Onderzoekt de markt en maakt plannen KT1 - JAM

Onderzoekt de markt en maakt plannen KT1 - JAM

Onderzoekt de markt en maakt plannen KT1 JAM

Inhoud LWP Onderzoekt de markt en maakt plannen KT 1 JAM

Beschrijving kerntaak:

De (junior) accountmanager zoekt naar strategische informatie. Daartoe voert hij marktverkenningen en fieldresearch uit en brengt hij de afzetmarkt en het ‘commerciële landschap’ zo compleet mogelijk in kaart. De (junior) accountmanager doet voorstellen voor verkoopactiviteiten, die zijn gericht op de eigen accounts voor de middellange termijn (kwartaal of half jaar) en voor (organisatiebrede) verkoopacties. Hij doet dit op basis van zijn analyse van klant-, product- en marktinformatie. In zijn voorstellen schetst hij bovendien de afzetmarkt, de markt- en brancheontwikkelingen en mogelijke concurrenten en gaat hij in op de financiële aspecten van het voorstel. Bovendien schetst hij de ontwikkelingen bij de accounts. Op verzoek licht hij de voorstellen toe. De (junior) accountmanager voert onderzoek uit naar bestaande en nieuwe accounts. Hij verzamelt bedrijfseconomische gegevens over de (potentiële) account en rekent deze informatie door. Op basis van deze informatie brengt hij voor de organisatie de (financiële) kansen en risico’s van de account in kaart. Wanneer de account van waarde kan zijn voor de organisatie, voert hij (kwalitatief) onderzoek uit om een volledig beeld van de account te krijgen. Hij verzamelt informatie over onder andere de visie en strategie van de account, de DMU, de organisatie van de bedrijfsprocessen, het inkoopbeleid, de klanten en leveranciers van de account en de organisatiecultuur. Met behulp van een SWOT-analyse brengt hij de (waarde van de) account nog beter in kaart en hij verwerkt de verkregen accountinformatie uiteindelijk in een accountprofiel. Als laatste stelt hij voor zijn leidinggevende en/of accountteam een advies op met betrekking tot de account.  De (junior) accountmanager stelt op basis van de klant-, product- en/of marktinformatie en de accountanalyse accountplannen op met betrekking tot zijn accounts. In het accountplan beschrijft hij op welke wijze hij (de DMU van) de account gaat bewerken. Hij geeft aan welke stappen hij gaat ondernemen om de account aan zich te binden en/of de omzet bij de account te verhogen. Hij stemt deze activiteiten af met het verkoopplan. Ook het beoogde resultaat van zijn activiteiten beschrijft hij in het accountplan. Verder legt hij (eerder) gemaakte afspraken met (betrekking tot) de account vast in het accountplan.

Werkprocessen:
1.1 Verzamelt klant-, product- en/of marktinformatie

1.2 Doet voorstellen voor het verkoopplan
1.3 Stelt een activiteitenplan op
1.4 Voert accountanalyses uit
1.5 Stelt accountplannen op
1.6 Coördineert de uitvoering van verkoop- en accountplannen en evalueert de plannen?

Planning Onderzoekt de markt en maakt plannen KT 1 JAM

TWiXX-en

Plan van aanpak

Plan van aanpak

Marketing

Marketingbegrippen

Marketingbegrippen A-Z

Account
Zakelijke klant (afnemer).

Accountmanager
Functionaris die verantwoordelijk is voor een bevredigende en/of winstgevende relatie met een of meer accounts.

Accountmanagement
Het op doelgerichte en gestructureerde wijze aangaan, onderhouden en ontwikkelen van duurzame profijtelijke relaties met zakelijke klanten (afnemers).

Affiliatemarketing
Vorm van internetmarketing waarbij een netwerk van exploitanten van andere websites door de organisatie via een vergoeding wordt beloond voor de doorverwezen websitebezoekers of de daaruit voortvloeiende verkopen.

Co-makership
Meerdere organisaties produceren en leveren samen producten en diensten aan klanten.

Concept
Basisgedachte, basisformulering, basisidee. Kan slaan op een product (productconcept), reclame-uiting (reclameconcept), winkelformule (winkelconcept), bepaalde marketingaanpak (marketingconcept) e.d. Betreft meestal een nog te concretiseren en te testen idee.

Concepttesting
Marktonderzoek waarbij men een concept test op commerciële geschiktheid en haalbaarheid.

Consumentenmarketing
Marketing gericht op consumenten als klant (B2C). Staat tegenover zakelijke marketing (dienstverlening, industrie, handel) met organisaties als klant (B2B). Onderscheid is van belang omdat de commerciële problematiek verschilt.

Contactcenter
Serviceafdeling van de organisatie die via verschillende contactkanalen bereikbaar is voor klanten en andere stakeholders.

Contactkanaal
Kanaal voor ondersteuning van marketing-, verkoop-, distributie- en serviceprocessen zoals persoonlijk contact, winkelbalie, website, telefoon, E-mail en direct mail.

Cross-selling
Verkoop van een ander, bijkomend product aan een bestaande klant.

Customer Intimacy
Concurrentiestrategie. Zie CRM.

Customer Relationship Management (CRM)
CRM is een bedrijfsstrategie die zich richt op het realiseren van bedrijfsdoelstellingen en het creëren van duurzaam concurrentievoordeel door relaties met individuele klanten aan te gaan, te onderhouden, te maximaliseren en -indien onvoldoende rendabel- te beëindigen.

Databasemarketing
Marketingbenadering gericht op het differentiëren van de interactie met (potentiële) klanten aan de hand van voorspellingen over hun toekomstig gedrag op basis van in databestanden vastgelegde relatiegegevens.

Decision Making Unit (DMU)
Groep mensen dat binnen een organisatie, familie of gezin invloed heeft op de relatie en beslissingen neemt over de aanschaf van producten en diensten.

Deep-selling
Verkoop van meer van hetzelfde product aan een bestaande klant.

Dienstenmarketing
De marketing van immateriële goederen en diensten. Kent bijzondere problemen omdat diensten ontastbaar zijn, productie en consumptie samenvallen en omdat de klant in zekere mate moet meewerken bij de dienstverlening.

Direct marketing
Marketingbenadering die gericht is op het tot stand brengen van een structurele, duurzame directe relatie tussen een organisatie en zijn klanten, waarbij de organisatie de activiteiten van de traditionele tussenhandel overneemt.

Directe verkoop
Rechtstreekse verkoop van fabrikanten aan klanten (finale afnemers), dus zonder tussenkomst van de zelfstandige tussenhandel.

Distributie
Voortstuwing van producten en diensten van fabrikant naar klant (finale afnemer). Ook een instrument in de marketingmix dat tot taak heeft te zorgen dat de producten en diensten op de juiste tijd, op de juiste plaats en tegen de juiste prijs bij de klant terecht komen.

Distributiekanaal
Het geheel van instituties (groothandel, detaillisten, agenten, etc. zowel fysiek als online) dat zorgt voor de doorstroming van producten en diensten van fabrikant naar klant (finale afnemer).

Doelmarkt
Groep van potentiële klanten, categorisch of geografisch omschreven, waarop de  marketinginspanning zich richt.

Domotica
Woonhuisautomatisering. Met betrekking tot de zorg: woninggebonden technologische toepassingen ter ondersteuning van het langer zelfstandig (blijven) wonen van ouderen en andere doelgroepen van zorg.

E-business
Door middel van computertelecommunicatienetwerken, doen van zakelijke transacties, het voeren van zakelijke relaties en het beheersen van de productieketen.

Event driven marketing
Marketingbenadering waarbij commerciële en communicatieve activiteiten gebaseerd zijn op relevante gesignaleerde veranderingen (n.a.v. gebeurtenissen) in de individuele behoefte van een klant.

Experience marketing
Marketingbenadering waarin de persoonlijke beleving en ervaring centraal staan. Het creëren van waarde ontstaat door interactie tussen aanbieder en gebruiker in een speciale fysieke of virtuele omgeving. De plaats waar betekenisvolle belevenissen plaatsvinden of gecreëerd worden. Voorts is het een verzamelnaam voor alles dat meer is dan een product of dienst en dat emotie met zich meebrengt op oproept.

Experience economy
Zie Experience marketing.

Frontoffice
Alle organisatieonderdelen, medewerkers en –systemen die in aanraking komen met de klant.

Inbound marketing
Marketingbenadering gericht op het inspelen op ‘binnenkomende’ klantcontacten met behulp van realtime analyse van klantgegevens in combinatie met vooraf gedefinieerde campagnes.

Innovatie
Een innovatie is een idee, gebruik of object dat als nieuw wordt ervaren door de doelgroep, zoals een individuele gebruiker of een organisatie.

Internetmarketing
Marketingbenadering die gebruik maakt van de mogelijkheden van Internet. Omvat ondermeer webvertising, affiliatemarketing en zoekmachinemarketing.

Joint-development
Organisaties die samen producten en diensten bedenken en ontwikkelen.

Joint-promotion
Organisaties die samen promotie doen voor producten en diensten.

Klant
Organisatie of persoon die het laatste jaar een factuur ontvangen heeft van de organisatie.

Klantenpiramide
Hulpmiddel om het belang en het gedrag van klanten te visualiseren en te analyseren.

Klantgroep
Verzameling klanten die dezelfde mate van klantwaarde vertegenwoordigen, dezelfde vergelijkbare wensen en behoeften hebben of dezelfde relatiebereidheid tonen.

Klantproces
Bedrijfsproces (frontoffice of backoffice) waarmee de klant ‘in aanraking’ komt.

Klantprofiel
Beschrijving van de kenmerken van een klantgroep.

Klantrelatiemanagement
Zie Customer Relationship Management.

Klantsegmentatie
Onderscheid maken tussen klanten door te zoeken naar overeenkomsten in klantwaarde, wensen en behoeften of relatiebereidheid. Klanten met dezelfde overeenkomsten behoren tot dezelfde klantgroep.

Klantwaarde
Waarde van de klant gedurende de gehele levensduur van de relatie die de klant heeft met de organisatie.

Lead
Aanvraag voor meer informatie over een product of dienst. Ook wel een potentiële klant.

Loyaliteit
Mate waarin er sprake is van een langdurige relatie tussen klant en organisatie gebaseerd op emotionele gronden.

Loyaliteitsprogramma
Marketingactiviteit gericht op het in stand houden van een langdurige relatie met de klant door het stimuleren van de emotionele band met de organisatie.

Marketing
Organisatiefunctie die onvervulde behoeften en wensen opspoort en definieert en hun omvang en winstpotentieel meet, bepaalt welke doelmarkten de organisatie het beste kan bedienen, vaststelt wat de meest geschikte producten, diensten en programma’s zijn om de gekozen doelmarkten te bedienen en een beroep doet op iedereen in de organisatie om mee te denken met de afnemer en hem van dienst te zijn.

Marketingmanagement
Het op gesystematiseerde wijze leiding geven aan marketingactiviteiten. Gesystematiseerd wil zeggen dat men uitgaat van: 1) wat zijn de mogelijkheden? 2) planning (welke doelstellingen, welke strategieën) en 3) voortgangsbewaking en controle (terugkoppeling).

Marketingmanager
Een functie binnen een marketing georiënteerde organisatie waarbij de persoon die de functie vervult verantwoordelijk is voor de planning, analyse en controle van marketingactiviteiten.

Marketingstrategie
Een bewust gerichte, onderling gecoördineerde hantering van marketinginstrumenten voor  realisatie van de marketingdoelstellingen. De marketingstrategie bestaat uit gecoördineerde beslissingen over: 1) bepaling van doelmarkten en klantgroepen, 2) bepaling van merkstrategie en positionering, 3) bepaling van de marketingmix en marketingactiviteiten en 4) bepaling van het marketingbudget.

Marketingmix
Marketinginstrument dat bestaat uit beslissingen en marketingactiviteiten voor de volgende 6 P's: product, prijs, plaats (distributie), promotie, proces en personeel.

Markt
Dit kan meerdere betekenissen hebben: 1) ontmoetingsplaats van vragers en aanbieders (concrete markt), 2) geheel van vraag- en aanbodsfactoren (abstracte markt),  3 geografisch afzetgebied, 4) alle feitelijke en potentiële kopers van een product, 5) afgezet aantal eenheden of omzet,  6) samenspel van marktparticipanten hun gedrag en resultaten.

Marktaandeel
Het deel van de totale markt dat in handen is van een bepaalde aanbieder, uitgedrukt in een percentage van de totale afzet of omzet in een markt.

Marktsegment
Gedeelte van de totale markt waarbij de afname-eenheden van producten en diensten naar bepaalde criteria homogeen zijn en min of meer hetzelfde zullen reageren op een bepaalde invulling van de marketingmix.

Marktsegmentatie
Dit kan meerdere betekenissen hebben: 1) analysetechniek: opdelen van de markt in naar relevant gezichtspunt homogene groepen klanten (segmenten), 2) marketingstrategie: je als aanbieder richten op een of enkele segmenten en je marketinginspanning daarop aanpassen.

Mass customization
Snel en flexibel aanpassen van het aanbod aan producten en diensten aan de wensen van de individuele klant. De klant kan hierbij kiezen uit een vooraf gedefinieerd aantal productvarianten. Ook wel ‘massa maatwerk’ of ‘versioning’ genoemd.

Mass individualization
Verregaande vorm van mass customization. De product of dienst wordt in dit geval echter volledig toegesneden op de wensen van de individuele klant.

Merk
Een merk is niets anders dan: 1) een waarneming van een product of dienst in het hoofd van de klant, of 2) een naam, term, teken, symbool of een combinatie ervan waarmee een aanbieder zijn product identificeert en doet onderscheiden van dat van zijn concurrenten.

Multi-channel
Geheel van contactprocessen tussen klant en organisatie via alle beschikbare contactkanalen in alle fasen van de relatie.

One-to-one-marketing
Zie Mass individualisation.

Operational excellence
Concurrentiestrategie gebaseerd op het keveren van betrouwbare producten en diensten tegen scherpe prijzen met zo weinig mogelijk ongemak voor de klant.

Outbound marketing
Marketingbenadering gericht op het actief benaderen van (potentiële) klanten met behulp van realtime analyse van klantgegevens in combinatie met vooraf gedefinieerde campagnes.

Permanent selling
Verlengen van de contract- en afnameperiode, het verlengen van de levensduur van de klant.

Positionering
Het verkrijgen van een plaats in de gedachten van klanten van een organisatie of product ten opzichte van concurrerende organisaties of producten.

Permission based marketing
Marketingbenadering die gebaseerd is op de expliciete toestemming van (potentiële) klanten om hen voor een specifiek doel te benaderen.

Prijsdifferentiatie
Voor dezelfde producten en diensten aan verschillende klanten een verschillende prijs in rekening brengen op grond van verschillen in kostprijs. Deze verschillen worden veroorzaakt door verschil in moment van afname, verschil in hoeveelheid van afname, etc.

Productleadership
Concurrentiestrategie gebaseerd op voortdurende innovatie op basis van onderzoek en creativiteit en het snel op de markt brengen van ideeën

Productlevenscyclus
Het verloop van de afzet of omzet gedurende de tijd dat het product of de dienst op de markt is. Er zijn vijf fasen: introductie, groei, rijpheid, verzadiging en neergang. Elke fase vereist een ander marketingaanpak.

Productmix
De verzameling van alle producten en diensten die de organisatie aanbiedt (assortiment), soms echter ook als de mix van de productattributen.

Productdifferentiatie
Realiseren van verschillen tussen eigen en concurrerende producten en diensten en die naar klanten communiceren. Daarbij wordt uitgegaan van het product of de dienst en niet van de markt. Staat tegenover marktsegmentatie.

Prospect
Tot de doelgroep behorende organisatie of persoon. Potentiële klant of koper.

Relatie
Situatie waarin twee of meer partijen gedurende langere tijd op elkaar inspelen.

Relatielevenscyclus
Beschrijft het patroon waarin de relatie verandert in de tijd onder invloed van interacties tussen klant en organisatie.

Relatiemarketingprogramma
Retentie- of loyaliteitsprogramma’s gericht op het opbouwen van een duurzame relatie met klanten.

Retentie
Mate waarin er sprake is van een langdurige relatie tussen klant en organisatie gebaseerd op de afname of gebruik van producten en diensten (herhalingsaankopen).

Rententieprogramma
Marketingactiviteit gericht op het in stand houden van een langdurige relatie met de klant door het stimuleren van afname of gebruik van producten of diensten (herhalingsaankopen).

Segment
Dit kan zijn: 1) een homogene groep klanten,  2) een groep klanten die dezelfde kenmerken vertoont, 3) een groep klanten die hetzelfde koopgedrag vertoont, 4) een groep klanten die op eenzelfde wijze reageert op een marketinginspanning.

Segmentatiecriteria
Kenmerken waarmee segmenten kunnen worden beschreven zoals socio-economische (inkomen, sociale klasse e.d.), demografische (leeftijd, geslacht, e.d.), psychologische (levensstijl e.d.) en koopgedragcriteria (koopfrequentie, winkeltrouw, merkentrouw, etc.).

Up-selling
Verkoop van een duurdere versie van het product aan een bestaande klant.

Unique Selling Proposition (USP)
Exclusief verkoopargument, ofwel een pluspunt dat voor de klant van doorslaggevend belang kan zijn voor de keuze van een organisatie, product of dienst en waaraan men in reclame en promotie een primaire rol geeft.

Webvertising
Vorm van internetmarketing dat bestaat uit adverteren op Internet. Dit kan op diverse manieren zoals via links, banners, buttons, programmatjes (widgets), filmpjes (online video advertising), indexen, portalen en directories.

Yieldmanagement
Maximaliseren van bezettingsgraden (capaciteit) en opbrengsten door differentiatie aan te brengen in een of meer elementen van de marketingmix.

Zoekmachinemarketing
Vorm van internetmarketing waarbij een link met de verwijzing naar uw dienst of product wordt getoond als een websitebezoeker op een bepaald zoekwoord (keyword) in een zoekmachine zoals Google zoekt.

Internet Marketing begrippen

AdSense

Het advertentienetwerk van google. Deze service zorgt voor advertenties op veel websites en worden automatisch aangepast op de inhoud van de pagina om deze advertentie’s zo relevant mogelijk te maken. De website eigenaar die de adsense advertentie’s op zijn website heeft staan verdiend per klik(elke keer als een bezoeker op de advertentie heeft geklikt). De verdiensten kunnen variëren tussen de 0,05 en 1,50 euro per klik.

AIDA model

Attention, Interest, Desire en Action. Dit model wordt veelal gebruikt voor het schrijven van teksten voor het web en voldoet hiermee aan een goede commerciële uiting.

Adview / Impressie

Een view of een impressie is een vertoning van een advertentie aan een bezoeker.
Stel de bezoekers van je website hebben jouw advertentie 10 keer gezien, dan heeft jouw advertentie(AD) 10 adviews of impressies.

Adwords

Adwords zijn de betaalde advertenties in de zoekresultaten van google. Deze advertentie’s worden zichtbaar wanneer de adverteerder op google adverteeerd met het gewenste zoekwoord(keyword).

Affiliate marketing

Is het aanbieden zodat partners of andere exploitanten van websites of eigenaren van nieuwsbrieven het product van een ander promoten. Dit kun je dus zelf zelf doen of zelf aanbieden met een eigen product of dienst. Er onstaat hierdoor een win-win situate voor beiden partijen door te betalen voor resultaat waardoor de aanbieder van het product de klanten krijgen en de affiliate een percentage voor zijn verdiensten door de behaalde omzet.

Alt tags

Een alt-tag wordt in de HTML-code aangegeven als alternatieve tekst voor een afbeelding. Dit zorgt ervoor dat de afbeelding goed kan worden geïndexeerd in google en andere belangrijke zoekmachines.

Back link

Backlink of backlinks zijn een koppeling van een externe website naar de eigen website. Stel u heeft een website(A) en iemand anders ook van hetzelfde onderwerp(B). Om een backlink te verkrijgen zorgt A ervoor om zijn website op de webstite van B te krijgen.

Bookmark

Is het vastleggen op een zelf aanpasbare lijst van website’s of andere locaties.
Dit wordt ookwel ‘’favorieten’’ genoemd. Deze functie is normaal altijd ingebouwd in alle browsers om website’s op te slaan.

Brede zoekwoorden

Dit is een standaardoptie wanneer je adverteert met google adwords. Dit houdt in dat je in totale breedte van het woord adverteerd(wanneer dit woord ook in een zin staat die gezocht wordt). Specifiekere opties zijn zindeel en exacte zoekwoorden.

Churn rate

Het aantal klanten of abonnees die gemeten wordt over een bepaalde periode die van een bedrijf geen producten of diensten meer aanschaft.

Click through

Dit betekent wanneer een bezoeker op een banner klikt of jouw website bezoekt en vervolgens naar andere achterliggende pagina’s gaat.

Click through ratio (CTR)

Welk percentage doorklikt na het zien van bijvoorbeeld een advertentie. Dit is te berekenen door het aantal kliks/clicks te delen door het aantal impressies.

Confirmed opt-in

Is het inschrijven op of voor een bepaalde website en vervolgens het officieel bevestigen voor het ontvangen van e-mails.

Conversie

Een conversie is het resultaat wat wordt behaald door het omzetten van bezoekers naar daadwerkelijke klanten.

Conversieratio

Dit is de verhouding tussen het aantal Clicks en de Conversie. Het geeft weer in hoeverre de personen die in eerste instantie op de advertentie reageerden ook daadwerkelijk geïnteresseerd zijn in hetgeen ze op de Website van de adverteerder vinden.

Cost Per Action (CPA)

oftewel Cost Per Acquisition wordt berekend door het bijhouden van alle doelstellingen en kosten van een campagne met de daarbij behorende acties van de consument op een website van de adverteerder.

Cost Per Click (CPC)

Dit zijn de kosten die worden gemaatk door de adverteerder door middel van elke klik op een advertentie(kosten per klik).

Cost Per Lead (CPL)

Een advertentiemethode waarbij wordt betaald per aanmelding, registratie of aanvraag via de website.

Cost Per Mille (CPM)

Een advertentiemethode waarbij wordt betaald voor het aantal malen dat de adverntie is genootd aan de bezoeker(impressie). Ookwel uitgedrukt in een prijs per 1000 vertoringen van een banner.

Cost Per Sale (CPS)

Dit is een advertentiemethode waarbij betaald wordt voor het uiteindelijk krijgen van een sale/verkoop.

Description Tag

Een tag in de HTML-code wordt gebruikt om de beschrijving/inhoud aan te geven van de desbetreffende website of pagina.

Deeplink

Een link/URL naar bepaalde content die niet om de homepagina staat maar diep in een website begraven/verstopt zit.

E-Commerce

Electronic commerce (ook wel E-Commerce, e-business of elektronische bedrijfsvoering genoemd) is de verzamelnaam van alle manieren waarop via digitale wegen (bijvoorbeeld het Internet of een Extranet) handel bedreven kan worden.

E-mail marketing

Ter promotie van producten of diensten worden er e-mails gestuurd naar klanten of leden van een nieuwsbrief waardoor de afzender meer aandacht krijgt of extra bezoekers ontvangt naar een gewenste pagina.

EPC (Earnings Per Click)

Opbrengst per klik op een advertentie of een Link.

EPV (Earnings Per Visitor)

Opbrengst per bezoeker van een Website.

Exacte zoekwoorden

Wanneer er geadverteerd wordt met google adwords kun je adverteren met exacte zoekwoorden. Dit geeft aan de advertentie’s alleen getoont moeten worden wanneer een gebruiker van google alleen het exacte zoekwoord invult/opzoekt.

Get Paid To

Get Paid To (GPT) read of search is het als de Bezoekers betaald krijgen voor het lezen of klikken op reclame.

Guerilla Marketing

Onconventionele marketing bedoeld om maximale resultaten met minimale inspanning en budget te behalen. De term is bedacht door Jay Conrad Levinson in zijn in 1982 verschenen boek ‘Guerilla Marketing’.

Google Analytics

Een compleet website statistieken progamma voor een website. Hier wordt alles strikt bijgehouden om de resultaten te meten en te kunnen verbeteren door aan de hand van google’s verkregen informatie uit dit progamma.

Interruptiemarketing

Marketingcommunicatie-uitingen die de activiteiten van de klant onderbreekt. Bijvoorbeeld commercials op radio en TV.

Keyword

Oftewel het zoekwoord welke gezocht wordt bij het intypen van een zoekopdracht bij Google of andere zoekmachines.

Keyword tag

Een tag in de HTML-code wat aangeeft op welke zoekwoorden/keywords de website gevonden wilt worden. Dit bevordert de optimalisatie van de website.

Landingspagina / Landing page

Een specifieke webpagina binnen een website waar een bezoeker op komt nadat hij/zij op een Banner of op de website in de zoekmachines heeft geklikt.

Metatags

Alle aangegeven tags die in de HTML-code in de website zitten en onzichtbaar zijn voor de bezoeker. De tags zorgen ervoor dat de website geoptimaliseerd is waardoor deze beter wordt gevonden door google en andere zoekmachines.

Offline marketing

Het aanbieden van producten of diensten(het vermarkten) zonder het gebruik van digitale media zoals internet. Dit betreft het adverteren doormiddel van folders, flyers, visitekaartjes, sturen van brieven enzovoorts.

Opt-in

De inschrijving van een e-mail adres die is aangevraagd door de ontvanger ervan.

Opt-out

Het uitschrijven van een e-mail adres die is aangevraagd door de ontvanger ervan.

Pagerank

Page rank is een methode om pagina’s op Internet te ordenen in belangrijkheid. Het is ontwikkeld door de oprichters van Google (Larry Page en Sergey Brin) in 1998 toen zij nog studeerden aan de Stanford-universiteit. Die universiteit heeft het patent op Page rank terwijl Google een handelsmerk heeft op Page rank.

Return on investment (ROI)

De Engelse term return on investment geeft de verhouding tussen het rendement en de investering aan. Indien de investering een verlies oplevert dan is de return on investment een negatief getal. Een alternatieve omschrijving is Rate of Return.
De R.O.I. van een geheel bedrijf kan men berekenen door de nettowinst te delen door de boekwaarde van de totale activa. De R.O.I. van een deelproject kan men berekenen door de specifieke opbrengst voor een project te delen door de specifieke investering.

SEO

Zoekmachineoptimalisatie (Engels: search engine optimization of SEO) is een onderdeel van zoekmachinemarketing en kan worden gedefinieerd als het geheel aan activiteiten bedoeld om een webpagina hoog te laten scoren in de organische zoekresultaten van een zoekmachine, op de voor die webpagina relevante trefwoorden, trefwoordcombinatie(s) casu quo zoekterm(en). Aangezien een vermelding in die organische resultaten gratis is, vormen deze zoekresultaten een interessant alternatief voor zoekmachine adverteren.

SMS marketing

Het vermarkten van een product of diensten via SMS. Hierbij wordt een dienst aangeboden of gepromoot via de SMS en betaald de gebruiker per ontvangen sms of een bundel van verkregen SMS.

Two-tier affiliate programma

Affiliate programma structuur waarin webmasters commissies verdienen over hun Conversies als ook over de Conversies van webmasters die via hen aan het affiliate programma zijn gaan meedoen.

Unique Selling Point (USP)

Dit is een uniek verkooppunt of technieken die een bedrijf/aanbieder gebruikt om anders of beter te zijn dan zijn of haar concurrenten. Dit is dus een uniek punt waarom klanten bij jouw kopen inplaats bij iemand anders.

Virale marketing

Mond-tot-mondreclame over het Internet. Enthousiaste klanten (al dan niet ingehuurd) zijn zo tevreden over een Website of product dat ze anderen de URL mailen of over hun positieve ervaringen vertellen. Hierdoor kan een Website zonder veel promotie als een soort olievlek verspreid worden over gebruikers van Internet.

W3C

Het World Wide Web Consortium (W3C) ontwikkelt specificaties, richtlijnen, Software en hulpmiddelen voor de verdere ontwikkeling van het World Wide Web en Internet.
Deze service kan ook een website testen om te kijken of deze een schone code heeft, zodat deze goed kan worden gevonden en doorgezocht kan worden door google.

Web 2.0 / Social Media Marketing (SMM)

Web 2.0 heeft niets te maken met een nieuwe Infrastructuur of techniek (al spelen nieuwe programmeertechnieken op de achtergrond wel degelijk een rol). Web 2.0 draait om de sociale interactie die via het web op een slimme, interactieve manier wordt ontsloten en gestimuleerd. Verschillende web 2.0 activiteiten zijn twitteren(Twitter) en/of Hyven(Hyves).

Zoekrobot

een robot van zoekmachines die de website compleet doorzoekt op verschillende factoren.

 

?

Marketingconcepten

Marketingconcepten zijn de “filosofieën” of denkbeelden die organisaties hanteren om over producten en markten en over het vraagstuk van waardeverstrekking na te denken.

We onderscheiden 6 marketingconcepten

  • het productieconcept
  • het productconcept
  • het verkoopconcept
  • het marketingconcept
  • het maatschappelijk marketingconcept
  • het duurzame marketingconcept

Het productieconcept

Dit concept vertrekt van de stelling dat klanten producten verkiezen die beschikbaar, leverbaar en goedkoop zijn. Meteen is daarmee de belangrijkste taak van management, en van productiemanagement in het bijzonder, gedefinieerd, m.n. verbetering van de efficiëntie.

Dit concept is in een aantal marktomstandigheden zeker relevant en bruikbaar, bijvoorbeeld als de vraag naar bepaalde producten vele malen het aanbod overtreft (denk aan sommige periodes in de voedingsindustrie) en als de marktsituatie wordt gekenmerkt door veel te hoge kosten en een efficiëntieverhoging zich dus met andere woorden opdringt.

Het productconcept

In tegenstelling tot wat hoger werd gesteld, geldt in dit concept dat klanten in de eerste plaats geïnteresseerd zijn in de producten zelf (en niet in de waarde die erin vervat zit). Productkwaliteit wordt dan ook het belangrijkste doel van management, want in deze filosofie geldt dat (potentiële) klanten kwaliteitsverschillen waarnemen en hiermee rekening houden bij het bepalen van hun aankoopgedrag. Betere kwaliteit leidt in dit concept tot meer verkopen, of populair uitgedrukt: “goede wijn behoeft geen krans”.

Het verkoopconcept

Het verkoopconcept vertrekt van de stelling dat klanten weerstand vertonen tegen de aankoop van om het even welk product, hoe beschikbaar, goedkoop of goed het product ook is. Producten kunnen dus enkel aan de man worden gebracht mits zware en intensieve verkoopinspanningen. Management wordt in deze opvatting dan ook het opzetten van een sterke verkoopafdeling.

Dit concept leidt gemakkelijk tot een “hit and run”-aanpak, een harde verkoopaanpak waarbij de klant met min of meer harde hand wordt “gedwongen” tot aankoop. Sommige levensverzekeringsmaatschappijen of andere ondernemingen waar éénmalige verkopen domineren, hanteren dit concept. Klantentevredenheid is in deze filosofie van weinig tel.

Het marketingconcept

In het marketingconcept staan de (potentiële) klant en het vervullen van zijn behoeften en wensen centraal. Het marketingconcept kan verder het best worden verduidelijkt door het te stellen tegenover het verkoopconcept.

In het verkoopconcept wordt sterk “van binnen naar buiten” geredeneerd. Centraal staat “de fabriek” of dus de productie, het zwaartepunt ligt op de bestaande producten, de belangrijkste middelen die in de interactie met de markt worden ingezet zijn verkoop en promotie en het belangrijkste doel is het creëren van meer winst door het realiseren van een grotere omzet.

In het marketingconcept wordt daarentegen sterk “van buiten naar binnen” geredeneerd: het uitgangspunt wordt hier gevormd door de markt, de behoeften van klanten staan centraal, geïntegreerde marketing wordt beschouwd als het belangrijkste middel in de interactie met de markt en het belangrijkste doel is winst door het realiseren van klantentevredenheid.

Marktgerichtheid is het basiskenmerk van het marketingconcept en dit marktgericht handelen en denken omvat volgens de marketingtheorie ten minste drie belangrijke componenten.Marktgerichte bedrijven presteren beter en halen dus een hogere rentabiliteit.

  • klantgerichtheid
  • gerichtheid op de concurrentie (wat nog niet noodzakelijk betekent gericht op het imiteren van de concurrentie)
  • gerichtheid op het nemen van geïntegreerde, d.w.z. elkaar ondersteunende marketingbeslissingen

Het maatschappelijk marketingconcept

Het maatschappelijk marketingconcept heeft de “marktgerichtheid” gemeen met het marketingconcept, maar onderscheidt zich daarvan door het feit dat in het maatschappelijk marketingconcept een aantal andere klemtonen worden gelegd.

Zo staan in het maatschappelijk marketingconcept de belangen in plaats van de verlangens van de doelgroep centraal en wordt dus niet enkel aan “consumptief gedrag” van de (potentiële) klant aandacht besteed. Verder schenkt het maatschappelijk marketingconcept in de eerste plaats aandacht aan maatschappelijke doelen in plaats van aan winst.

Tenslotte domineert in het maatschappelijk marketingconcept het begrip “stakeholder” of belanghebbende en niet zozeer het begrip consument. Voorbeelden van ondernemingen bij wie het maatschappelijk marketingconcept domineert zijn The Body Shop en financiële instellingen die “ethisch beleggen” propageren.

Het duurzame marketingconcept?

Dit houdt in het voorzien in de huidige behoeftem zonder dat dit ten koste gaat van het vermogen van toekomstige generaties om te voorzien in hun behoeften.

Het verschil tussen maatschappelijke marketing en het duurzame marketingconcept ligt in het tijdsperspectief. Maatschappelijke markerketing gaat over het conflict tussen het voorzien in de wensen van de consumenten en het effect van dze actitiviteit op anderen.

Duurzaam Marketing gaat over de consumptie van nu tegenover die van toekomstige consumenten en de toekomstige samenleving als geheel. Duurzaam marketing richt zich ook de toekomst van de organisaties van morgen.


 

 

Onderzoek en marktbewerking

Verkoopplan

Verkoopbevordering

Verkoopbevordering of verkooppromotie (Engels: Sales Promotion) is een handeling die verricht wordt om de aankoop van producten bij de klant aan te moedigen, en het koopgedrag op korte termijn te beïnvloeden. De verkooppromotie kan zowel gericht zijn op het aanprijzen van de handel, als op het aansporen van de consument tot het kopen van de waar. De eerste vorm, aangeduid met de Engelse term "Trade Promotion" werkt via een strategie waarbij zoveel mogelijk (aantrekkelijk) aanbod gecreëerd wordt. De tweede vorm, aangeduid met de Engelse term "Consumer Promotion" is erop gericht om bij de klant zoveel mogelijk vraag te creëren. Beide vormen worden ook wel aangeduid middels respectievelijk "push"- (duw-) en "pull"- (trek-)strategie.

Verkoopbevordering is het verschaffen van prikkels en beloningen om afnemers over te halen op korte termijn te kopen in plaats van later. Waar reclame een instrument voor de lange termijn is om de attitude van de markt met betrekking tot een merk te beïnvloeden, is verkoopbevordering een instrument om op korte termijn het besluit tot kopen uit te lokken.

Het vormt een belangrijke manier om met klanten en potentiële klanten te communiceren. Het veld omvat vele instrumenten, uiteenlopend van stickers die bij de opening van een winkel worden uitgedeeld tot en met de Firato of Efficiencybeurs, waarvoor de deelnemers enkele tonnen neertellen. Andere instrumenten zijn displays, monsters, prijsvragen, geschenken, 'drie halen-twee betalen'-acties en andere prijskortingen, direct mail aanbiedingen en zegelspaaracties.

Verkoopbevorderingsactiviteiten zijn een belangrijk element in de promotiemix (Marketingmix). Zij verhogen de mate waarin de consument zich het product herinnert, het herkent en de proef op de som neemt. Verkooppromotie is één van de vijf ruime categorieën waaronder de derde P, die van Promotie, in onderverdeeld is. Deze P omvat alle communicatiemiddelen die aan het publiek een boodschap kunnen overbrengen.

Doelstellingen

1.            Mensen ertoe aanzetten een product te proberen dat ze nog niet eerder hebben gekocht.

2.            Consumenten die het product al gebruiken zover krijgen dat ze er meer van kopen en gebruiken.

3.            Huidige klanten behouden en hun aankooppatronen voor het product in stand houden.

4.            Nieuwe gebruiksmogelijkheden voor het product suggereren, zodat bestaande klanten er meer van gebruiken.

Methoden

Er zijn verschillende methoden voor verkooppromotie. Mogelijke toegepaste strategieën:

•             Hebbedingetjes, vaak aangeduid met de term premiaten, eventueel met logo en herkenbare merkuitstraling (kleur/vorm) uitdelen, niet zelden gekoppeld aan de aankoop van het product.

•             Relatiegeschenken en promotionele artikelen

•             Aanbiedingen en kortingen (eventueel op andere producten)

•             Bij aankoop van een meervoud van het product een extraatje erbij

•             Pakketconstructie waarbij meerdere producten en/of aanvullingen voor een aantrekkelijke prijs worden aangeboden

•             Beursopstelling of bijvoorbeeld een omgebouwde bus/vrachtwagen waarin het merk en/of product ontdekt en beleefd kan worden

•             Demodag met mogelijkheid het product te proberen

•             Kortingsbonnen of coupons in bladen of op flyers

•             Proefmonsters of samples uitdelen

•             Product aanpassen met nieuwe kleuren of kleine aanpassing doen en dan ‘vernieuwd’ op de verpakking zetten

•             Punten- / zegelspaarsysteem opzetten

•             Inhoud tijdelijk vergroten voor dezelfde prijs

•             Happy hour waarbij product tussen bepaalde tijden tegen een aantrekkelijke korting te koop is

•             Verkooptraining voor verkopers

•             Verkoopbonus voor verkopers (bij het bereiken van doelstellingen of naar het aantal verkopen)

Externe analyse

Concurrentie analyse

 

Door goed naar uw concurrenten te kijken, ziet u hoe u zich kunt onderscheiden van de rest. Dat is handig als u een bedrijf start of een nieuw product wilt aanbieden. Hoe maakt u uw eigen concurrentieanalyse?

Wie zijn uw concurrenten?

Zoek uit wie uw belangrijkste concurrenten zijn. U vindt veel van deze informatie op internet. Vraag bedrijfsgegevens op uit het Handelsregister en onderzoek uw branche in de Branchewijzer.

Verzamel informatie over uw concurrenten

Als u weet wie uw belangrijkste concurrenten zijn, beantwoordt u in de concurrentieanalyse de volgende vragen:

  • Op welke doelgroep richt uw concurrent zich?
  • Welke producten of diensten hebben ze in hun assortiment?
  • Wat is hun prijs? Geven ze korting?
  • Hoe maken ze reclame? Via folders, commercials?
  • Welke concurrenten zitten waar?

Maak een concurrentieanalyse

Zet alle gegevens in een tabel. Wat zijn de sterke en zwakke punten van uw bedrijf en uw concurrenten?

 

prijs

kwaliteit

assortiment

locatie

service

bekendheid

Fietsenwinkel A

++

+

-

--

+

+

Rijwielhandel B

--

++

++

--

-

++

Fietsenmaker C

+

+

+

++

-

--

Uit bovenstaand voorbeeld blijkt dat er nog geen fietsenwinkel is die hoog scoort op prijs. Mogelijk zou een fietsenwinkel met lage prijzen een interessante aanvulling zijn. U kunt leren van Rijwielhandel B hoe u uw naamsbekendheid kunt vergroten. Maakt deze winkel veel reclame? Ontdek waar voor u de mogelijkheden liggen door de resultaten te vergelijken in een concurrentieanalyse.

Het belang van kennis over je concurrenten

Houd altijd goed in de gaten wat je concurrenten doen. Bijvoorbeeld als je een nieuw product introduceert. Hoe ziet een goede concurrentieanalyse eruit?   Whitepaper 'Hoe bedien ik mijn klanten online?'Leer online kansen beter te benutten

Online liggen er voor ondernemers nog veel kansen om zich te verbeteren. Denk aan leads... méér... Vanaf0,-  Het is verstandig om een concurrentieanalyse uit te voeren, ongeacht in wat voor markt je onderneming zich beweegt. In een groeiende markt wil je uiteraard meegroeien, en in een krimpende markt is het zaak om jouw cijfers op peil te houden. Door de concurrentie in de gaten te houden, kun je je kansen vergroten. Door in te spelen op de sterke punten van je concurrenten zorg je ervoor dat jouw product of dienst net wat interessanter is voor de klant. Waarschijnlijk heb je al een vrij goed beeld van je concurrenten, maar door alle specifieke kenmerken per concurrent op een rij te zetten, krijg je een beter inzicht en kun je beter reageren.

 

Hoe ziet een goede concurrentieanalyse eruit?

In een goede concurrentieanalyse besteed je aandacht over de specieke eigenschappen van je product en dat van je concurrenten. Daarnaast kijk je (voor zover mogelijk) naar de bedrijfsvoering van je concurrenten. Je stelt jezelf in ieder geval de volgende vragen:

•Hoe groot is je huidig marktaandeel? Hoe stabiel en geconcentreerd is dit marktaandeel? Is er een trend in de evolutie ervan?

•In welk Levenscyclusstadium bevinden de belangrijkste producten zich? Hoe evolueren hun prijzen en marges?

•Wie zijn de concurrenten voor je (nieuwe) project?

•Hoe doorstaat je onderneming de vergelijking met de concurrenten?

•Met welke concurrentie heeft elke productlijn of dienst te kampen?

•Kan je product of dienst zich meten met andere producten of dienstverleners?

•Zal de concurrentie je proberen van de markt te dringen?

•Is er een marktleider of trendsetter in de sector?

Er zijn verschillende manieren om de concurrentieanalyse vorm te geven. Je kunt de concurrentieanalyse bijvoorbeeld opstellen in de vorm van een checklist of tabel. Afhankelijk van de conclusies die je aan de uitkomsten kan verbinden kun je de strategie van je bedrijf wijzigen

 

SWOT - analyse

ABC-analyse

Non-conversie onderzoek

Accountbeheer en analyse

Accountplan

Klantpiramide

Klanttypen

Accountbeheer / Relatiebeheer

Verkoopanalyse

Verkoopprognose

Doelstellingen

Rapporteren / Adviseren

Rapport schrijven

 Een scriptie/verslag/werkstuk/rapportage moet voldoenaan de volgende eisen:

    1 Omslag

-          titel (en eventueel ondertitel)

-          naam van de auteur(s)

-          datum van verschijning

De omslag moet de inhoud weergeven en er professioneel uitzien. Je moet er daarom de nodige zorg aan besteden. De genoemde punten moeten op een overzichtelijke en aantrekkelijke wijze over de omslag verdeeld worden. De bovenste helft gebruik je alleen voor de titel. Een goede verslagtitel is beknopt, geeft exact het onderwerp aan en prikkelt de nieuwsgierigheid van de lezer.

         

    2 Titelpagina

-          herhaling omslag

-          naam school

-          naam vak

-          naam begeleidende docent

De titelpagina moet er verzorgd uitzien. Symmetrie en overzichtelijkheid spelen daarbij een hoofdrol. De belangrijkste punten dienen vet gedrukt te worden of er op een andere manier uit te springen.          

    3 Voorwoord

-          persoonlijke omstandigheden en/of ervaringen die geleid hebben tot het schrijven van het verslag

-          kader van het verslag

-          omschrijving van de opdracht

-          informatie over de schrijver(s)/taakverdeling

-          dankwoord

-          aanwijzingen voor gebruik

Sommige verslagen bevatten een voorwoord (woord vooraf of ter verantwoording). Het behandelt zaken die weinig of geen verband houden met het onderwerp van het verslag, maar die niettemin van belang kunnen zijn voor de lezer. Het voorwoord is en geschrift met een sterk persoonlijk karakter. Daarom wordt het in de ik- of in de wijvorm geschreven.  Bovengenoemde punten kunnen in een voorwoord voorkomen.

              4 Inhoudsopgave

-          titels hoofdstukken, paragrafen en bijbehorende paginanummers

-          codering en titel(s) bijlagen

Ieder verslag dat langer is dan vijf pagina's, behoort een inhoudsopgave te bevatten. Deze is niet alleen voor de lezer maar ook voor jezelf van belang. De inhoudsopgave geeft jezelf nog eens de gelegenheid te controleren of je verslag logisch in elkaar zit. Dat is vooral nuttig als je al schrijvende van het oorspronkelijke verslagschema bent afgeweken of als je samen met anderen aan het verslag gewerkt hebt.          

    5 Samenvatting

-          Wat is het onderwerp (probleem, doel)?

-          Wat is er gedaan (methode, aanpak)?

-          Wat is er gevonden (resultaten)?

-          Wat betekenen de bevindingen (conclusies, aanbevelingen)?

-          Vroeger stond de samenvatting aan het slot van het verslag, tegenwoordig staat ze praktisch altijd voorin. Dit om een aantal redenen:

-          Mensen willen graag eerst een beeld krijgen van de totaliteit en daarna de details lezen.

-          Een samenvatting die voorin staat, is gemakkelijk op te zoeken.

Hoe lang een samenvatting moet zijn, valt niet te zeggen. De lengte hangt af van de hoeveelheid informatie die in het verslag staat, maar is zeker niet langer dan één pagina.
Zorg dat een samenvatting informatief is! Vertel dus niet alleen waar het verslag over gaat, maar noem ook de belangrijkste feiten, ideeën en bevindingen.    

    6 Inleiding         

De inleiding vormt het begin van het eigenlijke verslag: het eerste hoofdstuk. De functie hiervan is om de lezer goed voor te bereiden op de hoofdtekst.Het valt niet mee een goede inleiding te schrijven. Iedere schrijver ziet zich daarbij voor twee moeilijk te beantwoorden vragen gesteld:

-          Wat moet ik in mijn inleiding vermelden?

-          Hoe moet ik mijn inleiding beginnen?

Je zult merken dat in de inleiding punten (kunnen) voorkomen die ook in de samenvatting thuishoren. Dat is geen bezwaar. Samenvatting en inleiding hebben immers een totaal andere functie.

Je kunt de genoemde punten, die we trouwens zelden allemaal tegelijk in één inleiding zullen aantreffen, op twee manieren presenteren: in alinea's of in paragrafen. Alinea's gebruik je bij een korte inleiding, paragrafen bij een langere inleiding.

        Wat zet je in ieder geval in de inleiding:

-          pakkende opening!

-          probleemstelling en/of doelstelling

-          achtergronden onderwerp

-          belang onderzoek

-          methode van onderzoek

-          korte aanduiding belangrijkste conclusies en resultaten

-          definities belangrijkste termen

-          voornaamste bronnen van informatie

-          opbouw hoofdtekst

         

    7 Hoofdtekst

Schrijf geen zinnen over uit een boek, of een ander naslagwerk. Probeer alles zoveel mogelijk in je eigen woorden op te schrijven. Als je iets letterlijk overneemt, vermeld dat dan en zet de tekst cursief. Gebruik nooit woorden die je zelf niet kent. Als je een moeilijke woord tegenkomt, vraag dan aan je ouders of je docent wat het woord betekent, of zoek het zelf op.

Laat ruimte voor plaatjes, tekeningen, en dergelijke die je in je verslag wilt invoegen. Schrijf niet alles achter elkaar. Gebruik een hoofdstukindeling met paragrafen.          

    8 Nawoord

In het nawoord zet je besproken en/of onbesproken punten nog eens op een rijtje, geef je de toepassingsmogelijkheden van iets aan, schets je een toekomstbeeld of geef je je persoonlijke visie op het door jou behandelde onderwerp.

         

    9 Literatuuropgave

Je verslag moet volledig controleerbaar zijn. Daarom moet je alle gebruikte bronnen duidelijk aangeven in de literatuuropgave. In de rest van je verslag moet er dan steeds verwezen worden naar die literatuuropgave.

        Bij boeken:

-          achternaam, voorletter(s) auteur(s)

-          titel en ondertitel

-          druk, plaats en jaar van uitgave

-          ISBN-nummer

 

        Bij tijdschriftartikelen:

-          naam auteur(s) en voorletter(s)

-          titel van het artikel (cursief en tussen aanhalingstekens)

-          naam van het tijdschrift (onderstreept)

-          nummer van de jaargang, jaar en afleveringsnummer

-          eerste en laatste paginanummer van de bijdrage

        Bij software:

-          naam van het programma (voluit en cursief)

-          gegevens ter identificatie, zoals versienummer, releasenummer, datum

-          gangbare afkortingen (tussen haakjes)

-          plaats (indien bekend), persoon of organisatie die de rechten over de software in handen heeft

        Bij Internet

        Vermeld adres, titel, maker en datum van raadplegen.

    10 Bijlage(n)

Tegenwoordig worden de bijlagen steeds belangrijker en talrijker. De bijlagen geven aanvullend materiaal bedoeld voor degene die zeer gedetailleerde informatie wil lezen.

Geef iedere bijlage een nummer en een titel. Als het aantal bijlagen heel groot is, kun je overwegen ze in een aparte uitgave onder te brengen.

?

 

Adviesrapport

Adviesrapport

Doel: Een adviesrapport geeft op basis van eigen of andermans onderzoek een beredeneerd (beleids)advies of maakt een oplossing voor een probleem kenbaar. In een academische context worden adviesrapporten vooral geschreven in opdracht van partijen buiten de universiteit. Studenten schrijven bijvoorbeeld adviesrapporten in het kader van een stage of naar aanleiding van een onderzoeksvraag die aan een van de universitaire 'winkels' wordt uitbesteed. Beleidsrapporten zijn specifieke adviesrapporten, die meestal in een bestuurlijke context worden geschreven.   

Doelgroep: Lezers van adviesrapporten vormen in de meeste gevallen een heterogene groep. Een opdrachtgever is bijvoorbeeld vooral geïnteresseerd in het daadwerkelijke advies dat je uitbrengt. Een docent daarentegen wil vooral beoordelen of je het onderzoek goed hebt uitgevoerd, de juiste conclusies hebt getrokken en deze voldoende genuanceerd onder woorden hebt gebracht. Breng de lezersgroep dan ook duidelijk in kaart door de volgende vragen te stellen.

  • Welke voorkennis hebben de lezers?
  • Welke belangen hebben de lezers?
  • Hoe gaan ze het rapport gebruiken?

Bronnen

  • De analyse van het probleem en de achtergrondinformatie van je opdrachtgever.
  • Gegevens van externe experts
  • Resultaten van het verrichte onderzoek.
  • Geraadpleegde vakliteratuur.
  • Je eigen expertise.
  • Eerder gepubliceerde adviesrapporten over het onderwerp.

Globale structuur: In een adviesrapport staan het advies en de onderbouwing daarvan vaak centraal. Onderzoeksgegevens, methodologie en theorie worden meestal gepresenteerd in de bijlagen.

Ga met betrekking tot de structuur van je tekst na wat de verwachtingen zijn van de opdrachtgever (de docent). Hieronder wordt een globale structuur gepresenteerd voor een kort adviesrapport.

 Voorbeeldstructuur adviesrapport:

Managementsamenvatting

Stelt de opdrachtgever in zo weinig mogelijk woorden op de hoogte van het advies en de onderbouwing hiervan. Omvang: half à 1 A4

Inleiding: het probleem

Bevat de aanleiding en context van het probleem, de centrale vraag en een beschrijving van de randvoorwaarden voor mogelijke oplossingen.

Oplossingen / maatregelen

Geeft een of meer oplossingen weer en weegt deze (tegen elkaar) af binnen de gestelde randvoorwaarden

Conclusie / aanbevelingen

Bevat het uiteindelijke advies en de onderbouwing hiervan.

Bijlagen

Bevatten de onderzoeksgegevens en achtergrondinformatie

 Tips

  • Opdrachtgeving: zorg ervoor dat de opdrachtgever een duidelijke, gekwantificeerde adviesvraag formuleert.

niet:
"Ontwikkel voorstellen waardoor het beheer van de vlindertuin in het Noorderdierenpark efficiënter wordt."

wel:
"Ontwikkel voorstellen waardoor het beheer van de vlindertuin in het Noorderdierenpark binnen een jaar efficiënter wordt. Het budget waarbinnen de voorstellen geformuleerd moeten worden bedraagt 10.000,- Euro."

  • Zorg ervoor dat je weet aan welke eisen het rapport zelf moet voldoen: hoe lang mag het worden, wanneer moet het klaar zijn?
  • Randvoorwaarden: vraag de opdrachtgever naar de randvoorwaarden waarbinnen je advies kunt geven: hoeveel geld is ervoor, binnen welke termijn moet het advies uitgevoerd worden, zijn er specifieke regels (wetten, reglementen) waarmee je rekening moet houden bij het formuleren van je advies?

"De groeiproblemen van de grasmat in voetbalstadion 'De Arena' dienen binnen twee jaar te zijn opgelost.
De speelruimte voor het bereiken van dit doel is nogal krap, omdat we rekening moeten houden met drie voorwaarden: beperkt budget, stadion moet toegankelijk blijven en er kan geen andere grassoort worden geplant."

(Bron: Berkenbosch, R. (1991) Het schrijven van beleidsteksten. Groningen: Wolters-Noordhoff)

 Bronnen

  • Berkenbosch, R. (1991). Het schrijven van beleidsteksten. Handleiding voor het opstellen van korte notities over beleidskwesties. Groningen: Wolters-Noordhoff.
  • Elling, R., B. Andeweg, J. de Jong en C. Swankhuisen (1994). Rapportagetechniek. Schrijven voor lezers met weinig tijd. Groningen: Wolters-Noordhoff.
  • Lamers, H.A.J.M. (1989). Handleiding voor beleidsteksten. Muiderberg: Coutinho.

?

Een internet is een netwerk van computernetwerken (zie ook intranet en extranet). Een computernetwerk is over het algemeen alleen beschikbaar binnen een organisatie of gebouw, een beperking die opgeheven wordt door een internet. Om een internet goed te laten werken is het nodig om afspraken te maken over protocollen. Een bijna universeel gebruikt protocol is het zogenaamde Internetprotocol (IP). Computers in verschillende computernetwerken kunnen dankzij die afspraken met elkaar communiceren.

Het internet is de benaming voor een zeer groot, de hele aarde omspannend openbaar netwerk van computernetwerken, waarvan de afspraken worden beschreven in de Requests For Comments die worden beheerd door de Internet Engineering Task Force. De oorsprong van het internet is terug te voeren tot ARPANET, een in 1969 in de Verenigde Staten gestart netwerk van universiteitsnetwerken dat later ook militaire netwerken met elkaar verbond. Inmiddels is het internet een mondiaal fenomeen, dat het karakter van massamedium heeft gekregen. Als een van de succesfactoren wordt wel genoemd dat het volledige internet eigendom van niemand is, terwijl de fysieke onderdelen wel degelijk een eigenaar hebben.

In het dagelijkse spraakgebruik wordt met internet vaak het World Wide Web bedoeld, maar dat is slechts één van de vele diensten die kunnen worden gebruikt via het internet. Andere bekende diensten zijn e-mail, VoIP, FTP en Usenet.

Het woord internet

De term internet was oorspronkelijk een bijvoeglijk naamwoord, namelijk een afkorting van internetworking, dat wil zeggen: netwerken onderling verbindend. In de oorspronkelijke specificatie van TCP/ IP, het basis-internetprotocol, uit 1974 is deze term al te vinden.[1] Men had het bijvoorbeeld over internet-mail en internet-verkeer. Hier betekende internet: werkend met TCP/IP, en het was een voorziening waar op sommige computernetwerken voor specifieke doeleinden bij tijd en wijle gebruik van werd gemaakt, als aanvulling op de faciliteiten van het computernetwerk zelf.

Door het ontstaan van een groot en explosief groeiend wereldwijd netwerk van via TCP/IP verbonden computers ging de term "internet" verwijzen naar dat specifieke netwerk, en het werd rond 1990 de officiële naam voor dat netwerk, een zelfstandig naamwoord, meestal met lidwoord en hoofdletter geschreven. In de daaropvolgende jaren werden alle andere vormen van computernetwerken naar de periferie verdrongen en groeide het internet uit tot een algemene voorziening zoals tv, radio en telefoon. De oorsprong van de voorziening en van de naam ervan verdwenen naar de achtergrond.

Sinds de nieuwe Nederlandse spelling van oktober 2005 wordt internet in het Nederlands in alle gevallen zonder hoofdletter geschreven.[2][3]

Geboorte van het internet

De grondslag voor het internet is ARPANET, een in 1969 door ARPA, een dienst van het Amerikaanse ministerie van Defensie, begonnen computernetwerk gebaseerd op packet switching. Men had ingezien dat met deze techniek en de toepassing van wachtrijtheorie en andere technieken voor gedistribueerde netwerken een erg robuust systeem op te zetten was. De term "Internet" werd in 1974 voor het eerst gebruikt in een document van Vinton Cerf en zijn manager, Robert Kahn, over TCP.

Op 1 januari 1983 stapte ARPANET over van NCP naar TCP/IP als netwerkprotocol (waarbij IP staat voor Internet Protocol), en daarmee was de geboorte van het internet in zijn huidige technische vorm een feit. Het gebruik ervan verspreidde zich verder onder universiteiten en aan de overheid gelieerde instellingen, eerst in de Verenigde Staten, later ook in Canada, Europa en Japan. Het meeste gebruik vond plaats in de vorm van SMTP (e-mail), FTP (bestandsoverdracht) en telnet (textuele interactieve sessies).

Intussen ontwikkelde de verwerkingskracht van computers en netwerken zich zo sterk dat grafische gebruikersomgevingen op computers gemeengoed werden en het zelfs haalbaar werd om op deze manier documenten en applicaties op afstand over het internet beschikbaar te stellen. Het basisprincipe hierbij is hypertext, waarbij documenten aanklikbare verwijzingen naar elkaar bevatten.

Tim Berners-Lee en Robert Cailliau van het CERN zagen in dat hiervoor standaardtechnieken nodig waren die net als de TCP/IP-protocollen van het internet zelf platformafhankelijk zouden moeten zijn, en begonnen in 1991 het World Wide Web-project, waarin ze zulke standaarden ontwikkelden (HTTP en HTML), software schreven om ze te gebruiken, en die software vrijelijk aan de wereld beschikbaar stelden. Gebruikers en ontwikkelaars elders in de wereld volgden, en de ontwikkeling van de Mosaic-webbrowser in 1993 aan het NCSA was de definitieve doorbraak. Het gebruik van documenten en diensten over het internet werd hiermee enorm vereenvoudigd.

In 1993 werd het gebruik van het internet, tot dusverre voorbehouden aan overheid en onderwijs, door de Amerikaanse overheid opengesteld voor bedrijven en particulieren. Het gebruik nam nu explosief toe. Pizza Hut was in 1994 een van de eerste bedrijven ter wereld die het www commercieel inzetten door de mogelijkheid te bieden om bestellingen online te doen. In 1996 was het internet algemeen bekend bij het grote publiek, maar werd de term over het algemeen gebruikt als synoniem voor het World Wide Web.

Het huidige internet

Afgezien van de complexe fysieke verbindingen die de infrastructuur van internet vormen, wordt het internet bij elkaar gehouden door bi- en multilaterale commerciële contracten zoals peeringovereenkomsten en de technische standaarden die de te gebruiken protocollen beschrijven.

In tegenstelling tot oudere communicatieprotocollen is de set van protocollen die het internet gebruikt zoveel mogelijk onafhankelijk van het gebruikte fysieke medium. Hierdoor kan bijvoorbeeld TCP/IP-communicatie plaatsvinden over glasvezel-, koper- en radioverbindingen.

De basisprotocollen, zoals TCP/IP, worden vastgesteld door de Internet Engineering Taskforce (IETF). Deze komen tot stand via een publieke discussie. De IETF legt standaarden vast in documenten die RFC's worden genoemd. Sommige van deze worden door de Internet Architecture Board (IAB) verheven tot internetstandaard.

De meest gebruikte protocollen binnen internet zijn op dit moment IP, TCP, UDP, DNS, PPP, SLIP, ICMP, POP3, IMAP, SMTP, HTTP, HTTPS, SSH, Telnet, FTP, LDAP, SSL en TLS.

Populaire diensten die gebruikmaken van de hiervoor genoemde protocollen zijn bijvoorbeeld e-mail, Usenet, het World Wide Web, Gopher, IRC en MUD. Van deze diensten worden e-mail en het World Wide Web het meest gebruikt. Andere diensten bouwen hierop voort, zoals mailinglijsten en weblogs. e-mail en Usenet zijn echter niet toegangsafhankelijk van de bovenstaande protocollen, ze kunnen ook via andere netwerkprotocollen bereikt worden.

Andere populaire diensten zijn van oorsprong bedrijfseigen ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn Windows Live Messenger (MSN), ICQ en Gnutella.

Toegang tot het internet

Gebruikelijke methoden om thuis toegang te krijgen tot het internet omvatten de inbelverbinding, breedband (over een coaxiale kabel, glasvezel kabel of koperen kabel), wifi, satelliet en mobiele telefoons die gebruikmaken van 3G en soortgelijke technologieën.

Openbare gelegenheden waar bezoekers kunnen internetten zijn onder andere bibliotheken en internetcafés. Op deze plaatsen zijn computers beschikbaar met internetverbindingen. Er zijn ook internettoegangspunten op andere openbare plaatsen, zoals op vliegvelden en in de horeca.

Robuustheid van het internet

Het internet is vanaf het begin zo gebouwd dat het netwerk stabiel is en blijft. Als een verbinding wegvalt, zullen de pakketten door de vele routers langs een ander pad gestuurd worden. Daarom wordt verondersteld dat de stabiliteit van het internet moeilijk te beïnvloeden is door terroristen. Als een kabel wordt doorgesneden of een knooppunt wordt opgeblazen, zullen de datapakketten zonder gegevensverlies een andere route kiezen. Dit bleek inderdaad zo te zijn bij de aanslagen op 11 september 2001 in New York. Onder het World Trade Center lag een belangrijk knooppunt van het internet maar er werd na de vernietiging hiervan geen noemenswaardige vertraging geconstateerd in het algemene internetverkeer.

Een kritische blik op het internet in Nederland leert echter wel dat bijna al het internationale verkeer via Amsterdam Internet Exchange ((AMS-IX)) in Amsterdam loopt, een van de drukste internetknooppunten ter wereld. Zo zijn er vanuit Amsterdam verbindingen met onder andere Londen en Hamburg (easynet), met Düsseldorf, New York en Kopenhagen (KPN) en met Chicago, Praag en Stockholm (Netherlight). Mochten onverhoopt alle verbindingen naar Amsterdam wegvallen, dan moet al het internationale internetverkeer van en naar Nederland een omweg via bijvoorbeeld Rotterdam en Antwerpen maken. Overbelasting van dat deel van het netwerk is dan een logisch gevolg. Het Amsterdamse internetknooppunt is overigens verdeeld over zeven verschillende locaties, waardoor de kans op algehele uitval klein is.

Nadelen van het internet

De opmars van computernetwerken heeft ook zijn negatieve kanten:

Via de talrijke verbindingen kunnen virussen zich snel verspreiden en kan spyware gemakkelijk geïnstalleerd worden.

"Internetbos", bedoeld om compensatie te bieden voor de CO2-uitstoot die internetservers veroorzaken

Persoonlijke gegevens zijn vaak slecht beveiligd en daarmee gemakkelijk toegankelijk voor onbevoegden, wat gevolgen heeft voor de privacy van individuen.

Eens gedeelde informatie op het internet blijft altijd staan. Het is bijna onmogelijk informatie bij nader inzien weer te verwijderen.

Het internet geeft een gevoel van anonimiteit, wat voor sommige mensen aanleiding is om extremer te reageren dan anders.

Net als in de fysieke wereld heeft internet ook last van vandalen. Een goed voorbeeld hiervan zijn de "scriptkiddies".

Ongewenste informatie, bijvoorbeeld recepten voor het vervaardigen van explosieven, kan ook eenvoudig verspreid worden.

Het internet heeft indirect bijgedragen tot een enorme groei van het aantal servers die diensten verlenen over het internet en steeds meer elektriciteit vergen voor stroomvoorziening voor de elektronica en koeling. Een datacenter kan evenveel energie verbruiken als een fabriek.[4]

Men hoopt een aantal van bovenstaande problemen te verhelpen door nieuwe protocollen te ontwikkelen met een verbeterde authenticatie en een sterkere encryptie. Een voorbeeld daarvan is AS2. Het ontwikkelen van zuiniger computerchips en efficiëntere software moet het elektriciteitsverbruik van servers afremmen.

?

 

LWP Onderzoekt de markt en maakt plannen KT 1 JAM

LWP  Onderzoekt de markt en maakt plannen KT 1 JAM?

 

De zes leervragen

 

1 Wat ga ik leren?

Hier gaat het erom dat je kunt vertellen wat jij wilt leren: vaardigheden, attitude, kennis en inzicht. Je kiest daar¬voor een competentie, een werkproces, een beroepsproduct, een taalvaardigheid en een beroepssituatie.

2 Hoe ga ik dit leren?

Je gaat nu uit van de beroepssituatie(s) die je in stap 1 gekozen hebt. Bij elke situatie staat de ondersteuning beschreven. Je kiest welke ondersteuning je nodig hebt. Je bepaalt hoe je gaat leren bij de situatie: zelfstandig, lessen volgen, simulatie, bpv enzovoort.

3 Wat ga ik maken/doen?

Je beschrijft de eigenschappen van de gekozen beroepsproducten. Vraag dit na bij experts. Beschrijf ook welke eisen die eigenschappen van de producten aan jouw competenties stellen.

4 Hoe ga ik dit maken?

Je maakt een tijdsplanning met lessen, zelfstandig wer-ken, met wie, wan neer enzovoort (pap).

5 Wat ga ik evalueren?

Beschrijf wat je wilt evalueren. Ben je tevreden over je beroepsproducten? Zijn je competenties verder ontwik-keld? Heb je volgens je plan van aanpak gewerkt of heb je dit plan tussentijds aangepast?

6 Hoe ga ik evalueren?

Je bepaalt zelf hoe, met wie en wanneer je je resultaat bespreekt. Overleg dit met je begeleider.

 

Opdrachten

Opdracht 1: Plan van aanpak

Splits alle activiteiten van de opdrachten van kerntaak 1 op in deelactiviteiten en zet deze in een weekplanning. Gebruik voor het maken van de planning bij voorkeur een computerprogramma zoals Word of Excel.

Input verkoopplan

 

 

Activiteit 1

Opdracht 1 Externe analyse

Tijdsplanning

Doel

Het uitvoeren van een externe analyse.

week ....tot en met week ...

Beschrijving deelactiviteit 1

Uitwerken 5 krachtenmodel Porter op bedrijf

startdatum ....          einddatum ....

Beschrijving deelactiviteit 2

Etc.

startdatum ....          einddatum ....

 

 

 

Activiteit 2

SWOT-analyse

 

Doel

Commerciale SWOT analyse

week ....tot en met week ...

Beschrijving deelactiviteit 1

Keuze (deel)markt en doelgroep

startdatum ....          einddatum ....

Beschrijving deelactiviteit 2

Verzamelen informatie (deskresearch)

startdatum ....          einddatum ....

Etc.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 2: Externe analyse

Uitwerken van analyse van de externe invloeden met behulp van het 5 krachtenmodel van Porter.

a             Uitwerken van het 5 krachtenmodel van Porter.

Bestudeer de theorie van het 5 krachtenmodel van Porter. Met behulp van dit model ga je onderzoeken welke concurrentievoordelen het bedrijf heeft of moet nastreven in de markt.

Onderzoek en beschrijf de volgende onderdelen van het model en hun invloed op het bedrijf:

  • Barrieres voor toetreding van nieuwe concurrenten op de markt
  • Bedreiging van substituten die het eigen product kunnen vervangen
  • Onderhandelingspositie van afnemers
  • Onderhandelingspositie van leveranciers
  • De bestaande concurrentie in het marktsegment en de hevigheid en aard van de rivaliteit onderling

Gebruik bij je onderzoek bestaande informatie uit het bedrijf.

b             Maak een verslag van ?

 

Opdracht 3: Commerciële SWOT-analyse

Beschrijf de commerciele situatie van het bedrijf:

  • Welke markt of deelmarkt betrek je bij het onderzoek?
  • Wie zijn de belangrijkste kopers/gebruikers van deze producten?
  • Hoe ziet de distributiekolom met de verschillende kopers/gebruikers van deze producten/diensten eruit?
  • Wie zijn de huidige klanten, wie zijn de toekomstige klanten van deze producten?
  • Wie zijn de heavy users en wie zijn de light users van deze producten?
  • Wie zijn de finale afnemers in deze markt?

Verzamel informatie voor een SWOT analyse door het beantwoorden van de volgende vragen:

  • Wat zijn de sterke en zwakke punten van de organisatie m.b.t. de producten/diensten van deze markt?

Omschrijf de invloed van de volgende vijf omgevingsfactoren op het bedrijf en de gekozen markt:

  • demografische ontwikkelingen
  • sociale en culturele ontwikkelingen
  • technologische ontwikkelingen
  • economische ontwikkelingen
  • politieke en juridische ontwikkelingen
  • welke commerciële kansen /bedreigingen zijn er in de gekozen markt?

Maak van de verkregen informatie bij punt c en d een SWOT analyse. Combineer de sterke en zwakke punten met de kansen en bedreigingen. Geef conclusies en/of aanbevelingen en maak hiervan een rapportage.

?

Opdracht 4: ABC-analyse & marktbewerking

Het uitvoeren van een ABC-analyse van het assortiment of een deel van het assortiment.

  • Voer een ABC-analyse uit van het assortiment of een deel van het assortiment waarin zowel de kosten als omzet van producten of productgroepen worden uitgewerkt.
  • Werk het verhaal achter de ABC-analyses uit, maak een kort verslag met conclusies.
  • Werk een sellogram van een product of productgroep uit van de A categorie van de ABC analyse.

Onderzoek hoe in het bedrijf de marktbewerking wordt uitgevoerd.

  • Onderzoeksvraag: beschrijf de klant; hoe wordt er binnen het bedrijf gedacht over de klant?

?

Opdracht 5: Marktbewerking

Onderzoek hoe in het bedrijf de marktbewerking wordt uitgevoerd.

  • Onderzoeksvraag: beschrijf de klant; hoe wordt er binnen het bedrijf gedacht over de klant?

Je onderzoekt de volgende vragen:

  1. Wat is volgens jou een correcte omschrijving van het begrip "klant" voor dit bedrijf?
  2. Geef een definitie van de ex-klant voor dit bedrijf.
  3. Geef een eenduidige definitie van wat jij onder een nieuwe klant verstaat.
  4. Vergelijk jouw definities met die van anderen in het bedrijf.

Geef aan wat de overeenkomsten en verschillen zijn.

  • Op welke manier zijn doelstellingen ten aanzien van ex-klanten, bestaande klanten en nieuwe klanten uitgewerkt?
  • Onderzoek en beschrijf de kennis en ICT-toepassingen van de huidige (beschikbare) en gewenste klantenkennis/informatie.
  • Onderzoek en inventariseer de huidige en gewenste klantanalyses en onderzoeken die gebruikt worden.
  • Beschrijf de laatste drie uitgevoerde verkoopacties van afgelopen periode.
  • Beschrijf de communicatie -en verkoopkanalen die het bedrijf toepast bij de laatste drie uitgevoerde verkoopacties.

Opdracht 6: Non-conversie onderzoek

Met dit onderzoek wil je de redenen achterhalen waarom prospects niet  overgaan tot een order (non-conversie).

  • In overleg kies je een relevante klantgroep.
  • Wat zijn de redenen waarom klanten wel informatie of een offerte aanvragen maar vervolgens niet overgaan tot een r?
  • In overleg worden specifieke onderzoeksvragen geformuleerd en voor een passende opzet gekozen.

Je onderzoekt de volgende vragen:

  1. Hoeveel procent van de klanten vraagt alleen een offerte aan om zijn huidige product opnieuw te beoordelen?
  2. Hoeveel prospects hebben de offerte niet ontvangen?
  3. Wat zijn de redenen van de prospects dat ze de uitgebrachte offertes niet begrijpen?
  4. Hoeveel procent van de non-conversie vindt de prijs/kwaliteit verhouding ongunstig?

Presenteer de aanbevelingen/resultaten. Bij de presentatie van de aanbevelingen/resultaten maak je gebruik van statistische technieken, grafieken en diagrammen.

De aanbevelingen m.b.t. de acties naar de non-conversie kianten worden financieel onderbouwd. Hierbij wordt zowel naar de kosten als naar de opbrengsten gekeken.

?

Opdracht 7: Klantpiramide

Maak van de klanten van het bedrijf een klantpiramide op basis van aantallen en omzet. Doe dit als volgt:

  • Omschrijf de verschillende segmenten/klanten van het bedrijf in de piramide.
  • Gebruik de segmenten of klantbeschrijvingen van het bedrijf.
  • Beschrijf elk segment aan de hand van kenmerken, als bijvoorbeeld gemiddelde klantduur, het aantal nieuwe en het aantal bestaande klanten, etc.
  • Onderzoek en beschrijf op welke wijze in het bedrijf de klantpiramide wordt toegepast. Leg uit waarom het bedrijf voor deze werkwijze heeft gekozen.
  • Als het bedrijf niet of nauwelijks gebruik maakt van de methode van de klantpiramide, werk dan uit hoe de klantpiramide kan worden toegepast.
  • Formuleer een aantal conclusies en aanbevelingen over het gebruik van de klantpiramide in het bedrijf.

?

 

Opdracht 8: Klanttypen

Men kan drie typen klanten onderscheiden: nieuwe klanten, bestaande klanten, ex-klanten.

  • Onderzoek en beschrijf bij elk type klant een strategie die het bedrijf toepast of kan toepassen om de winstgevendheid te vergroten.

?

Opdracht 9: Accountbeheer

Kies een account!

  • Verzamel intern alle relevante gegevens van de gekozen account. Bezoek de account en maak persoonlijk kennis met de account (face to face). Je kunt ook per e-mail of telefonisch contact opnemen met de klant.

?

Opdracht 10: Verkoopanalyse

Beschrijf in eigen woorden wat onder een verkoopanalyse verstaan wordt en wat je moet doen om tot een verkoopanalyse te komen.

?

Opdracht 11: Verkoopprognose

Beschrijf in eigen woorden wat onder een verkoopprognose verstaan wordt en wat je moet doen om tot een verkoopprognose te komen.

?

Opdracht 12: Doelstellingen

  • Formuleer kwalitatieve en kwantitatieve verkoopdoelstellingen voor de korte en middellange termijn voor een fictief account.
  • Formuleer de doelstellingen SMART (specifiek, meetbaar, attractief, resultaatgericht en tijdsgebonden).

?

 

Opdracht 12: Accountplan

Maak een accountplan voor een fictief account.

Gebruik hiervoor het format dat bij "DOWNLOADS" te vinden is.

?

 

Downloads

Downloads

  • Het arrangement Onderzoekt de markt en maakt plannen KT1 - JAM is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Cor de Jong Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2013-01-21 05:14:45
    Licentie
    CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    de Jong, Cor. (z.d.).

    Zoekt informatie op voor een operationeel plan

    https://maken.wikiwijs.nl/36717/Zoekt_informatie_op_voor_een_operationeel_plan