Start
Welkom bij deze training voor het ontwerpen van integrale opdrachten, waarbij studenten begeleid worden van externe sturing naar zelfsturing.
In deze training ga je aan de hand van een voorbeeld de stappen doorlopen die nodig zijn bij het ontwerpen van een integrale opdracht. Hierbij krijg je de informatie aangereikt die je ook kunt gebruiken bij het ontwerpen van opdrachten in andere beroepsprestaties op de verschillende niveaus naar zelfregulerend leren.
Inleiding
In de praktijk van alledag zien we studenten weinig gebruik maken van de lintvakken bij het maken van de opdrachten in de beroepsprestaties. Hier ga jij verandering in brengen!
In deze training ga je stap voor stap een opdracht ontwerpen, waarin dit wel gebeurt.
Op het niveau wat je op dat moment van studenten mag verwachten. Dit betekent dat je bij het ontwerpen van opdrachten rekening houdt met:
- de opbouw van het leren (reproductief, productief, transfer),
- de opbouw in het vaardig worden in samenwerken,
- het inzicht krijgen in de complexiteit van beroepsprestaties,
- het dragen van verantwoordelijkheid,
- het leren om het eigen handelen bij te stellen door middel van reflecteren,
zodat studenten uiteindelijk zichzelf geheel kunnen sturen in hun leerproces.
Het leerproces zelf sturen betekent dat de student de mogelijkheden benut om zelf te beslissen over de verschillende aspecten van het leerproces. Het betekent ook dat de student zelf beslissingen neemt over tijdsindeling, het kiezen van leerdoelen en –activiteiten, eigen vooruitgang testen, zelf zorgen voor leren en begrijpen, reflecteren. Daarom is het van belang dat de student zelf zijn leerproces leert voorbereiden, uitvoeren, reguleren, controleren, feedback te vragen en reflecteert om het leerproces bij te stellen. Dan heeft de student de controle (learner control) over het eigen leerproces.
Voor het ontwerpen maken we gebruik van de 4C-ID model van Jeroen Merriënboer. Het model is gebaseerd op het principe van de 'hele taak'-benadering. Dit houdt in dat leerlingen optimaal leren door te werken aan leertaken en opdrachten die overeenkomen met de complexe taken die een beroepsbeoefenaar in een praktijksituatie uitvoert. Centraal uitgangspunt van het 4C/ID-model is de gedachte dat het oude ‘systeemdenken’ in aparte vakken moeten worden losgelaten. Waar het traditionele denken uitgaat van het principe van ‘delen naar geheel’, waarbij de vakken leidend zijn voor de inrichting van het curriculum, gaat het 4C/ID-model uit van ‘geheel naar delen’. Daarbij zijn niet meer de vakgebieden leidend maar authentieke, betekenisvolle taken.
Opdracht
In het eerste leerjaar werken studenten van de opleiding tot Verpleegkundige aan de beroepsprestatie Ondersteunen bij basisbehoeften. Deze beroepsprestatie leent zich bij uitstek om een aantal lintvakken te integreren. Alleen studenten zijn nog niet vaardig in het betrekken van de lintvakken bij de beroepsprestaties. De kunst is aan jou om een opdracht te ontwerpen, waarbij de student dit wel gaat doen.
- Volg daarom het stappenplan, waarmee je alle ingrediënten verzamelt om een integrale opdracht te ontwerpen. Vul deze informatie in op het formulier, zodat je alle informatie bij elkaar hebt staan.
- Ontwerp daarna een opdracht bij het thema: Hulp bieden bij eten en drinken, rekening houdend met de verzamelde ingrediënten.
Veel succes!
STAPPENPLAN
STAP 1
De beroepsprestatie in de praktijk is de leidraad voor de binnenschoolse invulling van de beroepsprestatie. Lees die goed door, vooral op resultaten en te behalen competenties met prestatie-indicatoren en welke bewijsstukken de student moet maken.
In onderstaande link vind je de beoordelingslijst van het Consortium.
BP Ondersteunen bij basisbehoeften
STAP 2
Bepaal per werkproces welke taken een verpleegkundige verricht bij hulp bieden bij eten en drinken.
STAP 3
Bepaal:
- de mate van complexiteit van de te ontwerpen opdracht
- de mate van zelfsturing die van de student wordt verwacht
- de mate van verantwoordelijkheid die van de student wordt verwacht
- de mate van begeleiding door de docent die nodig is in deze fase van de opleiding
- welk doel de student moet bereiken t.a.v. de integratie lintvakken
Doe dit a.d.h.v. de beroepsprestatie in de praktijk en het trapmodel:?
Mate van complexiteit
Trapmodel over zelfregulerend leren
STAP 4
Bepaal welke lintvakken bij dit thema aan bod komen gezien en welke niveau van toepassing verwacht mag worden in deze fase van de opleiding.?
Lintvakken integreren in beroepsprestaties
Trapmodel van sturing naar zelfsturing betreffende integratie lintvakken
STAP 5
Stel de criteria voor feedback vast bij deze opdracht.
Feedbackcriteria
STAP 6
Voorbeeld ingevuld 4C-ID formulier
Invulformulieren
Invulformulier gegevens verzamelen stappenplan
Invulformulier 4C-ID model
Trapmodellen
Trapmodel van docentsturing naar zelfsturing
Docentsturing
|
Gedeelde sturing
|
Zelfsturing
|
- De student overziet de situatie nog niet
- De student richt zich op een deelaspect of enkelvoudige handeling
- De student ziet losse handelingen
- De student heeft instructie of een demonstratie nodig
- De student wordt beoordeeld door de docent en past daarop het handelen aan
- De student staat open voor feedback van de coach, lesgevende docenten en de medestudenten
- De student bepaalt in overleg met de coach de activiteiten in het kader van zijn persoonlijke ontwikkeling (POP en PAP)
- De student reflecteert a.d.h.v. de STARRT-methodiek
|
- De student onderzoekt de situatie
- De student richt zich op geheel aspect of meervoudige handelingen
- De student ziet de samenhang tussen de handelingen
- De student lost problemen zelf op
- De student overlegt met anderen of zijn/haar oplossingen goed zijn of het handelen bijgesteld moet worden
- De student vraagt feedback aan de begeleider
- De student bepaalt zelf de activiteiten in het kader van zijn persoonlijke ontwikkeling (POP en PAP) en overlegt deze met de coach
- De student maakt kennis en oefent met andere methodieken voor reflectie
|
- De student overziet de gehele situatie
- De student richt zich op complexe handelingen en voert taken zelfstandig uit
- De student ziet verbanden tussen de handelingen en kan deze uitleggen
- De student stuurt collega’s van eigen en lager niveau aan
- De student beoordeelt zichzelf, analyseert en trekt conclusies voor het kiezen van het handelen
- De student bepaalt zelf wanneer feedback van de coach, lesgevende docenten en de medestudenten nodig is
- De student bepaalt zelf de activiteiten in het kader van zijn persoonlijke ontwikkeling (POP en PAP)
- De student reflecteert op basis van geschikte methodiek naar eigen keuze
|
Een beginnende samenleerder:
- De student stelt zichzelf afhankelijk op naar de groep, neemt weinig initiatief, en kiest vaak voor zichzelf bijvoorbeeld door deeltaken zonder overleg uit te voeren
- De student is verantwoordelijk voor uitvoering van eigen takenpakket
|
Een gevorderde samenleerder:
- De student blijft bij de groep, doet wat gevraagd wordt (ook als het niet direct interessant voor hem is) en neemt regelmatig taken en rollen op zich
- De student is verantwoordelijkheid in samenwerking met collega’s
|
Een expert samenleerder:
- De student staat open voor de ander, betrekt iedereen erbij, voert deeltaken uit na overleg, en maakt gebruik van en stimuleert de kwaliteit van ander
- De student is verantwoordelijk voor de hele zorg en begeleidingscyclus
|
|
Trapmodel lintvakken
Docentsturing
|
Docentsturing- gedeelde sturing
|
Gedeelde sturing- zelfsturing
|
Zelfsturing
|
Doel:
kennismaking met lintvakken in beroepsprestaties
|
Doel:
vaardig worden in het zelf betrekken van lintvakken in beroepsprestaties
|
Doel:
zelf verantwoordelijk voor integratie lintvakken in beroepsprestaties
|
Doel:
zelf verantwoordelijk voor integratie lintvakken in beroepsuitoefening
|
Leeractiviteit student:
De student werkt zelfstandig en samen met andere studenten aan een beroepsprestatie waarbij de docent aangeeft wat specifiek van een lintvak bestudeert dient te worden
|
Leeractiviteit student:
De student leert om zelfstandig het lintvak bij de beroepsprestatie te betrekken door middel van verwijzing naar lintvakken in de opdracht
|
Leeractiviteit student:
De student onderzoekt zelf wanneer een lintvak betrokken moet worden bij het werken aan een opdracht in een beroepsprestatie
|
Leeractiviteit student:
De student past de zorg aan op grond van argumenten uit de lintvakken
|
Begeleiding door docent:
- instrueren
- modeling
- veel ondersteuning
- controle door docent
- hulp aan zwakkere leerlingen
- routinepatronen in werken
- direct hulp, van dichtbij, niet op afstand
- gelegenheid tot zelfstandig (samen)werken
|
Begeleiding door docent:
- gelegenheid tot vragen stellen
- toelichting geven
- minder ondersteuning
- steeds minder controle door docent
- hulp aan zwakkere leerlingen
- routinepatronen in werken
- direct hulp, van dichtbij, niet op afstand
- gelegenheid tot zelfstandig (samen)werken
|
Begeleiding door docent:
- afnemende begeleiding
- leerlingen systematisch en langzamerhand leren leerdoelen na te streven en te bewaken (in plaats van taakdoelen)...delegeren
- geleidelijk leerfuncties door leerlingen zelf laten behartigen
- eerst uitvoeringsfuncties dan regulatiefuncties, daarna voorbereidingsfuncties en ten slotte affectieve functies
- leercontracten sluiten met een steeds langere looptijd
- leerlingen overzicht over vakgebied en toepassingsmogelijkheden en –condities geven
|
Begeleiding door docent:
- bediscussiëren met leerlingen en aantonen van waarde diepgaand verwerken
- uitstelgedrag van leerlingen in de gaten houden
- leerlingen leren uitstelgedrag te voorkomen
- belonen en waarderen van diepgaan verwerken
- specifieke vakvaardigheden laten oefenen
|
Assessmentcriteria trapmodel
In onderstaand formulier kan de student zichzelf beoordelen.
In onderstaand formulier kan de docent de zelfsturing van de student beoordelen.
Onderwijskundige aspecten
4C-ID model
Webcollege over het 4C-ID model
Didactische werkvormen
Leren is actief proces
Volgens de leertheorie van het constructivisme is afwisseling in aanpak van belang voor het leren. Studenten construeren hun eigen kennis door nieuwe informatie te integreren in bestaande kennis. Leren is een actief proces waarbij de verantwoordelijkheid voor het leren bij de student zelf ligt.
Bij activerende didactiek vindt er een verandering plaats in de rol van de docent, minder lesgeven, meer coachen en begeleiden, het meer aanbieden van verschillende methoden (werkvormen) waarmee de student actief aan het leren gaat.
Didactische werkvormen zijn te zien als middelen die ingezet worden om de onderwijsdoelen te bereiken. Daarnaast kunnen werkvormen gebruikt worden voor het op gang brengen van zelfstudie en gewenste leeractiviteiten. Sturing is nodig bij het op gang brengen van eigen verantwoordelijkheid. Vermunt (2000) geeft in onderstaand model de wisselwerking weer tussen sturing door de docent en de zelfsturing van de student.
Mate van zelfsturing door studenten
|
Mate van sturing door instructie
|
|
STRAK
|
GEDEELD
|
LOS
|
HOOG
|
Verveling
|
Verveling
|
Aansluiting
|
GEMIDDELD
|
Verveling
|
Aansluiting
|
Uitdaging
|
LAAG
|
Aansluiting
|
Uitdaging
|
Te hoog gegrepen
|
Variatie in werkvormen
Waarom is gebruik van variatie in werkvormen van belang?
- Studenten verschillen en verschillen ook in manier van leren. Het aanbieden van de leerstof op één manier kan voor de ene student heel leerzaam zijn, voor een ander juist helemaal niet.
- Studenten onthouden meer als de inhoud zelf wordt ervaren.
- Uit onderzoek is gebleken dat er meer en effectiever geleerd wordt wanneer prikkels via verschillende zintuigkanalen binnenkomen (bv., zowel auditief, als visueel, als kinetisch).
- Werken vanuit een standaard repertoire maakt onderwijs saai en voorspelbaar.
- Variatie houdt studenten wakker en motiveert. Het geeft meer plezier in het volgen van colleges, werkgroep en mentorgroep.
- Mensen kunnen ongeveer 10 minuten geconcentreerd luisteren.
Het leren van vaardigheden vraagt om gedragsverandering. Vertellen wat ze moeten doen is niet voldoende voor gedragsverandering. ?
|
Docentsturing
|
Gedeelde sturing
|
Zelfsturing
|
Kennis en inzicht verwerven
|
- Hoorcollege
- Gesloten leergesprek
- Beeldmateriaal vertonen
- Gastdocent
|
- Onderwijsleergesprek
- Samenvatting maken
- Zelf toetsvragen maken
- Classificatie van begrippen
- Qiuz maken
- Werkstuk maken
|
- Mindmap/ brainstormen
- Presentatie geven
- Workshop geven
- Project uitvoeren
- Probleemoplossende discussie
- Peer-tutoring
- Case-study
- Literatuurstudie
- Informatief interview houden
|
Vaardigheden
|
- Instructieles
- Demonstratieles
|
- Oefenen m.b.v. docent, instructeur
- Rollenspel
|
- Practicumopdracht
- Simulatie
- Draaiboek maken
- Demonstratiefilm maken
|
Houding en persoonlijkheidskenmerken
|
- Uitleg over STARRT-methodiek
- Uitleg over andere reflectie-methodieken
|
- Klassengesprek
- Stellingen maken en bespreken o.l.v. docent
- Vragend helpen
- Ervaringen uitwisselen a.d.h.v. vastgestelde items
- Enquete invullen
- Waarden en normen kwadrant
- Kernkwaliteiten
- Reflectieverslag a.d.h.v. STARRT-methodiek
- Oefening met andere reflectie-methodieken
|
- Debat met student als voorzitter
- Vrije discussie
- Opinie-interview
- Enquete samenstellen
- Logboek bijhouden
- 360 feedback
- Zelf reflectie-methodiek kiezen
|
Motivatie
|
- Behoeften peilen
- Logboek bijhouden
|
- Ronde tafel gesprek of schrijven over aanpak van opdracht
- Op zoek naar mensen die aanvullende capaciteiten hebben
|
|
?
Meer informatie over didactische werkvormen vind je in onderstaande links....
Ontwikkelingsgerichte fb
Het concept feedback wordt door Hattie en Timperley (2007) gedefinieerd als informatie, gegeven door een tussenpersoon of medium (docent, medestudent, zelf, boek, ervaring) kijkend naar aspecten van iemands optreden of diens begripsvorming. Shute (2008) definieert feedback als informatie die medegedeeld wordt aan de student, met de intentie zijn of haar denken of gedrag aan te passen, om uiteindelijk het leren te verbeteren.
De belangrijkste functie van feedback is het verminderen van de discrepantie tussen huidige niveau en het gewenste niveau (Hattie & Timperley, 2007; Shute, 2008). Feedback moet informatie bevatten over deze discrepantie. Sadler (2010) kent aan feedback zowel een retrospectieve als een prospectieve functie toe. Retrospectief door het bieden van een overzicht van de prestaties door het beoordelen van de respons, met of zonder een rating of rang, en een reden die aangeeft hoe de beslissing rekening gehouden met de sterke en zwakke punten van de respons. Prospectief door het leveren van advies of suggesties over hoe een betere respons kon worden voorbereid. Hattie en Timperley (2007) geven dit ook weer in de drie vragen die zij belangrijk vinden bij het geven van feedback: ‘waar ga ik naar toe’, ‘wat heb ik gedaan om dit te bereiken’ en ‘wat is de volgende stap?’ Hattie en Timperley (2007) stellen dat deze drie vragen op vier niveau’s gesteld kunnen worden, namelijk op het taakniveau, procesniveau, zelfregulerend niveau en het persoonlijk niveau?.
Flow
Een herkenbaar gevoel: je voelt je sterk, alert en verricht moeiteloos je werk. Je hebt het gevoel de situatie volledig meester te zijn en op de top van je kunnen te presteren. Je tijdsbesef verdwijnt tijdelijk achter de horizon en even lijk je buiten onszelf te staan. Plotseling vraagt iemand om je aandacht. Je kijkt verstoord op en je concentratie is weg. Jammer, je was net zo lekker bezig.
Dit verschijnsel hebben we allemaal wel eeens meegemaakt. De Hongaarse psycholoog Mihaly Csikszentmihali benoemde dit verschijnsel als flow. In de theorie van Csikszentmihali is dit ook te vertalen als onder optimale ervaring: het gevoel het leven in eigen hand te hebben. De optimale ervaring wordt meestal bereikt wanneer we ons een doel opleggen dat het uiterste van ons vergt. Concreet: je neemt jezelf voor om een taak uit te voeren en gaat hier helemaal in op. Door de positieve focus heb je controle over de taak en vind je het leuk om deze uit te voeren.
Flow is een een heel wezenlijk en basaal aspect van motivatie. We kunnen zeggen dat flow de drijvende kracht is achter motivatie. Om flow te bereiken, is een belangrijke voorwaarde dat we orde scheppen in ons bewustzijn. Dit betekent dat we onze aandacht moeten richten en ons moeten concentreren op de taak die we willen uitvoeren.?
Hoe kun je Flow in het onderwijs genereren?
FLOWCONDITIES en hun omschrijving:
Toewijding
|
Doordat de leerlingen op een andere locatie zijn dan hun schoollocatie, namelijk in bedrijven ( Media Markt en Elektroworld etc.) zijn de leerlingen veel meer toegewijd aan hun taak. Ze hebben veel meer feeling met de praktijk, waardoor ze dus veel meer herkenning en erkenning krijgen voor hetgeen ze moeten doen.
|
Belang
|
Doordat hun taak aansluit bij hetgeen de zaak van hun vergt erkennen de leerlingen het belang. Ook zijn spanning/stroom/vermogen/energie begrippen die voor het examen natuurkunde vereist zijn. Aangevuld met tabellen en presentatietechnieken wordt er vakoverschrijdend gewerkt.
|
Concentratie
|
Doordat er een competitie element is toegevoegd wordt de concentratie verder verhoogd. Namelijk werken in het bedrijf, en daar hun kennis verder uitbreiden, door het beste te presteren heeft de leerling de mogelijkheid 50 Euro te winnen en om aangenomen te worden voor een vakantiebaan bij de betreffende elektronica keten.
|
Genot
|
Doordat leerlingen zich kunnen bewijzen en zich buiten hun eigen omgeving bevinden ervaren leerlingen genot in wat ze doen.
|
Aandacht
|
De aandacht kunnen ze beter bij hun taak houden doordat er voor de winnaar een beloning te verkrijgen valt. (50Euro en een tot een vakantiebaan en cijfer)
|
Stemming
|
Leerlingen gaan door een samenwerking van school met bedrijven een project volgen waarbij hun iets wordt bijgebracht over energie. In bepaalde mate wordt hierbij samengewerkt, echter ook zelfstandig werken is van toepassing (Ieder wil z’n eigen doel halen) Demonstratie van energiemeters, maar ook discussies en simulaties zijn onderdeel van het programma. Instructie wordt tussentijds gegeven en getest via een WebQuest. Doordat ieder z’n doel wil halen, namelijk het winnen van een vakantiebaan (of een waardebon van 50Euro) hangt er een positieve stemming.
|
Waardering
|
De leerling krijgt de waardering voor hetgeen hij doet, omdat hij na afloop (als winnaar) wordt beloond voor hetgeen uitgevoerd. Ook zal z’n inzet als cijfer worden meegewogen bij het vak Natuurkunde
|
Intensiteit
|
De leerling ervaart een bepaalde mate van intensiteit, omdat de drang te willen winnen gepaard gaat met mate van doorwerken en prestatie. Door de drang om iets te kunnen bereiken ervaart de leerling de intensiteit. Hij wil z’n best doen, de leerling erkent het belang, opdrachten zijn aansluitend op niveau geven een intensiteit aan de opdracht.
|
Motivatie
|
Leerlingen gaan binnen verschillende (elektronica gerelateerde) bedrijven aan de slag om kennis op te doen rondom, spanning, stroom, vermogen en dus ook energieverbruik. Zo leert de leerling kennis van hetgeen een verkoper dient te weten, en heeft hij meteen een koppeling naar een mogelijke werkplek. Door als beste leerling naar voren te komen op het gebied van inzet, prestatie e.d. kan de leerling een vakantiebaan bij de elektronica zaak winnen.
|
Scaffolding
Inleiding scaffolding
Scaffolding betekent in het Engels steiger of ondersteuning. Deze metafoor wordt in het
onderwijs vaak gebruikt om de hulp die een docent geeft aan een of meerdere
leerlingen te beschrijven. Meestal gaat het dan om de ondersteuning of hulp
die een docent aan een leerling geeft. Een docent bouwt dan een steiger op
voor een leerling waar nodig. Zodra de leerling echter meer kan, bouwt de
docent de steiger langzaam af. De hulp die gegeven wordt is dus afhankelijk
van de leerling zelf. Als docent moet je op zoek naar de zogenaamde ‘Zone
van Naaste Ontwikkeling’ van de leerling die door Vygotsky omschreven wordt
als de afstand tussen wat een leerling zelfstandig kan en wat hij/zij kan met
behulp van bijvoorbeeld een docent. Hulp op Maat wordt vaak gedefinieerd als
het ondersteunen van een leerling zodat hij/zij in staat is een taak te
volbrengen die hij/zij zelfstandig niet had kunnen volbrengen. De docent neemt
hierbij díe delen van de taak tijdelijk over, die de leerling zelf nog niet kan.
Het geven van hulp is een cyclisch proces waarbij het stellen van een
diagnose een cruciale rol speelt. Onder diagnose wordt verstaan het
inschatten van de kennis of het begrip van de leerling. Dit kan met behulp van
verschillende middelen (bv. Open vragen stellen, leerlingen laten
samenvatten, observeren, het lezen van het werk van de leerling) en op basis
van verschillende informatiebronnen (de leerling zelf, het gedrag van de
leerling, het werk van de leerling).
Je kunt in onderstaande link een presentatie van Janneke van der Pol bekijken over scaffolding.
Webcollege scaffolding
Wil je weten of je zelf goed scaffolding toepast?
Vraag dan een collega om jou te obsereveren en het observatie-formulier in te vullen.
E-learning
Laptops in het MBO
In onderstaande brochure van Kennisnet kun je lezen wat de ervaringen van andere MBO's met laptops zijn.
Laptops in het MBO
Wil je meer weten over Flipped Classroom?
Filmpje over Flipping- the- Classroom
Kennisclips
Virtual Action Learning
Blended learning werkvormen:
BSL- academy
In onderstaande link kun je lezen hoe je digitale informatie van de BSL-academy in je opdrachten kunt verwerken.
Voorbeelden opdrachten
Docentsturing-gedeelde sturing
Opdracht Verzamelen van gegevens bij ondervoeding (Opdracht waarin gewerkt wordt van sturing naar gedeelde sturing)
|
Inleiding:
De eerste stap in het verpleegkundig proces is het verzamelen van gegevens. Dit kun je op verschillende manieren doen. Je hebt al geoefend met een ordeningsprincipe, bijv de elf gezondheidspatronen van Gordon. Nu maak je kennis met verschillende meetinstrumenten om gegevens te verzamelen.
Deze opdracht levert een bijdrage aan het ontwikkelen van de competentie J: Formuleren en rapporteren bij werkproces 1.2. Het kan een van de vier ingevulde lijsten opleveren t.b.v. het monitoren van vitale functies (een kwalificerend bewijsstuk).
Doelstelling:
Je creeert een theoretische kennisbasis vanuit verschillende invalshoeken, denk hierbij aan anatomie & fysiologie, pathologie.
Je verzamelt relevante gegevens en je maakt hierbij onderscheid tussen hoofd- en bijzaken.
Je hanteert relevante meetinstrumenten.
Voorbereiding:
Je bereidt je voor door een van de filmpjes naar eigen keuze te bekijken:
Ondervoeding in het ziekenhuis bij chemotherapie
http://www.youtube.com/watch?v=sKuBCyXUlCA&feature=related
Ondervoeding in het verzorgingshuis
http://www.youtube.com/watch?v=SdiG9ZJcz1Y
De smaakbeleving van ouderen in het verpleeghuis
http://www.youtube.com/watch?v=RE-H40ntjTI&feature=related
Uitvoering:
1. Maak een mindmap van de verpleegkundige aandachtspunten die in het filmpje wordt benoemd.
Vergelijk jouw mindmap met die van een medestudent, die een ander filmpje heeft bekeken en vul je mindmap eventueel aan.
2. Kies een zorgvrager uit je eigen beroepspraktijk waarbij je de problematiek uit het filmpje herkent.
3. Om het voedingsprobleem vast te stellen kun je het volgende hoofdstuk uit het boek Zorg voor kwetsbare ouderen lezen:
2.1 Inleiding
2.2 Ondervoeding, hoe komt het?
2.3 Verschillende methoden om ondervoeding
2.4 Wat te doen aan ondervoeding?
Noteer welke oorzaken van toepassing zijn op jouw zorgvrager.
4. Maak een samenvatting van de informatie die je nodig denkt te hebben uit het lintvak anatomie & fysiologie om de voedingstoestand van jouw zorgvrager te begrijpen.
5. Breng de voedingstoestand van jouw zorgvrager in kaart aan de hand van een gevalideerd meetinstrument. Denk bijvoorbeeld aan….de SNAQ-toolkit, http://www.stuurgroepondervoeding.nl/fileadmin/inhoud/verpleeg_verzorging/documenten/SNAQ-RC.pdf
6. Vul de vochtbalans van jouw zorgvrager in.
7. Controleer met een medestudent of je de juiste en voldoende gegevens hebt verzameld om de interventies te gaan bepalen die nodig zijn om de voedingstoestand van jouw zorgvrager te verbeteren.
8. Als het goed is heb je ontdekt dat je nog iets moet doen……………
Als je het echt niet weet vraag je om hulp.
De verzamelde gegevens kun je gebruiken ter onderbouwing van de kwalificerende bewijsstukken van deze beroepsprestatie.
Evaluatie:
De docent geeft feedback tijdens het werken aan de opdracht als je hier om vraagt.
De docent geeft ontwikkelingsgerichte feedback op je resultaten volgens de vastgestelde criteria.
?
Feedbackcriteria
Feedbackcriteria betreffende de kwalificerende competenties bij de integrale opdracht gegevens verzamelen:
|
Beginnend
|
In ontwikkeling
|
Competent
|
Ethisch en integer handelen
|
Wordt ingevuld nav opdracht interventies en vaardigheidsopdracht
|
Wordt ingevuld nav opdracht interventies en vaardigheidsopdracht
|
Wordt ingevuld nav opdracht interventies en vaardigheidsopdracht
|
Formuleren en rapporteren
|
Je samenvatting is niet volledig, je probeert informatie over welke kennis van A&F nodig is bij het bieden van hulp bij eten en drinken te vergaren. Je samenvatting bevat hoofd- en bijzaken
Je hebt geprobeerd de voedingstoestand te onderzoeken. Je hebt de SNAQ-toolkit niet gebruikt.
Je hebt geprobeerd de vochtbalans in te vullen en te berekenen.
|
Je samenvatting is niet volledig, maar bevat wel relevante informatie over welke kennis van A&F nodig is bij het bieden van hulp bij eten en drinken. Je samenvatting bevat hoofdzaken en bijna geen bijzaken.
Je hebt de voedingstoestand niet volledig onderzocht. Je hebt de SNAQ-toolkit deels gebruikt.
Je hebt de vochtbalans volledig ingevuld maar niet goed berekend.
|
Je samenvatting is volledig.
Je samenvatting geeft kernachtig weer welke kennis van A&F nodig is bij het bieden van hulp bij eten en drinken.
Je hebt de voedingstoestand volledig onderzocht. Je hebt de SNAQ-toolkit volledig gebruikt. Je hebt de vochtbalans volledig ingevuld en juist berekend.
|
Op de behoeften van de klant richten
|
Je hebt hulp gevraagd en niet ontdekt dat de zorgvrager een belangrijke informatiebron is om gegevens te verzamelen
|
Je hebt hulp gevraagd bij het ontdekken dat de zorgvrager een belangrijke informatiebron is om gegevens te verzamelen
|
Je hebt zelf ontdekt dat de zorgvrager een belangrijke informatiebron is om gegevens te verzamelen
|
Begeleiden
|
Wordt ingevuld nav opdracht interventies en vaardigheidsopdracht
|
Wordt ingevuld nav opdracht interventies en vaardigheidsopdracht
|
Wordt ingevuld nav opdracht interventies en vaardigheidsopdracht
|
Reflecteren
|
- Je maakt deels gebruik van de STARRT-methodiek
- Je probeert jezelf te beoordelen op basis van je aandachtspunten/leerdoelen
- Je probeert je opgenomen anamnesegesprek te analyseren
- Je probeert conclusies te trekken voor je leerproces
- Je laat de lesgevende docent en medestudenten bepalen wanneer feedback nodig is
|
- Je reflecteert volgens de STARRT methodiek
- Je beoordeelt jezelf op basis van je aandachtspunten/leerdoelen
- Je analyseert je opgenomen anamnesegesprek
- Je trekt conclusies voor je leerproces
- Je probeert zelf te bepalen wanneer feedback van lesgevende docent en de medestudenten nodig is
|
- Je reflecteert op basis van een geschikte methodiek naar eigen keuze
- Je beoordeelt jezelf kritisch op basis van je aandachtspunten/leerdoelen.
- Je analyseert je opgenomen anamnesegesprek kritisch en motiveert de
- Je trekt concrete conclusies voor je leerproces
- Je bepaalt zelf wanneer feedback van lesgevende docent en de medestudenten nodig is
|
Samenwerken
|
- Je stelt je afhankelijk op naar de groep, neemt weinig initiatief, en kiest vaak voor jezelf bijvoorbeeld door deeltaken zonder overleg uit te voeren
|
- Je blijft bij de groep, doet wat gevraagd wordt (ook als het niet direct interessant voor je is) en je neemt regelmatig taken en rollen op je
|
- Je staat open voor de ander, betrekt iedereen erbij, voert deeltaken uit na overleg, en maakt gebruik van en stimuleert de kwaliteit van ander
|
?
Gedeelde sturing-zelfsturing
Opdracht Het anamnesegesprek Opdracht waarin gewerkt wordt van gedeelde sturing naar zelfsturing
|
Inleiding:
De eerste stap in het verpleegkundig proces is het verzamelen van gegevens. Dit kun je op verschillende manieren doen. Je hebt al geoefend met een ordeningsprincipe, bijv de elf gezondheidspatronen van Gordon. Je hebt ook kennis gemaakt met verschillende meetinstrumenten om gegevens te verzamelen. Nu is het voeren van een anamnesegesprek aan de beurt.
Doelstelling:
Je maakt zelfstandig gebruik van de kennis uit de lintvakken bij het voeren van een anamnesegesprek.
Je toont gesprekstechnische vaardigheid in het stellen van vragen, luisteren, doorvragen.
Je betrekt op gepaste wijze de zorgvrager en naasten bij het anamnesegesprek.
Voorbereiding:
De student heeft eerder verworven kennis over het verzamelen van gegevens paraat.
Breng het anamneseformulier van de afdeling mee.
Uitvoering:
- Bekijk het voorbeeld van een anamnesegesprek en bespreek het anamnesegesprek na met de docent. Stel vervolgens je eigen leer/aandachtspunten vast en beschrijf deze in je POP
- Zoek de informatie over de voor- en nadelen van verschillende anamnesevormen op BSL-academy. Vergelijk minimaal twee verschillende anamneseformulieren op bruikbaarheid voor je eigen praktijk. Motiveer je antwoord aan de hand van de informatie die je hebt gevonden op BSL.
- Volg het college over gesprekstechniek LSD van de docent.
- Bereid een anamnesegesprek voor, waarbij je doorvraagt op de problematiek van de zorgvrager.
- Oefen het voeren van een anamnesegesprek in viertallen gedurende 20 minuten per gesprek. Persoon A is de verpleegkundige, persoon B is de zorgvrager met middencomplexe problematiek, persoon C is de naaste/familielid en persoon D is de observant. De observant vult het feedbackformulier in en bespreekt dit met persoon A. Je rouleert van rol zodat iedereen aan bod komt om te oefenen.
- Als je vindt dat je voldoende hebt geoefend, bepaal je welke anamnesegesprek je opneemt met de camera. Neem het gesprek op. Je beoordeelt jezelf met behulp van het feedbackformulier. Je maakt een reflectieverslag aan de hand van een eigen gekozen methodiek. Dit lever je in bij de lesgevende docent.
Evaluatie:
De docent geeft ontwikkelingsgerichte feedback op het opgenomen anamnesegesprek en de ingevulde feedbackformulieren.
?
Feedbackcriteria
Feedbackcriteria betreffende de kwalificerende competenties bij de integrale opdracht gegevens verzamelen, deeltaak anamnesegesprek voeren:
|
Beginnend
|
In ontwikkeling
|
Competent
|
Aandacht en begrip tonen
|
- Je probeert aandachtig naar de gezondheidsproblemen, zorgbehoeften en leefomstandigheden van de zorgvrager en naasten te kijken en te luisteren door hierover een enkele vraag te stellen
- Je probeert je in te leven in de gevoelens van de zorgvrager en naasten
- Je probeert je in te leven bij de mogelijkheden die de naaste heeft om een bijdrage te leveren aan de zorgverlening
|
- Je luistert ten dele naar de gezondheidsproblemen,zorgbehoeften en leefomstandigheden van de zorgvrager en naasten door vragen te stellen en opmerkingen te maken
- Je leeft je ten dele in bij de gevoelens van de zorgvrager en naasten
- Je leeft je ten dele in bij de mogelijkheden die de naaste heeft om een bijdrage te leveren aan de zorgverlening
|
- Je kijkt en luistert aandachtig naar de gezondheidsproblemen, zorgbehoeften en leefomstandigheden van de zorgvrager en naasten door vragen te stellen en opmerkingen te maken die bevestigd worden door de zorgvrager en naasten
- Je leeft je in bij de gevoelens van de zorgvrager en naasten
- Je leeft je in bij de mogelijkheden die de naaste heeft om een bijdrage te leveren aan de zorgverlening
|
Overtuigen en beinvloeden
|
- Je probeert het anamnesegesprek in banen te leiden, maar je hebt hier nog hulp bij nodig.
- Je probeert verschillende belangen en mogelijkheden te ontdekken
- Je streeft nog niet naar overeenstemming en creëert nog geen draagvlak
|
- Je leidt het anamnesegesprek in banen, maar begrenst nog niet voldoende.
- Je hoort de verschillende belangen en mogelijkheden
- Je probeert tot overeenstemming te komen en begint daarmee draagvlak te creëren
|
- Je leidt het anamnesegesprek in duidelijke banen.
- Je houdt rekening met de verschillende belangen en mogelijkheden
- Je streeft naar overeenstemming en creert draagvlak
|
Vakdeskun-digheid toepassen
|
Je probeert gebruik te maken van je kennis over stoornissen, beperkingen, functioneringsproblemen en ziektebeelden.
- Je vraagt hier nog niet echt op door tijdens de anamnese.
- Dit blijkt uit het beantwoorden van vragen tijdens de anamnese.
|
Je maakt beperkt gebruik van je kennis over stoornissen, beperkingen, functioneringsproblemen en ziektebeelden.
- Dit blijkt uit ten dele doorvragen tijdens de anamnese.
- Dit blijkt uit het beantwoorden van vragen tijdens de anamnese.
|
Je maakt gebruik van je kennis over stoornissen, beperkingen, functioneringsproblemen en ziektebeelden.
- Dit blijkt uit het doorvragen tijdens de anamnese.
- Dit blijkt uit het beantwoorden van vragen tijdens de anamnese.
|
Gesprek voeren
|
-Je vraagt sec wat op het anamneseformulier staat.
- Je probeert rekening met de tijd te houden tijdens het gesprek.
- Je geeft alleen op het einde van het gesprek een samenvatting.
- Je probeert onderscheid tussen hoofd- en bijzaken te maken.
|
-Je past het soort vragen soms aan op de informatie die je wil verkrijgen.
- Het gesprek is bijna binnen de tijd afgerond.
- Je pakt op verschillende momenten samen
- Je geeft de hoofdzaken en soms bijzaken weer.
|
-Je past het soort vragen aan op basis van welke informatie je wil verkrijgen
- Je houdt het gesprek binnen de tijd.
- Je pakt op de juiste momenten samen.
- Je geeft kernachtig de hoofdzaken weer.
|
Reflecteren
|
- Je maakt deels gebruik van de STARRT-methodiek
- Je probeert jezelf te beoordelen op basis van je aandachtspunten/leerdoelen
- Je probeert je opgenomen anamnesegesprek te analyseren
- Je probeert conclusies te trekken voor je leerproces
- Je laat de lesgevende docent en medestudenten bepalen wanneer feedback nodig is
|
- Je reflecteert volgens de STARRT methodiek
- Je beoordeelt jezelf op basis van je aandachtspunten/leerdoelen
- Je analyseert je opgenomen anamnesegesprek
- Je trekt conclusies voor je leerproces
- Je probeert zelf te bepalen wanneer feedback van lesgevende docent en de medestudenten nodig is
|
- Je reflecteert op basis van een geschikte methodiek naar eigen keuze
- Je beoordeelt jezelf kritisch op basis van je aandachtspunten/leerdoelen.
- Je analyseert je opgenomen anamnesegesprek kritisch en motiveert de
- Je trekt concrete conclusies voor je leerproces
- Je bepaalt zelf wanneer feedback van lesgevende docent en de medestudenten nodig is
|
Samenwerking
|
- Je stelt je afhankelijk op naar de groep, neemt weinig initiatief, en kiest vaak voor jezelf bijvoorbeeld door deeltaken zonder overleg uit te voeren
|
- Je blijft bij de groep, doet wat gevraagd wordt (ook als het niet direct interessant voor je is) en je neemt regelmatig taken en rollen op je
|
- Je staat open voor de ander, betrekt iedereen erbij, voert deeltaken uit na overleg, en maakt gebruik van en stimuleert de kwaliteit van ander
|
?
Zelfsturing
Opdracht Verpleegkundige anamnese bij zorgvragers met communicatieproblemen Opdracht waarbij uitgegaan wordt van zelfsturing
|
Inleiding:
Een anamnesegesprek voeren bij een zorgvrager met communicatieproblemen vraagt andere vaardigheden van een verpleegkundige. Deze zorgvragers kom je ook regelmatig in de praktijk tegen. Denk aan bijvoorbeeld:
- Zorgvragers met een afasie
- zorgvragers met een verstandelijke beperking
- zorgvragers met verslavingsproblematiek
- zorgvragers vanuit een andere cultuur, die gebrekkig of geen Nederlands spreken
- jonge zorgvragers
Doelstelling:
Je bent zelf verantwoordelijk voor integratie lintvakken in beroepsprestaties
Je toont gesprekstechnische vaardigheid door je vraagstelling aan te passen aan de problematiek van de zorgvrager.
Je betrekt op gepaste wijze de zorgvrager en naasten bij het anamnesegesprek.
Voorbereiding:
Je hebt eerder verworven kennis over het verzamelen van gegevens paraat.
Je hebt je verdiept in het communicatieniveau van de zorgvrager
Uitvoering:
Maak een bewijsstuk uit je eigen beroepssituatie waarin jij aantoont hoe je een anamnesegesprek met een zorgvrager, die communicatieproblemen heeft, voert.
Zorg dat in het bewijsstuk de competenties D, H, J en K aan bod komen.
Evaluatie:
Het inhoud van het reflectieverslag is bepalend voor de evaluatie/dialoog met peers en docent.
De student stelt zelf de beoordelingscriteria vast.
?