Voordat je goederen kunt gaan verkopen, zul je eerst goederen moeten inkopen. Alle goederen die je in één jaar van je leveranciers ontvangt, noem je de inkopen. Van de verkopen die je doet in een bepaalde periode, kun je berekenen wat je daar zelf bij de inkoop voor hebt betaald. Dit bedrag noemen we de inkoopwaarde van de omzet (IWO).
De inkopen en de inkoopwaarde van de omzet hoeven niet aan elkaar gelijk te zijn. Als de inkopen over 2011 groter waren dan de inkoopwaarde van de omzet over 2011, is er dus meer ingekocht dat er is verkocht en is de voorraad gestegen. Andersom: als de inkoopwaarde van de omzet groter was dan de inkopen over een bepaald jaar, dan is je voorraad gedaald. Door het verschil tussen de inkoopwaarde van de omzet en de inkopen, wordt je voorraad groter of kleiner.
Van de leverancier worden goederen gekocht. Voor- of nadat de goederen zijn binnengekomen volgt de factuur. De factuur is de rekening. Er staat een omschrijving van de gekochte goederen op, het verschuldigde btw-tarief en btw-bedrag en het totaalbedrag dat aan de leverancier betaald moet worden. Het totaalbedrag noemen we de inkoopfactuurprijs.
De btw die je betaald over je inkopen aan de leverancier, mag je terugvorderen bij de Belastingdienst. Het bedrag wat overblijft, ben je daadwerkelijk kwijt aan de inkopen. Dit is het bedrag van de inkopen over een bepaalde periode. Dit kan afwijken van de inkoopwaarde van de omzet. Wil een ondernemer dat zijn voorraad toeneemt, zal hij meer moeten inkopen dan de inkoopwaarde van de omzet. Wil een ondernemer de voorraad in zijn magazijn verkleinen, dan zal hij dat jaar minder goederen inkopen dan de inkoopwaarde van de omzet bedraagt.
Voorbeeld 2.1
Jaap Otten krijgt van zijn leverancier een partij goederen binnen met een factuurbedrag van € 892,50. Over deze goederen is 19% btw berekend.
Vraag:
Bereken voor Jaap de inkoopprijs (dus exclusief btw).
Uitgebreide uitwerking:
Met het volgende schema kun je deze vraag goed oplossen:
Inkoopfactuurprijs
€
%
Btw
€
% -
Inkoopprijs
€ ?
%
Vul de gegevens in die je weet:
Inkoopfactuurprijs
€ 892.50
%
Btw
€
19% -
Inkoopprijs
€ ?
%
De btw wordt altijd berekend over de inkoopprijs, dus de inkoopprijs is 100%. Vul dit in:
Inkoopfactuurprijs
€ 892.50
%
Btw
€
19% -
Inkoopprijs
€ ?
100%
De inkoopfactuurprijs bestaat uit de inkoopprijs met daarbij opgeteld de btw. Dit is 119%. Vul dit in:
Inkoopfactuurprijs
€ 892.50
119%
Btw
€
19% -
Inkoopprijs
€ ?
100%
Je ziet dus dat de inkoopfactuurprijs van € 892,50, 119% is. Als je dit bedrag deelt door 119% weet je wat 1% is. € 892,50 : 119 = € 7,5. Als je het btw-bedrag wilt weten, vermenigvuldig je € 7,5 met 19 (€ 7,5 x 19 = € 142,5) en bij de inkoopprijs vermenigvuldig je met 100 (€ 7,5 x 100 = € 750,-). Het volledig ingevulde schema ziet er dan als volgt uit:
Inkoopfactuurprijs
€ 892.50
119%
Btw
€ 142,50
19% -
Inkoopprijs
€ 750,00
100%
Het kan ook makkelijker. Als je weet dat € 892.50 de inkoopfactuurprijs inclusief 19% btw is en dus 119%. Kun je dit bedrag delen door 119% en vermenigvuldigen met 100%, zo kom je sneller tot de € 750,- wat de inkoopprijs exclusief btw is.
De bovenstaande manier is echter wel een stuk overzichtelijker.
Inkoopwaarde van de omzet:
Zoals al is aangegeven, bestaat de inkoopwaarde van de omzet uit de werkelijk betaalde inkoopprijs exclusief btw van de in een bepaalde periode verkochte goederen. De inkoopwaarde kun je op verschillende manieren berekenen. De volgende twee manieren worden onderscheden:
-Individueel te volgen goederen
-Individueel niet te volgen goederen
Individueel te volgen goederen:
Bij deze manier om de inkoopwaarde te berekenen, houd je per artikel bij welke prijs ervoor betaald is. Dit kan bijvoorbeeld bijgehouden worden op voorraadkaarten. Het gaat vaak om grote dure goederen, bijvoorbeeld vrachtwagens. Te totale inkoopwaarde bereken je dan door het aantal verkochte stuks te vermenigvuldigen met de inkoopprijs per stuk.
Voorbeeld 2.2
Judith Bos is eigenaresse van een borstvoedingswinkel. Zij verkocht het afgelopen jaar de volgende apparaten met de daarbij behorende inkoopprijzen:
-15 borstkolven “Pump in style” € 780,-
-25 handkolven € 430,-
-18 weegschalen € 650,-
Vraag:
Bereken voor Judith de inkoopwaarde van de omzet.
Uitwerking:
-15 x € 780,- € 11.700,-
-25 x € 430,- € 10.750,-
-22 x € 650,- € 14.300,-
Inkoopwaarde van de omzet € 36.750,-
Als je de inkoopfactuurprijs als gegeven hebt gekregen, haal je eerst de btw eruit om aan de inkoopprijs te komen. Hier moet je goed opletten bij het maken van opdrachten.
Individueel niet te volgen goederen
Er zijn goederen waarvan niet bij te houden valt wat de inkoopprijs is. Dan zal de inkoopwaarde van de omzet op een andere wijze bepaald moeten worden. Dit is vaak het geval bij kleinere goederen, die per stuk wat goedkoper zijn of bulkgoederen. Het volgende schema kan je hierbij helpen:
Beginvoorraad
€
Inkopen
€
+
€
Eindvoorraad
€
-
Inkoopwaarde van de omzet
€
Voorbeeld 2.3
Robin heeft op 1 januari 2011 een voorraad van € 78.000,-. Zijn inkopen bedroegen gedurende 2011 € 1.325.000,-. Zijn eindvoorraad bedraagt op 31 december 2011
€ 113.000,-
Vraag:
Bereken voor Robin de inkoopwaarde van de omzet.
Uitwerking:
Je gebruikt hierbij het schema zoals gegeven in de theorie en je noteert de gegevens die gegeven zijn:
Beginvoorraad
€ 78.000,-
Inkopen
€ 1.325.000,-
+
€
Eindvoorraad
€ 113.000,-
-
Inkoopwaarde van de omzet
€
Voer de berekening uit en je komt tot € 1.290.000,- als inkoopwaarde van de omzet.
Beginvoorraad
€ 78.000,-
Inkopen
€ 1.325.000,-
+
Voorbeeld 4.1
Wouter Kelman heeft in 2011 een consumentenomzet behaald van € 818.076,21. Zijn omzet valt onder het 19% btw-tarief. De brutowinst die hij behaalde was 50% van de omzet exclusief btw. De afschrijvingen en betaalde intrest bedroegen 8% van de omzet exclusief btw, de huisvestingskosten 10% van de omzet exclusief btw, de betaalde loonkosten 17% van de omzet exclusief btw en de overige kosten 6% van de omzet exclusief btw.
Vraag:
Bereken voor Wouter de nettowinst over 2011.
Uitwerking:
Stel als eerste het schema op, zoals in de theorie naar voren is gekomen:
Consumentenomzet
€
%
Btw
€
%
-
Omzet exclusief btw
€
%
Inkoopwaarde van de omzet
€
%
-
Brutowinst
€
%
Kosten:
Afschrijvingen en betaling intrest
€
%
Huisvestingskosten
€
%
Betaalde loonkosten
€
%
Overige kosten
€
%
€
%
-
Nettowinst
€
%
Vul in het schema de gegevens die gesteld zijn in de opdracht: