Budgetteren voor de onderneming - kopie1 - kopie1

Budgetteren voor de onderneming - kopie1 - kopie1

Budgetteren voor de onderneming

Inhoudsopgave

Inleiding

 

 

Beste student,

 

Dit is de lessenserie over budgetteren voor de onderneming. Deze lessenserie is gemaakt voor vijf detailhandelsopleidingen van het MBO. Het niveau van de lessenserie is: niveau 3 en 4.

 

De opleidingen zijn:

-          Verkoopspecialist detailhandel                    Niveau 3

-          Eerste verkoper                                          Niveau 3

-          Afdelingsmanager                                        Niveau 4

-          Filiaalmanager                                             Niveau 4

-          Ondernemer detailhandel                             Niveau 4

 

Daarnaast is deze lessenserie ook uitermate geschikt voor andere economisch getinte opleidingen van het MBO niveau 3 en 4.

 

Budgetteren:

Tijdens het werken met deze lessenserie zul je erachter komen dat budgetteren een erg belangrijk onderwerp is binnen bedrijven. Regelmatig wordt het belang van budgetteren nog onderschat.

 

Indeling lessen:

Deze lessenserie bestaat uit negen lessen van één uur. De lessen sluiten goed op elkaar aan en zijn goed onderbouwd. Er zullen twee lessen per week worden gegeven, zodat deze lessenserie 5 weken in beslag zal nemen. Hieronder een overzicht van de onderwerpen die aan de orde zullen komen:

1.      Omzet

2.      Inkopen 2.1

3.      Inkopen 2.2

4.      Exploitatiebudget

5.      Gewaardeerde kosten en het volledige exploitatieoverzicht

6.      Budget en begroting

7.      Budgetcontrole

8.      Liquiditeitsbegroting

9.      Afsluitende toets

 

Afsluiting:

Naast de beoordeling van het schriftelijk tentamen, wordt deze lessenserie afgerond door het maken van een aantal essentiële opdrachten. Het tentamen wordt met een cijfer beoordeeld en de opdrachten met een onvoldoende/voldoende/goed.

 

Opbouw van de les:

De lessen zijn volgens een vaste volgorde ingedeeld. Dit komt de structuur ten goede. De vaste indeling is:

·         Doelstellingen;

·         Theorie;

·         Voorbeeldopgaven;

·         Opdrachten;

·         Extra opdrachten;

·         Begrippenlijst.

  

Als in de lessenserie wordt gesproken van een ondernemer wordt hier ook een onderneemster mee bedoeld, tevens kan een ‘hem/hij’ ook voor ‘haar/zij’ worden opgevat.

 

Nadat je deze lessenserie hebt doorgewerkt zul je tot de conclusie komen dat bedrijven die goed nagedacht hebben over de begroting efficiënter werken. En dat een bedrijf niet zonder een goede begroting kan.

 

 

Veel succes en plezier gewenst bij het werken met deze lessenserie!

 

Stofplanning

 

 

 

 

Voorbeeld van stofplanning: Budgetteren voor de onderneming

 

Week nr.

Les nr.

Datum

Onderwerp

Toevoegingen

1

1.

 

Omzet

 

2.

 

Inkopen 1

 

2

3.

 

Inkopen 2

 

4.

 

Exploitatiebudget

 

3

5.

 

Gewaardeerde kosten en het volledige exploitatieoverzicht

 

6.

 

Budget en begroting

 

4

7.

 

Budgetcontrole

 

8.

 

Liquiditeitsbegroting

 

5

 

 

Uitloop

 

9.

 

Afsluitende toets

 

Afsluiting

 

 

De afsluiting van de lessenserie: ‘budgetteren voor de onderneming’ is op gesplitst in twee delen. Te weten een 7-tal opdrachten en het schriftelijke tentamen.

 

Opdrachten:

Alle zeven opdrachten moeten bij je docent worden ingeleverd en minimaal voldoende worden beoordeeld.

 

De volgende opdrachten maken deel uit van de afsluiting:

-          Opdracht 1.1             

-          Opdracht 3.1

-          Opdracht 4.2

-          Opdracht 5.3

-          Opdracht 6.1

-          Opdracht 7.2

-          Opdracht 8.1

 

Het schriftelijk tentamen:

Het schriftelijke tentamen zal aan het einde van deze lessenserie plaatsvinden, zie stofplanning.

 

Waarom budgetteren?

 

Een ondernemer/detaillist heeft er belang bij om op de hoogte te zijn van de resultaten van de afgelopen periode. Naast dat je dan weet wat je hebt verdiend, kun je een prognose maken voor komende periode. Als je een goede inschatting hebt gemaakt van je verkopen voor bijvoorbeeld het afgelopen jaar, kun je inspelen op:

 

·         Je inkoop

·         Het aantrekken van personeel

·         Het aankopen van verpakkingsmaterialen

·         Enzovoort

 

Je bent dan aan het vaststellen hoe hoog bepaalde kosten mogen zijn. Dit noemen we budgetteren. In deze lessenserie wordt uitgegaan van een detailhandelszaak.

 

Les 1: Omzet

Doelstellingen

 

De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:

 

-          Kunnen de consumentenomzet berekenen en kennen de formule die daarbij hoort.

-          Kunnen de verkoopprijs berekenen en kennen de formule die daarbij hoort.

-          Kunnen de omzet exclusief btw en de consumentenomzet berekenen met beperkte getallen.

-          Kunnen werken met een verhoudingsschema en zo diverse berekeningen uitvoeren om tot een bedrag in euro’s te komen of om achter een percentage te komen.

Theorie

 

Omzet

 

Om goed te kunnen budgetteren, stelt de ondernemer eerst het exploitatieoverzicht op. Het exploitatieoverzicht is een overzicht van je opbrengsten en kosten van een bepaalde bedrijfsactiviteit.

Het begint met het berekenen van de omzet. Een detailhandelszaak verkoopt goederen, dit gebeurt tegen verkoopprijzen. De prijs die de winkel hanteert en op het prijskaartje staat, noemen we de consumentenprijs. Dit is de prijs die de consument moet betalen. Als het aantal verkochte artikelen (afzet) bekend is en dit vermenigvuldigd wordt met de consumentenprijs, krijg je de consumentenomzet.

 

 

Formule:

Consumentenprijs x afzet = consumentenomzet

 

 

Eerder in je opleiding heb je al geleerd dat je als ondernemer verplicht bent om over je verkopen omzetbelasting te berekenen. Deze omzetbelasting wordt btw genoemd. Als klanten goederen van een ondernemer kopen, dan ontvangt de ondernemer omzetbelasting. Dit geld wat de ondernemer ontvangt is echter niet van hem/haarzelf, maar moet weer worden afgedragen aan de belastingdienst.

Als de btw uit de consumentenprijs wordt gehaald, dan krijg je de verkoopprijs.

 

 

Formule:

Consumentenprijs - btw = verkoopprijs

 

 

Dit is het bedrag wat de ondernemer werkelijk ontvangt. Vermenigvuldigt de ondernemer de verkoopprijs met de afzet, dan komt je tot de omzet exclusief btw. In de voorbeelden van deze les komt dit naar voren.

 

Voorbeeldopgaven

 

 
 

Voorbeeld 1.1

 

Rik heeft 40 artikelen verkocht voor een verkoopprijs van € 50,-. Het btw-tarief bedraagt 19%.

 

Vragen:

a.       Bereken de omzet exclusief btw.

b.      Bereken de consumentenomzet.

 

Uitwerking:

a.       De omzet exclusief btw bedraagt 40 x € 50,- = € 2000,-

 

b.      Bij deze berekening is het handig het volgende schema te gebruiken:

           

Consumentenomzet

?

     %

Btw

     % -

Omzet exclusief btw

     %

           

            Je noteert de gegevens die je weet.

           

Consumentenomzet

?

      %

Btw

 19 % -

Omzet exclusief btw

€ 2000,-

      %

 

De btw wordt altijd berekend over de omzet exclusief btw. De omzet exclusief btw is dus 100%. Vul dit in.

 

Consumentenomzet

?

      %

Btw

  19 % -

Omzet exclusief btw

€ 2000,-

100 %

 

De omzet exclusief plus de btw is de consumentenomzet. De consumentenomzet is in procenten dus 119%. Vul dit in.

           

Consumentenomzet

?

119 %

Btw

  19 % -

Omzet exclusief btw

€ 2000,-

100 %

 

Omdat je de omzet exclusief btw in euro’s weet (2000), kun je m.b.v. de percentages de overige bedragen invullen. Je kunt dit als volgt doen.

Deel de omzet exclusief btw door 100, zodat je 1% hebt. Dit is € 20,-. Bij het berekenen van de btw (19%) vermenigvuldig je de € 20,- met 19%. € 20,- x 19% = € 380,-. Voor de consumenten omzet geldt: € 20,- x 119% = € 2380,-. Het volledig ingevulde schema ziet er als volgt uit:

 

 

Consumentenomzet

€ 2380,-

119 %

Btw

€   380,-

  19 % -

Omzet exclusief btw

€ 2000,-

100 %

 

 


 

 

 
 

Voorbeeld 1.2

 

Rik heeft 75 artikelen met een consumentenprijs van € 95,20 verkocht. Het btw tarief bedraagt 19%.

 

Vragen:

a.       Bereken de consumentenomzet.

b.      Bereken de omzet exclusief btw.

 

Uitwerking:

a.       De consumentenomzet bedraagt 75 x € 95,20 = € 7.140,-.

 

b.      Bij het berekenen van de omzet exclusief btw is het handig het volgende schema te gebruiken:

Consumentenomzet

     %

Btw

     % -

Omzet exclusief btw

?

     %

           

            Je noteert de gegevens die je weet.

           

Consumentenomzet

€ 7.140

      %

Btw

 19 % -

Omzet exclusief btw

?

      %

 

De btw wordt altijd berekend over de omzet exclusief btw. De omzet exclusief btw is dus 100%. Vul dit in.

 

Consumentenomzet

€ 7.140

       %

Btw

  19 % -

Omzet exclusief btw

?

100 %

 

Als de consumentenomzet in mindering wordt gebracht met de btw, krijg je de omzet exclusief btw. De consumentenomzet is in procenten dus 119%. Vul dit in.

           

Consumentenomzet

€ 7.140

119 %

Btw

  19 % -

Omzet exclusief btw

?

100 %

 

Omdat je de consumentenomzet in euro’s weet (7.140), kun je m.b.v. de percentages de overige bedragen invullen. Je kunt dit als volgt doen.

Deel de consumentenomzet door 119, zodat je 1% hebt. Dit is € 60,-. Bij het berekenen van de btw (19%) vermenigvuldig je de € 60,- met 19%. € 60,- x 19% = € 1.140,-. Voor de omzet exclusief btw geldt: € 60,- x 100% = € 6000,-. Het volledig ingevulde schema ziet er als volgt uit:

 

 

Consumentenomzet

€ 7.140,-

119 %

Btw

€ 1.140,-

  19 % -

Omzet exclusief btw

€ 6000,-

100 %

 

 

 

 


Opdrachten

 

Opdracht 1.1

 

Maaike heeft 135 artikelen met een consumentenprijs van € 105,91 verkocht. Het btw tarief bedraagt 19%.

 

Deze opdracht maakt deel uit van de afsluiting van deze lessenserie en dient bij je docent te worden ingeleverd.?

 

Vragen:

a.       Bereken de consumentenomzet.

b.      Bereken de omzet exclusief btw.

 

 

 

 

 

Open het bestand hieronder voor opdracht 1.2

Extra opdrachten

 

 
 

Extra opdracht 1.1

 

Pjotter Arendsen heeft met zijn computerhandelsonderneming de volgende zaken verkocht: 733 computerbeeldschermen met een consumentenprijs van € 199,95 en

450 computerkasten met een consumentenprijs van € 499.95.

Het btw tarief bedraagt 19%.

 

Vragen:

a.       Bereken de consumentenomzet.

b.      Bereken de omzet exclusief btw.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 
 

 

Extra opdracht 1.2


             
                 

Pjotter Arendsen heeft met zijn computerhandelsonderneming de volgende zaken

verkocht: 733 computerbeeldschermen met een consumentenprijs van € 199,95  en

450 computerkasten met een consumentenprijs van € 499.95.

Het btw tarief bedraagt 19%.

 

Vraag:

Bereken de verkoopprijs van beide goederen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Begrippenlijst

 

·         Afzet

·         Btw (omzetbelasting)

·         Consumentenomzet

·         Consumentenprijs

·         Exploitatieoverzicht

·         Omzet

·         Verkoopprijs

 

Les 2: Inkopen 1

Doelstellingen

 

De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:

 

-          Kunnen de inkoopprijs exclusief btw berekenen, als het factuurbedrag bekend is.

-          Kennen het begrip: inkoopwaarde van de omzet.

-          Kunnen de totale inkoopwaarde van de omzet berekenen als deze daarvoor uit losse onderdelen bestond.

-          Kennen de twee manieren om de inkoopwaarde van de omzet te berekenen.

-          Kunnen met deze twee manieren de inkoopwaarde van de omzet uitrekenen.

-          Kunnen de btw, de omzet exclusief btw en de inkoopwaarde van de omzet berekenen als alleen de consumentenomzet, het btw tarief en het brutowinstpercentage bekend zijn.

-          Kennen het verkorte exploitatieoverzicht en kunnen hiermee werken.

-          Kunnen het brutowinstpercentage in procenten van de omzet exclusief btw en van de inkoopwaarde van de omzet uitrekenen.

Theorie

 

Inkopen 1

 

Voordat er goederen verkocht kunnen worden, moeten deze eerst worden ingekocht. Alle goederen die een onderneming in één jaar van haar leveranciers ontvangt, worden de inkopen genoemd.

 

Van de verkopen die in een bepaalde periode gedaan worden, kan berekend worden wat daar zelf bij de inkoop voor betaald is. Dit bedrag noemen we de inkoopwaarde van de omzet (IWO).

 

De inkopen en de inkoopwaarde van de omzet hoeven niet aan elkaar gelijk te zijn. Als de inkopen over 2011 groter waren dan de inkoopwaarde van de omzet over 2011, is er dus meer ingekocht dat er is verkocht en is de voorraad gestegen. Andersom: als de inkoopwaarde van de omzet groter was dan de inkopen over een bepaald jaar, dan is je voorraad gedaald. Door het verschil tussen de inkoopwaarde van de omzet en de inkopen, wordt je voorraad groter of kleiner.

 

Van de leverancier worden goederen gekocht. Voor- of nadat de goederen zijn binnengekomen volgt de factuur. De factuur is de rekening. Er staat een omschrijving van de gekochte goederen op, het verschuldigde btw-tarief en btw-bedrag en het totaalbedrag dat aan de leverancier betaald moet worden. Het totaalbedrag noemen we de inkoopfactuurprijs.

 

De btw die je betaald over je inkopen aan de leverancier, mag je terugvorderen bij de Belastingdienst. Het bedrag wat overblijft, ben je daadwerkelijk kwijt aan de inkopen. Dit is het bedrag van de inkopen over een bepaalde periode. Dit kan afwijken van de inkoopwaarde van de omzet. Wil een ondernemer dat zijn voorraad toeneemt, zal hij meer moeten inkopen dan de inkoopwaarde van de omzet. Wil een ondernemer de voorraad in zijn magazijn verkleinen, dan zal hij dat jaar minder goederen inkopen dan de inkoopwaarde van de omzet bedraagt.

 

Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 2.1

 

Inkoopwaarde van de omzet


Zoals al is aangegeven, bestaat de inkoopwaarde van de omzet uit de werkelijk betaalde inkoopprijs exclusief btw van de in een bepaalde periode verkochte goederen. De inkoopwaarde kun je op verschillende manieren berekenen. De volgende twee manieren worden onderscheden:

-          Individueel te volgen goederen

-          Individueel niet te volgen goederen

 

Individueel te volgen goederen:

Bij deze manier om de inkoopwaarde te berekenen, houd je per artikel bij welke prijs ervoor betaald is. Dit kan bijvoorbeeld bijgehouden worden op voorraadkaarten. Het gaat vaak om grote dure goederen, bijvoorbeeld vrachtwagens. Te totale inkoopwaarde bereken je dan door het aantal verkochte stuks te vermenigvuldigen met de inkoopprijs per stuk.

 

 

Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 2.2

 


Als je de inkoopfactuurprijs als gegeven hebt gekregen, haal je eerst de btw eruit om aan de inkoopprijs te komen. Hier moet je goed opletten bij het maken van opdrachten.

  

Individueel niet te volgen goederen

Er zijn goederen waarvan niet bij te houden valt wat de inkoopprijs is. Dan zal de inkoopwaarde van de omzet op een andere wijze bepaald moeten worden. Dit is vaak het geval bij kleinere goederen, die per stuk wat goedkoper zijn of bulkgoederen. Het volgende schema kan je hierbij helpen:

 

Beginvoorraad

 

Inkopen

+

 

 

 

 

 

Eindvoorraad

-

 

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

 

 

Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 2.3


Let op:

-          Als de inkoopfactuurprijs gegeven is moet je eerst de btw eruit halen.

-      Zijn drie van de vier waarden bekend, dan kun je de laatste berekenen.

Voorbeeldopgaven

 

Voorbeeld 2.1

 

Jaap Otten krijgt van zijn leverancier een partij goederen binnen met een factuurbedrag van € 892,50. Over deze goederen is 19% btw berekend.

 

Vraag:

Bereken voor Jaap de inkoopprijs (dus exclusief btw).

 

Uitgebreide uitwerking:

Met het volgende schema kun je deze vraag goed oplossen:

 

Inkoopfactuurprijs

     %

Btw

     % -

Inkoopprijs

?

     %

 

Vul de gegevens in die je weet:

 

Inkoopfactuurprijs

€ 892.50

     %

Btw

 19% -

Inkoopprijs

?

     %

 

De btw wordt altijd berekend over de inkoopprijs, dus de inkoopprijs is 100%. Vul dit in:

 

Inkoopfactuurprijs

€ 892.50

     %

Btw

  19% -

Inkoopprijs

?

100%

 

De inkoopfactuurprijs bestaat uit de inkoopprijs met daarbij opgeteld de btw. Dit is 119%. Vul dit in:

 

Inkoopfactuurprijs

€ 892.50

 119%

Btw

  19% -

Inkoopprijs

?

100%

 

Je ziet dus dat de inkoopfactuurprijs van € 892,50, 119% is. Als je dit bedrag deelt door 119% weet je wat 1% is. € 892,50 : 119 = € 7,5. Als je het btw-bedrag wilt weten, vermenigvuldig je € 7,5 met 19 (€ 7,5 x 19 = € 142,5) en bij de inkoopprijs vermenigvuldig je met 100 (€ 7,5 x 100 = € 750,-). Het volledig ingevulde schema ziet er dan als volgt uit:

 

Inkoopfactuurprijs

€ 892.50

 119%

Btw

€ 142,50

  19% -

Inkoopprijs

€ 750,00

100%

 

Het kan ook makkelijker. Als je weet dat € 892.50 de inkoopfactuurprijs inclusief 19% btw is en dus 119%. Kun je dit bedrag delen door 119% en vermenigvuldigen met 100%, zo kom je sneller tot de € 750,- wat de inkoopprijs exclusief btw is.

De bovenstaande manier is echter wel een stuk overzichtelijker.

 

 

 

 
 

Voorbeeld 2.2

 

Judith Bos is eigenaresse van een borstvoedingswinkel. Zij verkocht het afgelopen jaar de volgende apparaten met de daarbij behorende inkoopprijzen:

 

-          15 borstkolven “Pump in style”                    € 780,-

-          25 handkolven                                               € 430,-

-          18 weegschalen                                             € 650,-

 

Vraag:

Bereken voor Judith de inkoopwaarde van de omzet.

 

Uitwerking:

-          15 x € 780,-                            € 11.700,-

-          25 x € 430,-                            € 10.750,-

-          22 x € 650,-                            € 14.300,-

Inkoopwaarde van de omzet             € 36.750,-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorbeeld 2.3

 

Robin heeft op 1 januari 2011 een voorraad van € 78.000,-. Zijn inkopen bedroegen gedurende 2011 € 1.325.000,-. Zijn eindvoorraad bedraagt op 31 december 2011

€ 113.000,-

 

Vraag:

Bereken voor Robin de inkoopwaarde van de omzet.

 

Uitwerking:

Je gebruikt hierbij het schema zoals gegeven in de theorie en je noteert de gegevens die gegeven zijn:

Beginvoorraad

€      78.000,-

 

Inkopen

€ 1.325.000,-

+

 

 

 

 

 

Eindvoorraad

€    113.000,-

-

 

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

 

 

Voer de berekening uit en je komt tot € 1.290.000,- als inkoopwaarde van de omzet.

 

Beginvoorraad

€      78.000,-

 

Inkopen

€ 1.325.000,-

+

 

 

 

 

€  1.403.000,-

 

Eindvoorraad

€     113.000,-

-

 

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

€  1.290.000,-

 

 

 

 

Opdrachten

 


Opdracht 2.1

 

Moniek Veldmaat krijgt van haar leverancier een partij goederen binnen met een factuurbedrag van € 1.487,50. Over deze goederen is 19% btw berekend.

 

Vraag:

Bereken voor Moniek de inkoopprijs (dus exclusief btw).

 

 

 

 

 

 

Opdracht 2.2

 

Jo heeft op 1 januari 2011 een voorraad van € 93.000,-. Zijn inkopen bedroegen gedurende 2011 € 1.690.000,-. Zijn eindvoorraad bedraagt op 31 december 2011

€ 43.000,-

 

Vraag:

Bereken voor Jo de inkoopwaarde van de omzet.

 

Maak deze opdracht in Excel, waarbij je gebruik maakt van functies om tot de juiste uitkomst te komen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Extra opdrachten

 


 
 

Extra opdracht 2.1

 

Kevin heeft op 1 januari 2011 een voorraad van € 74.500,-. Zijn inkopen bedroegen gedurende 2011 € 843.500,-. Zijn eindvoorraad bedraagt op 31 december 2011

€ 26.000,-.

 

Vraag:

Bereken voor Jo de inkoopwaarde van de omzet.

 

Maak deze opdracht in Excel, waarbij je gebruik maakt van functies om tot de juiste uitkomst te komen. Hanteer het schema zoals gegeven in de theorie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Begrippenlijst

 

·         Brutowinst

·         Brutowinstpercentage

·         Exploitatieoverzicht

·         Factuur

·         Individueel niet te volgen goederen

·         Individueel te volgen goederen

·         Inkoopfactuurprijs

·         Inkoopfactuurprijs

·         Inkoopwaarde van de omzet (IWO)

·         Inkopen

·         Voorraadkaarten

 

Les 3: Inkopen 2

Doelstellingen

 

De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:

 

-          Kunnen de inkoopprijs exclusief btw berekenen, als het factuurbedrag bekend is.

-          Kennen het begrip: inkoopwaarde van de omzet.

-          Kunnen de totale inkoopwaarde van de omzet berekenen als deze daarvoor uit losse onderdelen bestond.

-          Kennen de twee manieren om de inkoopwaarde van de omzet te berekenen.

-          Kunnen met deze twee manieren de inkoopwaarde van de omzet uitrekenen.

-          Kunnen de btw, de omzet exclusief btw en de inkoopwaarde van de omzet berekenen als alleen de consumentenomzet, het btw tarief en het brutowinstpercentage bekend zijn.

-          Kennen het verkorte exploitatieoverzicht en kunnen hiermee werken.

-          Kunnen het brutowinstpercentage in procenten van de omzet exclusief btw en van de inkoopwaarde van de omzet uitrekenen.

Theorie


Brutowinstpercentages 1


Een andere manier om de inkoopwaarde van de omzet te bepalen bij niet individueel te volgen goederen, is door gebruik te maken van het brutowinstpercentage. Dit percentage kan of gegeven zijn in procenten van de inkoopwaarde van de omzet of in procenten van de omzet.

 

Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 2.4, deze opdracht gaat over de brutowinst in % van de inkoopwaarde van de omzet.

 


Voeg je de berekening van de omzet exclusief btw en de berekening met de inkoopwaarde van de omzet samen, dan ziet het begin van het exploitatieoverzicht er als volgt uit:

 

Consumentenomzet

%

 

Btw

%

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

%

 

Inkoopwaarde van de omzet

%

-

 

 

 

 

Brutowinst

%

 

 


Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 2.5

 

 

Brutowinstpercentages 2


Als je als ondernemer zijnde zaken hebt verkocht en ingekocht, is het van belang om te weten hoeveel procent brutowinst er behaald is. Je kunt dit op de volgende twee manieren bekijken:

-          Brutowinst berekenen in procenten van de omzet

-          Brutowinst berekenen in procenten van de inkoopwaarde van de omzet

 

Het is zeker van belang om je brutowinst percentage te weten, hiermee kun je jou gegevens vergelijken met andere winkels uit dezelfde branche. Je kunt deze percentages alleen goed vergelijken als bij beide bedrijven op dezelfde manier is gerekend. Dus als een andere onderneming haar brutowinstpercentage berekend in procenten van de omzet, dan zal jij het brutowinstpercentage ook op deze manier moeten uitrekenen. Het hangt dus van de andere bedrijven in de branche af met welk percentage berekend wordt. Je kunt voor jezelf als bedrijf ook op beide manieren het brutowinstpercentage berekenen. Zodat je ze allebei paraat hebt om me te gaan vergelijken.

 

Beide manieren zullen we aan de hand van een voorbeeld bekijken.


1.      Brutowinst in procenten van de omzet exclusief btw:

Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 2.6

 


2.      Brutowinst in procenten van de inkoopwaarde van de omzet:

Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 2.7

 

Voorbeeldopgaven

 

Voorbeeld 3.1

 

De omzet exclusief btw van Karin Huisman bedraagt €978.750,-. Hij realiseert een brutowinst van 45% van de inkoopwaarde.

 

Vraag:

Hoeveel bedraagt de inkoopwaarde van de omzet van Karin?

 

Uitwerking:

Met behulp van het volgende schema is deze vraag goed op te lossen:

Omzet excl btw

%

 

Inkoopwaarde v/d omzet

?

%

-

Brutowinst

%

 

 

Vul de gegevens is die je weet:

Omzet excl btw

€ 978.750,-

%

 

Inkoopwaarde v/d omzet

%

-

Brutowinst

45%

 

 

De brutowinst is gegeven in procenten van de inkoopwaarde van de omzet. Wat inhoudt dat de inkoopwaarde van de omzet 100% is. Vul dit in:

Omzet exclusief btw

€ 978.750,-

%

 

Inkoopwaarde v/d omzet

100%

-

Brutowinst

  45%

 

 

De omzet exclusief btw min de inkoopwaarde van de omzet is de brutowinst, dit betekent dat de brutowinst plus de inkoopwaarde de omzet is. Deze is 145%. Vul dit in:

Omzet exclusief btw

€ 978.750,-

145%

 

Inkoopwaarde v/d omzet

100%

-

Brutowinst

  45%

 

 

Als je nu de omzet exclusief btw deelt door 145, krijg je 1%. € 978.750,- : 145 = € 6.750,-. De inkoopwaarde bereken je door € 6.750,- te vermenigvuldigen met 100. Dit is € 675.000,- Nu kun je berekenen wat de brutowinst is door de inkoopwaarde van de omzet van de omzet af te halen. Je krijgt dan: € 303.750,-. Vul dit in en het schema is compleet:

 

Omzet exclusief btw

€ 978.750,-

145%

 

Inkoopwaarde v/d omzet

€ 675.000,-.

100%

-

Brutowinst

€ 303.750

  45%

 

 

 

 

 

 

 

Voorbeeld 3.2

 

Rob Streppel heeft in 2010 een consumentenomzet behaald van € 1.190.000,-. De goederen die hij verkocht heeft, vallen onder het btw-tarief van 19%. Hij behaalde een brutowinst van 30% van de omzet exclusief btw.

 

Vraag:

Bereken voor Rob de btw, de omzet exclusief btw en de inkoopwaarde van de omzet.

 

Uitwerking:

Gebruik het verkorte exploitatieoverzicht uit de theorie en vul allereerst de gegevens in die je weet. Los deze opgave stap voor stap op.

Consumentenomzet

€ 1.190.000,-

%

 

Btw

19%

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

%

 

Inkoopwaarde van de omzet

%

-

 

 

 

 

Brutowinst

30%

 

 

De btw wordt altijd berekend over de omzet, de consumentenomzet bedraagt daarom 119%. De brutowinst is gegeven is in procenten van de omzet exclusief btw. De omzet exclusief btw is dus 100%. Haal je de brutowinst van de omzet af, krijg je de inkoopwaarde van de omzet. Deze is 100% - 30% = 70%. Vul de berekende gegevens in:

Consumentenomzet

€ 1.190.000,-

119%

 

Btw

  19%

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

100%

 

Inkoopwaarde van de omzet

  70%

-

 

 

 

 

Brutowinst

  30%

 

 

Deel € 1.190.000,- door 119% en je weet dat 1% € 10.000,- is. Vermenigvuldig de

€ 10.000,- (1%) met de geldende percentages. Zoals bijvoorbeeld bij de inkoopwaarde van de omzet: € 10.000,- x 70% = € 700.000,- en je krijgt het volgende overzicht waar je de gevraagde antwoorden zo uit kun halen. Deze zijn dikgedrukt:

 

Consumentenomzet

€ 1.190.000,-

119%

 

Btw

€    119.000,-

  19%

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

€ 1.000.000,-

100%

 

Inkoopwaarde van de omzet

€    700.000,-

  70%

-

 

 

 

 

Brutowinst

€    300.000,-

  30%

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 

Voorbeeld 3.3

 

Van een ondernemer in Schalkhaar zijn de volgende gegevens bekend: omzet exclusief btw is € 730.000,-, de inkoopwaarde hiervan was € 460.000,-.    

 

Vraag:

Bereken voor deze ondernemer het brutowinstpercentage.

 

Uitwerking:

Om deze vraag te beantwoorden, kun je het best met onderstaand schema werken:

Omzet exclusief btw

€ 730.000,-

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

€ 460.000,-  

 

-

 

 

 

 

Brutowinst

€   

 

 

 

Doordat de omzet en de inkoopwaarde bekend zijn, kun je de brutowinst uitrekenen.

€ 730.000 - € 460.000 = € 270.000,-. Vul dit in:

Omzet exclusief btw

€ 730.000,-

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

€ 460.000,-  

 

-

 

 

 

 

Brutowinst

€ 270.000,-   

 

 

 

De vraag was hoeveel de brutowinst van de omzet exclusief btw was. De omzet exclusief btw is dan dus 100%. 1% is: € 730.000 : 100 = € 7.300,-. Als je wilt weten hoeveel procent € 270.000 is, deel je dit bedrag door € 7.300,-. Zo weet je dat de 1% 37 keer in 270.000 past en het dus 37% is. De inkoopwaarde van de omzet is 100 – 37 = 63%. Vul dit alles in:

 

Omzet exclusief btw

€ 730.000,-

100%

 

Inkoopwaarde van de omzet

€ 460.000,-  

  63%

-

 

 

 

 

Brutowinst

€ 270.000,-   

  37%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorbeeld 3.4

 

We gaan bij deze som uit van dezelfde ondernemer die zijn brutowinstpercentage nu op de andere manier uitrekent.

Van een ondernemer in Schalkhaar zijn de volgende gegevens bekend: omzet exclusief btw is € 730.000,-, de inkoopwaarde hiervan was € 460.000,-.    

 

Vraag:

Bereken voor deze ondernemer het brutowinstpercentage.

 

 

Uitwerking:

Om deze vraag te beantwoorden, kun je het best met onderstaand schema werken:

Omzet exclusief btw

€ 730.000,-

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

€ 460.000,-  

 

-

 

 

 

 

Brutowinst

€   

 

 

 

Doordat de omzet en de inkoopwaarde bekend zijn, kun je de brutowinst uitrekenen.

€ 730.000 - € 460.000 = € 270.000,-. Vul dit in:

Omzet exclusief btw

€ 730.000,-

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

€ 460.000,-  

 

-

 

 

 

 

Brutowinst

€ 270.000,-   

 

 

 

De vraag was hoeveel de brutowinst van de inkoopwaarde van de omzet was. De inkoopwaarde van de omzet is dan dus 100%. 1% is: € 460.000 : 100 = € 4.600,-. Als je wilt weten hoeveel procent € 270.000 is, deel je dit bedrag door € 4.600,-. Zo weet je dat de 1% 58,7 keer in 270.000 past en het brutowinstpercentage dus 58,7% is. De omzet exclusief btw is 100 + 58,7  = 158,7%. Vul dit alles in en je krijgt het volgende scheam:

 

Omzet exclusief btw

€ 730.000,-

100%

 

Inkoopwaarde van de omzet

€ 460.000,-  

100%

-

 

 

 

 

Brutowinst

€ 270.000,-   

  58,7%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdrachten

 

Opdracht 3.1

 

Marjolein Visser heeft in 2011 een consumentenomzet behaald van € 6.426.000,-. De goederen die hij verkocht heeft, vallen onder het btw-tarief van 19%. Hij behaalde een brutowinst van 20% van de omzet exclusief btw.

 

Vraag:

Bereken voor Rob de btw, de omzet exclusief btw en de inkoopwaarde van de omzet.

 

Maak deze opdracht in Excel, waarbij je gebruik maakt van functies om tot de juiste uitkomst te komen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Extra opdrachten

 


Extra opdracht 3.1

 

Ellen Bos heeft een meubelzaak, ze krijgt van haar leverancier een partij goederen binnen met een factuurbedrag van € 4.462,50. Over deze goederen is 19% btw berekend.


Deze opdracht maakt deel uit van de afsluiting van deze lessenserie en dient bij je docent te worden ingeleverd.


?Vraag:

Bereken voor Moniek de inkoopprijs (dus exclusief btw).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Begrippenlijst

 

·         Brutowinst

·         Brutowinstpercentage

·         Exploitatieoverzicht

·         Factuur

·         Individueel niet te volgen goederen

·         Individueel te volgen goederen

·         Inkoopfactuurprijs

·         Inkoopfactuurprijs

·         Inkoopwaarde van de omzet (IWO)

·         Inkopen

·         Voorraadkaarten

 

Les 4: Exploitatieoverzicht

Doelstellingen

 

De leerlingen kennen/kunnen aan het eind van deze les:

 

-          Kunnen het verschil tussen brutowinst en nettowinst uitleggen.

-          Kunnen met geringe gegevens m.b.v. het exploitatieoverzicht de nettowinst berekenen.

-          Kennen tenminste vier soorten kosten en kunnen hiermee rekenen.

-          Kunnen zowel met percentages van de omzet exclusief btw als met percentages van de inkoopwaarde van de omzet de nettowinst berekenen.

 

Theorie

 

Exploitatieoverzicht


In de tweede les is het verkorte exploitatieoverzicht al naar voren gekomen. Het exploitatie- overzicht is een overzicht van de opbrengsten en kosten over een bepaalde periode. Dit kan van een bepaalde bedrijfsactiviteit zijn of van het gehele bedrijf. Het exploitatieoverzicht is er om goed te kunnen budgetteren. Je hebt zo een goed en overzichtelijk beeld van je opbrengsten en kosten.

 

Hieronder het exploitatieoverzicht, waarna een uitleg wordt gegeven over de werkwijze van het overzicht:

 

Consumentenomzet

                %

 

Btw

                %

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

                %

 

Inkoopwaarde van de omzet

                %

-

 

 

 

 

Brutowinst

                %

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

                %

 

 

 

Huisvestingskosten

                %

 

 

 

Betaalde loonkosten

                %

 

 

 

Overige kosten

                %

 

 

 

 

 

 

                %

-

Nettowinst

 

 

                %

 

 

Het exploitatiebudget begint altijd met het noteren van de consumentenomzet. Dit is de afzet (aantal verkochte artikelen) vermenigvuldigd met de prijs die de consumenten voor die artikelen moeten betalen. Hierna wordt de btw van de omzet afgetrokken, zodat de omzet exclusief btw wordt verkregen. Van deze opbrengsten wordt als eerste de inkoopwaarde van de omzet afgetrokken. Zo kom je tot de brutowinst.

Echter is dit niet de winst die de ondernemer aan het eind van de streep overhoudt, want er worden nog meer kosten gemaakt. Denk aan:

-          Afschrijvingen en de betaalde intrest;

-          Huisvestingskosten;

-          Betaalde loonkosten;

-          Overige kosten.

 

Als de brutowinst is verminderd met alle gemaakte kosten, dan krijg je de nettowinst. Dit is de winst voor de onderneming.

 

Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 4.1?.

 


 


 

Vervolg exploitatieoverzicht


Als je een soortgelijke opdracht krijgt waarbij de brutowinst gegeven is in procenten van de inkoopwaarde van de omzet, moet je goed opletten bij het berekenen van de btw en de brutowinst. Er kan verwarring ontstaan en daarom wordt hierbij een iets ander schema gehanteerd. Deze staat hieronder:

 

Consumentenomzet

 

    %

 

Btw

              

    %

-

 

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

    %           

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

    %        

 

-

 

 

 

 

 

Brutowinst

               

 

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

                %

 

 

 

Huisvestingskosten

                %

 

 

 

Betaalde loonkosten

                %

 

 

 

Overige kosten

                %

 

 

 

 

 

 

                %

-

Nettowinst

 

 

                %

 

 

Zoals je ziet komt dit schema erg overeen met het normale exploitatieoverzicht. De enige wijziging is dat de cellen waarin de percentages van de consumentenomzet en het btw-tarief een cel zijn opgeschoven naar rechts.


Voorbeeld 2.2 is een opdracht waarin gerekend wordt met de brutowinst gegeven in procenten van de inkoopwaarde van de omzet.

 

Bekijk en maak nu voor jezelf voorbeeld 4.2?.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



Voorbeeldopgaven

 


Voorbeeld 4.1

 

Wouter Kelman heeft in 2011 een consumentenomzet behaald van € 818.076,21. Zijn omzet valt onder het 19% btw-tarief. De brutowinst die hij behaalde was 50% van de omzet exclusief btw. De afschrijvingen en betaalde intrest bedroegen 8% van de omzet exclusief btw, de huisvestingskosten 10% van de omzet exclusief btw, de betaalde loonkosten 17% van de omzet exclusief btw en de overige kosten 6% van de omzet exclusief btw.

 

Vraag:

Bereken voor Wouter de nettowinst over 2011.

 

Uitwerking:

Stel als eerste het schema op, zoals in de theorie naar voren is gekomen:

Consumentenomzet

                %

 

Btw

                %

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

                %

 

Inkoopwaarde van de omzet

                %

-

 

 

 

 

Brutowinst

                %

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

                %

 

 

 

Huisvestingskosten

                %

 

 

 

Betaalde loonkosten

                %

 

 

 

Overige kosten

                %

 

 

 

 

 

 

                %

-

Nettowinst

 

 

                %

 

 

 

Vul in het schema de gegevens die gesteld zijn in de opdracht:

Consumentenomzet

€.818.076,21

                %

 

Btw

             19%

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

           100%

 

Inkoopwaarde van de omzet

                %

-

 

 

 

 

Brutowinst

             50%

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

              8%

 

 

 

Huisvestingskosten

            10%

 

 

 

Betaalde loonkosten

            17%

 

 

 

Overige kosten

              6%

 

 

 

 

 

 

                %

-

Nettowinst

 

 

                %

 

 

 


 

 

Vervolg uitwerking voorbeeld 4.1

Met deze gegevens kun je de nettowinst berekenen. Dit doe je door de ontbrekende getallen uit te rekenen en in te vullen. De berekeningen komen overeen met de berekeningen die gemaakt zijn in H1 en H2. Dit kun je eventueel nog een nakijken.

 

De consumentenomzet is 119% omdat dit de omzet exclusief btw en de btw is. Deel € 818.076,21 door 119 om 1% te krijgen en vermenigvuldig dit met 19% en 100% om de btw en de omzet exclusief btw te berekenen. Vul deze bedragen in.

 

Je weet dat de brutowinst 50% is, dus is de inkoopwaarde van de omzet de overige 50%. Deel de     € 687.459,00 door 100 en vermenigvuldig het met 50% en je hebt de beide bedragen. Of deel

€ 687.459,00 door twee en je komt ook uit op € 343.729,50.

 

Nu je de brutowinst weet, kun je hier de gemaakte kosten bij in mindering brengen. Reken de betreffende percentages die bij de kosten horen uit en vul het bedrag in euro’s in. Bij de betaalde loonkosten doe je dit als volgt: € 687.459,00 (omzet exclusief btw) : 100 x 17% = € 116.868,03.

Doe dit met de rest van de kosten en vul dit in.

 

Verminder de brutowinst met de totale kosten en je krijgt de nettowinst:

€ 343.729,50 - € 281.858,19 = €   61.871,31 De nettowinst is 9% van de omzet exclusief btw.

Dit reken je als volgt uit: €   61.871,31 : € 687.459,00 x 100%  =  9%

 

Je krijgt dat het volgende overzicht:

 

Consumentenomzet

€.818.076,21

           119%

 

Btw

€ 130.617,21

             19%

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

€ 687.459,00

           100%

 

Inkoopwaarde van de omzet

€ 343.729,50

             50%

-

 

 

 

 

Brutowinst

€ 343.729,50

             50%

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

€    54.996,72

              8%

 

 

 

Huisvestingskosten

€    68.745,90

            10%

 

 

 

Betaalde loonkosten

€  116.868,03

            17%

 

 

 

Overige kosten

€    41.247,54

              6%

 

 

 

 

 

 

€ 281.858,19

             41%

-

Nettowinst

 

 

€   61.871,31

               9%

 

 

 


 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



 

Voorbeeld 4.2

 

Charlot Zwiers heeft een sportzaak. Zij heeft het afgelopen jaar (2011) een consumentenomzet behaald van € 939.446,69. Haar omzet viel onder het hoge btw-tarief (19%).  Zij behaalde een winst van 60% van de inkoopwaarde van de omzet, terwijl haar afschrijvingen en betaalde intrest 10% van de inkoopwaarde van de omzet bedroegen. Haar huisvestingkosten komen neer op 12% van de inkoopwaarde van de omzet, haar betaalde loonkosten 20% van de inkoopwaarde van de omzet en haar overige kosten 6% van de inkoopwaarde van de omzet.

 

Vraag:

Bereken voor Charlot de nettowinst over 2011 in euro’s en procenten van de inkoopwaarde van de omzet.

 

Uitwerking:

Stel als eerste het schema op, zoals in de theorie naar voren is gekomen:

Consumentenomzet

 

    %

 

Btw

              

    %

-

 

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

    %           

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

    %        

 

-

 

 

 

 

 

Brutowinst

               

 

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

                %

 

 

 

Huisvestingskosten

                %

 

 

 

Betaalde loonkosten

                %

 

 

 

Overige kosten

                %

 

 

 

 

 

 

                %

-

Nettowinst

 

 

                %

 

 

Vul in het schema de gegevens die gesteld zijn in de opdracht:

Consumentenomzet

€.939.446,69

 

    %

 

Btw

              

 19%

-

 

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

160%           

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

100%        

 

-

 

 

 

 

 

Brutowinst

  60%         

 

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

            10%

 

 

 

Huisvestingskosten

            12%

 

 

 

Betaalde loonkosten

            20%

 

 

 

Overige kosten

              6%

 

 

 

 

 


Voorbeeld 4.1

 

Wouter Kelman heeft in 2011 een consumentenomzet behaald van € 818.076,21. Zijn omzet valt onder het 19% btw-tarief. De brutowinst die hij behaalde was 50% van de omzet exclusief btw. De afschrijvingen en betaalde intrest bedroegen 8% van de omzet exclusief btw, de huisvestingskosten 10% van de omzet exclusief btw, de betaalde loonkosten 17% van de omzet exclusief btw en de overige kosten 6% van de omzet exclusief btw.

 

Vraag:

Bereken voor Wouter de nettowinst over 2011.

 

Uitwerking:

Stel als eerste het schema op, zoals in de theorie naar voren is gekomen:

Consumentenomzet

                %

 

Btw

                %

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

                %

 

Inkoopwaarde van de omzet

                %

-

 

 

 

 

Brutowinst

                %

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

                %

 

 

 

Huisvestingskosten

                %

 

 

 

Betaalde loonkosten

                %

 

 

 

Overige kosten

                %

 

 

 

 

 

 

                %

-

Nettowinst

 

 

                %

 

 

 

Vul in het schema de gegevens die gesteld zijn in de opdracht:

Consumentenomzet

€.818.076,21

                %

 

Btw

             19%

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

           100%

 

Inkoopwaarde van de omzet

                %

-

 

 

 

 

Brutowinst

             50%

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

              8%

 

 

 

Huisvestingskosten

            10%

 

 

 

Betaalde loonkosten

            17%

 

 

 

Overige kosten

              6%

 

 

 

 

 

 

                %

-

Nettowinst

 

 

                %

 

 

 


 

 


 

Voorbeeld 4.2

 

Charlot Zwiers heeft een sportzaak. Zij heeft het afgelopen jaar (2011) een consumentenomzet behaald van € 939.446,69. Haar omzet viel onder het hoge btw-tarief (19%).  Zij behaalde een winst van 60% van de inkoopwaarde van de omzet, terwijl haar afschrijvingen en betaalde intrest 10% van de inkoopwaarde van de omzet bedroegen. Haar huisvestingkosten komen neer op 12% van de inkoopwaarde van de omzet, haar betaalde loonkosten 20% van de inkoopwaarde van de omzet en haar overige kosten 6% van de inkoopwaarde van de omzet.

 

Vraag:

Bereken voor Charlot de nettowinst over 2011 in euro’s en procenten van de inkoopwaarde van de omzet.

 

Uitwerking:

Stel als eerste het schema op, zoals in de theorie naar voren is gekomen:

Consumentenomzet

 

    %

 

Btw

              

    %

-

 

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

    %           

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

    %        

 

-

 

 

 

 

 

Brutowinst

               

 

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

                %

 

 

 

Huisvestingskosten

                %

 

 

 

Betaalde loonkosten

                %

 

 

 

Overige kosten

                %

 

 

 

 

 

 

                %

-

Nettowinst

 

 

                %

 

 

Vul in het schema de gegevens die gesteld zijn in de opdracht:

Consumentenomzet

€.939.446,69

 

    %

 

Btw

              

 19%

-

 

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

160%           

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

100%        

 

-

 

 

 

 

 

Brutowinst

  60%         

 

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

            10%

 

 

 

Huisvestingskosten

            12%

 

 

 

Betaalde loonkosten

            20%

 

 

 

Overige kosten

              6%

 

 

 

 

 

Opdrachten

Extra opdrachten

Begrippenlijst

Antwoordmodellen

Antwoordmodellen

Antwoordmodel oprdacht 1.2

Antwoordmodel oprdacht 2.1

Antwoordmodel oprdacht 2.2

Fout

Fout


Voordat je goederen kunt gaan verkopen, zul je eerst goederen moeten inkopen. Alle goederen die je in één jaar van je leveranciers ontvangt, noem je de inkopen. Van de verkopen die je doet in een bepaalde periode, kun je berekenen wat je daar zelf bij de inkoop voor hebt betaald. Dit bedrag noemen we de inkoopwaarde van de omzet (IWO).

De inkopen en de inkoopwaarde van de omzet hoeven niet aan elkaar gelijk te zijn. Als de inkopen over 2011 groter waren dan de inkoopwaarde van de omzet over 2011, is er dus meer ingekocht dat er is verkocht en is de voorraad gestegen. Andersom: als de inkoopwaarde van de omzet groter was dan de inkopen over een bepaald jaar, dan is je voorraad gedaald. Door het verschil tussen de inkoopwaarde van de omzet en de inkopen, wordt je voorraad groter of kleiner.

 

Van de leverancier worden goederen gekocht. Voor- of nadat de goederen zijn binnengekomen volgt de factuur. De factuur is de rekening. Er staat een omschrijving van de gekochte goederen op, het verschuldigde btw-tarief en btw-bedrag en het totaalbedrag dat aan de leverancier betaald moet worden. Het totaalbedrag noemen we de inkoopfactuurprijs.

 

De btw die je betaald over je inkopen aan de leverancier, mag je terugvorderen bij de Belastingdienst. Het bedrag wat overblijft, ben je daadwerkelijk kwijt aan de inkopen. Dit is het bedrag van de inkopen over een bepaalde periode. Dit kan afwijken van de inkoopwaarde van de omzet. Wil een ondernemer dat zijn voorraad toeneemt, zal hij meer moeten inkopen dan de inkoopwaarde van de omzet. Wil een ondernemer de voorraad in zijn magazijn verkleinen, dan zal hij dat jaar minder goederen inkopen dan de inkoopwaarde van de omzet bedraagt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorbeeld 2.1

 

Jaap Otten krijgt van zijn leverancier een partij goederen binnen met een factuurbedrag van € 892,50. Over deze goederen is 19% btw berekend.

 

Vraag:

Bereken voor Jaap de inkoopprijs (dus exclusief btw).

 

Uitgebreide uitwerking:

Met het volgende schema kun je deze vraag goed oplossen:

 

Inkoopfactuurprijs

     %

Btw

     % -

Inkoopprijs

?

     %

 

Vul de gegevens in die je weet:

 

Inkoopfactuurprijs

€ 892.50

     %

Btw

 19% -

Inkoopprijs

?

     %

 

De btw wordt altijd berekend over de inkoopprijs, dus de inkoopprijs is 100%. Vul dit in:

 

Inkoopfactuurprijs

€ 892.50

     %

Btw

  19% -

Inkoopprijs

?

100%

 

De inkoopfactuurprijs bestaat uit de inkoopprijs met daarbij opgeteld de btw. Dit is 119%. Vul dit in:

 

Inkoopfactuurprijs

€ 892.50

 119%

Btw

  19% -

Inkoopprijs

?

100%

 

Je ziet dus dat de inkoopfactuurprijs van € 892,50, 119% is. Als je dit bedrag deelt door 119% weet je wat 1% is. € 892,50 : 119 = € 7,5. Als je het btw-bedrag wilt weten, vermenigvuldig je € 7,5 met 19 (€ 7,5 x 19 = € 142,5) en bij de inkoopprijs vermenigvuldig je met 100 (€ 7,5 x 100 = € 750,-). Het volledig ingevulde schema ziet er dan als volgt uit:

 

Inkoopfactuurprijs

€ 892.50

 119%

Btw

€ 142,50

  19% -

Inkoopprijs

€ 750,00

100%

 

Het kan ook makkelijker. Als je weet dat € 892.50 de inkoopfactuurprijs inclusief 19% btw is en dus 119%. Kun je dit bedrag delen door 119% en vermenigvuldigen met 100%, zo kom je sneller tot de € 750,- wat de inkoopprijs exclusief btw is.

De bovenstaande manier is echter wel een stuk overzichtelijker.

 

 

 

 


 

 

Inkoopwaarde van de omzet:

 

http://www.horecaentree.nl/upload/images/1248259281Inkoop%2001%20KLEIN.jpgZoals al is aangegeven, bestaat de inkoopwaarde van de omzet uit de werkelijk betaalde inkoopprijs exclusief btw van de in een bepaalde periode verkochte goederen. De inkoopwaarde kun je op verschillende manieren berekenen. De volgende twee manieren worden onderscheden:

-          Individueel te volgen goederen

-          Individueel niet te volgen goederen

 

Individueel te volgen goederen:

Bij deze manier om de inkoopwaarde te berekenen, houd je per artikel bij welke prijs ervoor betaald is. Dit kan bijvoorbeeld bijgehouden worden op voorraadkaarten. Het gaat vaak om grote dure goederen, bijvoorbeeld vrachtwagens. Te totale inkoopwaarde bereken je dan door het aantal verkochte stuks te vermenigvuldigen met de inkoopprijs per stuk.

 

 

 
 

Voorbeeld 2.2

 

Judith Bos is eigenaresse van een borstvoedingswinkel. Zij verkocht het afgelopen jaar de volgende apparaten met de daarbij behorende inkoopprijzen:

 

-          15 borstkolven “Pump in style”                    € 780,-

-          25 handkolven                                               € 430,-

-          18 weegschalen                                              € 650,-

 

Vraag:

Bereken voor Judith de inkoopwaarde van de omzet.

 

Uitwerking:

-          15 x € 780,-                            € 11.700,-

-          25 x € 430,-                            € 10.750,-

-          22 x € 650,-                            € 14.300,-

Inkoopwaarde van de omzet             € 36.750,-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Als je de inkoopfactuurprijs als gegeven hebt gekregen, haal je eerst de btw eruit om aan de inkoopprijs te komen. Hier moet je goed opletten bij het maken van opdrachten.

 


 

Individueel niet te volgen goederen

Er zijn goederen waarvan niet bij te houden valt wat de inkoopprijs is. Dan zal de inkoopwaarde van de omzet op een andere wijze bepaald moeten worden. Dit is vaak het geval bij kleinere goederen, die per stuk wat goedkoper zijn of bulkgoederen. Het volgende schema kan je hierbij helpen:

 

Beginvoorraad

 

Inkopen

+

 

 

 

 

 

Eindvoorraad

-

 

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

 

 

Voorbeeld 2.3

 

Robin heeft op 1 januari 2011 een voorraad van € 78.000,-. Zijn inkopen bedroegen gedurende 2011 € 1.325.000,-. Zijn eindvoorraad bedraagt op 31 december 2011

€ 113.000,-

 

Vraag:

Bereken voor Robin de inkoopwaarde van de omzet.

 

Uitwerking:

Je gebruikt hierbij het schema zoals gegeven in de theorie en je noteert de gegevens die gegeven zijn:

Beginvoorraad

€      78.000,-

 

Inkopen

€ 1.325.000,-

+

 

 

 

 

 

Eindvoorraad

€    113.000,-

-

 

 

 

Inkoopwaarde van de omzet

 

 

Voer de berekening uit en je komt tot € 1.290.000,- als inkoopwaarde van de omzet.

 

Beginvoorraad

€      78.000,-

 

Inkopen

€ 1.325.000,-

+

 

 



 

Voorbeeld 4.1

 

Wouter Kelman heeft in 2011 een consumentenomzet behaald van € 818.076,21. Zijn omzet valt onder het 19% btw-tarief. De brutowinst die hij behaalde was 50% van de omzet exclusief btw. De afschrijvingen en betaalde intrest bedroegen 8% van de omzet exclusief btw, de huisvestingskosten 10% van de omzet exclusief btw, de betaalde loonkosten 17% van de omzet exclusief btw en de overige kosten 6% van de omzet exclusief btw.

 

Vraag:

Bereken voor Wouter de nettowinst over 2011.

 

Uitwerking:

Stel als eerste het schema op, zoals in de theorie naar voren is gekomen:

Consumentenomzet

                %

 

Btw

                %

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

                %

 

Inkoopwaarde van de omzet

                %

-

 

 

 

 

Brutowinst

                %

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

                %

 

 

 

Huisvestingskosten

                %

 

 

 

Betaalde loonkosten

                %

 

 

 

Overige kosten

                %

 

 

 

 

 

 

                %

-

Nettowinst

 

 

                %

 

 

 

Vul in het schema de gegevens die gesteld zijn in de opdracht:

Consumentenomzet

€.818.076,21

                %

 

Btw

             19%

-

 

 

 

 

Omzet exclusief btw

           100%

 

Inkoopwaarde van de omzet

                %

-

 

 

 

 

Brutowinst

             50%

 

 

 

 

 

Kosten:

 

 

 

 

 

Afschrijvingen en betaling intrest

              8%

 

 

 

Huisvestingskosten

            10%

 

 

 

Betaalde loonkosten

            17%

 

 

 

Overige kosten

              6%

 

 

 

 

 

 

                %

-

Nettowinst

 

 

                %

Toets

Start

  • Het arrangement Budgetteren voor de onderneming - kopie1 - kopie1 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Peter Vloedgraven Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2016-02-24 15:36:45
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In dit arrangement leer je het belang van budgetteren voor bedrijven en hoe dit in zijn werk gaat.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Vloedgraven, Peter. (z.d.).

    Budgetteren voor de onderneming - kopie1

    https://maken.wikiwijs.nl/38193/Budgetteren_voor_de_onderneming___kopie1

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    toets/oefening

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.