Budgetteren voor de onderneming
Inhoudsopgave
Inleiding
Beste student,
Dit is de lessenserie over budgetteren voor de onderneming. Deze lessenserie is gemaakt voor vijf detailhandelsopleidingen van het MBO. Het niveau van de lessenserie is: niveau 3 en 4.
De opleidingen zijn:
- Verkoopspecialist detailhandel Niveau 3
- Eerste verkoper Niveau 3
- Afdelingsmanager Niveau 4
- Filiaalmanager Niveau 4
- Ondernemer detailhandel Niveau 4
Daarnaast is deze lessenserie ook uitermate geschikt voor andere economisch getinte opleidingen van het MBO niveau 3 en 4.
Budgetteren:
Tijdens het werken met deze lessenserie zul je erachter komen dat budgetteren een erg belangrijk onderwerp is binnen bedrijven. Regelmatig wordt het belang van budgetteren nog onderschat.
Indeling lessen:
Deze lessenserie bestaat uit negen lessen van één uur. De lessen sluiten goed op elkaar aan en zijn goed onderbouwd. Er zullen twee lessen per week worden gegeven, zodat deze lessenserie 5 weken in beslag zal nemen. Hieronder een overzicht van de onderwerpen die aan de orde zullen komen:
1. Omzet
2. Inkopen 2.1
3. Inkopen 2.2
4. Exploitatiebudget
5. Gewaardeerde kosten en het volledige exploitatieoverzicht
6. Budget en begroting
7. Budgetcontrole
8. Liquiditeitsbegroting
9. Afsluitende toets
Afsluiting:
Naast de beoordeling van het schriftelijk tentamen, wordt deze lessenserie afgerond door het maken van een aantal essentiële opdrachten. Het tentamen wordt met een cijfer beoordeeld en de opdrachten met een onvoldoende/voldoende/goed.
Opbouw van de les:
De lessen zijn volgens een vaste volgorde ingedeeld. Dit komt de structuur ten goede. De vaste indeling is:
· Doelstellingen
· Theorie
· Voorbeeldopgaven
· Opdrachten
· Extra opdrachten
· Begrippenlijst
Als in de lessenserie wordt gesproken van een ondernemer wordt hier ook een onderneemster mee bedoeld, tevens kan een ‘hem/hij’ ook voor ‘haar/zij’ worden opgevat.
Nadat je deze lessenserie hebt doorgewerkt zul je tot de conclusie komen dat bedrijven die goed nagedacht hebben over de begroting efficiënter werken. En dat een bedrijf niet zonder een goede begroting kan.
Veel succes en plezier gewenst bij het werken met deze lessenserie!
Stofplanning
Voorbeeld van stofplanning: Budgetteren voor de onderneming
|
Week nr.
|
Les nr.
|
Datum
|
Onderwerp
|
Toevoegingen
|
1
|
1.
|
|
Omzet
|
|
2.
|
|
Inkopen 1
|
|
2
|
3.
|
|
Inkopen 2
|
|
4.
|
|
Exploitatiebudget
|
|
3
|
5.
|
|
Gewaardeerde kosten en het volledige exploitatieoverzicht
|
|
6.
|
|
Budget en begroting
|
|
4
|
7.
|
|
Budgetcontrole
|
|
8.
|
|
Liquiditeitsbegroting
|
|
5
|
|
|
Uitloop
|
|
9.
|
|
Afsluitende toets
|
|
Afsluiting
De afsluiting van de lessenserie: ‘budgetteren voor de onderneming’ is op gesplitst in twee delen. Te weten een 7-tal opdrachten en het schriftelijke tentamen.
Opdrachten:
Alle zeven opdrachten moeten bij je docent worden ingeleverd en minimaal voldoende worden beoordeeld.
De volgende opdrachten maken deel uit van de afsluiting:
- Opdracht 1.1
- Opdracht 3.1
- Opdracht 4.2
- Opdracht 5.3
- Opdracht 6.1
- Opdracht 7.2
- Opdracht 8.1
Het schriftelijk tentamen:
Het schriftelijke tentamen zal aan het einde van deze lessenserie plaatsvinden, zie stofplanning.
Waarom budgetteren?
Een ondernemer/detaillist heeft er belang bij om op de hoogte te zijn van de resultaten van de afgelopen periode. Naast dat je dan weet wat je hebt verdiend, kun je een prognose maken voor komende periode. Als je een goede inschatting hebt gemaakt van je verkopen voor bijvoorbeeld het afgelopen jaar, kun je inspelen op:
· Je inkoop
· Het aantrekken van personeel
· Het aankopen van verpakkingsmaterialen
· Enzovoort
Je bent dan aan het vaststellen hoe hoog bepaalde kosten mogen zijn. Dit noemen we budgetteren. In deze lessenserie wordt uitgegaan van een detailhandelszaak.
Les 1: Omzet
Doelstellingen
De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:
- Kunnen de consumentenomzet berekenen en kennen de formule die daarbij hoort.
- Kunnen de verkoopprijs berekenen en kennen de formule die daarbij hoort.
- Kunnen de omzet exclusief btw en de consumentenomzet berekenen met beperkte getallen.
- Kunnen werken met een verhoudingsschema en zo diverse berekeningen uitvoeren om tot een bedrag in euro’s te komen of om achter een percentage te komen.
Theorie
Omzet
Om goed te kunnen budgetteren, stelt de ondernemer eerst het exploitatieoverzicht op. Het exploitatieoverzicht is een overzicht van je opbrengsten en kosten van een bepaalde bedrijfsactiviteit.
Het begint met het berekenen van de omzet. Een detailhandelszaak verkoopt goederen, dit gebeurt tegen verkoopprijzen. De prijs die de winkel hanteert en op het prijskaartje staat, noemen we de consumentenprijs. Dit is de prijs die de consument moet betalen. Als het aantal verkochte artikelen (afzet) bekend is en dit vermenigvuldigd wordt met de consumentenprijs, krijg je de consumentenomzet.
Formule:
Consumentenprijs x afzet = consumentenomzet
Eerder in je opleiding heb je al geleerd dat je als ondernemer verplicht bent om over je verkopen omzetbelasting te berekenen. Deze omzetbelasting wordt btw genoemd. Als klanten goederen van een ondernemer kopen, dan ontvangt de ondernemer omzetbelasting. Dit geld wat de ondernemer ontvangt is echter niet van hem/haarzelf, maar moet weer worden afgedragen aan de belastingdienst.
Als de btw uit de consumentenprijs wordt gehaald, dan krijg je de verkoopprijs.
Formule:
Consumentenprijs - btw = verkoopprijs
Dit is het bedrag wat de ondernemer werkelijk ontvangt. Vermenigvuldigt de ondernemer de verkoopprijs met de afzet, dan komt je tot de omzet exclusief btw. In de voorbeelden van deze les komt dit naar voren.
Voorbeeldopgaven
|
|
Voorbeeld 1.1
Rik heeft 40 artikelen verkocht voor een verkoopprijs van € 50,-. Het btw-tarief bedraagt 19%.
Vragen:
a. Bereken de omzet exclusief btw.
b. Bereken de consumentenomzet.
Uitwerking:
a. De omzet exclusief btw bedraagt 40 x € 50,- = € 2000,-
b. Bij deze berekening is het handig het volgende schema te gebruiken:
Consumentenomzet
|
€ ?
|
%
|
Btw
|
€
|
% -
|
Omzet exclusief btw
|
€
|
%
|
Je noteert de gegevens die je weet.
Consumentenomzet
|
€ ?
|
%
|
Btw
|
€
|
19 % -
|
Omzet exclusief btw
|
€ 2000,-
|
%
|
De btw wordt altijd berekend over de omzet exclusief btw. De omzet exclusief btw is dus 100%. Vul dit in.
Consumentenomzet
|
€ ?
|
%
|
Btw
|
€
|
19 % -
|
Omzet exclusief btw
|
€ 2000,-
|
100 %
|
De omzet exclusief plus de btw is de consumentenomzet. De consumentenomzet is in procenten dus 119%. Vul dit in.
Consumentenomzet
|
€ ?
|
119 %
|
Btw
|
€
|
19 % -
|
Omzet exclusief btw
|
€ 2000,-
|
100 %
|
Omdat je de omzet exclusief btw in euro’s weet (2000), kun je m.b.v. de percentages de overige bedragen invullen. Je kunt dit als volgt doen.
Deel de omzet exclusief btw door 100, zodat je 1% hebt. Dit is € 20,-. Bij het berekenen van de btw (19%) vermenigvuldig je de € 20,- met 19%. € 20,- x 19% = € 380,-. Voor de consumenten omzet geldt: € 20,- x 119% = € 2380,-. Het volledig ingevulde schema ziet er als volgt uit:
Consumentenomzet
|
€ 2380,-
|
119 %
|
Btw
|
€ 380,-
|
19 % -
|
Omzet exclusief btw
|
€ 2000,-
|
100 %
|
|
|
Voorbeeld 1.1.docx
|
|
Voorbeeld 1.2
Rik heeft 75 artikelen met een consumentenprijs van € 95,20 verkocht. Het btw tarief bedraagt 19%.
Vragen:
a. Bereken de consumentenomzet.
b. Bereken de omzet exclusief btw.
Uitwerking:
a. De consumentenomzet bedraagt 75 x € 95,20 = € 7.140,-.
b. Bij het berekenen van de omzet exclusief btw is het handig het volgende schema te gebruiken:
Consumentenomzet
|
€
|
%
|
Btw
|
€
|
% -
|
Omzet exclusief btw
|
€ ?
|
%
|
Je noteert de gegevens die je weet.
Consumentenomzet
|
€ 7.140
|
%
|
Btw
|
€
|
19 % -
|
Omzet exclusief btw
|
€ ?
|
%
|
De btw wordt altijd berekend over de omzet exclusief btw. De omzet exclusief btw is dus 100%. Vul dit in.
Consumentenomzet
|
€ 7.140
|
%
|
Btw
|
€
|
19 % -
|
Omzet exclusief btw
|
€ ?
|
100 %
|
Als de consumentenomzet in mindering wordt gebracht met de btw, krijg je de omzet exclusief btw. De consumentenomzet is in procenten dus 119%. Vul dit in.
Consumentenomzet
|
€ 7.140
|
119 %
|
Btw
|
€
|
19 % -
|
Omzet exclusief btw
|
€ ?
|
100 %
|
Omdat je de consumentenomzet in euro’s weet (7.140), kun je m.b.v. de percentages de overige bedragen invullen. Je kunt dit als volgt doen.
Deel de consumentenomzet door 119, zodat je 1% hebt. Dit is € 60,-. Bij het berekenen van de btw (19%) vermenigvuldig je de € 60,- met 19%. € 60,- x 19% = € 1.140,-. Voor de omzet exclusief btw geldt: € 60,- x 100% = € 6000,-. Het volledig ingevulde schema ziet er als volgt uit:
Consumentenomzet
|
€ 7.140,-
|
119 %
|
Btw
|
€ 1.140,-
|
19 % -
|
Omzet exclusief btw
|
€ 6000,-
|
100 %
|
|
|
Voorbeeld 1.2.docx
Opdrachten
Opdracht 1.1
Maaike heeft 135 artikelen met een consumentenprijs van € 105,91 verkocht. Het btw tarief bedraagt 19%.
Deze opdracht maakt deel uit van de afsluiting van deze lessenserie en dient bij je docent te worden ingeleverd.?
Vragen:
a. Bereken de consumentenomzet.
b. Bereken de omzet exclusief btw.
|
|
Opdracht 1.1.docx
Open het bestand hieronder voor opdracht 1.2
opdracht 1.2 in excel.xlsx
Extra opdrachten
|
|
Extra opdracht 1.1
Pjotter Arendsen heeft met zijn computerhandelsonderneming de volgende zaken verkocht: 733 computerbeeldschermen met een consumentenprijs van € 199,95 en
450 computerkasten met een consumentenprijs van € 499.95.
Het btw tarief bedraagt 19%.
Vragen:
a. Bereken de consumentenomzet.
b. Bereken de omzet exclusief btw.
|
|
|
|
Extra opdracht 1.2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Pjotter Arendsen heeft met zijn computerhandelsonderneming de volgende zaken
verkocht: 733 computerbeeldschermen met een consumentenprijs van € 199,95 en
450 computerkasten met een consumentenprijs van € 499.95.
Het btw tarief bedraagt 19%.
|
Vraag:
Bereken de verkoopprijs van beide goederen.
|
|
Begrippenlijst
· Afzet
· Btw (omzetbelasting)
· Consumentenomzet
· Consumentenprijs
· Exploitatieoverzicht
· Omzet
· Verkoopprijs
Les 2: Inkopen 1
Doelstellingen
De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:
- Kunnen de inkoopprijs exclusief btw berekenen, als het factuurbedrag bekend is.
- Kennen het begrip: inkoopwaarde van de omzet.
- Kunnen de totale inkoopwaarde van de omzet berekenen als deze daarvoor uit losse onderdelen bestond.
- Kennen de twee manieren om de inkoopwaarde van de omzet te berekenen.
- Kunnen met deze twee manieren de inkoopwaarde van de omzet uitrekenen.
- Kunnen de btw, de omzet exclusief btw en de inkoopwaarde van de omzet berekenen als alleen de consumentenomzet, het btw tarief en het brutowinstpercentage bekend zijn.
- Kennen het verkorte exploitatieoverzicht en kunnen hiermee werken.
- Kunnen het brutowinstpercentage in procenten van de omzet exclusief btw en van de inkoopwaarde van de omzet uitrekenen.
Theorie
Inkopen 1
Voordat er goederen verkocht kunnen worden, moeten deze eerst worden ingekocht. Alle goederen die een onderneming in één jaar van haar leveranciers ontvangt, worden de inkopen genoemd.
Van de verkopen die in een bepaalde periode gedaan worden, kan berekend worden wat daar zelf bij de inkoop voor betaald is.
Dit bedrag noemen we de inkoopwaarde van de omzet (IWO).
De inkopen en de inkoopwaarde van de omzet hoeven niet aan elkaar gelijk te zijn. Als de inkopen over 2011 groter waren dan de inkoopwaarde van de omzet over 2011, is er dus meer ingekocht dat er is verkocht en is de voorraad gestegen. Andersom: als de inkoopwaarde van de omzet groter was dan de inkopen over een bepaald jaar, dan is je voorraad gedaald. Door het verschil tussen de inkoopwaarde van de omzet en de inkopen, wordt je voorraad groter of kleiner.
Van de leverancier worden goederen gekocht. Voor- of nadat de goederen zijn binnengekomen volgt de factuur. De factuur is de rekening. Er staat een omschrijving van de gekochte goederen op, het verschuldigde btw-tarief en btw-bedrag en het totaalbedrag dat aan de leverancier betaald moet worden. Het totaalbedrag noemen we de inkoopfactuurprijs.
De btw die je betaald over je inkopen aan de leverancier, mag je terugvorderen bij de Belastingdienst. Het bedrag wat overblijft, ben je daadwerkelijk kwijt aan de inkopen. Dit is het bedrag van de inkopen over een bepaalde periode. Dit kan afwijken van de inkoopwaarde van de omzet. Wil een ondernemer dat zijn voorraad toeneemt, zal hij meer moeten inkopen dan de inkoopwaarde van de omzet. Wil een ondernemer de voorraad in zijn magazijn verkleinen, dan zal hij dat jaar minder goederen inkopen dan de inkoopwaarde van de omzet bedraagt.
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 2.1
Inkoopwaarde van de omzet
Zoals al is aangegeven, bestaat de inkoopwaarde van de omzet uit de werkelijk betaalde inkoopprijs exclusief btw van de in een bepaalde periode verkochte goederen. De inkoopwaarde kun je op verschillende manieren berekenen. De volgende twee manieren worden onderscheden:
- Individueel te volgen goederen
- Individueel niet te volgen goederen
Individueel te volgen goederen:
Bij deze manier om de inkoopwaarde te berekenen, houd je per artikel bij welke prijs ervoor betaald is. Dit kan bijvoorbeeld bijgehouden worden op voorraadkaarten. Het gaat vaak om grote dure goederen, bijvoorbeeld vrachtwagens. Te totale inkoopwaarde bereken je dan door het aantal verkochte stuks te vermenigvuldigen met de inkoopprijs per stuk.
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 2.2
Als je de inkoopfactuurprijs als gegeven hebt gekregen, haal je eerst de btw eruit om aan de inkoopprijs te komen. Hier moet je goed opletten bij het maken van opdrachten.
Individueel niet te volgen goederen
Er zijn goederen waarvan niet bij te houden valt wat de inkoopprijs is. Dan zal de inkoopwaarde van de omzet op een andere wijze bepaald moeten worden. Dit is vaak het geval bij kleinere goederen, die per stuk wat goedkoper zijn of bulkgoederen. Het volgende schema kan je hierbij helpen:
Beginvoorraad
|
€
|
|
Inkopen
|
€
|
+
|
|
|
|
|
€
|
|
Eindvoorraad
|
€
|
-
|
|
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€
|
|
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 2.3
Let op:
- Als de inkoopfactuurprijs gegeven is moet je eerst de btw eruit halen.
- Zijn drie van de vier waarden bekend, dan kun je de laatste berekenen.??
Voorbeeldopgaven
Voorbeeld 2.1
Jaap Otten krijgt van zijn leverancier een partij goederen binnen met een factuurbedrag van € 892,50. Over deze goederen is 19% btw berekend.
Vraag:
Bereken voor Jaap de inkoopprijs (dus exclusief btw).
Uitgebreide uitwerking:
Met het volgende schema kun je deze vraag goed oplossen:
Inkoopfactuurprijs
|
€
|
%
|
Btw
|
€
|
% -
|
Inkoopprijs
|
€ ?
|
%
|
Vul de gegevens in die je weet:
Inkoopfactuurprijs
|
€ 892.50
|
%
|
Btw
|
€
|
19% -
|
Inkoopprijs
|
€ ?
|
%
|
De btw wordt altijd berekend over de inkoopprijs, dus de inkoopprijs is 100%. Vul dit in:
Inkoopfactuurprijs
|
€ 892.50
|
%
|
Btw
|
€
|
19% -
|
Inkoopprijs
|
€ ?
|
100%
|
De inkoopfactuurprijs bestaat uit de inkoopprijs met daarbij opgeteld de btw. Dit is 119%. Vul dit in:
Inkoopfactuurprijs
|
€ 892.50
|
119%
|
Btw
|
€
|
19% -
|
Inkoopprijs
|
€ ?
|
100%
|
Je ziet dus dat de inkoopfactuurprijs van € 892,50, 119% is. Als je dit bedrag deelt door 119% weet je wat 1% is. € 892,50 : 119 = € 7,5. Als je het btw-bedrag wilt weten, vermenigvuldig je € 7,5 met 19 (€ 7,5 x 19 = € 142,5) en bij de inkoopprijs vermenigvuldig je met 100 (€ 7,5 x 100 = € 750,-). Het volledig ingevulde schema ziet er dan als volgt uit:
Inkoopfactuurprijs
|
€ 892.50
|
119%
|
Btw
|
€ 142,50
|
19% -
|
Inkoopprijs
|
€ 750,00
|
100%
|
Het kan ook makkelijker. Als je weet dat € 892.50 de inkoopfactuurprijs inclusief 19% btw is en dus 119%. Kun je dit bedrag delen door 119% en vermenigvuldigen met 100%, zo kom je sneller tot de € 750,- wat de inkoopprijs exclusief btw is.
De bovenstaande manier is echter wel een stuk overzichtelijker.
|
|
Voorbeeld 2.1.docx
|
|
Voorbeeld 2.2
Judith Bos is eigenaresse van een borstvoedingswinkel. Zij verkocht het afgelopen jaar de volgende apparaten met de daarbij behorende inkoopprijzen:
- 15 borstkolven “Pump in style” € 780,-
- 25 handkolven € 430,-
- 18 weegschalen € 650,-
Vraag:
Bereken voor Judith de inkoopwaarde van de omzet.
Uitwerking:
- 15 x € 780,- € 11.700,-
- 25 x € 430,- € 10.750,-
- 22 x € 650,- € 14.300,-
Inkoopwaarde van de omzet € 36.750,-
|
|
Voorbeeld 2.2.docx
Voorbeeld 2.3
Robin heeft op 1 januari 2011 een voorraad van € 78.000,-. Zijn inkopen bedroegen gedurende 2011 € 1.325.000,-. Zijn eindvoorraad bedraagt op 31 december 2011
€ 113.000,-
Vraag:
Bereken voor Robin de inkoopwaarde van de omzet.
Uitwerking:
Je gebruikt hierbij het schema zoals gegeven in de theorie en je noteert de gegevens die gegeven zijn:
Beginvoorraad
|
€ 78.000,-
|
|
Inkopen
|
€ 1.325.000,-
|
+
|
|
|
|
|
€
|
|
Eindvoorraad
|
€ 113.000,-
|
-
|
|
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€
|
|
Voer de berekening uit en je komt tot € 1.290.000,- als inkoopwaarde van de omzet.
Beginvoorraad
|
€ 78.000,-
|
|
Inkopen
|
€ 1.325.000,-
|
+
|
|
|
|
|
€ 1.403.000,-
|
|
Eindvoorraad
|
€ 113.000,-
|
-
|
|
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€ 1.290.000,-
|
|
|
|
Voorbeeld 2.3.docx
Opdrachten
Opdracht 2.1
Moniek Veldmaat krijgt van haar leverancier een partij goederen binnen met een factuurbedrag van € 1.487,50. Over deze goederen is 19% btw berekend.
Vraag:
Bereken voor Moniek de inkoopprijs (dus exclusief btw).
|
|
Opdracht 2.1.docx
Opdracht 2.2
Jo heeft op 1 januari 2011 een voorraad van € 93.000,-. Zijn inkopen bedroegen gedurende 2011 € 1.690.000,-. Zijn eindvoorraad bedraagt op 31 december 2011
€ 43.000,-
Vraag:
Bereken voor Jo de inkoopwaarde van de omzet.
Maak deze opdracht in Excel, waarbij je gebruik maakt van functies om tot de juiste uitkomst te komen.
|
|
Opdracht 2.2.docx
Extra opdrachten
|
|
Extra opdracht 2.1
Kevin heeft op 1 januari 2011 een voorraad van € 74.500,-. Zijn inkopen bedroegen gedurende 2011 € 843.500,-. Zijn eindvoorraad bedraagt op 31 december 2011
€ 26.000,-.
Vraag:
Bereken voor Jo de inkoopwaarde van de omzet.
Maak deze opdracht in Excel, waarbij je gebruik maakt van functies om tot de juiste uitkomst te komen. Hanteer het schema zoals gegeven in de theorie.
|
|
Begrippenlijst
· Brutowinst
· Brutowinstpercentage
· Exploitatieoverzicht
· Factuur
· Individueel niet te volgen goederen
· Individueel te volgen goederen
· Inkoopfactuurprijs
· Inkoopfactuurprijs
· Inkoopwaarde van de omzet (IWO)
· Inkopen
· Voorraadkaarten
Les 3: Inkopen 2
Doelstellingen
De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:
- Kunnen de inkoopprijs exclusief btw berekenen, als het factuurbedrag bekend is.
- Kennen het begrip: inkoopwaarde van de omzet.
- Kunnen de totale inkoopwaarde van de omzet berekenen als deze daarvoor uit losse onderdelen bestond.
- Kennen de twee manieren om de inkoopwaarde van de omzet te berekenen.
- Kunnen met deze twee manieren de inkoopwaarde van de omzet uitrekenen.
- Kunnen de btw, de omzet exclusief btw en de inkoopwaarde van de omzet berekenen als alleen de consumentenomzet, het btw tarief en het brutowinstpercentage bekend zijn.
- Kennen het verkorte exploitatieoverzicht en kunnen hiermee werken.
- Kunnen het brutowinstpercentage in procenten van de omzet exclusief btw en van de inkoopwaarde van de omzet uitrekenen.
Theorie
Inkopen 2
Brutowinstpercentages 1
Een andere manier om de inkoopwaarde van de omzet te bepalen bij niet individueel te volgen goederen, is door gebruik te maken van het brutowinstpercentage. Dit percentage kan of gegeven zijn in procenten van de inkoopwaarde van de omzet of in procenten van de omzet.
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 3.1, deze opdracht gaat over de brutowinst in % van de inkoopwaarde van de omzet.
Voeg je de berekening van de omzet exclusief btw en de berekening met de inkoopwaarde van de omzet samen, dan ziet het begin van het exploitatieoverzicht er als volgt uit:
Consumentenomzet
|
€
|
%
|
|
Btw
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Omzet exclusief btw
|
€
|
%
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Brutowinst
|
€
|
%
|
|
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 3.2
Brutowinstpercentages 2
Als je als ondernemer zijnde zaken hebt verkocht en ingekocht, is het van belang om te weten hoeveel procent brutowinst er behaald is. Je kunt dit op de volgende twee manieren bekijken:
- Brutowinst berekenen in procenten van de omzet
- Brutowinst berekenen in procenten van de inkoopwaarde van de omzet
Het is zeker van belang om je brutowinst percentage te weten, hiermee kun je jou gegevens vergelijken met andere winkels uit dezelfde branche. Je kunt deze percentages alleen goed vergelijken als bij beide bedrijven op dezelfde manier is gerekend. Dus als een andere onderneming haar brutowinstpercentage berekend in procenten van de omzet, dan zal jij het brutowinstpercentage ook op deze manier moeten uitrekenen. Het hangt dus van de andere bedrijven in de branche af met welk percentage berekend wordt. Je kunt voor jezelf als bedrijf ook op beide manieren het brutowinstpercentage berekenen. Zodat je ze allebei paraat hebt om me te gaan vergelijken.
Beide manieren zullen we aan de hand van een voorbeeld bekijken.
1. Brutowinst in procenten van de omzet exclusief btw:
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 3.3
2. Brutowinst in procenten van de inkoopwaarde van de omzet:
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 3.4
Voorbeeldopgaven
Opdrachten
Opdracht 3.1
Marjolein Visser heeft in 2011 een consumentenomzet behaald van € 6.426.000,-. De goederen die hij verkocht heeft, vallen onder het btw-tarief van 19%. Hij behaalde een brutowinst van 20% van de omzet exclusief btw.
Deze opdracht maakt deel uit van de afsluiting van deze lessenserie
en dient bij je docent te worden ingeleverd.
Vraag:
Bereken voor Rob de btw, de omzet exclusief btw en de inkoopwaarde van de omzet.
Maak deze opdracht in Excel, waarbij je gebruik maakt van functies om tot de juiste uitkomst te komen.
|
|
Extra opdrachten
Extra opdracht 3.1
Ellen Bos heeft een meubelzaak, ze krijgt van haar leverancier een partij goederen binnen met een factuurbedrag van € 4.462,50. Over deze goederen is 19% btw berekend.
Vraag:
Bereken voor Moniek de inkoopprijs (dus exclusief btw).
|
|
Begrippenlijst
· Brutowinst
· Brutowinstpercentage
· Exploitatieoverzicht
· Factuur
· Individueel niet te volgen goederen
· Individueel te volgen goederen
· Inkoopfactuurprijs
· Inkoopfactuurprijs
· Inkoopwaarde van de omzet (IWO)
· Inkopen
· Voorraadkaarten
Les 4: Exploitatieoverzicht
Link naar YouTube. Filmpje over budgetteren voor consumenten. Besproken in de les.
Budgetteren voor consumenten
Doelstellingen
De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:
- Kunnen het verschil tussen brutowinst en nettowinst uitleggen.
- Kunnen met geringe gegevens m.b.v. het exploitatieoverzicht de nettowinst berekenen.
- Kennen tenminste vier soorten kosten en kunnen hiermee rekenen.
- Kunnen zowel met percentages van de omzet exclusief btw als met percentages van de inkoopwaarde van de omzet de nettowinst berekenen.
Theorie
Exploitatieoverzicht
In de tweede les is het verkorte exploitatieoverzicht al naar voren gekomen. Het exploitatie- overzicht is een overzicht van de opbrengsten en kosten over een bepaalde periode. Dit kan van een bepaalde bedrijfsactiviteit zijn of van het gehele bedrijf. Het exploitatieoverzicht is er om goed te kunnen budgetteren. Je hebt zo een goed en overzichtelijk beeld van je opbrengsten en kosten.
Hieronder het exploitatieoverzicht, waarna een uitleg wordt gegeven over de werkwijze van het overzicht:
Consumentenomzet
|
€
|
%
|
|
Btw
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Omzet exclusief btw
|
€
|
%
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Brutowinst
|
€
|
%
|
|
|
|
|
|
Kosten:
|
|
|
|
|
|
Afschrijvingen en betaling intrest
|
€
|
%
|
|
|
|
Huisvestingskosten
|
€
|
%
|
|
|
|
Betaalde loonkosten
|
€
|
%
|
|
|
|
Overige kosten
|
€
|
%
|
|
|
|
|
|
|
€
|
%
|
-
|
Nettowinst
|
|
|
€
|
%
|
|
Het exploitatiebudget begint altijd met het noteren van de consumentenomzet. Dit is de afzet (aantal verkochte artikelen) vermenigvuldigd met de prijs die de consumenten voor die artikelen moeten betalen. Hierna wordt de btw van de omzet afgetrokken, zodat de omzet exclusief btw wordt verkregen. Van deze opbrengsten wordt als eerste de inkoopwaarde van de omzet afgetrokken. Zo kom je tot de brutowinst.
Echter is dit niet de winst die de ondernemer aan het eind van de streep overhoudt, want er worden nog meer kosten gemaakt. Denk aan:
- Afschrijvingen en de betaalde intrest;
- Huisvestingskosten;
- Betaalde loonkosten;
- Overige kosten.
Als de brutowinst is verminderd met alle gemaakte kosten, dan krijg je de nettowinst. Dit is de winst voor de onderneming.
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 4.1
Vervolg exploitatieoverzicht
Als je een soortgelijke opdracht krijgt waarbij de brutowinst gegeven is in procenten van de inkoopwaarde van de omzet, moet je goed opletten bij het berekenen van de btw en de brutowinst. Er kan verwarring ontstaan en daarom wordt hierbij een iets ander schema gehanteerd. Deze staat hieronder:
Consumentenomzet
|
€
|
|
%
|
|
Btw
|
€
|
|
%
|
-
|
|
|
|
|
|
Omzet exclusief btw
|
€
|
%
|
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€
|
%
|
|
-
|
|
|
|
|
|
Brutowinst
|
€
|
|
|
|
|
|
|
|
Kosten:
|
|
|
|
|
|
Afschrijvingen en betaling intrest
|
€
|
%
|
|
|
|
Huisvestingskosten
|
€
|
%
|
|
|
|
Betaalde loonkosten
|
€
|
%
|
|
|
|
Overige kosten
|
€
|
%
|
|
|
|
|
|
|
€
|
%
|
-
|
Nettowinst
|
|
|
€
|
%
|
|
Zoals je ziet komt dit schema erg overeen met het normale exploitatieoverzicht. De enige wijziging is dat de cellen waarin de percentages van de consumentenomzet en het btw-tarief een cel zijn opgeschoven naar rechts.
Voorbeeld 2.2 is een opdracht waarin gerekend wordt met de brutowinst gegeven in procenten van de inkoopwaarde van de omzet.
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 4.2
Voorbeeldopgaven
Open de volgende bestanden om de voorbeelden te kunnen zien:
Opdrachten
|
|
|
Opdracht 4.1
Je docent heeft de cijfers van een bloemenzaak in Deventer tot zijn beschikking gekregen. De cijfers hebben betrekking op 2010. Gert Schrijver, de eigenaar van de bloemenzaak, heeft een consumentenomzet behaald van € 75.983,88. Zijn omzet valt onder het hoge tarief.
De brutowinst die hij behaalde was 40% van de omzet exclusief btw. De afschrijvingen en betaalde intrest bedroegen 10% van de omzet exclusief btw, de huisvestingskosten 8% van de omzet exclusief btw, de betaalde loonkosten 26% van de omzet exclusief btw en de overige kosten 4% van de omzet exclusief btw.
Vraag:
Bereken voor Gert de nettowinst over 2010. Doe dit in Excel en maak gebruik van het schema zoals in de theorie naar voren is gekomen en van (som)functies.
|
|
|
|
Opdracht 4.2
Bij deze opdracht moet je zelf een opdracht verzinnen waarbij je gebruik maakt van percentages uitgedrukt in de inkoopwaarde van de omzet (voorbeeld 4.2).
Deze opdracht maakt deel uit van de afsluiting van deze lessenserie
en dient bij je docent te worden ingeleverd.
Vereisten:
- Opdracht is betekenisvol en realistisch.
- Je maakt de opdracht met correct antwoordmodel in Excel.
- Een medeleerling maakt de door jou gemaakte opdracht.
- Zelf maak je de opdracht gemaakt door de medeleerling die jou opdracht heeft gemaakt.
- Haal eventuele fouten/onjuistheden er na contact met je medeleerling uit.
|
|
Extra opdrachten
Begrippenlijst
· Afschrijvingen en de betaalde intrest;
· Betaalde loonkosten;
· Brutowinst
· Btw-tarief
· Budgetteren
· Consumentenomzet
· Exploitatieoverzicht
· Huisvestingskosten;
· Inkoopwaarde van de omzet
· Nettowinst
· Overige kosten
Les 5: Gewaardeerde kosten en het volledig exploitatieoverzicht
Doelstellingen
De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:
- Kunnen uitleggen waarom er gewaardeerde kosten zijn.
- Kunnen het nut van deze gewaardeerde kosten uitleggen.
- Kunnen het gewaardeerd loon berekenen als de brutowinst bekend is.
- Kennen het begrip gemiddeld geïnvesteerd vermogen en kunnen hiermee de gewaardeerde intrest berekenen.
- Kennen de indeling van het volledige exploitatieoverzicht.
- Kunnen met bepaalde gegevens de ontbrekende gegevens van het volledige exploitatieoverzicht berekenen.
- Kunnen het economische resultaat berekenen.
Theorie 1
Gewaardeerde kosten
In les 4 is een viertal kosten naar voren gekomen. Dit zijn:
- Afschrijvingen en betaling intrest;
- Huisvestingskosten;
- Betaalde loonkosten;
- Overige kosten.
Naast deze kosten zijn er nog meer kosten waar de ondernemer rekening mee moet houden. Dat zijn de gewaardeerde kosten. Deze kosten zijn onderverdeeld in: gewaardeerd loon en gewaardeerde intrest. Beide komen aan de orde.
Gewaardeerd loon:
Een ondernemer is zelf een bepaald aantal uren per week voor de onderneming aan het werk. Voor deze uren krijgt hij geen vast salaris uitbetaald. Hetgeen wat hij krijgt is afhankelijk van het resultaat, de winst, die de onderneming behaald. Om tot een meer realistischere winst te komen moet de ondernemer zijn eigen werkzaamheden wel meenemen in de beoordeling van het bedrijfsresultaat. Het houdt in dat er een beoordeling plaatsvindt naar welk bedrag de ondernemer zou krijgen als hij dezelfde werkzaamheden in loondienst bij een ander bedrijf zou uitvoeren. Dat bedrag noemen we het gewaardeerd loon. Er zijn verschillende manieren waarop je het gewaardeerd loon kunt berekenen. Er kan uitgegaan worden van de brutowinst, het aantal fulltimers dat je in dienst hebt of van de leeftijd van de ondernemer. Bij het berekenen van het gewaardeerde loon, neem je tevens de uren die door gezinsleden wordt gewerkt mee.
We bespreken de meest voorkomende berekening:
Bij de meest voorkomende berekening van het gewaardeerd loon wordt uitgegaan van een basis gewaardeerd loon dat verhoogd kan worden met een percentage, die afhankelijk is van de brutowinst. De volgende tabel is hierbij een handig hulpmiddel.
Tabel 5.1 berekening gewaardeerd loon:
Hoe wordt het gewaardeerd loon berekend:
In de linkerkolom van de tabel is de brutowinst te vinden. Zoek de bijpassende brutowinst voor het bedrijf. In de rechterkolom is de berekening van het gewaardeerd loon, bij een bepaalde brutowinst, gegeven.
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 5.1
Als je het gewaardeerd loon van de nettowinst afhaalt, krijg je de opbrengst van het eigen vermogen. Dit bedrag geeft aan wat er met de investering in de onderneming is verdiend.
Gewaardeerde intrest:
Over het eigen vermogen dat de ondernemer investeert, moet rente in rekening gebracht worden. Als de ondernemer het geld namelijk niet in de zaak had geïnvesteerd, had hij het op de bank kunnen zetten en er een rentevergoeding over gekregen. Deze ‘gemiste rentevergoeding’ wordt als kosten in rekening gebracht voor de onderneming onder het kopje gewaardeerde intrest. Meestal wordt deze intrest berekend over het in een jaar gemiddeld geïnvesteerd vermogen. Het gemiddeld geïnvesteerd vermogen bereken je door het eigen vermogen op 1 januari en 31 december bij elkaar op te tellen en te delen door 2.
Ter verduidelijking hieronder een voorbeeld:
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 5.2
Als van de opbrengst van het eigen vermogen de gewaardeerde intrest wordt afgehaald, weet een ondernemer wat zijn bedrijfseconomische winst/het economische resultaat is. Dit is de uiteindelijke winst van de onderneming. Bij deze winst zijn alle kosten, zowel gewone als gewaardeerde kosten, in de winst berekening meegenomen.
Theorie 2
Het volledige exploitatieoverzicht
Nadat er op het normale exploitatieoverzicht, de gewaardeerde kosten, een aantal correcties op de nettowinst zijn toegepast wordt het economisch resultaat verkregen. Voor de duidelijkheid wordt onder dit kopje het volledige exploitatieoverzicht gegeven. Indien een voldoende aantal gegevens bekend zijn, kunnen de ontbrekende getallen worden ingevuld en kan het economisch resultaat berekend worden.
Consumentenomzet
|
€
|
%
|
|
Btw
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Omzet exclusief btw
|
€
|
%
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Brutowinst
|
€
|
%
|
|
|
|
|
|
Kosten:
|
|
|
|
|
|
Afschrijvingen en betaling intrest
|
€
|
%
|
|
|
|
Huisvestingskosten
|
€
|
%
|
|
|
|
Betaalde loonkosten
|
€
|
%
|
|
|
|
Overige kosten
|
€
|
%
|
|
|
|
|
|
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Nettowinst
|
€
|
%
|
|
|
|
|
|
Gewaardeerd loon
|
€
|
%
|
|
Opbrengst eigen vermogen
|
€
|
%
|
-
|
Gewaardeerde intrest
|
€
|
%
|
|
|
|
|
|
Economisch resultaat
|
€
|
%
|
|
Het economische resultaat is de uiteindelijke winst van de onderneming. Het economisch resultaat wordt ook wel eens de vergoeding voor ondernemersrisico genoemd. Het ondernemersrisico is het risico dat een ondernemer heeft omdat hij risico loopt om zijn geïnvesteerd vermogen geheel of gedeeltelijk kwijt kan raken.
Voor opbrengst van het eigen vermogen wordt ook wel de term: rendement eigen vermogen gebruikt. Het economisch resultaat wordt ook wel de bedrijfseconomische winst genoemd.
Voorbeeldopgaven
Voorbeeld 5.1
Etkin is de eigenaar van een Turkse groentezaak. Hij heeft het afgelopen jaar een brutowinst behaald van € 387.500,-
Vraag:
Bereken voor Etkin de hoogte van het gewaardeerd loon.
Uitwerking:
Zoek in de linkerkolom de brutowinst die bij de onderneming van Etkin hoort. Dat is de groep van € 250.000,- – € 500.000,-. In de rechterkolom staat de volgende berekening:
€ 44.400,- + 6% van de brutowinst boven de € 250.000,-.
De brutowinst boven de € 250.000,- is € 387.500,- – € 250.000,- = € 137.500,-.
Je maakt de volgende berekening:
Gewaardeerd loon ondergrens € 44.400,-
6% van € 137.500,- € 8.250,-
Gewaardeerde loon € 52.650,-
|
|
|
|
Voorbeeld 5.2
Maaike is al jaren de eigenaar van een schildersbedrijf. Ze vond de cijfers van 1998. Op 1 januari 1998 had ze € 175.000,- in haar onderneming geïnvesteerd en op 31 december 1998 € 265.000,-. In die tijd gold bij het berekenen van de gewaardeerde intrest een rentepercentage van 9%.
Vraag:
Bereken voor Maaike de gewaardeerde intrest.
Uitwerking:
Bepaal eerst het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. Neem hiervoor het vermogen op 1 januari, tel hierbij het vermogen per 31 december bij op en deel dit door 2.
Je krijgt de volgende berekening: € 175.000,- + € 265.000,- : 2 = € 220.000,-. Over deze
€ 220.000,- bereken je 9% rente.
De gewaardeerde intrest bedraagt dan € 220.000,- x 0,09 = € 19.800,-.
|
|
Opdrachten
Opdracht 5.1
Paul heeft een kleine fietsenzaak. In 2011 behaalde hij een brutowinst van € 120.000,-.
Vraag:
Bereken voor Paul de hoogte van het gewaardeerd loon. Gebruik hierbij tabel 5.1 over de berekening van het gewaardeerde loon.
|
|
|
|
|
Opdracht 5.2
Babet heeft op 1 januari € 423.590,- in haar onderneming geïnvesteerd en op 31 december € 334.670,-. Voor de berekening van de gewaardeerde intrest gaat zij uit van een rentepercentage van 7%.
Vraag:
Bereken voor Babet de gewaardeerde intrest.
|
|
|
|
Opdracht 5.3
Vraag:
Ga in je eigen omgeving opzoek naar een onderneming die je interessant lijkt en waarvan je meer wilt weten. Ga er langs of pleeg een telefoongesprek. Je bent opzoek naar de brutowinst, zodat je het gewaardeerd loon kan berekenen en naar het gemiddelde geïnvesteerde vermogen, zodat je de gewaardeerde intrest kunt berekenen. Maakt gebruik van een rentepercentage van 3%.
Deze opdracht maakt deel uit van de afsluiting van deze lessenserie
en dient bij je docent te worden ingeleverd.
|
|
Extra opdrachten
Extra opdracht 5.1
Elvira heeft een exclusieve damesschoenenzaak. In 2010 behaalde zij een brutowinst van
€ 1.375.000,-.
Vraag:
Bereken voor Elvira de hoogte van het gewaardeerd loon. Gebruik hierbij tabel 5.1 over de berekening van het gewaardeerde loon.
|
|
Extra opdracht 5.2
Irene heeft op 1 januari € 34.659,- in haar onderneming geïnvesteerd en op 31 december
€ 85.374,-. Voor de berekening van de gewaardeerde intrest gaat zij uit van een rentepercentage van 9%.
Vraag:
Bereken voor Babet de gewaardeerde intrest.
|
|
Begrippenlijst
· Bedrijfseconomische winst
· Bedrijfsresultaat
· Economische resultaat
· Gemiddeld geïnvesteerd vermogen
· Gewaardeerd loon
· Gewaardeerde intrest
· Gewaardeerde kosten
· Ondernemersrisico
· Opbrengst van het eigen vermogen
· Rendement eigen vermogen
· Volledige exploitatieoverzicht
Les 6: Budget en begroting
Doelstellingen
De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:
- Kunnen tenminste twee doelen van een onderneming noemen.
- Kunnen het onderscheid aangeven tussen plannen voor de lange termijn en voor plannen op de korte termijn.
- Kunnen tenminste vier voorbeelden geven van plannen op de lange termijn.
- Kunnen tenminste vier voorbeelden geven van plannen op de korte termijn.
- Kunnen aangeven waarom er een sterk verband zit tussen de plannen lange termijn en op lange termijn.
- Kennen de vier functies van budgettering en kunnen aangeven wat dit inhoudt.
- Kennen drie deelbudgetten en kunnen deze combineren tot het masterbudget.
Theorie
Budget en begroting
De theorie is te vinden in de PowerPoint.
Zie de link hieronder voor de PowerPoint over les 6:
Opzet exploitatiebudget:
Omzet exclusief btw
|
€
|
%
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Brutowinst
|
€
|
%
|
|
Overige variabele kosten
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Dekkingsbijdrage
|
€
|
%
|
|
Constante kosten
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Nettowinst
|
€
|
%
|
|
Voorbeeldopgaven
Voorbeeld 6.1
Iris Wolthuis begroot voor het komende jaar een omzet exclusief btw van € 765.000,-. Haar omzet valt onder het hoge btw-tarief. Zij verwacht een brutowinst van 38% van de omzet exclusief btw. Haar afschrijvingen en betaalde intrest begroot zij op € 38.350,- waarvan 1/5e deel variabel en de rest constant; haar huisvestingskosten begroot zij op € 91.800,- waarvan € 76.500,- constant; aan betaalde loonkosten verwacht zij € 61.200,- kwijt te zijn waarvan € 53.550,- constant en aan overige kosten verwacht zij kwijt te zijn een bedrag van € 38.250,- waarvan € 30.600,- variabel.
Vraag:
Stel voor Iris het exploitatiebudget op.
Uitwerking:
Bereken eerst hoeveel de variabele- en constante kosten bedragen per kosten soort voor de komende periode. Doe dit op de volgende wijze.
Variabele kosten:
- Afschrijvingen en betaalde intrest: 1/5e deel x € 38.250,00 € 7.650,-
- Huisvestingskosten € 91.800,00 - € 76.500,00 € 15.300,-
- Betaalde loonkosten € 61.200,00 - € 53.550,00 € 7.650,-
- Overige kosten € 30.600,-
Totale variabele kosten € 61.200,-
Constante kosten:
- Afschrijvingen en betaalde intrest: 4/5e deel x € 38.250,00 € 30.600,-
- Huisvestingskosten € 76.500,-
- Betaalde loonkosten € 53.550,-
- Overige kosten € 38.250,00 - €30.600,- € 7.650,-
Totale constante kosten € 168.300,-
Vul nu het schema uit de theorie en de PowerPoint in met de bovenstaande bedragen. Je krijgt dan het volgende schema:
Omzet exclusief btw
|
€ 765.000,-
|
100%
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€ 474.300,-
|
68%
|
-
|
|
|
|
|
Brutowinst
|
€ 290.700,-
|
38%
|
|
Overige variabele kosten
|
€ 61.200,-
|
8%
|
-
|
|
|
|
|
Dekkingsbijdrage
|
€ 229.500,-
|
30%
|
|
Constante kosten
|
€ 168.300,-
|
22%
|
-
|
|
|
|
|
Nettowinst
|
€ 61.200,-
|
8%
|
|
|
|
Uitgaan van de consumentenomzet bij het exploitatiebudget is ook mogelijk.
De btw- berekening moet dan ook gemaakt worden.
Voorbeeld 6.2
Famke v/d Wolf begroot voor het komende jaar een consumentenomzet van € 910.350,-. Haar omzet valt onder het hoge btw-tarief. Zij verwacht een brutowinst van 38% van de omzet exclusief btw. Haar afschrijvingen en betaalde intrest begroot zij op € 38.350,- waarvan 1/5e deel variabel en de rest constant; haar huisvestingskosten begroot zij op € 91.800,- waarvan € 76.500,- constant; aan betaalde loonkosten verwacht zij € 61.200,- kwijt te zijn waarvan € 53.550,- constant en aan overige kosten verwacht zij kwijt te zijn een bedrag van € 38.250,- waarvan € 30.600,- variabel.
Vraag:
Stel voor Famke het exploitatiebudget op.
Uitwerking:
Bereken eerst hoeveel de variabele- en constante kosten bedragen per kosten soort voor de komende periode. Doe dit op de volgende wijze.
Variabele kosten:
- Afschrijvingen en betaalde intrest: 1/5e deel x € 38.250,00 € 7.650,-
- Huisvestingskosten € 91.800,00 - € 76.500,00 € 15.300,-
- Betaalde loonkosten € 61.200,00 - € 53.550,00 € 7.650,-
- Overige kosten € 30.600,-
Totale variabele kosten € 61.200,-
Constante kosten:
- Afschrijvingen en betaalde intrest: 4/5e deel x € 38.250,00 € 30.600,-
- Huisvestingskosten € 76.500,-
- Betaalde loonkosten € 53.550,-
- Overige kosten € 38.250,00 - €30.600,- € 7.650,-
Totale constante kosten € 168.300,-
Vul nu het schema uit de theorie en de PowerPoint in met de bovenstaande bedragen. Je krijgt dan het volgende schema:
Consumentenomzet
|
€ 910.350,-
|
119%
|
|
Btw
|
€ 145.350,-
|
19%
|
|
|
|
|
|
Omzet exclusief btw
|
€ 765.000,-
|
100%
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€ 474.300,-
|
68%
|
-
|
|
|
|
|
Brutowinst
|
€ 290.700,-
|
38%
|
|
Overige variabele kosten
|
€ 61.200,-
|
8%
|
-
|
|
|
|
|
Dekkingsbijdrage
|
€ 229.500,-
|
30%
|
|
Constante kosten
|
€ 168.300,-
|
22%
|
-
|
|
|
|
|
Nettowinst
|
€ 61.200,-
|
8%
|
|
|
|
Opdrachten
|
|
Opdracht 6.1
Gerard Stoven begroot voor het komende jaar een omzet exclusief btw van € 935.000,-. Zijn omzet valt onder het hoge btw-tarief. Hij verwacht een brutowinst van 36% van de omzet exclusief btw. Zijn afschrijvingen en betaalde intrest begroot hij op € 42.250,- waarvan 2/5e deel variabel en de rest constant; zijn huisvestingskosten begroot hij op € 77.700,- waarvan 80% constant; aan betaalde loonkosten verwacht hij € 84.100,- kwijt te zijn waarvan € 45.850,- constant en aan overige kosten verwacht hij kwijt te zijn een bedrag van € 19.500,- waarvan € 14.400,- variabel.
Deze opdracht maakt deel uit van de afsluiting van deze lessenserie
en dient bij je docent te worden ingeleverd.
Vraag:
Stel voor Gerard het exploitatiebudget op. Laat (mag in Excel) zien dat je op een nettowinst van € 113.050,- uitkomt.
|
|
Extra opdrachten
Extra opdracht 6.1
Irene Boon begroot voor het komende jaar een consumentenomzet van € 965.090,-. Haar omzet valt onder het hoge btw-tarief. Zij verwacht een brutowinst van 41% van de omzet exclusief btw. Haar afschrijvingen en betaalde intrest begroot zij op € 40.000,- waarvan 1/4e deel variabel en de rest constant; haar huisvestingskosten begroot zij op € 95.500,- waarvan € 81.500,- constant; aan betaalde loonkosten verwacht zij € 71.950,- kwijt te zijn waarvan € 61.550,- constant en aan overige kosten verwacht zij een bedrag van € 32.750,- te moeten betalen, waarvan € 5.900,- constant.
Vraag:
Stel voor Irene het exploitatiebudget op. In tegenstelling tot opdracht 6.1, moet deze opdracht in Excel gemaakt worden. Waarbij je gebruik maakt van verschillende somfuncties.
|
|
Begrippenlijst
· Analysemiddel
· Begroten
· Begroting
· Budget
· Budgetcontrole
· Communicatiemiddel
· Constante kosten
· Dekkingsbijdrage
· Delegatiemiddel
· Exploitatiebudget
· Inkoopbudget
· Korte termijn plannen
· Kostenbudget
· Lange termijn plannen
· Marktaandeel
· Masterbudget
· Plannen
· Taakstelling
· Variabele kosten
· Vergelijkingsmiddel
· Verkoopbudget
Les 7: Budgetcontrole
Doelstellingen
De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:
- Kunnen na afloop van de budgetperiode controleren of de taakstelling is behaald.
- Kennen vijf oorzaken die voor verschillen kunnen zorgen.
- Kunnen aan de hand van deze vijf verschillende oorzaken het verschil tussen de begrote en de werkelijke nettowinst analyseren.
- Kunnen het bezettingsresultaat berekenen.
- Kennen het begrip: lekkage en kunnen dit berekenen.
Theorie
Budgetcontrole
De theorie is te vinden in de PowerPoint.
Zie de link hieronder voor de PowerPoint over les 6:
Voorbeeldopgaven
Opdrachten
Extra opdrachten
Begrippenlijst
· Bezettingsresultaat
· Brutowinstpercentage
· Budgetperiode
· Constante kosten
· Constante kosten
· Kostprijs
· Lekkage
· Onderbezettingsverlies
· Overbezettingswinst
· Taakstelling
· Variabele kosten
· Variabele kosten.
· Verschil in omzet
Les 8: Liquiditeitsbegroting
Doelstellingen
De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:
- Kunnen uitleggen wat het belang is van het maken van een liquiditeitsbegroting.
- Kennen het gevolg van negatief saldo van de mutatie in liquide middelen.
- Kunnen uitleggen waarom afschrijvingen niet terug komen op de liquiditeitsbegroting.
- Kunnen berekeningen uitvoeren waarbij wordt gewerkt met een krediettermijn voor afnemers (debiteuren).
- Kunnen een overzicht maken van het rekening-courantsaldo voor bijvoorbeeld een kwartaal.
Theorie
Liquiditeitsbegroting
Ondernemers die niet voor nare verrassingen willen komen te staan, zorgen ervoor dat ze inzicht hebben in de verwachtte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Het is belangrijk om vooraf te weten of de onderneming in de toekomst
in de betalingsproblemen kan raken.
Om hier een goed beeld van te krijgen wordt gebruikt gemaakt van de liquiditeitsbegroting. Hierin staan de ontvangsten en uitgaven van de onderneming voor de komende periode. Gegevens die nodig zijn voor het opstellen van de liquiditeitsbegroting, kunnen onder andere uit het exploitatiebudget gehaald worden. Daarnaast worden de verwachte betalingen voor de komende periode, de verwachte ontvangsten voor de komende periode en het investeringsplan gebruikt.
De liquiditeitsbegroting is een essentieel onderdeel van het ondernemingsplan. De uitkomst hiervan kan meehelpen aan het beslissen om wel of niet met de onderneming te gaan starten.
Voorbeeldopgaven
|
|
Voorbeeld 8.1
Chantal is eigenaresse van een winkel in dierenbenodigdheden. Ze wil voor het eerste kwartaal van 2012 inzicht hebben in haar liquiditeitspositie.
Gegevens:
debet
|
|
|
credit
|
Bedrijfspand
|
€ 250.000,00
|
Eigen vermogen
|
€ 123.000,00
|
Inventaris
|
€ 60.000,00
|
8% hypothecaire lening
|
€ 180.000,00
|
Voorraad
|
€ 132.000,00
|
6% lening vader
|
€ 30.000,00
|
Debiteuren
|
€ 2.400,00
|
Crediteuren
|
€ 54.000,00
|
Kas
|
€ 6.000,00
|
Rekening-courantkrediet
|
€ 55.000,00
|
|
|
Te betalen btw
|
€ 8.400,00
|
|
|
|
|
|
€ 450.400,00
|
|
€ 450.400,00
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Deze zaak verkoopt alleen goederen die onder het 19% btw-tarief vallen.
|
|
Het bedrag dat in de kas zit wordt steeds op € 6.000,- begroot.
|
|
De kredietlimiet van het rekening-courantkrediet is € 60.000,-
|
|
De consumentenomzet is € 261.800,-
|
|
|
Van de consumentenomzet wordt 5% op rekening verkocht met een krediettermijn
|
van 15 dagen. De maand wordt gesteld op 30 dagen.
|
|
De brutowinst bedraagt 38%.
|
|
|
De inkopen bedragen €200.000,- exclusief btw per maand met 1 maand krediet.
|
De te betalen loonkosten zijn € 4.200,- per maand.
|
|
De energiekosten bedragen € 500,- per maand exclusief btw.
|
|
De afschrijving op vaste activa is € 18.000,- per jaar.
|
|
De rente van de 8% hypothecaire lening wordt achteraf betaald aan het eind van het
|
kwartaal. Op 30 maart en 30 september wordt er € 15.000,- afgelost.
|
|
De rente van de lening vader wordt aan het eind van het kwartaal betaald. Ook wordt
|
er op deze lening ieder kwartaal € 5.000,- afgelost.
|
|
De overige te betalen exploitatiekosten bedragen € 17.850,- per maand incl. 19% btw.
|
De privéopnamen bedragen € 1.500,- op maand. In februari wordt er € 500,- meer
|
opgenomen in verband met carnaval.
|
|
|
Vraag:
a. Stel voor Chantal de liquiditeitsbegroting samen voor de maanden januari, februari en maart van het jaar 2012.
b. Bereken het rekening-courantsaldo aan het eind van iedere maand van het eerste kwartaal in 2012
Uitwerking is te vinden in WikiWijs, gemaakt in Excel.
|
|
Hier het excel bestand met de uitwerking van voorbeeld 8.1:
Opdrachten
Opdracht 8.1
Van brommerspeciaalzaak ‘Crosser’ uit Deventer, zijn de volgende verwachte gegevens voor 2012 bekend:
· Er wordt een omzet van € 1.200.000,- verwacht, op rekening betalen wordt niet geaccepteerd.
· De inkoopprijs van deze verkochte goederen is € 700.000,-.
· Er zijn 3 monteurs in dienst à € 40.000,- en 2 verkopers à € 55.000,-.
· Om in de toekomst energiekosten te besparen, zijn er zonnepanelen aangelegd voor
€ 50.000,-. 80% van deze uitgave was in 2011 al betaald.
· De energiekosten bedragen € 700,- per maand.
· Op de vaste activa wordt per jaar € 13.000,- afgeschreven.
· De rente van de 7% hypothecaire lening à € 500.000,- waarop in de voorgaande jaren al € 80.000,- is afgelost. Wordt eind december achteraf betaald. Tevens moet er elk jaar een bedrag van € 20.000,- worden afgelost.
· De overige exploitatiekosten van ‘Crosser’ bedragen € 25.000,- exclusief 19% btw.
· In maart is door Robbie, de eigenaar, een brommer voor zijn zoon die zijn brommer rijbewijs heeft gehaald uit de zaak gehaald. De waarde van deze brommer is € 700,- exclusief btw.
· Er moet over 2012 een bedrag van € 75.000,- aan btw betaald worden.
Deze opdracht maakt deel uit van de afsluiting van deze lessenserie
en dient bij je docent te worden ingeleverd.
Vraag:
Stel voor Robbie de liquiditeitsbegroting samen over 2012 en geef aan wat de mutatie in liquide middelen zijn. Doe dit in Excel.
|
|
Extra opdrachten
|
|
Extra opdracht 8.1
Anouk Berg twijfelt of het rendabel is om een babywinkel te beginnen in 2013. Ze zet daarom schattingen op papier om inzicht te krijgen in de verwachte inkomsten en uitgaven.
Anouk verwacht de volgende inkomsten en uitgaven:
· Er wordt een omzet van € 115.000,- verwacht. Ze werkt niet met debiteuren, zodat de, particuliere, klanten contant moeten betalen.
· De inkoopprijs van deze verkochte goederen is € 50.000,-.
· Aan nettoloon voor haar (parttime) werknemers verwacht zij € 20.000,- kwijt te zijn. En aan premies en sociale lasten 25% van dit bedrag.
· De energiekosten voor het winkelpand schat ze op € 250,- per maand.
· Op de vaste activa, zoals de kassa en toonbank verwacht ze per jaar € 600,- af te schrijven.
· De huurkosten voor het winkelpand bedragen € 100,- per week.
· Omdat Anouk geld nodig heeft voor de financiering en bij de bank lenen erg duur is, kan ze bij haar moeder € 150.000,- lenen tegen 6% rente per jaar.
· Ze moet deze lening in 20 jaar afbetalen met gelijke bedragen.
· De overige exploitatiekosten schat ze op € 5.000,- exclusief 19% btw.
· Anouk verwacht dat ze € 9.000,- btw aan de belastingdienst moet afdragen.
· Omdat twee vriendinnen van haar zwanger zijn, verwacht ze voor € 70,- inclusief btw aan privéopnamen uit de zaak te halen.
Vraag:
a. Stel voor Anouk de liquiditeitsbegroting samen voor het jaar 2013 en geef aan wat de mutatie in liquide middelen zijn. Doe dit in Excel.
b. Raad jij Anouk aan om met de onderneming te beginnen gezien de uitkomsten bij antwoord a?
|
|
Begrippenlijst
· Betalingsproblemen
· Exploitatiebudget
· Investeringsplan
· Liquiditeitsbegroting
· Liquiditeitspositie
· Ondernemingsplan
Antwoordmodellen Opdrachten
Antwoordmodellen ext Opr
Fout
Exploitatieoverzicht
In de tweede les is het verkorte exploitatieoverzicht al naar voren gekomen. Het exploitatie- overzicht is een overzicht van de opbrengsten en kosten over een bepaalde periode. Dit kan van een bepaalde bedrijfsactiviteit zijn of van het gehele bedrijf. Het exploitatieoverzicht is er om goed te kunnenbudgetteren. Je hebt zo een goed en overzichtelijk beeld van je opbrengsten en kosten.
Hieronder het exploitatieoverzicht, waarna een uitleg wordt gegeven over de werkwijze van het overzicht:
Consumentenomzet
|
€
|
%
|
|
Btw
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Omzet exclusief btw
|
€
|
%
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€
|
%
|
-
|
|
|
|
|
Brutowinst
|
€
|
%
|
|
|
|
|
|
Kosten:
|
|
|
|
|
|
Afschrijvingen en betaling intrest
|
€
|
%
|
|
|
|
Huisvestingskosten
|
€
|
%
|
|
|
|
Betaalde loonkosten
|
€
|
%
|
|
|
|
Overige kosten
|
€
|
%
|
|
|
|
|
|
|
€
|
%
|
-
|
Nettowinst
|
|
|
€
|
%
|
|
Het exploitatiebudget begint altijd met het noteren van de consumentenomzet. Dit is de afzet (aantal verkochte artikelen) vermenigvuldigd met de prijs die de consumenten voor die artikelen moeten betalen. Hierna wordt de btw van de omzet afgetrokken, zodat de omzet exclusief btw wordt verkregen. Van deze opbrengsten wordt als eerste de inkoopwaarde van de omzet afgetrokken. Zo kom je tot de brutowinst.
Echter is dit niet de winst die de ondernemer aan het eind van de streep overhoudt, want er worden nog meer kosten gemaakt. Denk aan:
- Afschrijvingen en de betaalde intrest;
- Huisvestingskosten;
- Betaalde loonkosten;
- Overige kosten.
Als de brutowinst is verminderd met alle gemaakte kosten, dan krijg je de nettowinst. Dit is de winst voor de onderneming.
Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 4.1
Vervolg exploitatieoverzicht
Als je een soortgelijke opdracht krijgt waarbij de brutowinst gegeven is in procenten van de inkoopwaarde van de omzet, moet je goed opletten bij het berekenen van de btw en de brutowinst. Er kan verwarring ontstaan en daarom wordt hierbij een iets ander schema gehanteerd. Deze staat hieronder:
Consumentenomzet
|
€
|
|
%
|
|
Btw
|
€
|
|
%
|
-
|
|
|
|
|
|
Omzet exclusief btw
|
€
|
%
|
|
|
Inkoopwaarde van de omzet
|
€
|
%
|
|
-
|
|
|
|
|
|
Brutowinst
|
€
|
|
|
|
|
|
|
|
Kosten:
|
|
|
|
|
|
Afschrijvingen en betaling intrest
|
€
|
%
|
|
|
|
Huisvestingskosten
|
€
|
%
|
|