen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren wat onze huid allemaal kan voelen.
Duur bespreken: 15 minuten, onderzoekje: 10 minuten per tweetal

 

Benodigdheden
  • heet water en een lepel of ijsklontjes

 

Uitvoering

Bespreek met de kinderen welke soorten van voelen wij kennen. Ze mogen hierbij hun lichaam nalopen! Help hen eventueel door de volgende zinnen aan te laten vullen: Als ik een doorn voel dan doet dat… (pijn). Als ik tegen een muur leun voel ik… (druk). Als ik mijn handen boven een haardvuur houd voel ik… (hitte). Als ik een sneeuwbal maak met mijn handen voel ik… (kou).

Concludeer dat er huidsensoren zijn in onze huid die gevoelig zijn voor pijn, druk, hitte of kou. Deze bevinden zich overal in de huid, alleen zijn deze niet gelijkmatig verdeeld over ons lichaam. De vingers, lippen en tong hebben heel veel sensoren. De vingertoppen zijn erg gevoelig, omdat er zich hier veel uiteinden van zenuwen bevinden. De handpalm is relatief minder gevoelig. 

Om dit te testen laat u de kinderen een warme lepel (warm gemaakt in heet water) of een ijsblokje op verschillende plekken van hun lichaam plaatsen, maar in ieder geval op de vingertoppen, de handpalm, de bovenarm en de lippen. Waar voelen ze de warmte/de kou het beste?
We gebruiken onze ‘tastzin’ ook bij voeding: bv. om te voelen of iets nog vers is.

 

Experiment: Specerijen in de ontdekhoek (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, film, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, tweetallen, viertallen
Doel De kinderen proberen door alleen te ruiken specerijen met elkaar te matchen.
Duur 10 minuten (per groepje)

 

Benodigdheden
  • 10 potjes met specerijen  (2 x 5 potjes, bijvoorbeeld nootmuskaat, anijs, komijn, kaneel en peper)

 

Voorbereiding
Plak de potjes af zodat niet te zien is wat erin zit.

 

Uitvoering

Laat de kinderen lotto spelen met potjes met specerijen. Bij lotto moeten gelijke paren worden gemaakt.
Laat twee- of viertallen rouleren in de ontdekhoek. In deze hoek staan 2 x 5 ‘blinde’ potjes met specerijen. De kinderen proberen de potjes in de juiste paren te zetten: welke geuren zijn gelijk?

Bespreek hun ervaringen nadat iedereen geweest is. Stel vragen als:

  • Vond je het moeilijk om de tweelingpotjes bij elkaar te zetten?
  • Kon je het verschil ertussen goed ruiken?
  • Kun je eten bedenken waarin die specerijen gebruikt worden? (bijvoorbeeld nootmuskaat op de sperziebonen , muisjes van anijs, kaas met komijn, appelmoes met kaneel en vlees met peper)
  • Welke geur vond je het lekkerst?
  • En welk vond je het minst lekker? 

Bespreek tenslotte met de kinderen waar specerijen vandaan komen. Doe dit met behulp van het volgende filmpje van SchoolTV (2.12 minuut):

 

Experiment: Voeding voelen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, tweetallen
Doel De kinderen ervaren dat goed voelen veel vertelt over een voedingsmiddel.
Duur Klassikaal: 15 minuten, ontdekhoek: 10 minuten per tweetal

 

Benodigdheden
  • hapjes voedingsmiddelen met een verschillende structuur (bijvoorbeeld sinaasappelpartjes, pinda’s, stukjes beschuit, plakjes boterhamworst, klontjes boter, stukjes komkommer, blaadjes sla, stukjes tomaat of chips)
  • keukenpapier
  • eventueel een blinddoek

 

Uitvoering

Bij dit raadspel is het de bedoeling dat de kinderen door goed te voelen raden wat voor voedingsmiddel ze in hun handen hebben.

Blinddoek een kind of laat hem zijn ogen goed dichtdoen. Pak een product en leg het in de handen van het geblinddoekte kind. Laat hem hardop vertellen wat hij voelt. Laat de andere kinderen mee beleven wat het geblinddoekte kind ervaart door vragen te stellen. Stel vragen als:

  • Welke vorm heeft het? (rond, hoekig, plat, bobbelig…)
  • Is het klein of groot?
  • Is het hard of zacht?
  • Is het ruw of glad?
  • Prikt het?
  • Helpt het als je eraan ruikt?
  • Hoe raadde je wat het was?

Geef het kind daarna een stukje keukenpapier om zijn handen schoon te maken.
Herhaal dit nog enkele malen met andere kinderen. De rest van de klas kan dit zelf in tweetallen spelen in de ontdekhoek.

Bespreek de ervaringen na. Stel daarbij vragen als: Wat voelde je allemaal? Zaten er dingen bij die je nog nooit hebt gegeten? Vond je het moeilijk om te voelen en te raden? Welke dingen voelden lekker aan? Hoe voelden die dan aan? Welke dingen voelden niet lekker aan? Waarom niet?

 

Experiment: Wat kun je niet eten?

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen proberen door alleen te ruiken te raden waar het product dat geen voedingsmiddel is zich bevindt.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • 4 of 5 papieren zakjes (te verkrijgen bij de groenteboer)
  • geurende voedingsproducten om in de zakjes te doen (zoals pinda’s, kaas, cacao en juspoeder)
  • een zeepje

 

Voorbereiding
Neem een aantal papieren zakjes en doe daar eetbare, geurende dingen in. Stop in één van de zakjes iets dat niet eetbaar is, zoals een zeepje.

 

Uitvoering

Laat een kind in alle zakjes ruiken. Hij mag niet voelen of kijken! Kan het kind raden in welk zakje het niet eetbare zit? Hussel de zakjes door elkaar en speel het nog enkele keren. Tip: Dit spel kan ook daarna in een ontdekhoek worden gespeeld.

Eindig met de vraag: Hoe weet je of je iets wel of niet kunt eten? (Onze neus helpt ons herkennen of iets eetbaar is of niet.) Wat kun je nog meer doen om te weten of je iets wel of niet kunt eten?

 

Groepsgesprek: Mooi eten

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over het uiterlijk van eten.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten fruit (zoals appel, peer, banaan, mandarijn, sinaasappel, druiven, kersen)

 

Uitvoering

Houd een kringgesprek over het uiterlijk van eten. Leg hiervoor verschillende soorten fruit in de kring en bespreek de volgende vragen:

  • Wat zie je allemaal?
  • Welke vormen zie je allemaal?
  • Welke kleuren zie je?
  • Noem eens iets wat je er lekker uit vindt zien.
  • Waarom ziet dat er lekker uit?
  • Noem eens iets dat je er niet lekker uit vindt zien.
  • Waarom vind je dat er niet lekker uit zien?
  • Heb je het ook wel eens echt gegeten? Was het wel of niet lekker?

 

Groepsgesprek: Wat is lekker en wat niet?

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren dat smaak persoonlijk is.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • het bord of twee grote vellen papier

 

Uitvoering

Leid deze les in door een product te noemen dat u heel lekker vindt, maar dat een familielid van u niet lekker vindt. Raar, maar waar. Nu wilt u weten hoe dat bij de kinderen zit.

Neem twee grote vellen papier (lekker en niet lekker) en laat de kinderen producten noemen die ze lekker of juist helemaal niet lekker vinden. Zet hun naam erbij en een klein tekeningetje, of, bij kinderen die kunnen lezen, alleen het woord. Dit kan ook heel goed op een digitaal schoolbord worden gedaan.

Bespreek de posters na: Waarschijnlijk zijn er producten die zowel in het lijstje "lekker" als "niet lekker" staan. Hoe kan dat? (Niet iedereen vindt dezelfde dingen lekker. Volgens de bekende kok Pierre Wind bestaat “vies” eten trouwens niet.) Welke producten worden in de klas het meest lekker gevonden? Zijn er producten (zoals brood, groente, fruit, aardappels, melk, vlees, etc) bij om te groeien of zijn het extra's (zoals snoep, koek, chips, etc.)?

 

Knutselen: Fruit van heel dichtbij

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen bekijken fruit door een vergrootglas.
Duur 15 minuten per groepje in de kijkhoek

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten fruit (bijvoorbeeld citroen, meloen, ananas, kiwi)
  • 4 vergrootglazen
  • tekenblaadjes
  • tekengerei

 

Uitvoering

Leg verschillende soorten fruit en een aantal vergrootglazen in de kijkhoek neer.

Vertel de kinderen dat ze het fruit goed moeten bekijken en natekenen. Laat ze het fruit vervolgens met vergrootglazen van heel dichtbij bekijken en nogmaals tekenen.

Bespreek hun ervaringen als iedereen is geweest. Stel vragen als: Wat zag je onder het vergrootglas? Zagen ze ook de vezels bij de citroen? (de draadjes tussen het vruchtvlees) Deze zorgen ervoor dat je goed naar de wc kunt. Wat zag er lekker uit? Wat zag er heel anders uit?

 

Knutselen: Geuren, ruiken of stinken

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over wat ze lekker en niet lekker vinden ruiken.
Duur 25 minuten

 

Benodigdheden
  • 3 posterformaat bladen papier
  • supermarktkrantjes en oude tijdschriften

 

Voorbereiding
Hang drie A-3 vellen op in de klas. Teken op de vellen een smiley met een lachende mond, op het tweede vel een smiley die neutraal kijkt en op het derde een vies kijkende smiley.

 

Uitvoering

Laat de kinderen plaatjes van voedingsmiddelen uit oude tijdschriften en reclamefolders knippen. Laat ze de voedingsmiddelen indelen in producten die ze heel lekker vinden ruiken (geuren), producten die neutraal ruiken en producten die ze vinden stinken. Ze plakken deze producten dan op het goede vel.

Bespreek daarna met de kinderen hun ervaringen. Zijn  er producten die op meerdere vellen zijn geplakt?  Zijn er ook producten die niet lekker ruiken maar wel lekker smaken? En andersom?

 

Knutselen: Kleurplaten

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen, werken in hoeken
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen oefenen de namen en kleuren van verschillende soorten groente en fruit.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • kleurplaten van groente en fruit

 

Voorbereiding
Draai allerlei kleurplaten uit van het internet van groenten en fruit. Bijvoorbeeld van een sinaasappel, blije bloemkool of vrolijke krop sla.

 

Uitvoering
Laat de kinderen de kleurplaten in de juiste kleuren kleuren en de namen erbij schrijven of stempelen.

 

Knutselen: Lekkere kleuren

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen denken na over de kleuren van eten.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • tekenpapier
  • tekengerei
  • verschillende kleuren grote vellen papier (zoals rood, geel, oranje, groen en paars)
  • tekengerei en/of supermarktkrantjes (of printer)

 

Uitvoering

Vraag de kinderen welke kleuren zij het mooist vinden. Kennen ze voedingsmiddelen die deze kleur hebben? Zijn die kleuren ook (meestal) lekker? Zijn er ook kleuren die ze niet mooi vinden, maar wel vaak lekker?

Laat de kinderen vervolgens een kleur kiezen die ze heel mooi vinden en eten (en drinken) tekenen in die kleur. Vinden ze dat eten ook allemaal lekker?

Hang grote vellen papier op in de klas met verschillende kleuren. Laat de kinderen de voedingsmiddelen die ze hebben getekend op het juiste vel plakken. Ze kunnen ook nog plaatjes uit tijdschriften knippen of printen van de computer en deze op de vellen plakken.

 

Knutselen: Smaken plakken

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over de smaak van voedingsmiddelen die ze eten.
Duur Iedere dag 10 minuten

 

Benodigdheden
  • 4 grote vellen papier
  • supermarktkrantjes of plaatjes van internet (deze zoeken de kinderen zelf)

 

Voorbereiding
Hang vier grote vellen papier op. Schrijf op ieder vel een smaak: zout, zoet, zuur of bitter. (Plak voor kleuters in elk vak een dergelijk product als herkenning.) 

 

Uitvoering

Laat de kinderen in de komende weken steeds plaatjes van producten op het juiste vel plakken. Het leukst is het als u hen vraagt alleen plaatjes te plakken van producten die ze thuis hebben gegeten de vorige dag.

In de loop van het smaakproject worden er zo telkens nieuwe producten in de verschillende vakken geplakt of getekend. Door deze vellen in de klas op te hangen worden de kinderen telkens met de smaken geconfronteerd.

 

Knutselen: Yoghurtspinnen

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen ontdekken dat eten dat er mooi uit ziet invloed heeft op onze eetlust.
Duur Kring: 15 minuten, eethoek: 15 minuten per groepje

 

Benodigdheden
  • yoghurt
  • plat bord
  • rode toetjessaus (zoals Hero Tova aardbeien)
  • satéprikkers
  • dessertbordjes
  • lepels

 

Voorbereiding
Giet yoghurt op een plat bord en zorg dat de bovenkant helemaal glad is. Teken met rode toetjessaus een spiraal over de yoghurt (van buiten naar binnen). Trek vervolgens met een satéprikker lijntjes door de cirkels, beurtelings van de buitenzijde naar de kern van het oppervlak en dan weer andersom. Nu is er een kunstige spinnenweb ontstaan.

 

Uitvoering

Laat het opgemaakte bordje met yoghurt en rode saus aan de kinderen zien. Ziet dat er lekker uit? Waar is het van gemaakt, denk je? (Yoghurt en rode saus) Vraag de kinderen of ze kunnen bedenken hoe u het gemaakt heeft. Geef eventueel wat hints: een satéprikker, toetjessaus… Laat de kinderen daarna zien hoe u het gedaan heeft door het nog een keer voor te doen. Vertel de kinderen dat ze in de eethoek allemaal straks een ‘yoghurtspin’ met yoghurt (of vla) met rode saus mogen maken.

Bespreek met de kinderen dat eten dat er mooi uitziet invloed heeft op onze eetlust. In elk geval zijn we eerder geneigd om (meer) te gaan eten als iets er ook smakelijk uitziet. 

 

Proeven: Broodbeleg in de ontdekhoek

Leskenmerken
Activiteiten Proeven, werken in hoeken
Werkvorm Tweetallen, viertallen
Doel De kinderen oefenen gericht te proeven.
Duur 15 minuten per groepje

 

Benodigdheden
  • verschillende potten met beleg, zoals pindakaas, jam, hagelslag, smeerkaas
  • blinddoek
  • proeflepeltjes

 

Uitvoering

Laat steeds twee- of viertallen rouleren in de ontdekhoek. In deze hoek staan potjes met beleg. Een kind krijgt een blinddoek voor (of doet de ogen dicht) en wordt door een ander kind uit één van de potjes gevoerd (met een schone lepel!). Het geblinddoekte kind moet raden wat voor beleg het heeft geproefd. Daarna ruilen ze van rol.  

Bespreek hun ervaringen nadat iedereen geweest is. Stel vragen als:
Heb je de soorten broodbeleg goed geraden?
Heb je broodbeleg gegeten dat je nog nooit eerder hebt geproefd? Hoe smaakte dat?
Kon je het verschil tussen de soorten broodbeleg goed proeven?
Hoe voelde iedere soort broodbeleg in de mond? (glad, korrelig, plakkerig enz.)
Welk broodbeleg vond je het lekkerst? Waarom?
En welke vond je het minst lekker? (Het is hier belangrijk om ruimte te geven aan hun eigen smaaksensaties (niet zo lekker/lekker))

 

Proeven: De blinde tong

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen testen hoe goed hun tong kan proeven.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • verschillende producten met diverse structuren en smaken (zoals plakjes banaan, stukjes beschuit, plakjes gekookt ei, plakjes rauwe wortel, stukjes brood, dropjes, druiven)
  • blinddoek

 

Voorbereiding
Zet verschillende producten klaar zoals plakjes banaan, stukjes beschuit, plakjes gekookt ei, plakjes rauwe wortel, stukjes brood, dropjes, druiven.

 

Uitvoering

We gebruiken onze tong om te proeven. Vertel de kinderen dat ze gaan ontdekken hoe goed hun tong is in proeven. Blinddoek om beurten een kind in de kring, of laat ze hun ogen sluiten. Geef het geblinddoekte kind een hapje van één van de producten. Door goed te proeven probeert het kind te raden welkvoedingsmiddel hij of zij proeft. Hoe smaakt het? Hoe ruikt het?  Maakt het geluid als je er op kauwt? Vinden ze het lekker? Hoe voelt het in de mond?

 

Proeven: Hoe klinkt een groentesnack?

Leskenmerken
Activiteiten Proeven, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren hoe verschillende rauwe groentes klinken als je erop kauwt.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten rauwe groenten (met steeds een heel exemplaar en een exemplaar in stukjes)  bijvoorbeeld: tomaat, wortel, bloemkool, broccoli, witlof, komkommer en bleekselderij
  • mes en snijplank

 

Voorbereiding
Zet van verschillende soorten rauwe groenten een heel exemplaar en een exemplaar in stukjes klaar in de klas.

 

Uitvoering

Laat eerst de hele groentesoorten zien. Vraag aan de kinderen of ze de groente herkennen en weten hoe het heet. Denken de kinderen dat elke groente hetzelfde klinkt als je erin bijt?

Laat zelf eerst het verschil horen tussen een zachte groente en een harde groente (bijvoorbeeld een stukje tomaat en een stukje bloemkool). De eerste is sappiger en de tweede klinkt knapperiger. Je kunt het goed horen als je met je mond open kauwt. Bij deze oefening mag je een keer met je mond open kauwen, zonder dat het onbeleefd is!

Laat de kinderen nu stukjes rauwe groenten eten en luisteren hoe het klinkt. Bespreek hun ervaringen na. Deze oefening kan natuurlijk ook in de proefhoek worden gedaan.

 

Proeven: Welke smaak heeft dat?

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren de vier hoofdsmaken kennen.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • snoepje of suikerklontje (voor ieder kind één)
  • een schijfje citroen (voor ieder kind één)
  • een pepsel(zoute stengel) of soepstengel (voor ieder kind één)
  • een schijfje grapefruit (voor ieder kind één)

 

Uitvoering

Vertel de kinderen dat het fijn is als je kunt vertellen hoe iets smaakt. Je kunt natuurlijk zeggen dat het lekker is of niet lekker, maar je kunt er ook meer over vertellen.

Laat de kinderen een snoepje of een suikerklontje zien en proeven. Weten ze hoe dit smaakt? Kennen ze het woord ‘zoet’ of noemen ze het anders? Kennen ze nog meer producten die zoet smaken?

Laat de kinderen een citroen zien. Hoe smaakt dat? Geef alle kinderen een schijfje citroen. Kennen ze het woord ‘zuur’ of noemen ze het anders? Hoe gaat je gezicht staan als je een hapje neemt? Maak hierbij eventueel gebruik van een spiegel.

Behandel op dezelfde wijze ‘zout’ met een hapje zout of een pepsel of soepstengel en ‘bitter’ met een schijfje grapefruit. Waarschijnlijk kennen de kinderen de smaak bitter niet. Geef hiervan meer voorbeelden zoals koffie, witlof en spruitjes. Hierdoor gaat het mogelijk meer leven.

Eindig met de vraag welke smaak de kinderen het lekkerst vinden. Wat vinden ze er dan zo lekker aan? Kunnen ze nog meer producten noemen die deze smaak hebben?

 

Spel: Reukproefjes

Leskenmerken
Activiteiten Spel
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen raden voedingsmiddelen door alleen hun neus te gebruiken.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • 4 of 5 papieren zakjes (bij de groenteboer te verkrijgen!)
  • sterk geurende producten zoals koffie, pepermunt, kaneel, cacao en (geraspte) kaas

 

Voorbereiding
Leg 4 of 5 (papieren) zakjes op tafel waarvan je de inhoud niet kunt zien. Doe hierin verschillende sterk geurende dingen, zoals koffie, pepermunt, kaneel, cacao en (geraspte) kaas. Zorg ervoor dat de producten niet te zien zijn!

 

Uitvoering

Herhaal met de kinderen dat je neus heel belangrijk is bij het proeven. Laat dan alle kinderen in één of meerdere van de zakjes hun neus steken en proberen te ruiken wat erin zit. Ze mogen niet in de zakjes kijken! Hussel de zakjes steeds door elkaar zodat het verrassend blijft. Let erop dat kinderen de producten niet opsnuiven!

Als alle geuren geraden zijn is het leuk om het iets moeilijker te maken: hussel de zakjes door elkaar en haal dan één zakje weg. Wie wil in alle zakjes ruiken en proberen te raden welke geur weg is? Doe dit een aantal keer.

 

Spel: Ruikkring

Leskenmerken
Activiteiten Spel, zingen/rijmpje opzeggen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen proberen door te ruiken te raden waar een bepaald voedingsmiddel zich bevindt.
Duur 25 minuten

 

Benodigdheden
  • blinddoek
  • sterk ruikend voedingsmiddel, bijvoorbeeld een zakje met sterk geurende thee, een potje met een specerij of een kommetje met azijn

 

Uitvoering

Speel het volgende spel met de kinderen: De kinderen zitten in een kring. Eén kind wordt in het midden gezet en geblinddoekt. Terwijl de groep het onderstaande liedje zingt, loopt u zachtjes de kring rond en geeft één kind het ‘geurtje’. Dit kan bijvoorbeeld een sterk ruikend zakje (zoals losse thee) of een geopend potje nootmuskaat of azijn zijn.

Als het liedje klaar is sluipt het aangewezen kind heel zachtjes naar het geblinddoekte kind in de kring toe en houdt het ‘geurtje’ in de richting van het geblinddoekte kind. Zo gauw als het geblinddoekte kind iets ruikt, wijst het in de richting waar de geur vandaan komt. Wijst hij in de goede richting? Vanaf welke afstand rook hij iets?  En had het kind het goed? 

Daarna mag er weer een nieuw kind in de kring en wordt het liedje van voren af gezongen.

Ruikliedje

(Wijsje ‘Zagen zagen wiedewiedewagen’)

Ruiken, ruiken, alles wil ik ruiken
Ik wil altijd mijn neusje goed gebruiken
Ruik ik nu eens hier
Ruik ik nu eens daar
Ik ruik goed en ik weet al waar

 

Spel: Smaken raden

Leskenmerken
Activiteiten Spel
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over de smaak van voedingsmiddelen die ze eten.
Duur 10 minuten

 

Benodigdheden
  • 4 grote vellen papier
  • supermarktkrantjes of plaatjes van internet (deze zoeken de kinderen zelf)

 

Uitvoering

Begin met  een raadspel. Beschrijf een voedingsmiddel en noem de smaak en bijzonderheden van dit voedingsmiddel. De kinderen moeten raden aan welk voedingsmiddel u denkt.

Voorbeelden:

  • Ik denk aan een soort fruit en het is geel. Het is lang en krom. Het smaakt zoet. > banaan
  • Ik denk aan een toetje. Het is wit en heel koud. > ijs
  • Ik denk aan iets te drinken. Het is bruin en warm.  > warme chocolademelk
  • Ik denk aan snoep. Het is zacht en zoet. Het is geel en roze. > spekjes
  • Ik denk aan iets dat plat is. Het is nogal vierkant. Het is zo groot als een verjaardagskaart. Het is wit of bruin. > boterham

Kunnen er kinderen nu raadsels aan elkaar opgeven?

 

Voeding en gezondheid

Waarom heb je eten en drinken nodig? Welke voedingsmiddelen zijn goed voor je? Hoeveel heb je ongeveer op een dag nodig? Wat is de Schijf van Vijf? Wat gebeurt er met je tanden als je eet? En heb je meer trek als je meer beweegt? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Voeding en gezondheid.

 

Experiment: Poetsochtend

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen ervaren het belang van goed poetsen.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • tandenborstel, tandpasta, beker, spuugbakje (neemt ieder kind mee van huis)
  • plakverklikkertabletten (verkrijgbaar bij apotheek)

 

Voorbereiding
Organiseer een poetsochtend. Nodig hiervoor eventueel een lokale tandarts of mondhygiëniste uit voor een poetsdemonstratie. Laat de kinderen een tandenborstel van thuis meenemen, een spuugbakje en een beker.

 

Uitvoering

Het is belangrijk dat kinderen leren om goed te poetsen. Laat de kinderen eerst iets eten dat tussen en in de tanden blijft zitten. Poets dan samen de tanden. Laat de kinderen de mond spoelen met water en alles uitspugen in het eigen bakje.

Wat zien ze? Tandpasta en etensresten. Om te checken of ze goed gepoetst hebben kunnen ze daarna nog een (rode) plakverklikker (tablet) nemen. Hebben ze overal goed gepoetst?

Zie ook de website

 

Experiment: Spuug

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen ontdekken de werking en het belang van speeksel.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • bekertjes (voor ieder kind twee)
  • beschuit (voor ieder kind één)

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze spuug in hun mond hebben. Is dat veel of weinig? Laat de kinderen een minuut lang in een bekertje spugen. Laat de kinderen daarna iets lekkers dat sterk geurt zien en ruiken (bv. een vers broodje) en daarna nog eens een minuut spugen in een (ander) bekertje.

In welk bekertje zit het meeste spuug? Hoe komt dat? Wat gebeurde er met het water in hun mond toen ze iets lekkers zagen en roken? Concludeer met de kinderen dat het speeksel in je mond dus begint te lopen wanneer je geuren ruikt van iets dat je lekker vindt.

Waarom komt het speeksel op gang? (Omdat speeksel helpt je eten zachter te maken zodat je het makkelijker kunt doorslikken.) In je mond begint de vertering van je eten! Officieel heet het opnemen van voeding door je lijf ‘spijsvertering’. Spijs is het oude woord voor voedsel. Verteren betekent, afbreken in kleine stukjes zodat je maag en je darmen er allerlei voedingsstoffen uit kunnen halen.

Laat de kinderen een beschuitje eten zonder iets erop en zonder er iets bij te drinken! Het is vrij lastig door te slikken omdat het zo compact en droog is. Als ons lichaam geen speeksel aanmaakte, zou het zo gaan met alles!

 

Groepsgesprek: De klant zonder ontbijt (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken welke drie hoofdmaaltijden er zijn en waarom ontbijt belangrijk is.
Duur 10 minuten

 

Benodigdheden

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over het ontbijt: Wat vinden zij lekker bij het ontbijt? Ontbijten ze elke ochtend? Waarom is het goed om elke dag te ontbijten?  (Ons lichaam heeft het 's nachts zonder eten moeten doen, dus om goed te kunnen werken, spelen en leren hebben we na het opstaan weer voedsel nodig.) Een ontbijt zorgt ervoor dat we ons goed kunnen concentreren op het werk of op school. Ook zet een goed ontbijt de darmen aan het werk.

Bekijk daarna het volgende filmpje van Koekeloere over het ontbijt als belangrijkste maaltijd van de dag: Een klant in het restaurant van Moffel en Piertje blijkt de hele dag nog niets gegeten te hebben. Hij moet van Moffel eerst ontbijten voor hij diner krijgt!  (2.22 minuut)

 

Groepsgesprek: Snoep goed

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen, groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen praten en denken na over snoep.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • ouwel (voor ieder kind één velletje)
  • maïzena en water (gemengd tot een papje)
  • schone kwastjes
  • hagelslag
  • kleine snoepjes
  • taartversiering
  • kommetjes

 

Voorbereiding
Maak een papje van maïzena en water. Leg kwastjes en kommetjes met hagelslag, kleine snoepjes en taartversiering neer.

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over snoep: Heb je snoep nodig om te leven? Waarom eten we het dan? Mag je snoep eten? (Af en toe een snoepje is helemaal niet erg.) Waarom moet je er niet te vaak van eten? (Je krijgt te veel suiker binnen, daar kun je dik van worden. Het is slecht voor je tanden.) Welke soort snoep wordt in Nederland het meest gegeten? (Drop: 32 miljoen kilo drop per jaar. Dat zijn meer dan 2 duizend vrachtwagens!)

Laat de kinderen nu een schilderij van snoep maken. Gebruik hiervoor eetbaar papier (ouwel). Laat de kinderen hagelslag, kleine snoepjes en taartversiering met het papje op de ouwel plakken tot een schilderijtje.

 

Taal: Hapjesraadsel

Leskenmerken
Activiteiten Taal, spel
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen denken na over belangrijke aspecten van voeding.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • pauzehapje van de kinderen of afbeeldingen van pauzehapjes aan touwtjes (ochtend of middagpauze)

 

Uitvoering

Al het eten ziet, ruikt, voelt en smaakt anders. In het volgende spel worden de kinderen uitgedaagd om slimme vragen over eten te stellen, zodat ze kunnen raden welk pauzehapje er verborgen is.

De kinderen bekijken stiekem wat voor pauzehapje ze bij zich hebben. Vervolgens moet de rest van het groepje raden wat voor hapje het kind bij zich heeft, door vragen te stellen waar alleen ‘ja’ of ‘nee’ op geantwoord mag worden. Denk aan vragen als: Is het bruin? Is het fruit? Is het zoet? Is het zacht? Op deze manier kunnen de kinderen raden wat voor hapje het kind bij zich heeft.

In plaats van echte pauzehapjes kunt u ook het volgende spel spelen met plaatjes van pauzehapjes:
Elke kind hangt een afbeelding van een pauzehapje aan een touwtje om hun nek op hun rug. De kinderen lopen door elkaar door het lokaal en op een afgesproken teken (een klap in de handen of belletje bijvoorbeeld) staan ze stil en zoeken een partner. Elk kind stelt zijn maatje drie slimme vragen over het product op zijn/haar eigen rug. Het andere kind mag alleen met ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. Wie weet welk hapje hij is, hangt het kaartje op zijn buik.

 

Voedselbereiding

Hoe maak je Indische groentesoep of ijsjes van fruit? Hoe ziet een mooi gedekte tafel eruit? Aan welke tafelmanieren hoor ik me te houden? Hoe lees ik een recept? En welke keukenspullen bestaan er allemaal? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Voedselbereiding.

 

Experiment: Gedroogd of vers?

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, groepsgesprek, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren hoe fruit verandert als het gedroogd wordt.
Duur 25 minuten (+ na 3 á 4 dagen 5 minuten, + 8 uur droogtijd voor de appels)

 

Benodigdheden
  • verschillende gedroogde fruitsoorten (bijvoorbeeld rozijnen (o), gedroogde banaan (o),  gedroogde abrikoos (m) gedroogde vijg (m))
  • de verse variant van het fruit dat gekozen is bij de gedroogde soorten (bijvoorbeeld druif, verse abrikoos, verse banaan, verse vijg)
  • trosje druiven
  • bord
  • schone theedoek
  • 4 of 5 appels
  • oventje
  • schilmesje
  • appelboor
  • touw

 

Uitvoering

Leg de gedroogde fruitsoorten en vers fruit in de kijkhoek. Kunnen de kinderen de gedroogde producten met de verse producten combineren? Laat de kinderen vertellen wat ze zien. Wat is er met de verse producten gebeurd? Leg uit dat het verse fruit is gedroogd. Hierdoor is er water uit het fruit gegaan en is het fruit kleiner geworden.

Laat zien hoe fruit gedroogd wordt door met de kinderen rozijnen te maken van een trosje druiven: was de druiven en pluk ze van de tros. Leg de druiven op een bord, waarbij ze elkaar niet mogen raken. Leg er een schone theedoek overheen tegen beestjes en stof. Leg de druiven op een warme, zonnige plek. Na 3 á 4 dagen zie je dat de druiven beginnen uit te drogen en te krimpen. Hoe langer ze nu te drogen liggen in de zon, hoe meer ze uitdrogen. Uiteindelijk worden ze rozijntjes!

Ook is het leuk om met de kinderen gedroogde appelplakken uit de oven te maken. Voor deze opdracht is een kleine oven nodig en assistentie van een klasse assistent of ouders. Schil de appels en haal het klokhuis eruit met een appelboor. Snijd de appel in plakken en droog ze 6 tot 8 uur in de oven op 100 graden. Je kunt de appels vervolgens aan een touwtje rijgen en in de klas ophangen. Speel bijvoorbeeld het spel ‘appeltje happen’, een variant op ‘koekhappen’.

 

Groepsgesprek: Tafel dekken

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken hoe een tafel gedekt hoort te worden.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • tafellaken
  • servet
  • een groter plat bord (voor het hoofdgerecht)
  • een kleiner plat bord (voor het voorgerecht)
  • een kleinere vork en mes (voor een voorgerecht)
  • een grotere mes en vork (voor het hoofdgerecht)
  • een kleinere lepel (voor een toetje)
  • een grotere lepel (voor de soep)
  • een diep bord (voor de soep)
  • een schaaltje (voor het toetje)
  • een glas

 

Voorbereiding
Zet een tafel in de kring en leg daar een tafellaken overheen.

 

Uitvoering

Vertel de kinderen dat jullie samen gaan ontdekken hoe je borden en bestek hoort neer te leggen als je een tafel netjes dekt.

Vertel dat deze zogenaamde maaltijd bestaat uit:

  1. een bord soep,
  2. een voorgerecht,
  3. een hoofdgerecht,
  4. een toetje.

Stal alle borden en bestek uit, maar laat een plek vrij waar (voor één persoon) gedekt gaat worden.

Het tafellaken ligt er al. Wat nu? Neem de maaltijd door en leg stap voor stap alles op de juiste plek neer:

  1. De soep komt eerst. In welk bord wordt de soep geserveerd? Het diepe bord komt dus op tafel te staan.
  2. Het servet komt of op het bord te liggen of rechts van het bord. Het glas wordt rechts boven het bord geplaatst.
  3. Alle borden worden nog niet neergezet. Dat zou een lastige stapel zijn. Maar alle bestek dat je nodig hebt wordt al wél neergelegd naast het bord. Hoe? Vorken liggen altijd links van het bord, messen en lepels rechts (bovenop de servet als die rechts naast het bord ligt). Boven het bord ligt het dessertbestek (als je een vork nodig hebt ligt die met de tanden naar links. Een dessertlepel ligt met de bolle kant naar rechts).

Er wordt altijd van buiten naar binnen gewerkt, dus het buitenste bestek is voor de eerste gang (zie voorbeeld).

Knutselen: Koksmutsen maken

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen maken zelf koksmutsen.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • witte hoofdstroken (voor ieder kind één)
  • wit crêpepapier (voor ieder kind één vel)

 

Uitvoering
Als de kinderen eens koken in de klas, is het leuk om ze koksmutsen te laten opzetten, die ze zelf hebben gemaakt! De kinderen maken hun eigen koksmutsen van een band stevig geniet papier, met een muts van wit crêpepapier. Op de band wordt de naam gezet van het kind.

 

Knutselen: Placemats maken

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen, groepsgesprek
Werkvorm Individueel, klassikaal
Doel De kinderen denken na over wat ze lekker vinden
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden

 

Uitvoering

Laat de kinderen een blad met daarop een voorgetekend bord, vork, mes en lepel inkleuren. Laat ze op het bordje plaatjes plakken en/of tekenen van dingen die zij lekker vinden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van tijdschriften of krantjes uit de supermarkt. Laat ze daarna elkaars borden bekijken en hun keuzes vergelijken. Vindt iedereen hetzelfde lekker?

Tip: Als deze vellen worden gelamineerd, heb je leuke placemats! Ze kunnen gebruikt worden bij het maken en eten van een maaltijd of bij het eten van de pauzehap.

 

Koken: Feestelijke boterhammen

Leskenmerken
Activiteiten Koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren feestelijke boterhammen te maken.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • witte en bruine boterhammen (voor ieder kind één)
  • taartvormpjes

 

Uitvoering

Als u eens met de kinderen samen een broodmaaltijd gebruikt in de klas is het leuk om ze te leren hoe ze eenvoudig feestelijke boterhammen kunnen maken.

De kinderen nemen alleen, of in duo’s, één bruine boterham en één witte boterham. Met een taartvormpje steken ze uit het midden van beide boterhammen een vormpje. Daarna plaatsen ze het bruine vormpje in het gat van de witte boterham en het witte vormpje in het gat van de bruine boterham.

Deze feestelijke boterhammen worden mooi uitgewaaierd in een broodmand en passen prima bij een broodmaaltijd op school! Ook zijn ze leuk om te serveren nadat in de klas bijvoorbeeld tuinkers is gezaaid en opgekomen en dit geproefd wordt op een boterham met smeerkaas.

 

Koken: Groentesoep (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film, koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over de groeiwijze van verschillende groenten.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen hoe verschillende soorten groente groeien. Weten ze bijvoorbeeld hoe spruitjes groeien? (aan lange stokken) En bietjes? (onder de grond) Vraag ook naar de groeiwijze van bloemkool (aan de grond) en bonen (aan een slingerplant).

In het volgende filmpje van School TV (1.47 minuut) maken kinderen groentesoep van groenteplantjes die ze zelf gekweekt hebben in hun schooltuin.

 

Koken: IJsjes maken

Leskenmerken
Activiteiten Koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren hoe ze gezonde ijsjes kunnen maken.
Duur 20 minuten (+ bevriestijd ijsjes)

 

Benodigdheden
  • sapcentrifuge
  • diverse soorten fruit
  • waterijsjeshouders (met stokje)
  • vriezer

 

Uitvoering

IJsjes smaken heerlijk met warm weer. Waterijsjes zijn minder slecht dan roomijsjes, maar je kunt ook gezonde waterijsjes maken! Leer de kinderen hoe dat gaat:

De kinderen persen sap uit van één of meerdere soorten fruit en lengen het aan met een beetje water. Deze gaan in waterijsjes-houders (met een stokje erin) en in de vriezer.

Welke smaken ijsjes bevallen het beste?

 

Taal: Woordenschat rond recepten

Leskenmerken
Activiteiten Taal
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren woorden aan die horen bij het begrijpen van recepten.
Duur 5 minuten (per woordcluster)

 

Uitvoering

De volgende woorden zijn belangrijk voor het begrijpen van recepten. Leer ze in begrijpelijke clusters aan:

Onderbouw/middenbouw: Smaak (woordparachute): zout (de smaak van bouillon), zoet (de smaak van suiker), zuur (de smaak van citroen), bitter (de smaak van grapefruit)

Middenbouw/bovenbouw: Manieren van eten bereiden (woordparachute): koken (in kokend water gaar laten worden), bakken (in een koekenpan bruin en gaar laten worden), stoven (op een zacht vuur langzaam gaar laten worden)

Middenbouw/bovenbouw: Manieren van eten bereiden (woordparachute): braden (gaar laten worden in heet vet), sudderen (langzaam gaar laten pruttelen), fruiten (snel bruin laten worden in heet vet), pocheren (gaar laten worden in heet water dat niet kookt)

Middenbouw/bovenbouw: Groente voorbereiden (woordtrap): wassen (schoon maken in water), uit laten lekken (in vergiet water laten weglopen), snijden (met mes kleinere stukjes van maken), garen (gaar laten worden)

 

Werken in hoeken: Klassenrestaurant

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, werken in hoeken
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen oefenen netjes aan tafel eten in een restauranthoek.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • tafelkleed
  • borden en bestek
  • servetjes
  • vaasje bloemen

 

Uitvoering
Richt een gezellige hoek van het lokaal in als restaurantje, waar de kinderen hun pauzehap en/of lunch om beurten in groepjes kunnen opeten. Zorg voor een tafelkleed, borden en bestek, servetjes en een vaasje bloemen.  Bespreek tevoren met de kinderen waar je op moet letten als je netjes (en gezellig) wilt eten: niet met volle mond praten, rechtop zitten, eten doorslikken voordat je een slok drinken neemt, niet boeren enz.

 

Voedselproductie

Welke weg heeft je eten afgelegd voor het op je bord terecht kwam? Hoe zit het met eten en duurzaamheid? Welke invloed hebben je keuzes op mens, dier en wereld? Wat is Fair Trade? En hoe zit het met dierenwelzijn? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Voedselproductie.

 

Excursie: Naar de schooltuin

Leskenmerken
Activiteiten Excursie
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen ontdekken hoe verschillende soorten groenten, kruiden, fruit en aardappelen groeien.
Duur 1 uur (+reistijd)

 

Benodigdheden
  • tekengerei
  • camera

 

Voorbereiding
Maak een afspraak om met de kinderen de schooltuin of een moestuin in de omgeving te bezoeken. Natuur- en milieucentra en schoolbiologische centra kunnen in sommige regio’s assisteren bij een bezoek. Vrienden van het Platteland  verzorgen ook uitjes naar de boerderij op hun website.

 

Uitvoering
Bekijk tijdens het bezoek met de kinderen verschillende soorten groenten, kruiden, fruit en aardappelen. Bekijk ook de manier waarop ze groeien en bloeien. Hoe zien de planten (en bomen) eruit? Hoe groeien de groenten, fruit en kruiden? Laat de kinderen op de locatie verschillende planten natekenen. Maak foto’s die later in de klas opgehangen kunnen worden.

 

Excursie: Uitstapje naar de kinderboerderij

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, excursie
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen raken vertrouwd met de dieren die voedsel leveren.
Duur 1 uur

 

Uitvoering

Vraag de kinderen waar melk vandaan komt. Vraag daarna welke voedingsmiddelen een koe nog meer levert. Veel kinderen kennen dieren die voedsel leveren alleen van plaatjes. Organiseer daarom een uitstapje met de groep naar de kinderboerderij. De kijkvraag hierbij is: welke van deze dieren leveren voedsel en hoe?

  • Koeien: melk (boter, yoghurt enz.), vlees
  • Varkens (echte, grote vleesvarkens, een hangbuikzwijntje of mini-varken): vlees
  • Geiten: melk, kaas
  • Schapen: vlees
  • Konijnen: vlees
  • Kippen: eieren, vlees

Bespreek het bezoek met de kinderen na. Op de kinderboerderij worden de dieren vooral gehouden voor het plezier. Je hebt speciale boerderijen waar dieren voor de consumptie (=om te eten) worden gehouden.

 

Geschiedenis: De bakker en andere beroepen (met rijmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, spel, zingen/rijmpje opzeggen, geschiedenis
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen worden zich bewust van hoe de bakker vroeger en nu brood verkoopt.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering

Zeg met de kinderen het volgende rijmpje op:

Tingeling, wie belt daar? De bakker, de bakker.
Tingeling, wie belt daar? De bakker aan de deur.
Heb je centjes in je hand?
Dan kun je wel wat kopen.
Ik heb goede waar, geloof me maar.

Voer een gesprekje over bakkers van vroeger en nu. Weten de kinderen dat bakkers vroeger aan de deur kwamen met bakfietsen met een bel erop? Zij brachten brood naar de huizen. Nu gebeurt dat bijna niet meer. Er bestaan nu nog wel rijdende winkelwagens. Kennen de kinderen die? Hoe verkopen bakkers tegenwoordig hun brood? Laat de kinderen de bakker van vroeger en nu naspelen.

 

Groepsgesprek: Wat een koe wil

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, proeven, knutselen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen kunnen uitleggen dat vlees, eieren en melk door dieren wordt gemaakt, en dat het belangrijk is goed voor deze dieren te zorgen
Duur 25 minuten

 

Benodigdheden
  • Dierlijke etenswaren, zoals kaas en worst. Voor ieder kind een stukje.
  • Lege verpakkingen van dierlijke producten, zoals pakken melk of een eierdoosje.
  • Digitaal schoolbord.

 

Uitvoering

Laat de kinderen een paar stukjes van de dierlijke etenswaren proeven. Vinden ze het lekker? Eten ze het vaak? Weten ze ook waar het vandaan komt of wie het maakt? Wat hebben de leerlingen zelf vanmorgen gegeten? Wisten ze dat dit eten van of door een dier wordt gemaakt?

Melk komt van de koe
Richt na het proeven de les meer op melk en zuivel. Zet alle lege verpakkingen van de zuivelproducten bij elkaar. Stel de kinderen vragen zoals: Welke van deze producten vind je lekker? Welke vind je niet lekker? Wat eet/drink je vaak? Als je met je vader of moeder gaat winkelen, waar staan dan al die producten?

Bekijk met de kinderen het digitale prentenboek over melk van Zuivelonline. Wisten ze dat melk van de koe komt? Hebben ze wel eens een koe in het echt gezien? Waar was dat, op een boerderij, kinderboerderij of in de wei?

Waar woont de koe?
Bespreek met de leerlingen waar de koe woont (op de boerderij) en wie er voor de koeien zorgt (de boer). Wat moet die boer allemaal doen om goed voor de koeien te zorgen? Laat de leerlingen dingen noemen die een koe moet hebben. Hopelijk verzinnen ze zaken zoals: eten en drinken, een goede stal, andere koeien om bij in de groep te staan, en misschien zelfs dingen als frisse lucht, buiten in de wei staan en gemolken worden. Leg uit dat de koeien blij zijn als de boer goed voor ze zorgt.

Laat de leerlingen als afsluiting een koeienstal maken waarin koeien zich prettig voelen. Dit kunnen ze doen door te tekenen, knutselen of bouwen in de bouwhoek met bijvoorbeeld LEGO of DUPLO. Bespreek aan het eind waarom ze voor deze stal gekozen hebben. Laat tekeningen mee naar huis nemen, zodat ze er thuis nog eens over kunnen praten.

Dit was een introductie in Dierenwelzijnslessen voor groep 1-2. Bent u enthousiast over deze lesactiviteit? Doe dan ook alle andere Dierenwelzijnslessen voor groep 1-2.

 

Planten: Tuinkers zaaien

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, planten, proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren hoe snel kiemplantjes groeien en hoe lekker ze zijn.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • tuinkerszaad
  • potjes of bakjes
  • watten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze tuinkers kennen. Laat eventueel een plaatje zien. Hoe kun je het eten?

Tuinkers bestaat uit sierlijke groene steeltjes. Het is geen groente maar een kruid. Tuinkers wordt ook wel sterre- of bitterkers genoemd en is afkomstig uit Noord-Afrika. De smaak van tuinkers varieert van pittig tot scherp. Gezien de sterke smaak, is het niet verbazingwekkend dat de plant familie is van mosterd. Tuinkers komt snel op, het is een spruitgroente. Spruitgroenten zijn niets anders dan hele jonge plantjes, een soort babygroenten eigenlijk. Deze groenten groeien snel en makkelijk. Voor de ontkieming hoeft er maar aan twee voorwaarden te worden voldaan: het moet warm genoeg zijn en er moet voldoende vocht aanwezig zijn. Tuinkers is daarom een dankbaar plantje om in de klas te planten!

Kweek tuinkers in de klas: een eetbaar tuintje in de vensterbank! 
Zaai wat taugézaad uit op een schoteltje natte watten (bijvoorbeeld in de vorm van de eerste letter van hun naam). Oogsten kan meestal al binnen een week: met een schaar knip je de plantjes tot aan de wattenbodem af. Ze smaken lekker op een broodje met kaas bij het overblijven of in de sla.

Met tuinkers kunnen ook leuke proefjes worden gedaan. Zet bijvoorbeeld eens een lege wc-rol rechtop in een schaaltje met ontkiemende zaden. De kiempjes die in de rol staan, zullen veel harder groeien dan de kiempjes erbuiten. Dat heeft te maken met het gebrek aan licht binnen het rolletje. De plantjes rekken zich uit om zo snel mogelijk het zonlicht te bereiken.

 

Planten: Zaadjes planten

Leskenmerken
Activiteiten Moestuin
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen ontdekken hoe zaadjes van groenten eruit zien en hoe de (kiem)plantjes ervan groeien.
Duur 30 minuten, daarna dagelijks 10 minuten

 

Benodigdheden
  • Zaadjes van gegeten groente (zoals paprika, komkommer en tomaat) en/of zakjes met zaad (zoals sla, radijs en bietjes)
  • Bloempotjes
  • Potgrond
  • Stickers

 

Uitvoering

Kweek met de kinderen verschillende zaadjes tot plantjes. Kies zaadjes van verschillende soorten groenten zoals radijs, paprika, sla en tomaten. Als ze uit gegeten groenten komen laat u ze eerst drogen. Daarna worden ze geplant in potjes op de vensterbank. Tip: In het algemeen worden zaden dieper gezaaid naar mate ze groter zijn. Plak een sticker op de potjes met de naam van wat erin zit!

Zaai de zaadjes 2 tot 3 cm diep in goede potgrond. Zet de potjes op een warme plek, zoals de vensterbank. Na een dag of 10 kun je de zaailingen (stekjes) verspenen. Bij het verspenen worden de dicht op elkaar staande kiemplantjes uit de grond gehaald en apart in potjes gezet. Verspeen ze zodra de zaailing twee of drie blaadjes heeft.

Laat de kinderen van dag tot dag tekenen hoe de zaadjes groeien. Dit kan op eigen blaadjes of op een groot vel in de klas. Op deze manier worden de kinderen zich bewust van de groei van de plantjes en beseffen ze wat er allemaal nodig is bij de groei. Bekijk de komende weken hoe de zaadjes uitgroeien tot (kiem)plantjes.

 

Proeven: Honing (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film, proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken hoe bijen leven.
Duur 10 minuten

 

Benodigdheden
  • 3 soorten honing (bijvoorbeeld acacia- , linde- en klaverhoning)
  • vierkantjes brood (3 per kind)

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of zij weten hoe en door wie honing wordt gemaakt. Probeer het goede antwoord uit de kinderen te krijgen (de bijen halen een stofje (nectar) uit bloemen en maken hier honing van). Laat de drie soorten honing zien: de smaak en kleur van de honing wordt bepaald door de soorten bloemen die ze bezoeken.

Bijen maken dus honing. Maar weten de kinderen ook hoe bijen eruit zien en leven? Dit School TV filmpje (3.02 minuut) laat dit mooi zien.

 

Laat de kinderen daarna drie verschillende soorten honing proeven. Wat zijn de verschillen? Welke vinden ze het lekkerst?

 

Taal: Kring over ei (met filmpje en rijmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film, zingen/rijmpje opzeggen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen doen kennis op over het ei en waar eieren vandaan komen.
Duur 25 minuten

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten eieren (bijvoorbeeld enkele verschillende formaten (s, l), een bruin ei, een wit ei en een hardgekookt ei)
  • ‘aparte’ eieren voor de tentoonstellingstafel of foto’s daarvan (zoals een struisvogelei, een krielei enz.)

 

Uitvoering

Bekijk het geanimeerde filmpje  van  Schooltv (2.41 minuut) van het prentenboek ‘De koe die een ei legde’.

 

Bespreek na afloop van het filmpje met de kinderen waar eieren vandaan komen. Vragen die hierbij gesteld kunnen worden zijn:

  • Welke kleur kan een ei hebben?
  • Welke kleur kunnen eieren van de kip hebben?
  • Welke kippen leggen witte eieren en welke bruine? (Witte kippen leggen witte eieren, bruine leggen bruine!)
  • Zijn alle eieren even groot? (Op de doos staat altijd een maat aangegeven: s, m, l, xl. Dit zijn Engelse aanduidingen voor kleine, middelmatige, grote en extra grote eieren.)
  • Welke vorm heeft een ei? Hoe heet het wit dat in een ei zit (eiwit)?
  • Hoe heet  het geel dat in een ei zit (eigeel)?
  • Hoe heet de buitenkant van een ei (schaal)?
  • Eet jij wel eens eieren? Hoe kun je eieren eten? (gekookt, gebakken, spiegelei, roerei, omelet)

Leer het volgende rijmpje over hoe een kuikentje in een ei groeit aan:

Het Kuikentje

Ergens in een winkel
Daar scharrelt op de grond
Van een etalage
Een piepklein kuikentje rond

Hij pikt tegen de ruiten
En gaat op zoek naar graan
Hij kijkt verbaasd naar buiten
Waar heel veel mensen staan

Maar als hij ’t lege eitje ziet
Is hij pas écht verrast
En vraagt zich vol verbazing af:
Heb ik dáár in gepast?

Richt een tentoonstellingstafel in met verschillende soorten eieren. Denk bijvoorbeeld aan witte en bruine kippeneieren, een struisvogelei, een kievitsei, een ei van een krielkip, etc.

 

Productgroepen

Wat voor soorten productgroepen zitten er in de Schijf van Vijf? Welke verschillende soorten brood zijn er? Wat voor vleesvervangers bestaan er? Wat kun je allemaal met een aardappel? Wat gebeurt er allemaal voordat de melk van een koe in de supermarkt ligt? En hoe voelt een stuk fruit? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Productgroepen.

 

 

Bewegen: Drinken tijdens een uitje (met liedje)

Leskenmerken
Activiteiten Bewegen, proeven, zingen/rijmpje opzeggen, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen proeven en herkennen verschillende drankjes.
Duur 15 minuten, daarna in de proefhoek: 10 minuten per groepje

 

 

Benodigdheden
  • verschillende drankjes (bijvoorbeeld halfvolle melk, appelsap, siroop, drinkyoghurt, water, sinas, tomatensap, chocomel en lauwe thee)
  • bekertjes
  • blinddoek

 

Uitvoering

Zing met de kinderen het onderstaande liedje. Er horen bewegingen bij: Tweetallen zitten op de grond, pakken elkaar handen vast en buigen naar achteren en voren op de melodie van het lied.

Schuitje varen, theetje drinken,
Varen we naar de Overtoom,
Drinken we zoete melk met room,
Zoete melk met brokken,
Kinderen mogen niet jokken.

Bespreek daarna met de kinderen of ze wel eens op stap gaan en wat ze dan drinken. Wie heeft er wel eens gevaren in een boot? Wie is gaan kamperen in een tent, of gaan picknicken met een picknickmand? Wat dronk je toen? Wat drink je het liefst? Wat denk je dat het meest gezond is? 

Schenk verschillende drankjes in bekertjes. Blinddoek een kind en laat hem een slokje nemen van enkele drankjes. Kan hij raden wat het is? Vindt hij het lekker? Hoe smaakt het? Hoe voelt het in de mond? Vervolgens mogen alle kinderen om beurten in groepjes in de proefhoek elkaar blinddoeken en drankjes proeven. Ze stellen elkaar dezelfde vragen: Weet je wat het is? Vind je het lekker? Hoe smaakt het? Hoe voelt het in je mond?

Blik daarna met de klas terug. Welke drankjes vonden ze moeilijk te raden? Welke drankjes zou jij kiezen? Welk drankje is het meest gezond? Waarom?

 

Bewegen: Fruitje leggen (met liedje)

Leskenmerken
Activiteiten Bewegen, spel
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen herkennen fruit door te voelen.
Duur 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • niet te grote soorten fruit met vergelijkbare vorm (bijvoorbeeld appel, mandarijn en pruim)

 

Uitvoering

Dit spel is een variant op het spelletje ‘zakdoekje leggen’. Laat de kinderen in een kring op de grond zitten en hun ogen dichtdoen. Geef één van de kinderen de drie producten en laat dit kind om de kring heenlopen. Zing het bekende versje ‘zakdoekje leggen’. Gebruik bij dit liedje de woorden van één van de fruitsoorten in plaats van ‘zakdoekje’ en het woord ‘voelen’ in plaats van ‘kijken’.
Het wordt dan bijvoorbeeld:

Appeltje leggen
Niemand zeggen
Kukeleku zei onze haan
Ik heb maar twee paar schoenen aan
Een van stof en een van leer
Hier leg ik mijn appeltje neer

Het lopende kind legt tijdens het zingen de drie voedingsmiddelen achter drie verschillende kinderen neer.
De kinderen zingen verder:

Voel voor je
Voel achter je

Drie kinderen voelen dat ze een voedingsmiddel achter zich hebben liggen. Is het de appel? Alleen het kind met de appel staat op en rent achter het eerste kind aan. Als het eerste kind op het vrijgekomen plekje gaat zitten voordat hij getikt wordt is het nieuwe kind aan de beurt.
Daarna begint het versje weer van voren af aan. Het nieuwe kind pakt de drie stukken fruit in zijn hand en gaat weer langs de kring, terwijl hij zingt. Achter welke drie kinderen legt hij de stukken fruit neer?

 

Bewegen: Timpe tampe tovenaar (met liedje)

Leskenmerken
Activiteiten Bewegen, zingen/rijmpje opzeggen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren welke vormen groenten hebben door middel van een liedje met bewegingen.
Duur 15 minuten

 

 

Uitvoering
Zing het volgende liedje met bewegingen met de kinderen. Het is een variatie op het liedje Timpe Tampe Tovenaar.

 

De kinderen staan in de kring. In het midden staat de tovenaar.
De kring zingt:

Timpe, tampe, tovenaar,
Kom vertoon je kunsten maar.
Timpe, tampe, tovenaar,
Wij zijn klaar.

De tovenaar zingt:
Hatsjie, kiele, kiele, knotsie,
Bom, bim, bam, bassie
Paardeblom.
Ik maak van jullie worteltjes,
Bim bam bom.

De kleuters doen alsof ze lange worteltjes zijn. Daarna komt er een nieuwe tovenaar. Zorg ervoor dat er verschillende soorten groenten worden geroepen met verschillende vormen.

Excursie: Waar komt je eten eigenlijk vandaan?

Leskenmerken
Activiteiten Excursie
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen gaan op bezoek bij een vlees- of zuivelboerderij.
Duur 1 uur

 

 

Uitvoering

De meeste mensen halen hun boodschappen uit de supermarkt, maar daar worden de producten natuurlijk niet gemaakt. Waar komt bijvoorbeeld je vlees dan wel vandaan?

Hoeveel dieren eet een mens in totaal in zijn leven volgens de kinderen? (Volgens de Nederlandse Vegetariërsbond eet de gemiddelde Nederlander in zijn leven 522 dieren op: 3 runderen, 2,5 lammeren, 27 varkens en 490 kippen.)

Organiseer een uitje naar een vlees- of zuivelboerderij. Er bestaan speciale educatieboerderijen, die ingesteld zijn op bezoeken van schoolkinderen. Omdat er meer dan honderd boerderijen zich hebben aangesloten bij het educatieproject, is er altijd een boerderij in de buurt om te bezoeken. Kijk voor meer informatie op http://www.metdeklasdeboerop.nl/

 

Experiment: Groenten van binnen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen onderzoeken groenten van binnen.
Duur 30 minuten

 

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten groenten, zoals tomaat, wortel en paprika (per groepje één van ieder)
  • mes en snijplank
  • potjes
  • potgrond

 

Uitvoering

Laat de kinderen verschillende soorten doorgesneden groenten bekijken. Hoe ziet een doorgesneden tomaat eruit, met de zaadjes? Een doorgesneden winterwortel? De binnenkant van een paprika?

Laat de kinderen bij de wortel (het liefst met het groen er nog aan) onderzoeken waar de zaadjes van een wortel zitten. (In een wortel zitten geen zaadjes! Een wortel is namelijk een deel van de wortelplant. De wortel – de naam zegt het eigenlijk al - zit onder de grond. Boven de grond heeft de wortelplant bloemetjes. Daar zitten wel zaadjes in.)

Kweek met de kinderen verschillende zaadjes tot plantjes. Kies zaadjes van verschillende soorten groenten zoals radijs, paprika, sla en tomaten. Als ze uit gegeten groenten komen laat u ze eerst drogen. Daarna worden ze geplant in potjes op de vensterbank. Tip: In het algemeen worden zaden dieper gezaaid naar mate ze groter zijn. Plak een sticker op de potjes met de naam van wat erin zit!
Zaai de zaadjes 2 tot 3 cm diep in goede potgrond. Zet de potjes op een warme plek, zoals de vensterbank. Na een dag of 10 kun je de zaailingen (stekjes) verspenen. Bij het verspenen worden de dicht op elkaar staande kiemplantjes uit de grond gehaald en apart in potjes gezet. Verspeen ze zodra de zaailing twee of drie blaadjes heeft.

Laat de kinderen van dag tot dag tekenen hoe de zaadjes groeien. Dit kan op eigen blaadjes of op een groot vel in de klas. Op deze manier worden de kinderen zich bewust van de groei van de plantjes en beseffen ze wat er allemaal nodig is bij de groei. Bekijk de komende weken hoe de zaadjes uitgroeien tot (kiem)plantjes.

 

Experiment: Wat doet vet?

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen ontdekken het nut van vet en olie.
Duur 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • olie (bijvoorbeeld zonnebloemolie)
  • olielampje

 

Uitvoering
Laat de olie zien. Weten de kinderen wat dit is? Praat hier met de kinderen even over: Wanneer wordt het gebruikt? Hoe moet je het gebruiken? Vind je het lekker? 

Laat daarna de kinderen met hun wijsvinger over hun duim wrijven. Vraag de kinderen goed te onthouden hoe dat voelt. Laat de kinderen vervolgens een druppel olie op hun vinger leggen en weer met hun wijsvinger over hun duim wrijven: Wat is er veranderd? Wat heeft de olie gedaan? Leg de kinderen uit dat olie in de keuken hetzelfde doet: het werkt als een  glijmiddel: een ei plakt niet op de bodem van de pan als je die bakt.
 
Vertel de kinderen dat een beetje vet (olie) goed is voor je lichaam. Dat komt omdat het je lichaam energie geeft wanneer het door je lichaam gebruikt (‘verbrand’) wordt . Om dit te laten zien kunt u wat van de olie gieten in een olielampje. Steek het lontje aan en laat zien dat (kook)olie een brandstof is.

 

Aansluitende Smaaklessen

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Film: Groene bladeren

Leskenmerken
Activiteiten Film, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren dat groenten delen van een plant zijn.
Duur 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • een tak van een plant (met blaadjes)
  • een zak verse spinazie
  • loepjes of vergrootglazen

 

Uitvoering

Laat de kinderen de blaadjes aan de tak en de spinazie zien. Laat ze beide bladeren betasten en een blaadje spinazie eventueel proeven. Ze mogen dit ook in de ontdekhoek doen met behulp van loepjes of vergrootglazen. Wat hebben deze twee dingen met elkaar te maken? (Spinazie zijn ook blaadjes van een plant, alleen zijn zij eetbaar) Welke groenten kunnen de kinderen noemen die ook blaadjes van een plant zijn? (sla, boerenkool, andijvie enz.)

Vertel de kinderen dat alle groente die we eten een deel van een (eetbare) plant is. Bij sommige groenten eten we de bladeren, maar bij anderen bijvoorbeeld de bloemen, zoals bij bloemkool, of de wortel, zoals bij bietjes.

In het volgende filmpje van School TV (1.56 minuut) leren de kinderen welke eetbare delen van planten we allemaal eten.

 

Groepsgesprek: Thematafel

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken dat er heel veel producten van melk gemaakt worden.
Duur 15 minuten, volgende dag: 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • lege verpakkingen van melkproducten

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over wat er allemaal gemaakt wordt van melk. Dit noemen we ‘melkproducten’. Het zal ze misschien verrassen hoeveel producten dat zijn! Bovendien zit melk als belangrijk bestanddeel in veel producten (chocolade, koek, roomijs).
Op de volgende site kunt u de deur van de koelkast openen en de diverse soorten melkproducten uitgestald zien!
http://www.zuivelonline.nl/pagina/206/melk_melkproducten.html

Laat de kinderen van thuis lege (omgespoelde!) verpakkingen van melkproducten meenemen. Deze kunnen uitgestald worden op de thematafel  met als titel ‘van de koe’. Bekijk samen met de kinderen deze producten. Wie kent deze producten? Waar staat dat er melk in zit? (op het etiket) Hoe kun je dat zien op het etiket? (onder ‘ingrediënten’)

 

Aansluitende Smaaklessen

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Knutselen: Aardappelstempels

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen maken mozaïeken van aardappelstempels.
Duur 25 minuten

 

 

Benodigdheden
  • aardappelen (3 halve per groepje van 3)
  • snijmes
  • plaatje van mozaïek
  • verfschorten
  • verschillende bakjes met verf
  • blaadjes
  • een doek

 

Voorbereiding
Halveer een aantal aardappelen en snijd hier vierkanten, driehoeken en cirkels van.

 

Uitvoering
Met aardappelen kun je meer dan friet maken! Laat de kinderen zien hoe je met aardappelen kunt stempelen. Geef de kinderen de opdracht  om een mozaïek te maken met deze aardappelstempels. Leg uit dat bij een mozaïek steeds dezelfde vormen en kleuren herhaald worden. Laat dit zien met behulp van een plaatje van internet. Doe dit voor met twee stempelvormen. Laat ook zien dat de kinderen een stempel telkens moeten schoonvegen met een lap als ze een andere kleur gaan gebruiken. Plaats de kinderen in groepjes aan tafels. Deel schorten uit en stempelvormen, bakjes met verschillende kleuren verf en een doek.

 

Aansluitende Smaaklessen
Groep 1-2

8. Over brood en beleg

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Knutselen: Broodje gezond

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, knutselen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over hoe een broodje gezond eruit ziet.
Duur 20 minuten

 

 

Benodigdheden
  • A-4 vellen
  • tekengerei

 

Uitvoering

Vraag de kinderen hun lekkerste broodje gezond op een A-4 blaadje te schrijven. Dit doen ze in de vorm van een recept (dus ze moeten zo precies mogelijk opschrijven wat er op moet en hoeveel). Ze maken er ook een tekening bij. 
Bespreek hun broodjes gezond met elkaar. Let op dat de broodjes wel écht gezond zijn. Dus niet: een wit broodje, besmeerd met mayonaise, met drie dubbel beleg. Een echt gezond broodje bestaat uit een volkoren broodje besmeerd met weinig boter, met 1 plakje ham, wat kipfilet of kaas of ei en met veel groenten en fruit.

De recepten kunnen gebundeld worden tot een klassenkookboek 'Broodje gezond.’

Tip: Doe met de klas mee aan het Nationaal Schoolontbijt (eind oktober/begin november). Meer informatie hierover is te vinden op deze site.

 

Knutselen: Groentetentoonstelling

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen maken groente van papier-maché en stellen dit tentoon in de klas.
Duur Papier-maché: 30 minuten, schilderen: 30 minuten

 

 

Benodigdheden
  • behangplaksel
  • kranten
  • verf
  • verse voorbeelden van groente met verschillende kleuren

 

Uitvoering
Laat de kinderen zoveel mogelijk soorten groenten van papier-maché maken en dan verven. Probeer ook verschillende niet zo bekende, kleurige soorten te laten maken, zoals aubergine. Gebruik de verse voorbeelden als inspiratie. De groente uitstalling staat prachtig in de klas, bijvoorbeeld opgehangen voor het raam of in de ventsterbank.

 

Koken: Praatplaat

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over wat je allemaal kunt maken van aardappelen.
Duur 30 minuten

 

 

Benodigdheden
  • aardappelen (geschikt voor frituren) (voor ieder kind ± één aardappel)
  • schilmesjes
  • snijmes
  • frituurpan
  • zout

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wat je met aardappelen kunt doen. Eten zij thuis aardappelen? Wanneer? Weten de kinderen op welke manieren je aardappelen kunt bereiden?

Bekijk met de kinderen de wandplaat ‘Van aardappel tot friet’ en leg uit dat aardappelen aan een plant groeien.  

Maak vervolgens samen met de kinderen zelfgemaakte friet. Friet is niet zo gezond, maar je mag het best af een toe eten! Laat de kinderen proberen de aardappelen te schillen. Haal extra hulp in de klas om te helpen de aardappelen in vingers te snijden. Bak daarna de aardappelvingers in kleine hoeveelheden in frituurolie. Strooi er een klein beetje zout over. Eet smakelijk!

 

Aansluitende Smaaklessen
Groep 1-2

8. Over brood en beleg

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Planten: Aardappelen onderzoeken

Leskenmerken
Activiteiten Planten, excursie
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen onderzoeken aardappelen.
Duur 30 minuten

 

 

Benodigdheden
  • vier of vijf soorten aardappelen  (vijf per soort) (totaal genoeg voor ieder kind één)
  • ondoorzichtige zak
  • mesje
  • emmer
  • potgrond

 

Voorbereiding
Koop bij de groenteboer vijf aardappelen van vier of vijf soorten. Doe ze in een ondoorzichtige zak.

 

Uitvoering

Laat de zak aan de kinderen zien en laat ze raden wat er in zit. Als dat niet lukt, laat een paar kinderen voelen hoe zwaar de zak is. Als ze het nog niet weten, laat dan een kinderen met de ogen dicht voelen wat er in de zak zit.

Haal de aardappelen één voor één uit de zak. Zien alle aardappelen er hetzelfde uit? Hebben ze dezelfde kleur en vorm? Zit er een aardappel bij die helemaal rond is? Zit er een aardappel bij met een rare vorm? Waar lijkt die op?

Laat de kinderen de aardappelen op kleur sorteren. Ook kunnen de aardappelen van klein naar groot gelegd worden.

Geef alle kinderen een aardappel. Hoe voelt de aardappel aan? Hoe noem je de buitenkant van de aardappel?(de schil) Is de aardappel helemaal glad? Wat zijn de puntjes die je in de schil ziet? (ogen) Hoeveel ogen tel je? Uit deze ogen groeit een plant. Dit kun je al een beetje laten zien bij een aardappel met uitlopers. Daar zie je het begin van de stengel en de blaadjes.

Waar ruikt de aardappel naar? Vind je dat een aardappel lekker ruikt?

Snijd een aardappel door en laat de kinderen de binnenkant zien. Voel er eens aan. Hoe komt het dat de aardappel aan de buitenkant droog is, en aan de binnenkant vochtig? (de (droge) schil beschermt de (vochtige) binnenkant, waar alle voedingsstoffen inzitten)

Leg uit dat aardappelen niet worden gezaaid, maar gepoot. Poten betekent dat je een kleine aardappel in de grond stopt. Daar groeit dan een aardappelplant uit. Vul een emmer met aarde en stop enkele kleine aardappelen vijf centimeter onder de aarde. Houd de aarde vochtig, maar niet te nat. Na een paar weken komen de eerste blaadjes boven de aarde. Eventueel kun je de stengels met stokjes ondersteunen om te voorkomen dat ze gaan hangen. Met een beetje geluk heb je na een paar maanden een aardappelplant met tien aardappelen! Voor meer resultaat kun je beter in de schooltuin aardappelen poten. De plant zal daar beter groeien en nog meer aardappelen geven.

 

Aansluitende Smaaklessen
Groep 1-2

8. Over brood en beleg

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Proeven: Boodschappentas

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over de herkomst van vlees.
Duur 20 minuten

 

 

Benodigdheden
  • boodschappentas
  • verschillende vleesproducten (bijvoorbeeld kant-en-klare gehaktballetjes, plakjes rookvlees en leverworst)

 

Uitvoering

Neem een boodschappentas met enkele vleesproducten mee. Praat met de kinderen over deze producten: Waar koop je ze? Waar komen ze vandaan? Van welk dier is dit product? Wie kent het product? Voer zo een kringgesprek over de herkomst van de producten (dierlijk).

Houd vervolgens een kleine proeverij in de klas. De kinderen kunnen verschillende dierlijke
producten proeven. Wat vinden ze lekker, wat niet en waarom? Wat eten ze vaker en wat is nieuw voor ze?

 

Aansluitende Smaaklessen

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Proeven: Liedje over thee

Leskenmerken
Activiteiten Proeven, zingen/rijmpje opzeggen
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen zingen en praten over thee en proeven diverse soorten.
Duur 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • waterkoker
  • theezakjes met de smaken groente thee, rooibos en Earl Grey 

 

Uitvoering

Zing met de kinderen het  liedje ‘Marijke, Marijke, wat kost je groene thee?’

Marijke, Marijke wat kost je groene thee,
Ik heb er van zes, van acht en van tien,
Van twaalf kan ik je ook laten zien,
Marijke, Marijke wat kost je groene thee?

Vraag de kinderen of ze graag thee lusten en hoe ze het drinken. Laat vervolgens verschillende soorten thee zien en proeven, zoals groene thee, rooibos en Earl Grey. Welke vinden ze het lekkerst?

 

Aansluitende Smaaklessen

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Proeven: Rijmpje over kaas (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Film, proeven, zingen/rijmpje opzeggen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen praten over en proeven kaas.
Duur 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • vier of vijf soorten kaas in blokjes (bijvoorbeeld Goudse, Leerdammer, rook, mon chou, komijnen)

 

Uitvoering

Zeg het volgende rijmpje op met de kinderen:

Iene miene mutten
10 pond grutten
10 pond kaas
Iene miene mutten is de baas.

Leg kort uit wat grutten zijn. (Grutten zijn een andere benaming voor gort (gepelde gerst). In Nederland werden deze vooral gebruikt om pap van te maken.) De meeste kinderen zullen dit niet  kennen, maar kaas kennen ze wel. Dit geeft aanleiding tot een gesprek over waar kaas van wordt gemaakt en waar je het kunt kopen.

Het volgende filmpje van SchoolTV (2.01 minuut) legt duidelijk uit hoe kaas wordt gemaakt.

 

 
Laat de kinderen vervolgens verschillende soorten kaas proeven. Welke vinden ze het lekkerst?

 

Aansluitende Smaaklessen

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Taal: Broodsprookje

Leskenmerken
Activiteiten Taal
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken de stappen tussen graan en brood.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • graan (te koop bij molens, maalderijen, winkels met bakkersbenodigdheden, boerderijen met winkel aan huis, maar ook bij veel biologische winkels. Ook via internet te bestellen)
  • eventueel korenhalmen, meel en brood
  • ouderwets koffiemolen of vijzel

 

Uitvoering

Lees het volgende sprookje voor in de kring. Wanneer mogelijk is het leuk om graankorrels, korenhalmen, meel en brood erbij te houden om op te wijzen onder het lezen.

De arme vrouw en de graankorrels
Er was eens een arme vrouw. Ze kon elke dag net genoeg eten vinden voor haar kleine kinderen. Op een dag vond ze een paar graankorrels. Ze ging naar het dorp en vroeg aan de mensen: “Wie wil me helpen om deze zaadjes te planten?” “Ik niet,” zei de slager. “Ik niet,” zei de groenteboer. “Ik niet,” zei de bakker. “Nou, dan ga ik die zaadjes zelf wel planten,” zei de vrouw. En dat deed ze.
De zaadjes groeiden op tot flinke korenaren. Toen vroeg de arme vrouw aan de mensen: “Wie wil me helpen om het koren te maaien?” “Ik niet,” zei de slager. “Ik niet,” zei de groenteboer. “Ik niet,” zei de bakker. “Nou, dan ga ik het koren zelf wel maaien,” zei de vrouw. En dat deed ze.
Toen vroeg de arme vrouw aan de mensen: “Wie wil me helpen om het graan van de stengels te dorsen?” “Ik niet,” zei de slager. “Ik niet,” zei de groenteboer. “Ik niet,” zei de bakker. “Nou, dan ga ik het graan zelf van de stengels dorsen,” zei de vrouw. En dat deed ze.
Toen vroeg de arme vrouw aan de mensen: “Wie wil me helpen om de graankorrels te malen tot meel?” “Ik niet,” zei de slager. “Ik niet,” zei de groenteboer. “Ik niet,” zei de bakker. “Nou, dan ga ik de graankorrels zelf wel malen tot meel,” zei de vrouw. En dat deed ze.
Toen vroeg de vrouw aan de mensen: “Wie wil me helpen om brood te bakken van dit meel?” “Ik niet,” zei de slager. “Ik niet,” zei de groenteboer. “Ik niet,” zei de bakker. “Nou, dan ga ik van dit meel zelf wel brood bakken,” zei de vrouw. En dat deed ze.
Toen riep de vrouw tegen de mensen: “Wie wil me helpen om dit brood op te eten?” “Ik!” zei de slager. “Ik!” zei de groenteboer. “Ik!” zei de bakker. “Nee, laat maar,” zei de vrouw. “Mijn kinderen en ik eten dit brood zelf wel op.” En dat deden ze!

Stel daarna vragen als:

  • Wat vond de arme vrouw?
  • Wat groeide daar uit?
  • En wat kon ze daarvan maken?
  • Wist je waar brood vandaan kwam?
  • Welke van de mensen in het dorp had de arme vrouw heel goed kunnen helpen? (de bakker)
  • Waarom deed hij dat dan niet, denk je?
  • Waarom kregen de mensen niets toen de arme vrouw het brood had gebakken?
  • Is er iemand wel eens in een molen geweest waar graan gemalen wordt?

Om kinderen te laten zien hoe graan daadwerkelijk meel wordt kun u met een ouderwetse koffiemolen of vijzel tarwekorrels malen tot meel. Zo zien ze van dichtbij hoe dit proces gaat.

 

Taal: Drankenraadsel

Leskenmerken
Activiteiten Taal, werken in hoeken
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen ontdekken waar verschillende drankjes van worden gemaakt.
Duur 10 minuten, in de proefhoek: 10 minuten per groepje

 

 

Benodigdheden
  • slokje melk, thee, fruitsap en limonade
  • lege eierdoos

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wat ze graag drinken. Weten ze dat alle drinken voor een groot deel bestaat uit water? Om dat aan te tonen kunt u een beetje melk, een beetje thee, een beetje fruitsap en een beetje limonade gieten in een kuiltje van een lege eierdoos en deze in de vriezer op laten vriezen. Bekijk later de bevroren blokjes.

Vraag de kinderen of ze weten waar wat ze drinken vandaan komt. Laat de kinderen onderstaande zinnen aanvullen:

  • Water komt…. uit de kraan / een fles.
  • Melk komt van… een koe / schaap.
  • Thee komt van… een struik.
  • Fruitsap komt van… fruit.
  • Limonade komt van… de fabriek.

 

Aansluitende Smaaklessen

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Taal: Fruitspelletjes (met werkbladen en computeropdracht)

Leskenmerken
Activiteiten Taal, spel, computer
Werkvorm Individueel, groepen
Doel De kinderen oefenen de namen van verschillende soorten fruit.
Duur 20 minuten

 

 

Benodigdheden
  • fruit-memorykaartjes  (zie voorbereiding)
  • werkblad fruit matchen met naam (zie activiteit)

 

Voorbereiding

Kopieer allerlei plaatjes van fruit twee keer op kleine (geplastificeerde) kaartjes. Gebruik bijvoorbeeld deze kaartjes met veel voorkomend fruit:

 

Uitvoering

Laat de kinderen fruitmemory spelen om de namen van diverse soorten fruit te oefenen.  De kinderen leggen alle kaartjes ondersteboven neer en spelen memory. Ze moeten bij het omdraaien het fruit noemen bij de juiste naam. Zo oefenen ze spelenderwijs de namen van allerlei soorten fruit.

Ook dit werkblad is een goede oefening om fruitsoorten te oefenen. De cijfers moeten op de juiste plaats worden gezet.

Deze leuke oefening om fruit te herkennen kan individueel door kinderen gedaan worden op de computer.

Tip: Laat de kinderen van klei verschillende soorten fruit maken. Ze kunnen deze kunstwerkjes ook verven. Op deze manier kan de klas een mooie fruitmand maken.

 

Taal: Groentespelletjes (met werkbladen en computeropdracht)

Leskenmerken
Activiteiten Taal, spel, computer
Werkvorm Individueel, groepen
Doel De kinderen oefenen de namen van verschillende soorten groenten.
Duur 20 minuten

 

 

Benodigdheden
  • groente-memorykaartjes (zie voorbereiding)
  • werkblad groente matchen met naam (zie uitvoering)

 

Voorbereiding

Kopieer allerlei plaatjes van groente twee keer op kleine (geplastificeerde) kaartjes. Gebruik bijvoorbeeld deze kaartjes met veel voorkomende groentes:

 

Uitvoering

Laat de kinderen groentememory spelen om de namen van diverse soorten groenten te oefenen. De kinderen leggen alle kaartjes ondersteboven neer en spelen memory. Ze moeten bij het omdraaien de groenten noemen bij de juiste naam. Zo oefenen ze spelenderwijs de namen van allerlei soorten groente.

Ook het volgende werkblad is een goede oefening om groentesoorten te oefenen. De cijfers moeten op de juiste plaats worden gezet.

Deze leuke oefening om groente te herkennen kan individueel door kinderen gedaan worden op de computer.

 

Taal: Kringgesprek over koeien

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, taal
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren over de koe en wat hij voortbrengt.
Duur 15 minuten

 

 

Uitvoering

Voer een groepsgesprek over de koe d.m.v. de volgende vertelplaat van het Kleine Loo.

Bespreek bijvoorbeeld:

  • Koeien geven melk. Melk wordt bewaard in de uier.
  • Van melk worden allerlei melkproducten gemaakt, zoals yoghurt, vla, boter, kaas, karnemelk…
  • Koeien eten gras (of in de winter kuilvoer). Dit herkauwen ze in hun vier magen.

Tip: Een andere mogelijkheid is een boek gebruiken als start, bijvoorbeeld  ‘Van een koe en een kalf’ van Barbara Reid, uitgeverij Gottmer.

 

Aansluitende Smaaklessen

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Contact

Over Smaaklessen

 

Smaaklessen is hét lesprogramma over voeding voor groep 1 t/m 8 van de basisschool. Door te proeven, ruiken, voelen, horen en kijken verkennen kinderen hun eten. Hiermee leren kinderen op jonge leeftijd gezonde en duurzame voedingskeuzes te maken. Kijk ook op www.smaaklessen.nl

Landelijk steunpunt Smaaklessen, Wageningen University

Website: www.smaaklessen.nl
E-mailadres: smaaklessen@wur.nl
Telefoonnummer: 0317 48 59 66
Twitter:  @Smaaklesen