Zoekt informatie op voor een operationeel plan

Zoekt informatie op voor een operationeel plan

Zoekt informatie op voor een operationeel plan

Inhoud LWP Zoekt informatie op voor een operationeel plan

Planning Zoekt informatie op voor een operationeel plan

TWiXX-en

Marketing

Marketingbegrippen

Marketingbegrippen A-Z

Account
Zakelijke klant (afnemer).

Accountmanager
Functionaris die verantwoordelijk is voor een bevredigende en/of winstgevende relatie met een of meer accounts.

Accountmanagement
Het op doelgerichte en gestructureerde wijze aangaan, onderhouden en ontwikkelen van duurzame profijtelijke relaties met zakelijke klanten (afnemers).

Affiliatemarketing
Vorm van internetmarketing waarbij een netwerk van exploitanten van andere websites door de organisatie via een vergoeding wordt beloond voor de doorverwezen websitebezoekers of de daaruit voortvloeiende verkopen.

Co-makership
Meerdere organisaties produceren en leveren samen producten en diensten aan klanten.

Concept
Basisgedachte, basisformulering, basisidee. Kan slaan op een product (productconcept), reclame-uiting (reclameconcept), winkelformule (winkelconcept), bepaalde marketingaanpak (marketingconcept) e.d. Betreft meestal een nog te concretiseren en te testen idee.

Concepttesting
Marktonderzoek waarbij men een concept test op commerciële geschiktheid en haalbaarheid.

Consumentenmarketing
Marketing gericht op consumenten als klant (B2C). Staat tegenover zakelijke marketing (dienstverlening, industrie, handel) met organisaties als klant (B2B). Onderscheid is van belang omdat de commerciële problematiek verschilt.

Contactcenter
Serviceafdeling van de organisatie die via verschillende contactkanalen bereikbaar is voor klanten en andere stakeholders.

Contactkanaal
Kanaal voor ondersteuning van marketing-, verkoop-, distributie- en serviceprocessen zoals persoonlijk contact, winkelbalie, website, telefoon, E-mail en direct mail.

Cross-selling
Verkoop van een ander, bijkomend product aan een bestaande klant.

Customer Intimacy
Concurrentiestrategie. Zie CRM.

Customer Relationship Management (CRM)
CRM is een bedrijfsstrategie die zich richt op het realiseren van bedrijfsdoelstellingen en het creëren van duurzaam concurrentievoordeel door relaties met individuele klanten aan te gaan, te onderhouden, te maximaliseren en -indien onvoldoende rendabel- te beëindigen.

Databasemarketing
Marketingbenadering gericht op het differentiëren van de interactie met (potentiële) klanten aan de hand van voorspellingen over hun toekomstig gedrag op basis van in databestanden vastgelegde relatiegegevens.

Decision Making Unit (DMU)
Groep mensen dat binnen een organisatie, familie of gezin invloed heeft op de relatie en beslissingen neemt over de aanschaf van producten en diensten.

Deep-selling
Verkoop van meer van hetzelfde product aan een bestaande klant.

Dienstenmarketing
De marketing van immateriële goederen en diensten. Kent bijzondere problemen omdat diensten ontastbaar zijn, productie en consumptie samenvallen en omdat de klant in zekere mate moet meewerken bij de dienstverlening.

Direct marketing
Marketingbenadering die gericht is op het tot stand brengen van een structurele, duurzame directe relatie tussen een organisatie en zijn klanten, waarbij de organisatie de activiteiten van de traditionele tussenhandel overneemt.

Directe verkoop
Rechtstreekse verkoop van fabrikanten aan klanten (finale afnemers), dus zonder tussenkomst van de zelfstandige tussenhandel.

Distributie
Voortstuwing van producten en diensten van fabrikant naar klant (finale afnemer). Ook een instrument in de marketingmix dat tot taak heeft te zorgen dat de producten en diensten op de juiste tijd, op de juiste plaats en tegen de juiste prijs bij de klant terecht komen.

Distributiekanaal
Het geheel van instituties (groothandel, detaillisten, agenten, etc. zowel fysiek als online) dat zorgt voor de doorstroming van producten en diensten van fabrikant naar klant (finale afnemer).

Doelmarkt
Groep van potentiële klanten, categorisch of geografisch omschreven, waarop de  marketinginspanning zich richt.

Domotica
Woonhuisautomatisering. Met betrekking tot de zorg: woninggebonden technologische toepassingen ter ondersteuning van het langer zelfstandig (blijven) wonen van ouderen en andere doelgroepen van zorg.

E-business
Door middel van computertelecommunicatienetwerken, doen van zakelijke transacties, het voeren van zakelijke relaties en het beheersen van de productieketen.

Event driven marketing
Marketingbenadering waarbij commerciële en communicatieve activiteiten gebaseerd zijn op relevante gesignaleerde veranderingen (n.a.v. gebeurtenissen) in de individuele behoefte van een klant.

Experience marketing
Marketingbenadering waarin de persoonlijke beleving en ervaring centraal staan. Het creëren van waarde ontstaat door interactie tussen aanbieder en gebruiker in een speciale fysieke of virtuele omgeving. De plaats waar betekenisvolle belevenissen plaatsvinden of gecreëerd worden. Voorts is het een verzamelnaam voor alles dat meer is dan een product of dienst en dat emotie met zich meebrengt op oproept.

Experience economy
Zie Experience marketing.

Frontoffice
Alle organisatieonderdelen, medewerkers en –systemen die in aanraking komen met de klant.

Inbound marketing
Marketingbenadering gericht op het inspelen op ‘binnenkomende’ klantcontacten met behulp van realtime analyse van klantgegevens in combinatie met vooraf gedefinieerde campagnes.

Innovatie
Een innovatie is een idee, gebruik of object dat als nieuw wordt ervaren door de doelgroep, zoals een individuele gebruiker of een organisatie.

Internetmarketing
Marketingbenadering die gebruik maakt van de mogelijkheden van Internet. Omvat ondermeer webvertising, affiliatemarketing en zoekmachinemarketing.

Joint-development
Organisaties die samen producten en diensten bedenken en ontwikkelen.

Joint-promotion
Organisaties die samen promotie doen voor producten en diensten.

Klant
Organisatie of persoon die het laatste jaar een factuur ontvangen heeft van de organisatie.

Klantenpiramide
Hulpmiddel om het belang en het gedrag van klanten te visualiseren en te analyseren.

Klantgroep
Verzameling klanten die dezelfde mate van klantwaarde vertegenwoordigen, dezelfde vergelijkbare wensen en behoeften hebben of dezelfde relatiebereidheid tonen.

Klantproces
Bedrijfsproces (frontoffice of backoffice) waarmee de klant ‘in aanraking’ komt.

Klantprofiel
Beschrijving van de kenmerken van een klantgroep.

Klantrelatiemanagement
Zie Customer Relationship Management.

Klantsegmentatie
Onderscheid maken tussen klanten door te zoeken naar overeenkomsten in klantwaarde, wensen en behoeften of relatiebereidheid. Klanten met dezelfde overeenkomsten behoren tot dezelfde klantgroep.

Klantwaarde
Waarde van de klant gedurende de gehele levensduur van de relatie die de klant heeft met de organisatie.

Lead
Aanvraag voor meer informatie over een product of dienst. Ook wel een potentiële klant.

Loyaliteit
Mate waarin er sprake is van een langdurige relatie tussen klant en organisatie gebaseerd op emotionele gronden.

Loyaliteitsprogramma
Marketingactiviteit gericht op het in stand houden van een langdurige relatie met de klant door het stimuleren van de emotionele band met de organisatie.

Marketing
Organisatiefunctie die onvervulde behoeften en wensen opspoort en definieert en hun omvang en winstpotentieel meet, bepaalt welke doelmarkten de organisatie het beste kan bedienen, vaststelt wat de meest geschikte producten, diensten en programma’s zijn om de gekozen doelmarkten te bedienen en een beroep doet op iedereen in de organisatie om mee te denken met de afnemer en hem van dienst te zijn.

Marketingmanagement
Het op gesystematiseerde wijze leiding geven aan marketingactiviteiten. Gesystematiseerd wil zeggen dat men uitgaat van: 1) wat zijn de mogelijkheden? 2) planning (welke doelstellingen, welke strategieën) en 3) voortgangsbewaking en controle (terugkoppeling).

Marketingmanager
Een functie binnen een marketing georiënteerde organisatie waarbij de persoon die de functie vervult verantwoordelijk is voor de planning, analyse en controle van marketingactiviteiten.

Marketingstrategie
Een bewust gerichte, onderling gecoördineerde hantering van marketinginstrumenten voor  realisatie van de marketingdoelstellingen. De marketingstrategie bestaat uit gecoördineerde beslissingen over: 1) bepaling van doelmarkten en klantgroepen, 2) bepaling van merkstrategie en positionering, 3) bepaling van de marketingmix en marketingactiviteiten en 4) bepaling van het marketingbudget.

Marketingmix
Marketinginstrument dat bestaat uit beslissingen en marketingactiviteiten voor de volgende 6 P's: product, prijs, plaats (distributie), promotie, proces en personeel.

Markt
Dit kan meerdere betekenissen hebben: 1) ontmoetingsplaats van vragers en aanbieders (concrete markt), 2) geheel van vraag- en aanbodsfactoren (abstracte markt),  3 geografisch afzetgebied, 4) alle feitelijke en potentiële kopers van een product, 5) afgezet aantal eenheden of omzet,  6) samenspel van marktparticipanten hun gedrag en resultaten.

Marktaandeel
Het deel van de totale markt dat in handen is van een bepaalde aanbieder, uitgedrukt in een percentage van de totale afzet of omzet in een markt.

Marktsegment
Gedeelte van de totale markt waarbij de afname-eenheden van producten en diensten naar bepaalde criteria homogeen zijn en min of meer hetzelfde zullen reageren op een bepaalde invulling van de marketingmix.

Marktsegmentatie
Dit kan meerdere betekenissen hebben: 1) analysetechniek: opdelen van de markt in naar relevant gezichtspunt homogene groepen klanten (segmenten), 2) marketingstrategie: je als aanbieder richten op een of enkele segmenten en je marketinginspanning daarop aanpassen.

Mass customization
Snel en flexibel aanpassen van het aanbod aan producten en diensten aan de wensen van de individuele klant. De klant kan hierbij kiezen uit een vooraf gedefinieerd aantal productvarianten. Ook wel ‘massa maatwerk’ of ‘versioning’ genoemd.

Mass individualization
Verregaande vorm van mass customization. De product of dienst wordt in dit geval echter volledig toegesneden op de wensen van de individuele klant.

Merk
Een merk is niets anders dan: 1) een waarneming van een product of dienst in het hoofd van de klant, of 2) een naam, term, teken, symbool of een combinatie ervan waarmee een aanbieder zijn product identificeert en doet onderscheiden van dat van zijn concurrenten.

Multi-channel
Geheel van contactprocessen tussen klant en organisatie via alle beschikbare contactkanalen in alle fasen van de relatie.

One-to-one-marketing
Zie Mass individualisation.

Operational excellence
Concurrentiestrategie gebaseerd op het keveren van betrouwbare producten en diensten tegen scherpe prijzen met zo weinig mogelijk ongemak voor de klant.

Outbound marketing
Marketingbenadering gericht op het actief benaderen van (potentiële) klanten met behulp van realtime analyse van klantgegevens in combinatie met vooraf gedefinieerde campagnes.

Permanent selling
Verlengen van de contract- en afnameperiode, het verlengen van de levensduur van de klant.

Positionering
Het verkrijgen van een plaats in de gedachten van klanten van een organisatie of product ten opzichte van concurrerende organisaties of producten.

Permission based marketing
Marketingbenadering die gebaseerd is op de expliciete toestemming van (potentiële) klanten om hen voor een specifiek doel te benaderen.

Prijsdifferentiatie
Voor dezelfde producten en diensten aan verschillende klanten een verschillende prijs in rekening brengen op grond van verschillen in kostprijs. Deze verschillen worden veroorzaakt door verschil in moment van afname, verschil in hoeveelheid van afname, etc.

Productleadership
Concurrentiestrategie gebaseerd op voortdurende innovatie op basis van onderzoek en creativiteit en het snel op de markt brengen van ideeën

Productlevenscyclus
Het verloop van de afzet of omzet gedurende de tijd dat het product of de dienst op de markt is. Er zijn vijf fasen: introductie, groei, rijpheid, verzadiging en neergang. Elke fase vereist een ander marketingaanpak.

Productmix
De verzameling van alle producten en diensten die de organisatie aanbiedt (assortiment), soms echter ook als de mix van de productattributen.

Productdifferentiatie
Realiseren van verschillen tussen eigen en concurrerende producten en diensten en die naar klanten communiceren. Daarbij wordt uitgegaan van het product of de dienst en niet van de markt. Staat tegenover marktsegmentatie.

Prospect
Tot de doelgroep behorende organisatie of persoon. Potentiële klant of koper.

Relatie
Situatie waarin twee of meer partijen gedurende langere tijd op elkaar inspelen.

Relatielevenscyclus
Beschrijft het patroon waarin de relatie verandert in de tijd onder invloed van interacties tussen klant en organisatie.

Relatiemarketingprogramma
Retentie- of loyaliteitsprogramma’s gericht op het opbouwen van een duurzame relatie met klanten.

Retentie
Mate waarin er sprake is van een langdurige relatie tussen klant en organisatie gebaseerd op de afname of gebruik van producten en diensten (herhalingsaankopen).

Rententieprogramma
Marketingactiviteit gericht op het in stand houden van een langdurige relatie met de klant door het stimuleren van afname of gebruik van producten of diensten (herhalingsaankopen).

Segment
Dit kan zijn: 1) een homogene groep klanten,  2) een groep klanten die dezelfde kenmerken vertoont, 3) een groep klanten die hetzelfde koopgedrag vertoont, 4) een groep klanten die op eenzelfde wijze reageert op een marketinginspanning.

Segmentatiecriteria
Kenmerken waarmee segmenten kunnen worden beschreven zoals socio-economische (inkomen, sociale klasse e.d.), demografische (leeftijd, geslacht, e.d.), psychologische (levensstijl e.d.) en koopgedragcriteria (koopfrequentie, winkeltrouw, merkentrouw, etc.).

Up-selling
Verkoop van een duurdere versie van het product aan een bestaande klant.

Unique Selling Proposition (USP)
Exclusief verkoopargument, ofwel een pluspunt dat voor de klant van doorslaggevend belang kan zijn voor de keuze van een organisatie, product of dienst en waaraan men in reclame en promotie een primaire rol geeft.

Webvertising
Vorm van internetmarketing dat bestaat uit adverteren op Internet. Dit kan op diverse manieren zoals via links, banners, buttons, programmatjes (widgets), filmpjes (online video advertising), indexen, portalen en directories.

Yieldmanagement
Maximaliseren van bezettingsgraden (capaciteit) en opbrengsten door differentiatie aan te brengen in een of meer elementen van de marketingmix.

Zoekmachinemarketing
Vorm van internetmarketing waarbij een link met de verwijzing naar uw dienst of product wordt getoond als een websitebezoeker op een bepaald zoekwoord (keyword) in een zoekmachine zoals Google zoekt.

Internet Marketing begrippen

AdSense

Het advertentienetwerk van google. Deze service zorgt voor advertenties op veel websites en worden automatisch aangepast op de inhoud van de pagina om deze advertentie’s zo relevant mogelijk te maken. De website eigenaar die de adsense advertentie’s op zijn website heeft staan verdiend per klik(elke keer als een bezoeker op de advertentie heeft geklikt). De verdiensten kunnen variëren tussen de 0,05 en 1,50 euro per klik.

AIDA model

Attention, Interest, Desire en Action. Dit model wordt veelal gebruikt voor het schrijven van teksten voor het web en voldoet hiermee aan een goede commerciële uiting.

Adview / Impressie

Een view of een impressie is een vertoning van een advertentie aan een bezoeker.
Stel de bezoekers van je website hebben jouw advertentie 10 keer gezien, dan heeft jouw advertentie(AD) 10 adviews of impressies.

Adwords

Adwords zijn de betaalde advertenties in de zoekresultaten van google. Deze advertentie’s worden zichtbaar wanneer de adverteerder op google adverteeerd met het gewenste zoekwoord(keyword).

Affiliate marketing

Is het aanbieden zodat partners of andere exploitanten van websites of eigenaren van nieuwsbrieven het product van een ander promoten. Dit kun je dus zelf zelf doen of zelf aanbieden met een eigen product of dienst. Er onstaat hierdoor een win-win situate voor beiden partijen door te betalen voor resultaat waardoor de aanbieder van het product de klanten krijgen en de affiliate een percentage voor zijn verdiensten door de behaalde omzet.

Alt tags

Een alt-tag wordt in de HTML-code aangegeven als alternatieve tekst voor een afbeelding. Dit zorgt ervoor dat de afbeelding goed kan worden geïndexeerd in google en andere belangrijke zoekmachines.

Back link

Backlink of backlinks zijn een koppeling van een externe website naar de eigen website. Stel u heeft een website(A) en iemand anders ook van hetzelfde onderwerp(B). Om een backlink te verkrijgen zorgt A ervoor om zijn website op de webstite van B te krijgen.

Bookmark

Is het vastleggen op een zelf aanpasbare lijst van website’s of andere locaties.
Dit wordt ookwel ‘’favorieten’’ genoemd. Deze functie is normaal altijd ingebouwd in alle browsers om website’s op te slaan.

Brede zoekwoorden

Dit is een standaardoptie wanneer je adverteert met google adwords. Dit houdt in dat je in totale breedte van het woord adverteerd(wanneer dit woord ook in een zin staat die gezocht wordt). Specifiekere opties zijn zindeel en exacte zoekwoorden.

Churn rate

Het aantal klanten of abonnees die gemeten wordt over een bepaalde periode die van een bedrijf geen producten of diensten meer aanschaft.

Click through

Dit betekent wanneer een bezoeker op een banner klikt of jouw website bezoekt en vervolgens naar andere achterliggende pagina’s gaat.

Click through ratio (CTR)

Welk percentage doorklikt na het zien van bijvoorbeeld een advertentie. Dit is te berekenen door het aantal kliks/clicks te delen door het aantal impressies.

Confirmed opt-in

Is het inschrijven op of voor een bepaalde website en vervolgens het officieel bevestigen voor het ontvangen van e-mails.

Conversie

Een conversie is het resultaat wat wordt behaald door het omzetten van bezoekers naar daadwerkelijke klanten.

Conversieratio

Dit is de verhouding tussen het aantal Clicks en de Conversie. Het geeft weer in hoeverre de personen die in eerste instantie op de advertentie reageerden ook daadwerkelijk geïnteresseerd zijn in hetgeen ze op de Website van de adverteerder vinden.

Cost Per Action (CPA)

oftewel Cost Per Acquisition wordt berekend door het bijhouden van alle doelstellingen en kosten van een campagne met de daarbij behorende acties van de consument op een website van de adverteerder.

Cost Per Click (CPC)

Dit zijn de kosten die worden gemaatk door de adverteerder door middel van elke klik op een advertentie(kosten per klik).

Cost Per Lead (CPL)

Een advertentiemethode waarbij wordt betaald per aanmelding, registratie of aanvraag via de website.

Cost Per Mille (CPM)

Een advertentiemethode waarbij wordt betaald voor het aantal malen dat de adverntie is genootd aan de bezoeker(impressie). Ookwel uitgedrukt in een prijs per 1000 vertoringen van een banner.

Cost Per Sale (CPS)

Dit is een advertentiemethode waarbij betaald wordt voor het uiteindelijk krijgen van een sale/verkoop.

Description Tag

Een tag in de HTML-code wordt gebruikt om de beschrijving/inhoud aan te geven van de desbetreffende website of pagina.

Deeplink

Een link/URL naar bepaalde content die niet om de homepagina staat maar diep in een website begraven/verstopt zit.

E-Commerce

Electronic commerce (ook wel E-Commerce, e-business of elektronische bedrijfsvoering genoemd) is de verzamelnaam van alle manieren waarop via digitale wegen (bijvoorbeeld het Internet of een Extranet) handel bedreven kan worden.

E-mail marketing

Ter promotie van producten of diensten worden er e-mails gestuurd naar klanten of leden van een nieuwsbrief waardoor de afzender meer aandacht krijgt of extra bezoekers ontvangt naar een gewenste pagina.

EPC (Earnings Per Click)

Opbrengst per klik op een advertentie of een Link.

EPV (Earnings Per Visitor)

Opbrengst per bezoeker van een Website.

Exacte zoekwoorden

Wanneer er geadverteerd wordt met google adwords kun je adverteren met exacte zoekwoorden. Dit geeft aan de advertentie’s alleen getoont moeten worden wanneer een gebruiker van google alleen het exacte zoekwoord invult/opzoekt.

Get Paid To

Get Paid To (GPT) read of search is het als de Bezoekers betaald krijgen voor het lezen of klikken op reclame.

Guerilla Marketing

Onconventionele marketing bedoeld om maximale resultaten met minimale inspanning en budget te behalen. De term is bedacht door Jay Conrad Levinson in zijn in 1982 verschenen boek ‘Guerilla Marketing’.

Google Analytics

Een compleet website statistieken progamma voor een website. Hier wordt alles strikt bijgehouden om de resultaten te meten en te kunnen verbeteren door aan de hand van google’s verkregen informatie uit dit progamma.

Interruptiemarketing

Marketingcommunicatie-uitingen die de activiteiten van de klant onderbreekt. Bijvoorbeeld commercials op radio en TV.

Keyword

Oftewel het zoekwoord welke gezocht wordt bij het intypen van een zoekopdracht bij Google of andere zoekmachines.

Keyword tag

Een tag in de HTML-code wat aangeeft op welke zoekwoorden/keywords de website gevonden wilt worden. Dit bevordert de optimalisatie van de website.

Landingspagina / Landing page

Een specifieke webpagina binnen een website waar een bezoeker op komt nadat hij/zij op een Banner of op de website in de zoekmachines heeft geklikt.

Metatags

Alle aangegeven tags die in de HTML-code in de website zitten en onzichtbaar zijn voor de bezoeker. De tags zorgen ervoor dat de website geoptimaliseerd is waardoor deze beter wordt gevonden door google en andere zoekmachines.

Offline marketing

Het aanbieden van producten of diensten(het vermarkten) zonder het gebruik van digitale media zoals internet. Dit betreft het adverteren doormiddel van folders, flyers, visitekaartjes, sturen van brieven enzovoorts.

Opt-in

De inschrijving van een e-mail adres die is aangevraagd door de ontvanger ervan.

Opt-out

Het uitschrijven van een e-mail adres die is aangevraagd door de ontvanger ervan.

Pagerank

Page rank is een methode om pagina’s op Internet te ordenen in belangrijkheid. Het is ontwikkeld door de oprichters van Google (Larry Page en Sergey Brin) in 1998 toen zij nog studeerden aan de Stanford-universiteit. Die universiteit heeft het patent op Page rank terwijl Google een handelsmerk heeft op Page rank.

Return on investment (ROI)

De Engelse term return on investment geeft de verhouding tussen het rendement en de investering aan. Indien de investering een verlies oplevert dan is de return on investment een negatief getal. Een alternatieve omschrijving is Rate of Return.
De R.O.I. van een geheel bedrijf kan men berekenen door de nettowinst te delen door de boekwaarde van de totale activa. De R.O.I. van een deelproject kan men berekenen door de specifieke opbrengst voor een project te delen door de specifieke investering.

SEO

Zoekmachineoptimalisatie (Engels: search engine optimization of SEO) is een onderdeel van zoekmachinemarketing en kan worden gedefinieerd als het geheel aan activiteiten bedoeld om een webpagina hoog te laten scoren in de organische zoekresultaten van een zoekmachine, op de voor die webpagina relevante trefwoorden, trefwoordcombinatie(s) casu quo zoekterm(en). Aangezien een vermelding in die organische resultaten gratis is, vormen deze zoekresultaten een interessant alternatief voor zoekmachine adverteren.

SMS marketing

Het vermarkten van een product of diensten via SMS. Hierbij wordt een dienst aangeboden of gepromoot via de SMS en betaald de gebruiker per ontvangen sms of een bundel van verkregen SMS.

Two-tier affiliate programma

Affiliate programma structuur waarin webmasters commissies verdienen over hun Conversies als ook over de Conversies van webmasters die via hen aan het affiliate programma zijn gaan meedoen.

Unique Selling Point (USP)

Dit is een uniek verkooppunt of technieken die een bedrijf/aanbieder gebruikt om anders of beter te zijn dan zijn of haar concurrenten. Dit is dus een uniek punt waarom klanten bij jouw kopen inplaats bij iemand anders.

Virale marketing

Mond-tot-mondreclame over het Internet. Enthousiaste klanten (al dan niet ingehuurd) zijn zo tevreden over een Website of product dat ze anderen de URL mailen of over hun positieve ervaringen vertellen. Hierdoor kan een Website zonder veel promotie als een soort olievlek verspreid worden over gebruikers van Internet.

W3C

Het World Wide Web Consortium (W3C) ontwikkelt specificaties, richtlijnen, Software en hulpmiddelen voor de verdere ontwikkeling van het World Wide Web en Internet.
Deze service kan ook een website testen om te kijken of deze een schone code heeft, zodat deze goed kan worden gevonden en doorgezocht kan worden door google.

Web 2.0 / Social Media Marketing (SMM)

Web 2.0 heeft niets te maken met een nieuwe Infrastructuur of techniek (al spelen nieuwe programmeertechnieken op de achtergrond wel degelijk een rol). Web 2.0 draait om de sociale interactie die via het web op een slimme, interactieve manier wordt ontsloten en gestimuleerd. Verschillende web 2.0 activiteiten zijn twitteren(Twitter) en/of Hyven(Hyves).

Zoekrobot

een robot van zoekmachines die de website compleet doorzoekt op verschillende factoren.

 

?

Marketingconcepten

Marketingconcepten zijn de “filosofieën” of denkbeelden die organisaties hanteren om over producten en markten en over het vraagstuk van waardeverstrekking na te denken.

We onderscheiden 6 marketingconcepten

  • het productieconcept
  • het productconcept
  • het verkoopconcept
  • het marketingconcept
  • het maatschappelijk marketingconcept
  • het duurzame marketingconcept

Het productieconcept

Dit concept vertrekt van de stelling dat klanten producten verkiezen die beschikbaar, leverbaar en goedkoop zijn. Meteen is daarmee de belangrijkste taak van management, en van productiemanagement in het bijzonder, gedefinieerd, m.n. verbetering van de efficiëntie.

Dit concept is in een aantal marktomstandigheden zeker relevant en bruikbaar, bijvoorbeeld als de vraag naar bepaalde producten vele malen het aanbod overtreft (denk aan sommige periodes in de voedingsindustrie) en als de marktsituatie wordt gekenmerkt door veel te hoge kosten en een efficiëntieverhoging zich dus met andere woorden opdringt.

Het productconcept

In tegenstelling tot wat hoger werd gesteld, geldt in dit concept dat klanten in de eerste plaats geïnteresseerd zijn in de producten zelf (en niet in de waarde die erin vervat zit). Productkwaliteit wordt dan ook het belangrijkste doel van management, want in deze filosofie geldt dat (potentiële) klanten kwaliteitsverschillen waarnemen en hiermee rekening houden bij het bepalen van hun aankoopgedrag. Betere kwaliteit leidt in dit concept tot meer verkopen, of populair uitgedrukt: “goede wijn behoeft geen krans”.

Het verkoopconcept

Het verkoopconcept vertrekt van de stelling dat klanten weerstand vertonen tegen de aankoop van om het even welk product, hoe beschikbaar, goedkoop of goed het product ook is. Producten kunnen dus enkel aan de man worden gebracht mits zware en intensieve verkoopinspanningen. Management wordt in deze opvatting dan ook het opzetten van een sterke verkoopafdeling.

Dit concept leidt gemakkelijk tot een “hit and run”-aanpak, een harde verkoopaanpak waarbij de klant met min of meer harde hand wordt “gedwongen” tot aankoop. Sommige levensverzekeringsmaatschappijen of andere ondernemingen waar éénmalige verkopen domineren, hanteren dit concept. Klantentevredenheid is in deze filosofie van weinig tel.

Het marketingconcept

In het marketingconcept staan de (potentiële) klant en het vervullen van zijn behoeften en wensen centraal. Het marketingconcept kan verder het best worden verduidelijkt door het te stellen tegenover het verkoopconcept.

In het verkoopconcept wordt sterk “van binnen naar buiten” geredeneerd. Centraal staat “de fabriek” of dus de productie, het zwaartepunt ligt op de bestaande producten, de belangrijkste middelen die in de interactie met de markt worden ingezet zijn verkoop en promotie en het belangrijkste doel is het creëren van meer winst door het realiseren van een grotere omzet.

In het marketingconcept wordt daarentegen sterk “van buiten naar binnen” geredeneerd: het uitgangspunt wordt hier gevormd door de markt, de behoeften van klanten staan centraal, geïntegreerde marketing wordt beschouwd als het belangrijkste middel in de interactie met de markt en het belangrijkste doel is winst door het realiseren van klantentevredenheid.

Marktgerichtheid is het basiskenmerk van het marketingconcept en dit marktgericht handelen en denken omvat volgens de marketingtheorie ten minste drie belangrijke componenten.Marktgerichte bedrijven presteren beter en halen dus een hogere rentabiliteit.

  • klantgerichtheid
  • gerichtheid op de concurrentie (wat nog niet noodzakelijk betekent gericht op het imiteren van de concurrentie)
  • gerichtheid op het nemen van geïntegreerde, d.w.z. elkaar ondersteunende marketingbeslissingen

Het maatschappelijk marketingconcept

Het maatschappelijk marketingconcept heeft de “marktgerichtheid” gemeen met het marketingconcept, maar onderscheidt zich daarvan door het feit dat in het maatschappelijk marketingconcept een aantal andere klemtonen worden gelegd.

Zo staan in het maatschappelijk marketingconcept de belangen in plaats van de verlangens van de doelgroep centraal en wordt dus niet enkel aan “consumptief gedrag” van de (potentiële) klant aandacht besteed. Verder schenkt het maatschappelijk marketingconcept in de eerste plaats aandacht aan maatschappelijke doelen in plaats van aan winst.

Tenslotte domineert in het maatschappelijk marketingconcept het begrip “stakeholder” of belanghebbende en niet zozeer het begrip consument. Voorbeelden van ondernemingen bij wie het maatschappelijk marketingconcept domineert zijn The Body Shop en financiële instellingen die “ethisch beleggen” propageren.

Het duurzame marketingconcept?

Dit houdt in het voorzien in de huidige behoeftem zonder dat dit ten koste gaat van het vermogen van toekomstige generaties om te voorzien in hun behoeften.

Het verschil tussen maatschappelijke marketing en het duurzame marketingconcept ligt in het tijdsperspectief. Maatschappelijke markerketing gaat over het conflict tussen het voorzien in de wensen van de consumenten en het effect van dze actitiviteit op anderen.

Duurzaam Marketing gaat over de consumptie van nu tegenover die van toekomstige consumenten en de toekomstige samenleving als geheel. Duurzaam marketing richt zich ook de toekomst van de organisaties van morgen.


 

 

Assortimentsopbouw en productgroepen

Assortiment

Het assortiment is de verzameling van producten dat een bedrijf/organisatie aanbiedt voor de verkoop.

Inhoud

 

                1 Dimensies

                2 Consistentie

                3 Rollen binnen het assortiment

                4 Rol van het assortiment

                5 Modellen

                6 Kosten van een assortiment

               

 Dimensies

De belangrijkste dimensies van het assortiment zijn de

                Breedte

Onder de breedte van het assortiment wordt verstaan het aantal productgroepen (soms categorisch) dat een bedrijf voert. Een productgroep bestaat meestal uit een aantal producten dat nauw met elkaar samenhangen. Dit heeft een direct verband met het winkeltype. Een breed assortiment is verdeeld over verschillende productgroepen zoals bijvoorbeeld in een warenhuis. Een winkel met een smal assortiment specialiseert zich doorgaans in één of enkele productgroepen, zoals bijvoorbeeld een levensmiddelenspeciaalzaak.

                Diepte

De diepte geeft het aantal variëteiten of keuzemogelijkheden aan dat een afnemer binnen de productgroep(en) heeft. Een warenhuis heeft dus meestal een ondiep assortiment en een speciaalzaak een diep assortiment. Een kleine supermarkt zal waarschijnlijk qua breedte van het assortiment nauwelijks verschillen met een grote weidewinkel, maar zal qua diepte van het assortiment juist wel weer beperkt zijn. Ter illustratie, in plaats van de 15 verschillende soorten ketchup die er mogelijk bij de grote supermarkt staan, zal er bij een kleine buurtsupermarkt slechts 1 variant verkrijgbaar zijn.

                Lengte

Het totaal aantal producten dat een bedrijf verkoopt.

               

Hoogte

Het gemiddeld prijsniveau ten opzichte van wat gebruikelijk is in de branche (een hoog assortiment is dus een hogere prijs dan gemiddeld).

                Consistentie

Dit is de mate van samenhang tussen productgroepen en erg belangrijk.

 Consistentie

Bekende mogelijkheden om consistentie te brengen in je assortiment zijn

                samenhang in tijdstip van consumptie

                samenhang in moment van aankoop

                samenhang in plaats van aankoop

                samenhang in productwaarden

                samenhang in prijs

In een supermarkt vertonen de meeste traditionele productgroepen een hoge mate van consistentie, ze zijn allemaal grotendeels bedoeld voor voeding of persoonlijke verzorging. Wanneer een supermarkt ook bancaire diensten of auto's gaat verkopen, dan spreekt men van branchevervaging. De consistentie van het assortiment neemt in dat geval af.

 Rollen binnen het assortiment

Binnen het assortiment van een onderneming zijn verschillende rollen voor individuele producten of merken te herkennen. Zo kennen de meeste categorieën een kernassortiment van producten met een hoge omloopsnelheid. In de ideale situatie zitten er binnen dit kernassortiment ook één of meerdere producten die consumenten in spreekwoordelijke zin de winkel in kunnen trekken. Dit zijn de zogenaamde traffic builders. Voorbeelden hiervan zijn de rookworsten bij de Hema, of wasmiddelen bij supermarkten. In bredere zin geldt hetzelfde ook voor de (gratis) oogmeting bij de opticien. In zijn assortimentsaanbod voert deze ook enkele diensten die als traffic builder gezien kunnen worden.

Daarnaast zijn er producten die een lagere omloopsnelheid hebben. Vaak worden deze producten slechts in het assortiment opgenomen als ze een andere functie voor de ondernemer kunnen vervullen, bijvoorbeeld het realiseren van bovengemiddelde marge (de zogenaamde margebrengers) of belangrijk zijn voor de uitstraling van de verkoper. Een voorbeeld van dit laatste is het topmodel in de showroom van een autodealer.

 Rol van het assortiment

Retailers kunnen door middel van hun assortimentskeuze zichzelf ook onderscheiden van concurrenten. In de supermarkt branch komt dit tot uitdrukking in de vorm van service supermarkten met een uitgebreid assortiment of juist discounters die zich onderscheiden door een veel beperkter assortiment.

Daarnaast blijken sommige speciaalzaken zich ook te midden van grote ketens met veel bredere assortimenten te kunnen handhaven door juist een erg diep assortiment te bieden. Een specifiek voorbeeld van een super-speciaalzaak betreft de category killer. Hierbij wordt door een bepaalde keten een dermate breed en diep assortiment aangeboden, dat dit bedrijf in staat blijkt de categorie bij minder gespecialiseerde ketens zeer effectief te beconcurreren. Succesvolle voorbeelden hiervan zijn vooral uit de Verenigde Staten bekend, waar ketens als "Bed, Bath and Beyond" en "Toys 'R Us" er toe bijgedragen hebben dat het aanbod van minder gespecialiseerde retailers verder verschraald is.

In verschillende branches wordt er vanwege het belang van het assortiment een bijna wetenschappelijke studie gemaakt van de assortimentsopbouw. Zo worden in de levensmiddelenindustrie schappenplannen gemaakt waarbij geprobeerd wordt de doelstellingen van de retailer (bijvoorbeeld het werven van klanten in een speciale doelgroep) in de assortimentsopbouw tot uitdrukking te brengen, of door het assortiment zo te kiezen dat de winstmarge gemaximaliseerd wordt. Deze assortimentsanalyses vinden vaak plaats in samenwerking tussen fabrikanten en retailers.

 Modellen

Er bestaan twee modellen die gebruikt kunnen worden bij de opzet van een assortiment.

                Kern- rand- en aanvullend assortiment

Deze indeling gaat in op de verschillen in functie tussen de verschillende productgroepen die samen een deelassortiment (category) vormen. Een hele category kan zowel als kernassortiment, dan wel als randassortiment binnen de formule zijn opgenomen. Het eigen winkelmerkt hoort per definitie tot het kernassortiment. De opbouw van de assortimenten is als volgt:

                Kernassortiment

Noodzakelijk voor het formulebeeld

                Randassortiment

Formule versterkend assortiment

                Aanvullend assortiment

Mogelijke succesvolle aanvulling (heeft verder niets te maken met wat in de winkel verkocht wordt.)

 

                De keuzepiramide

De keuzepiramide verdeelt het assortiment, net als het vorige model, in drie groepen. Echter gebeurt dit alleen op basis van prijs. De indelingen van beide modellen mogen niet met elkaar verwisseld worden. De keuzepiramide is een typisch inside-out model waarbij het formulepakket de gekozen prestatie-prijsverhouding van de winkelformule aangeeft. De piramide is als volgt opgebouwd:

 

 Keuzepiramide

                Imagopakket

Het imagopakket zit que prijs en kwaliteit in de top van de piramide. Het imagopakket moet zorgen voor een luxere uitstraling (up-grading). Hierbij kan gedacht worden aan de A-merken.

                Formulepakket

Bij de keuzepiramide staat het formulepakket centraal. Dit deel van het assortiment is wat de klant in een bepaalde winkel qua prijsniveau verwacht. Het winkelmerk behoort in dit model per definitie tot het formulepakket. Een voorbeeld hiervan is het Albert heijn huismerk.

                Basispakket

In het basispakket gaat het meestal om het C-merk, bijvoorbeeld Euroshopper. Omdat de winkelformule op dit deel van het assortiment over het algemeen weinig verdient, zal het niet prominent binnen de category worden neergezet en wordt er weinig tot geen aandacht voor gevraagd.

 Kosten van een assortiment

Hoe groter het assortiment, hoe hoger de kosten die hiermee samenhangen. Het gaat dan vooral om complexiteitskosten omdat minder grote aantallen van één specifiek product verkocht zullen worden en er als gevolg daarvan meer voorraad aangehouden moet worden of meer handelingen bij het vervoer moeten worden verricht. Ook bestaat het risico dat het aantal producten dat niet verkocht kan worden toeneemt (bijvoorbeeld door derving). Daarnaast zal bij een groot assortiment het personeel meer of vaker getraind moeten worden om voldoende kennis van het gehele assortiment te verkrijgen.

Frequente wijzigingen in het assortiment verhogen deze kosten. Om die reden komt het voor dat in bepaalde sectoren financiële vergoedingen, zogenaamde listing fees, gevraagd worden om een nieuw product in het assortiment op te nemen.

 

 

Klantenbinding

Klantenbinding

Wat is klantenbinding?

DEFINITIE - Strategie gericht op het behouden van bestaande klanten en het geleidelijk verhogen van de bestedingen van deze klanten.

Bedrijven kunnen door in te spelen op de wensen van de klanten de klanttevredenheidverhogen. Het is dus erg van belang voor bedrijven om eerst goed te weten wie je klanten zijn en wat zij willen. Terveden klanten komen vaker en kopen dan ook meer. Tevreden klanten maken ook gratis reclame voor je bedrijf, meestal door mond tot mond reclame.

Als een bedrijf over het algemeen tevreden klanten heeft dan is het werk nog niet gedaan.Uit literatuurstudie blijkt dat ook tevreden klanten nog altijd op zoek zijn naar beter en goedkoper. Het is dus niet zo dat een tevreden klant automatisch een vaste klant wordt. Het is dus zaak voor bedrijven om te blijven onderzoeken wat klanten willen en wat ze drijft bij jou of bij de concurrent te gaan kopen.

Link met retail en merchandising

Tevreden klanten kopen meer. Uit onderzoek blijkt dat 20 procent van de klanten voor 80 procent van de omzet zorgen. Ook blijkt dat het grootste deel van de omzet van bestaande klanten komt.

Verhogen klantloyaliteit met tevreden klanten?

If you want loyalty, buy a dog! Adriaan Payne

Ondernemingen kunnen door tijdig in te spelen op de wensen en behoeften van klanten de klanttevredenheid vergroten. Tevreden klanten blijven de onderneming langer trouw (klantbehoud), nemen vaker producten en diensten af (retentie) en worden uiteindelijk ambassadeur van de onderneming (verhogen klantloyaliteit).

Maar, zijn tevreden klanten ook altijd trouwe klanten? Nee, dat is lang niet altijd het geval. In de literatuur komt deze tegenstrijdigheid tussen klanttevredenheid en klantbehoud uitgebreid aan de orde. Klanten blijven altijd op zoek naar nog betere klant ondersteuning, goedkopere producten of nog betere dienstverlening, ook als ze zeggen dat zij tevreden zijn. In marktonderzoeken geven tevreden klanten vaak aan dat zij het betreffende product vaker gaan aanschaffen. In werkelijkheid doen ze dat niet. Veel andere factoren spelen hierbij een rol zoals de beschikbaarheid van het product en de prijs.

Klanttevredenheid alleen is geen garantie voor klantenbinding

Klantenbinding onderzoek in verschillende branches laat zien dat alleen een hele grote mate van tevredenheid of ontevredenheid bepalend is voor de klantentrouw. Met andere woorden: alleen bijzonder tevreden klanten blijven u trouw en alleen zeer ontevreden klanten lopen weg. Bij de gewone ‘tevreden’ klanten die er tussenin zitten is het de vraag hoe het koopgedrag (retentie) en de band met uw onderneming (loyaliteit) zich zullen ontwikkelen en welke invloed u daarop met klantenbinding kunt uitoefenen. Kortom, klanttevredenheid is slechts een grove indicatie voor de mate van klantentrouw.

Klantenbinding: financieel, sociaal en structureel

U kunt op drie niveaus de klantenbinding beïnvloeden. Het eerste niveau is het realiseren van een financiële binding. Die komt tot stand doordat klanten er financieel voordeel bij hebben om klant van u te zijn. Het tweede niveau is het realiseren van een sociale binding. Dit is een vorm van emotionele binding die te maken met de wijze waarop u communiceert met klanten. Het derde niveau is de structurele binding. Dit is een vorm van binding die direct te maken heeft met de levering van uw producten en diensten. In onderstaande tabel staan de drie niveaus van klantenbinding vermeld.

 Financiële binding

Sociale binding

Structurele binding

  • Prijskortingen
  • Beloningen
  • ‘Geld terug’ garanties
  • Klantenkaarten
  • Merkbeleving door positionering en branding
  • Intensieve dialoog en frequent, individueel contact met klanten
  • Wederzijds respect en vertrouwen
  • Loyaliteit, erbij willen horen
  • Producten en diensten op maat leveren
  • Niet kopieerbare producten en diensten leveren
  • Toegevoegde waarde en extra’s bieden
  • Op abonnement- of contractbasis werken

 

Om klantenbinding tot stand te kunnen brengen moet er sprake zijn van een win-win situatie voor onderneming en klant. Als een van beide partijen onvoldoende voordeel ziet in een hechte relatie, zal duurzame klantenbinding moeilijk tot stand komen. In onderstaande tabel staan diverse factoren vermeld waarmee de klantenbinding positief beïnvloed kan worden.

Factoren

Merk

 

 Functioneel

 Emotioneel

 Product

* Gebruikswaarde

* Vormgeving

 Producent

* Betrouwbaarheid

* Bekendheid

 Distributie

* Nabijheid

* Presentatie

 Medewerkers

* Deskundigheid

* Vriendelijkheid

 Communicatie

* Voorlichting

* Identificatie

 Financiële waarde

* Korting

* Aandelenparticipatie

 Contractvorm

* Gemak

* Zekerheid

Tabel: Factoren die klantenbinding beïnvloeden

De basis voor klantenbinding is natuurlijk dat u een sterk ‘merk’ bent of heeft, een betrouwbare leverancier bent met een goed imago, kwalitatief goede producten en diensten levert, een marktconforme prijs hanteert en een uiterst goede klantenservice heeft, waarbij de klant altijd het voordeel van de twijfel krijgt. Dit worden ook wel hygiënefactoren genoemd. Als die afwezig zijn, dan wint u het gevecht om de klant nooit.

Verhogen klant loyaliteit met duurzame relatie

Rententie- en loyaliteitsprogramma’s zijn programma’s gericht op het opbouwen van een duurzame relatie met klanten. Deze programma’s worden daarom ook wel relatiemarketing programma’s genoemd. Goed opgezette programma’s maken integraal onderdeel uit van het product en de complete dienstverlening er omheen. Retentie- en loyaliteitsprogramma’s kunnen in meer of mindere mate bijdragen tot vergroting van retentie (herhalingsaankopen), loyaliteit (emotionele binding) en klantenbinding (klantbehoud).

De doelstellingen van retentie- en loyaliteitsprogramma’s zijn in het algemeen:

  • Op korte termijn effectief en efficiënt verminderen van klantverloop.
  • Op lange termijn maximaliseren van de klantentrouw.
  • Behalen van meer omzet en winst uit bestaande klanten.
  • Benutten van de klantrelatie voor de werving van nieuwe klanten.

Loyaliteitsprogramma’s om informatie te verzamelen over koopgedrag

De meeste loyaliteitsprogramma’s zoals AH Bonuskaart, AirMiles en FreeBees dragen maar weinig bij aan een sterkere emotionele binding met de klant. Ze hebben vaak wel invloed op het aankoopgedrag van klanten. Het blijken vooral retentieprogramma’s te zijn gericht op het stimuleren van herhalingsaankopen. Loyaliteitprogramma’s zijn wel een uitstekend middel om informatie te verzamelen over het aankoopgedrag en de voorkeuren van uw klanten. Die informatie kunt u vervolgens in het contact met de klant gebruiken om die emotionele band alsnog te creëren.

Er zijn tal van programma’s in omloop. De meeste programma’s zijn voor business-to-consumer markten ontwikkeld. Albert Heijn, Edah en Super De Boer hebben samen al meer dan 7,5 miljoen klantenkaarten uitstaan. Grote landelijke spaarprogramma’s zoals die van Albert Heijn, Shell en Esso kosten al gauw enkele miljoenen euro’s. Maar ook voor bedrijven met een kleinere beurs zij er tal van slimme en betaalbare mogelijkheden om een eigen relatiemarketing programma te starten.

Naast het grootbedrijf ziet men ook in het MKB steeds vaker loyaliteitsprogramma’s ingezet worden. Vrijwel altijd is het doel om herhalingsaankopen te stimuleren door financiële voordelen te geven. Veel programma’s maken gebruik van een klantenkaart om het aankoopgedrag van klanten gemakkelijker te kunnen registreren en analyseren. In onderstaande tabel staan diverse soorten retentie- en loyaliteitsprogramma’s vermeld.
 

 Soort retentie / loyaliteitsprogramma

Voorbeelden

 Spaaractie

Sparen van punten, coupons, zegels en dergelijke. Bijvoorbeeld de zegels van Douwe Egberts of de kristalzegels bij Albert Heijn.

 Spaarprogramma

Lange termijn spaaracties zoals AirMiles, de spaarzegels van Shell en de Power Points van Total. 

 Affiniteit

Gericht op het creëren van een gevoel van binding. Voorbeelden hiervan zijn Club Med en Diners Club.  

 Community

Creëren van een (virtuele) ontmoetingsplaats voor klanten met als doel deze te binden aan het bedrijf, product of merk. Voorbeelden zijn oudersvannu.nl, clubs.nl, tuinen.nl en libelle.nl.  

 Voordeelprogramma

Gericht op het geven van korting bij de onderneming of bij anderen. Bijvoorbeeld de Bonuskaart van Albert Heijn of de Bijenkorf klantenpas. 

 Clubprogramma

Affiniteitsprogramma waarbij de klant lid wordt van een speciale club en daarvoor bepaalde voordelen ontvangt. Denk aan de Ikea Family Club of de Ajax Kids Club. 

 Geïntegreerde relatiemarketing-programma’s en meerdere elementen combineren

Flying Dutchman programma van de KLM.

Tabel: soorten retentie / loyaliteitsprogramma met voorbeelden
 

Uit een grootschalig Nederlands onderzoek uit 2002 blijkt dat de meeste programma’s leiden tot meer herhalingsaankopen en/of meer klantbehoud. Klanten blijken vooral gevoelig te zijn voor directe win-win situaties. Retentie- en loyaliteitsprogramma’s waarbij de klant bij aankoop direct zijn voordeel kan verzilveren bieden dan ook de beste resultaten terwijl spaarprogramma’s waarbij de klant pas later zijn voordeel krijgt veel minder resultaat opleveren.

Een speciaal soort loyaliteitsprogramma is de ‘community’. Communities zijn gericht op het creëren van een (virtuele) ontmoetingsplaats voor klanten met als doel deze emotioneel te binden aan de onderneming, het product of het merk. Communities zijn vooral door de opkomst en mogelijkheden van internet zeer populair geworden. Op internet zijn er inmiddels al honderdduizenden te vinden. Communities zijn veelal rond een thema of merk opgebouwd zoals oudersvannu.nl, clubs.nl, tuinen.nl, libelle.nl of harley-davidsen.com. Belangrijk is dat het centrale onderwerp emotie heeft. Uw klanten moeten er over kunnen praten en discussiëren.

 

Salespromotie activiteiten

Verkoopbevordering

Verkoopbevordering of verkooppromotie (Engels: Sales Promotion) is een handeling die verricht wordt om de aankoop van producten bij de klant aan te moedigen, en het koopgedrag op korte termijn te beïnvloeden. De verkooppromotie kan zowel gericht zijn op het aanprijzen van de handel, als op het aansporen van de consument tot het kopen van de waar. De eerste vorm, aangeduid met de Engelse term "Trade Promotion" werkt via een strategie waarbij zoveel mogelijk (aantrekkelijk) aanbod gecreëerd wordt. De tweede vorm, aangeduid met de Engelse term "Consumer Promotion" is erop gericht om bij de klant zoveel mogelijk vraag te creëren. Beide vormen worden ook wel aangeduid middels respectievelijk "push"- (duw-) en "pull"- (trek-)strategie.

Verkoopbevordering is het verschaffen van prikkels en beloningen om afnemers over te halen op korte termijn te kopen in plaats van later. Waar reclame een instrument voor de lange termijn is om de attitude van de markt met betrekking tot een merk te beïnvloeden, is verkoopbevordering een instrument om op korte termijn het besluit tot kopen uit te lokken.

Het vormt een belangrijke manier om met klanten en potentiële klanten te communiceren. Het veld omvat vele instrumenten, uiteenlopend van stickers die bij de opening van een winkel worden uitgedeeld tot en met de Firato of Efficiencybeurs, waarvoor de deelnemers enkele tonnen neertellen. Andere instrumenten zijn displays, monsters, prijsvragen, geschenken, 'drie halen-twee betalen'-acties en andere prijskortingen, direct mail aanbiedingen en zegelspaaracties.

Verkoopbevorderingsactiviteiten zijn een belangrijk element in de promotiemix (Marketingmix). Zij verhogen de mate waarin de consument zich het product herinnert, het herkent en de proef op de som neemt. Verkooppromotie is één van de vijf ruime categorieën waaronder de derde P, die van Promotie, in onderverdeeld is. Deze P omvat alle communicatiemiddelen die aan het publiek een boodschap kunnen overbrengen.

Doelstellingen

1.            Mensen ertoe aanzetten een product te proberen dat ze nog niet eerder hebben gekocht.

2.            Consumenten die het product al gebruiken zover krijgen dat ze er meer van kopen en gebruiken.

3.            Huidige klanten behouden en hun aankooppatronen voor het product in stand houden.

4.            Nieuwe gebruiksmogelijkheden voor het product suggereren, zodat bestaande klanten er meer van gebruiken.

Methoden

Er zijn verschillende methoden voor verkooppromotie. Mogelijke toegepaste strategieën:

•             Hebbedingetjes, vaak aangeduid met de term premiaten, eventueel met logo en herkenbare merkuitstraling (kleur/vorm) uitdelen, niet zelden gekoppeld aan de aankoop van het product.

•             Relatiegeschenken en promotionele artikelen

•             Aanbiedingen en kortingen (eventueel op andere producten)

•             Bij aankoop van een meervoud van het product een extraatje erbij

•             Pakketconstructie waarbij meerdere producten en/of aanvullingen voor een aantrekkelijke prijs worden aangeboden

•             Beursopstelling of bijvoorbeeld een omgebouwde bus/vrachtwagen waarin het merk en/of product ontdekt en beleefd kan worden

•             Demodag met mogelijkheid het product te proberen

•             Kortingsbonnen of coupons in bladen of op flyers

•             Proefmonsters of samples uitdelen

•             Product aanpassen met nieuwe kleuren of kleine aanpassing doen en dan ‘vernieuwd’ op de verpakking zetten

•             Punten- / zegelspaarsysteem opzetten

•             Inhoud tijdelijk vergroten voor dezelfde prijs

•             Happy hour waarbij product tussen bepaalde tijden tegen een aantrekkelijke korting te koop is

•             Verkooptraining voor verkopers

•             Verkoopbonus voor verkopers (bij het bereiken van doelstellingen of naar het aantal verkopen)

Onderscheidend vermogen

Onderscheidend vermogen

Wat is generieke concurrentiestrategie van Porter?

Volgens Porter zijn er drie verschillende concurrentiestrategieën die organisaties kunnen hanteren om toegevoegde waarde en onderscheidend vermogen t.o.v. haar concurrenten te creëren. Porter onderscheidt de volgende strategieën:
 

  • Lagekostenstrategie
  • Differentiatiestrategie
  • Focusstrategie

 
De generieke concurrentiestrategieën van Porter is een handig hulpmiddel bij het formuleren van een strategie voor een onderneming (per SBU). Het kiezen van een te volgen concurrentiestrategie speelt een belangrijke rol in het strategisch marketingplan.


Note: Een andere naam voor de concurrentiestrategie van Porter is de typologie van Porter.

 

Waarom de generieke strategie van Porter?

De generieke concurrentiestrategie van Porter is een waardevol hulpmiddel om te komen tot goede strategische keuzes. De generieke strategieën van porter helpen bij het kiezen van een goede concurrentiestrategie en verschaffen inzicht in het maken van de juist keuzes ter voorkoming van het “stuck in the middle” principe.

 

Hoe ziet het model eruit?

 

Lagekostenstrategie

De lagekostenstrategie is gebaseerd op het optimaliseren van bedrijfsprocessen en hiermee een kostenvoorsprong te realiseren ten opzichte van de concurrenten. De nadruk bij deze strategie ligt op het verhogen van de marge terwijl er constant getracht wordt het product af te zetten tegen de laagst mogelijke prijs. Door het verlagen van de kostprijs en het verbeteren van operationele bedrijfsprocessen is de onderneming in staat een lagere verkoopprijs te hanteren dan de concurrent. Hierdoor is een substantieel betere prestatie mogelijk.

 

Differentiatiestrategie

Bij het kiezen van een differentiatiestrategie tracht een onderneming te differentiëren van de concurrentie. Het doel hiervan is het creëren van een uniek en/of superieur beeld. Door één of meer eigenschapen van een product te kiezen dat als belangrijk wordt ervaren en hierop wezenlijke veranderingen door te voeren t.o.v. de standaard kan dit beeld gecreëerd worden. Kopers willen een prijspremie betalen voor dit unieke product waardoor een substantieel betere prestatie mogelijk is.

 

Focusstrategie

Een focusstrategie is gericht op het concurreren in een niche van de markt i.p.v. de totale markt. Door de focus heeft de producent een superieure kennis van de doelsegmenten waardoor beter op de behoeften van de consument ingespeeld kan worden. Er zijn in de focusstrategie twee mogelijkheden:

  • Kostenfocus
  • Differentiatiefocus

Deze zijn gebaseerd op de bovenstaande lagekostenstrategie en differentiatiestrategie alleen gericht op een niche.

 

Stuck-in-the-middle

Er moet duidelijk voor een van de bovenstaande strategieën gekozen worden. Wanneer een onderneming geen duidelijke keuze maakt ontstaat het stuck-in-the-middlefenomeen. Er zal geen uitzonderlijke prestatie mogelijk zijn.

 

Marketing Implicaties

De concurrentiestrategieën van Porter is een handig hulpmiddel bij het bepalen van een concurrentiestrategie voor een onderneming. Door bij de keuze van een concurrentiestrategie gebruik te maken van de generieke concurrentiestrategieën van Porter is een onderneming in staat goede strategische keuzes maken en hiermee tot bovengemiddelde prestaties te komen. Het bepalen van een concurrentiestrategie speelt een belangrijke rol in het strategisch marketingplan.

Concurrentieanalyse

Concurrentie analyse

 

Door goed naar uw concurrenten te kijken, ziet u hoe u zich kunt onderscheiden van de rest. Dat is handig als u een bedrijf start of een nieuw product wilt aanbieden. Hoe maakt u uw eigen concurrentieanalyse?

Wie zijn uw concurrenten?

Zoek uit wie uw belangrijkste concurrenten zijn. U vindt veel van deze informatie op internet. Vraag bedrijfsgegevens op uit het Handelsregister en onderzoek uw branche in de Branchewijzer.

Verzamel informatie over uw concurrenten

Als u weet wie uw belangrijkste concurrenten zijn, beantwoordt u in de concurrentieanalyse de volgende vragen:

  • Op welke doelgroep richt uw concurrent zich?
  • Welke producten of diensten hebben ze in hun assortiment?
  • Wat is hun prijs? Geven ze korting?
  • Hoe maken ze reclame? Via folders, commercials?
  • Welke concurrenten zitten waar?

Maak een concurrentieanalyse

Zet alle gegevens in een tabel. Wat zijn de sterke en zwakke punten van uw bedrijf en uw concurrenten?

 

prijs

kwaliteit

assortiment

locatie

service

bekendheid

Fietsenwinkel A

++

+

-

--

+

+

Rijwielhandel B

--

++

++

--

-

++

Fietsenmaker C

+

+

+

++

-

--

Uit bovenstaand voorbeeld blijkt dat er nog geen fietsenwinkel is die hoog scoort op prijs. Mogelijk zou een fietsenwinkel met lage prijzen een interessante aanvulling zijn. U kunt leren van Rijwielhandel B hoe u uw naamsbekendheid kunt vergroten. Maakt deze winkel veel reclame? Ontdek waar voor u de mogelijkheden liggen door de resultaten te vergelijken in een concurrentieanalyse.

Het belang van kennis over je concurrenten

Houd altijd goed in de gaten wat je concurrenten doen. Bijvoorbeeld als je een nieuw product introduceert. Hoe ziet een goede concurrentieanalyse eruit?   Whitepaper 'Hoe bedien ik mijn klanten online?'Leer online kansen beter te benutten

Online liggen er voor ondernemers nog veel kansen om zich te verbeteren. Denk aan leads... méér... Vanaf0,-  Het is verstandig om een concurrentieanalyse uit te voeren, ongeacht in wat voor markt je onderneming zich beweegt. In een groeiende markt wil je uiteraard meegroeien, en in een krimpende markt is het zaak om jouw cijfers op peil te houden. Door de concurrentie in de gaten te houden, kun je je kansen vergroten. Door in te spelen op de sterke punten van je concurrenten zorg je ervoor dat jouw product of dienst net wat interessanter is voor de klant. Waarschijnlijk heb je al een vrij goed beeld van je concurrenten, maar door alle specifieke kenmerken per concurrent op een rij te zetten, krijg je een beter inzicht en kun je beter reageren.

 

Hoe ziet een goede concurrentieanalyse eruit?

In een goede concurrentieanalyse besteed je aandacht over de specieke eigenschappen van je product en dat van je concurrenten. Daarnaast kijk je (voor zover mogelijk) naar de bedrijfsvoering van je concurrenten. Je stelt jezelf in ieder geval de volgende vragen:

•Hoe groot is je huidig marktaandeel? Hoe stabiel en geconcentreerd is dit marktaandeel? Is er een trend in de evolutie ervan?

•In welk Levenscyclusstadium bevinden de belangrijkste producten zich? Hoe evolueren hun prijzen en marges?

•Wie zijn de concurrenten voor je (nieuwe) project?

•Hoe doorstaat je onderneming de vergelijking met de concurrenten?

•Met welke concurrentie heeft elke productlijn of dienst te kampen?

•Kan je product of dienst zich meten met andere producten of dienstverleners?

•Zal de concurrentie je proberen van de markt te dringen?

•Is er een marktleider of trendsetter in de sector?

Er zijn verschillende manieren om de concurrentieanalyse vorm te geven. Je kunt de concurrentieanalyse bijvoorbeeld opstellen in de vorm van een checklist of tabel. Afhankelijk van de conclusies die je aan de uitkomsten kan verbinden kun je de strategie van je bedrijf wijzigen

 

De P's

De 4P's die de oorspronkelijke marketingmix vormen

De marketingmix, soms marketinginstrumentenmix genoemd, is de combinatie van instrumenten die een organisatie kan gebruiken voor het invullen van haar marketingstrategie. Het gebruik van elk van deze instrumenten en hun onderlinge wisselwerking is onder andere afhankelijk van de doelstellingen, de markt, de doelgroep en de concurrentie. Oorspronkelijk onderscheidde men vier marketinginstrumenten, later is dit aantal uitgebreid om aan vermeende tekortkomingen tegemoet te komen of om nadruk te leggen op nieuwe inzichten.

Het optimaliseren van de marketingmix wordt vaak gezien als voornaamste verantwoordelijkheid van de marketingfunctie in een organisatie. Door de juiste combinatie van de vier (of meer) P's te vinden kunnen marketeers de effectiviteit en bedrijfsresultaten verbeteren. Kleine veranderingen in de marketingmix worden doorgaans als tactische activiteiten betiteld. Grote veranderingen in een of meer van de P's kan vaak als strategische activiteit beschouwd worden.

Definitie

De marketingmix is de strategische combinatie van, en onderlinge afstemming tussen, de instrumenten die een onderneming ter beschikking heeft om de markt waarop zij actief is te bewerken.

Oorsprong

Het begrip marketingmix zelf is terug te voeren op een publicatie van Neil Borden in 1964. Borden gebruikte de term echter al in 1949. Hij zou deze bedacht hebben tijdens het lezen van de metafoor van James Culliton van de zakenman als kok :

    «(An executive is) "a mixer of ingredients, who sometimes follows a recipe as he goes along, sometimes adapts a recipe to the ingredients immediately available, and sometimes experiments with or invents ingredients no one else has tried."»

    Nederlandse vertaling:

    «(Een zakenman is) "iemand die ingrediënten mixt, waarbij hij soms een bestaand recept volgt, soms een bestaand recept aanpast aan de ingrediënten die hij voorhanden heeft en soms experimenteert met ingrediënten of zelfs nieuwe ingrediënten verzint die nog nooit iemand geprobeerd heeft."»

De bekendste invulling van dit concept komt voor rekening van Jerome McCarthy. Hij stelt dat marketeers in essentie vier variabelen of ingrediënten kunnen gebruiken bij het opstellen van een marketingplan. Deze variabelen zijn prijs, promotie, product en plaats, vaak de 4Ps genoemd[2].

Op lange termijn zijn al deze vier elementen te beïnvloeden, maar op de korte termijn zijn vooral product en plaats (ook wel distributiekanaal) moeilijk te beïnvloeden. Daarom worden marketeers op korte termijn gedwongen zich te beperken tot de helft van hun instrumentarium en wordt tevens het belang van strategisch langetermijnplannen duidelijk, omdat slechts op lange termijn het product of het distributiekanaal aan te passen is.

Originele mixinstrumenten (de 4p's)

Een verzameling klantenkaarten, doorgaans bedoeld om klantentrouw door middel van (prijs)promoties te stimuleren.

De originele 4Ps zijn vooral relevant in de consumentengoederen marketing, zoals supermarktproducten of duurzame goederen als witgoed of auto's. Het originele marketingmix model werd in het Engels opgesteld. Doordat de Engelse termen (product, price, place en promotion) in veel talen ook door woorden beginnend met de letter P te vertalen zijn, is het 4P-model ook buiten het Engelse taalgebied verspreid geraakt.

Product

De eerste staat voor product, soms ook de productmix genoemd. Het betreft hier naast fysieke producten ook diensten. Soms wordt product ook weer nader gesplitst in:

  • het fysieke product: Het kale product, dit zijn de functionele en esthetische kenmerken. (afmetingen, functie)
  • het uitgebreide product: het fysiek product, met toegevoegde eigenschappen. Zoals, verpakking, merknaam, service en garantie.
  • het totale product: het uitgebreid product, maar dan met toegevoegde emotionele, instrumentele en expressieve eigenschappen/waarden door de consument toegevoegd!

In termen van de marketingmix geldt dat het product op korte termijn relatief vast staat. Wijzigingen van verpakking of nieuwe innovaties die het product veranderen kosten tijd.

Prijs

De prijs is voor zowel leverancier als consument een belangrijke factor en wordt over het algemeen bepaald door de verhouding tussen vraag en aanbod. Het is in de meeste productcategorieën ook een erg snel te veranderen factor en daardoor een veel gebruikt marketingmix-instrument. Wel gaan hier soms kosten mee gepaard (in de micro-economie ook wel menukosten genoemd, naar analogie van het moeten wijzigen van de menukaart om een prijsstijging door te voeren).

Ter illustratie: als een frisdrank in de supermarkt gekocht wordt in de vorm van een 1,5 literfles of op een terras in de vorm van een individueel glas, dan geldt:

  • product: fles cola, prijs: 1,27 voor 5 glazen, promotie: geen, plaats: supermarkt
  • product: glas cola, prijs: 2,00 per glas, promotie: geen, plaats: terras

Plaats

Winkelcentra zijn plaatsen waar commercie dominant aanwezig is

De P van plaats omvat zowel de locatie waar de consument het product verkrijgt als het (type) distributiekanaal. Te denken valt aan directe distributie direct van leverancier aan de eindgebruiker (denk bijvoorbeeld aan verzekeringsmaatschappijen, outletstores en verkoop via internet). Bij indirecte distributie zitten er tussen de fabrikant en de consument een aantal schakels, zoals groothandels en detailhandels...

Promotie

Onder promotie valt de communicatie van een bedrijf gericht op het stimuleren van de verkoop. Enkele activiteiten die onder de promotie-mix geschaard kunnen worden zijn:

  • public relations: het nastreven van goede contacten met publieksgroepen, zoals klanten, concurrenten, leveranciers en financiers.
  • reclame: niet-persoonlijke communicatie gericht op grote groepen afnemers, bijvoorbeeld in de vorm van reclamefolders, of radio- en tv-reclames.
  • persoonlijke verkoop: een zeer effectief, maar doorgaans duur verkoopmiddel. Persoonlijke verkoop gebeurt in interactie met de klant waardoor direct op eventuele bezwaren of vooroordelen ingespeeld kan worden. Bovendien kan persoonlijke verkoop een vertrouwensband scheppen die de risicoperceptie van de klant vermindert.
  • verkooppromotie: het vestigen van de aandacht op een prijsverlaging (de prijsverlaging zelf valt onder de P van prijs).
  • cold calling: het direct telefonisch benaderen van willekeurige dan wel geselecteerde personen of bedrijven

 

Uitbreidingen op het originele model

Eén van de 6P's uit marketingmix

Het originele 4P model van McCarthy is vele malen uitgebreid en aangepast. Veel van deze uitbreidingen kunnen met een ruime interpretatie van de oorspronkelijke 4Ps ook onder dat model gelezen worden. Toch kiezen zowel wetenschappers[3], de makers van tekstboeken en vooral adviesbureaus ervoor om uitbreidingen in de vorm van aparte marketingmixfactor te benoemen. Meestal ligt de oorzaak erin dat er behoefte bestaat om specifiek aandacht aan een (deel)aspect te besteden.

Personeel (people)

De kwaliteit van het personeel kan essentieel zijn bij de beleving van het productaanbod. Niet alleen is personeel essentieel als visitekaartje, maar ook in de vorm van verkopers of (after sales) service medewerkers vormen zij een doorslaggevende factor voor uiteindelijke klanttevredenheid.

De P van people komt onder andere voor in het zeven P model van Booms en Bitner (1981). Hiermee willen zij vooral wijzen op het belang van mensen in alle overige marketingmix instrumenten.

Periferie (peripheral clues)

De derde uitbreiding van Booms en Bitner betreft de periferie (door hen in het Engels physical evidence of peripheral clues genoemd). Hiermee worden omgevingsfactoren bedoeld zoals buurt waar het bedrijf gevestigd is of de locatie waar de dienst verricht wordt. Advocatenkantoren en marketingadviesbureaus maken hier bijvoorbeeld actief gebruik van door zich in luxe grachtenpanden te vestigen, maar in principe ondervindt iedere onderneming voordeel of hinder van de omgeving waarin zij zich bevindt.

Pak (packaging)

Hoewel het pak of verpakking waarin een product zit als een onderdeel van dit product beschouwd kan worden, is het voor sommige typen producten (vooral supermarktproducten) een van de belangrijkste instrumenten om de eigen propositie tot uiting te brengen. Schapimpact, logistieke optimalisatie en zelfs kwaliteitsperceptie zijn allemaal afhankelijk van de keuze van de verpakking. Om die reden wordt deze 'P' ook wel apart genoemd.

De P van packaging werd al gebruikt door Borden[4] in het 12 instrumentenmodel dat hij kort na het verschijnen van het 4P model van McCarthy publiceerde.

Partners

Door de toegenomen belangstelling voor partnerschappen en samenwerkingen over de gehele bedrijfskolom bestaat de behoefte om ook de P van partners aan het model toe te voegen. Vooral de deconglomeratie van de jaren 80 en 90, en de toenamen van activiteiten als co-branding en Ingrediënt-branding hebben het belang van partnerschappen vergroot.

Presentatie

De P van presentatie wordt soms gebruikt om het belang van imago of de manier waarop de onderneming zich presenteert aan te geven. Een sterk imago kan de keuze voor een bepaald product of merk gunstig beïnvloeden. Een bedrijf dat zich professioneel presenteert scoort beter dan een bedrijf dat zich er gemakkelijk vanaf maakt. Een goede uitstraling wekt vertrouwen en vertrouwen trekt klanten aan. Daarom doen bedrijven er verstandig aan zich goed te presenteren. Een goede presentatie komt in alle facetten van de marketingmix terug.

Proces

Een andere uitbreiding door Booms en Bitner betreft die met de P van proces. Deze toevoeging kwam tot stand om aan te geven dat diensten anders dan fysieke producten beleefd worden. Het product wordt anders ervaren dan een proces vanaf het moment van aankoop.

Physical evidence

Omdat voor diensten geldt dat de kwaliteit hiervan vooraf niet precies vast staat wordt door sommigen gesteld dat de marketingfunctie fysiek bewijs van de kwaliteit van de dienst moet leveren. Door vooraf helderheid te verschaffen omtrent de kwaliteit van de dienstverlening, neemt het risico voor nieuwe kopers af. Voorbeelden van deze soort fysiek bewijs betreft dan case-studies en testimonials van eerdere gebruikers van de dienst.

Kritiekpunten

Er is zowel kritiek op het concept van marketingmix in het algemeen als op McCarthy's specifieke invulling daarvan.

  • Het denken in marketingmixconcepten zou de functionele indeling van bedrijven herbevestigen, terwijl dat juist tot inefficiënties zou leiden. In plaats van de organisatie op te delen in functionele disciplines die zich elk met een specifiek element van de marketingmix bezighouden (zoals marketing, verkoop, advertising, marketingonderzoek, productontwikkeling, public relations, etc.) zou het volgens Michael Hammer en James Champy de voorkeur verdienen om te kijken naar het complete proces vanaf inkoop van materialen, naar productie, naar marketing en distributie tot uiteindelijk klanttevredenheid .

Daarnaast is er ook specifieke kritiek op McCarthy's model:

  • McCarthy's 4P-model zou teveel vanuit het perspectief van de onderneming of de marketeer kijken en te weinig vanuit het perspectief van de consument redeneren[6]
  • Daarnaast zou het 4P-model te sterk gericht zijn op consumentenmarkten en geen geschikt model zijn voor industriële- of B2B productmarketing.
  • Ook wordt vaak gesteld dat het 4P-model niet of minder geschikt is voor de marketing van diensten. Met name dit laatste kritiekpunt is relevant in een economie waar steeds meer nadruk komt te liggen op diensten en minder op fysieke goederen.

Alternatieven voor McCarthy's model

Naast de uitbreidingen in de vorm van extra Ps bestaan er ook enkele alternatieve marketingmix modellen die in meer of mindere mate aan de hierboven genoemde kritiekpunten tegemoet zouden komen.

De parallelle C's

Robert Lauterborn stelt dat elk van de vier oorspronkelijke P-variabelen gezien moeten worden vanuit een consumentenperspectief. De gedachte hierachter is dat marketing zich heeft ontwikkeld van een techniek om een product (P) aan de man te brengen tot een filosofie om de klant ('customer', C) voor zich te winnen en aan zich te binden. De oude P's passen bij vooral bij een productiebedrijf (P), de moderne C's bij een meer klantgerichte organisatie, die zichzelf door de ogen van de klant bekijkt.

Deze transformatie wil hij bereiken door de omzetting van het 4P-model naar een 4C-model:

  • Product naar consumentenoplossing (Customer solution)
  • Prijs naar kosten voor de consument (Cost to the customer); een aantrekkelijke prijs-kwaliteitverhouding, met veel keuzemogelijkheden en afgestemd op verschillende doelgroepen.
  • Plaats naar gemak (Convenience) 'gemak van de klant', redenen om te kiezen voor een dienst of product;
  • Promotie naar communicatie (Communication), duidelijkheid over de dienstverlening, mogelijkheden om vragen te stellen, suggesties te doen en klachten in te kunnen dienen.

Model van Borden

Kort na het verschijnen van het 4P-model, ontwikkelde Borden een model met twaalf beslissingvariabelen. Het betreft hier: product planning, prijsbeleid, merkbeleid, distributiekanalen, persoonlijke verkoop, advertising, promoties, verpakking, presentatie, (aanvullende) dienstverlening, fysieke afhandeling en fact-finding[8].

Model van Frey

 

Daarnaast ontwikkelde Albert Frey een indeling van marketing-variabelen in twee categorieën: aanbod (wat) en proces (hoe) variabelen. De aanbod-variabelen bestaan uit product, dienstverlening, verpakking, merk, en prijs. De "proces" of "methode" variabelen beslaan advertising, promotie, verkooppromotie, persoonlijke verkoop, publiciteit, distributiekanalen, marketingonderzoek, strategiebepaling en productontwikkeling[9].

?

 

Rapporteren / Adviseren

Rapport schrijven

 Een scriptie/verslag/werkstuk/rapportage moet voldoenaan de volgende eisen:

    1 Omslag

-          titel (en eventueel ondertitel)

-          naam van de auteur(s)

-          datum van verschijning

De omslag moet de inhoud weergeven en er professioneel uitzien. Je moet er daarom de nodige zorg aan besteden. De genoemde punten moeten op een overzichtelijke en aantrekkelijke wijze over de omslag verdeeld worden. De bovenste helft gebruik je alleen voor de titel. Een goede verslagtitel is beknopt, geeft exact het onderwerp aan en prikkelt de nieuwsgierigheid van de lezer.

         

    2 Titelpagina

-          herhaling omslag

-          naam school

-          naam vak

-          naam begeleidende docent

De titelpagina moet er verzorgd uitzien. Symmetrie en overzichtelijkheid spelen daarbij een hoofdrol. De belangrijkste punten dienen vet gedrukt te worden of er op een andere manier uit te springen.          

    3 Voorwoord

-          persoonlijke omstandigheden en/of ervaringen die geleid hebben tot het schrijven van het verslag

-          kader van het verslag

-          omschrijving van de opdracht

-          informatie over de schrijver(s)/taakverdeling

-          dankwoord

-          aanwijzingen voor gebruik

Sommige verslagen bevatten een voorwoord (woord vooraf of ter verantwoording). Het behandelt zaken die weinig of geen verband houden met het onderwerp van het verslag, maar die niettemin van belang kunnen zijn voor de lezer. Het voorwoord is en geschrift met een sterk persoonlijk karakter. Daarom wordt het in de ik- of in de wijvorm geschreven.  Bovengenoemde punten kunnen in een voorwoord voorkomen.

              4 Inhoudsopgave

-          titels hoofdstukken, paragrafen en bijbehorende paginanummers

-          codering en titel(s) bijlagen

Ieder verslag dat langer is dan vijf pagina's, behoort een inhoudsopgave te bevatten. Deze is niet alleen voor de lezer maar ook voor jezelf van belang. De inhoudsopgave geeft jezelf nog eens de gelegenheid te controleren of je verslag logisch in elkaar zit. Dat is vooral nuttig als je al schrijvende van het oorspronkelijke verslagschema bent afgeweken of als je samen met anderen aan het verslag gewerkt hebt.          

    5 Samenvatting

-          Wat is het onderwerp (probleem, doel)?

-          Wat is er gedaan (methode, aanpak)?

-          Wat is er gevonden (resultaten)?

-          Wat betekenen de bevindingen (conclusies, aanbevelingen)?

-          Vroeger stond de samenvatting aan het slot van het verslag, tegenwoordig staat ze praktisch altijd voorin. Dit om een aantal redenen:

-          Mensen willen graag eerst een beeld krijgen van de totaliteit en daarna de details lezen.

-          Een samenvatting die voorin staat, is gemakkelijk op te zoeken.

Hoe lang een samenvatting moet zijn, valt niet te zeggen. De lengte hangt af van de hoeveelheid informatie die in het verslag staat, maar is zeker niet langer dan één pagina.
Zorg dat een samenvatting informatief is! Vertel dus niet alleen waar het verslag over gaat, maar noem ook de belangrijkste feiten, ideeën en bevindingen.    

    6 Inleiding         

De inleiding vormt het begin van het eigenlijke verslag: het eerste hoofdstuk. De functie hiervan is om de lezer goed voor te bereiden op de hoofdtekst.Het valt niet mee een goede inleiding te schrijven. Iedere schrijver ziet zich daarbij voor twee moeilijk te beantwoorden vragen gesteld:

-          Wat moet ik in mijn inleiding vermelden?

-          Hoe moet ik mijn inleiding beginnen?

Je zult merken dat in de inleiding punten (kunnen) voorkomen die ook in de samenvatting thuishoren. Dat is geen bezwaar. Samenvatting en inleiding hebben immers een totaal andere functie.

Je kunt de genoemde punten, die we trouwens zelden allemaal tegelijk in één inleiding zullen aantreffen, op twee manieren presenteren: in alinea's of in paragrafen. Alinea's gebruik je bij een korte inleiding, paragrafen bij een langere inleiding.

        Wat zet je in ieder geval in de inleiding:

-          pakkende opening!

-          probleemstelling en/of doelstelling

-          achtergronden onderwerp

-          belang onderzoek

-          methode van onderzoek

-          korte aanduiding belangrijkste conclusies en resultaten

-          definities belangrijkste termen

-          voornaamste bronnen van informatie

-          opbouw hoofdtekst

         

    7 Hoofdtekst

Schrijf geen zinnen over uit een boek, of een ander naslagwerk. Probeer alles zoveel mogelijk in je eigen woorden op te schrijven. Als je iets letterlijk overneemt, vermeld dat dan en zet de tekst cursief. Gebruik nooit woorden die je zelf niet kent. Als je een moeilijke woord tegenkomt, vraag dan aan je ouders of je docent wat het woord betekent, of zoek het zelf op.

Laat ruimte voor plaatjes, tekeningen, en dergelijke die je in je verslag wilt invoegen. Schrijf niet alles achter elkaar. Gebruik een hoofdstukindeling met paragrafen.          

    8 Nawoord

In het nawoord zet je besproken en/of onbesproken punten nog eens op een rijtje, geef je de toepassingsmogelijkheden van iets aan, schets je een toekomstbeeld of geef je je persoonlijke visie op het door jou behandelde onderwerp.

         

    9 Literatuuropgave

Je verslag moet volledig controleerbaar zijn. Daarom moet je alle gebruikte bronnen duidelijk aangeven in de literatuuropgave. In de rest van je verslag moet er dan steeds verwezen worden naar die literatuuropgave.

        Bij boeken:

-          achternaam, voorletter(s) auteur(s)

-          titel en ondertitel

-          druk, plaats en jaar van uitgave

-          ISBN-nummer

 

        Bij tijdschriftartikelen:

-          naam auteur(s) en voorletter(s)

-          titel van het artikel (cursief en tussen aanhalingstekens)

-          naam van het tijdschrift (onderstreept)

-          nummer van de jaargang, jaar en afleveringsnummer

-          eerste en laatste paginanummer van de bijdrage

        Bij software:

-          naam van het programma (voluit en cursief)

-          gegevens ter identificatie, zoals versienummer, releasenummer, datum

-          gangbare afkortingen (tussen haakjes)

-          plaats (indien bekend), persoon of organisatie die de rechten over de software in handen heeft

        Bij Internet

        Vermeld adres, titel, maker en datum van raadplegen.

    10 Bijlage(n)

Tegenwoordig worden de bijlagen steeds belangrijker en talrijker. De bijlagen geven aanvullend materiaal bedoeld voor degene die zeer gedetailleerde informatie wil lezen.

Geef iedere bijlage een nummer en een titel. Als het aantal bijlagen heel groot is, kun je overwegen ze in een aparte uitgave onder te brengen.

?

 

Adviesrapport

Adviesrapport

Doel: Een adviesrapport geeft op basis van eigen of andermans onderzoek een beredeneerd (beleids)advies of maakt een oplossing voor een probleem kenbaar. In een academische context worden adviesrapporten vooral geschreven in opdracht van partijen buiten de universiteit. Studenten schrijven bijvoorbeeld adviesrapporten in het kader van een stage of naar aanleiding van een onderzoeksvraag die aan een van de universitaire 'winkels' wordt uitbesteed. Beleidsrapporten zijn specifieke adviesrapporten, die meestal in een bestuurlijke context worden geschreven.   

Doelgroep: Lezers van adviesrapporten vormen in de meeste gevallen een heterogene groep. Een opdrachtgever is bijvoorbeeld vooral geïnteresseerd in het daadwerkelijke advies dat je uitbrengt. Een docent daarentegen wil vooral beoordelen of je het onderzoek goed hebt uitgevoerd, de juiste conclusies hebt getrokken en deze voldoende genuanceerd onder woorden hebt gebracht. Breng de lezersgroep dan ook duidelijk in kaart door de volgende vragen te stellen.

  • Welke voorkennis hebben de lezers?
  • Welke belangen hebben de lezers?
  • Hoe gaan ze het rapport gebruiken?

Bronnen

  • De analyse van het probleem en de achtergrondinformatie van je opdrachtgever.
  • Gegevens van externe experts
  • Resultaten van het verrichte onderzoek.
  • Geraadpleegde vakliteratuur.
  • Je eigen expertise.
  • Eerder gepubliceerde adviesrapporten over het onderwerp.

Globale structuur: In een adviesrapport staan het advies en de onderbouwing daarvan vaak centraal. Onderzoeksgegevens, methodologie en theorie worden meestal gepresenteerd in de bijlagen.

Ga met betrekking tot de structuur van je tekst na wat de verwachtingen zijn van de opdrachtgever (de docent). Hieronder wordt een globale structuur gepresenteerd voor een kort adviesrapport.

 Voorbeeldstructuur adviesrapport:

Managementsamenvatting

Stelt de opdrachtgever in zo weinig mogelijk woorden op de hoogte van het advies en de onderbouwing hiervan. Omvang: half à 1 A4

Inleiding: het probleem

Bevat de aanleiding en context van het probleem, de centrale vraag en een beschrijving van de randvoorwaarden voor mogelijke oplossingen.

Oplossingen / maatregelen

Geeft een of meer oplossingen weer en weegt deze (tegen elkaar) af binnen de gestelde randvoorwaarden

Conclusie / aanbevelingen

Bevat het uiteindelijke advies en de onderbouwing hiervan.

Bijlagen

Bevatten de onderzoeksgegevens en achtergrondinformatie

 Tips

  • Opdrachtgeving: zorg ervoor dat de opdrachtgever een duidelijke, gekwantificeerde adviesvraag formuleert.

niet:
"Ontwikkel voorstellen waardoor het beheer van de vlindertuin in het Noorderdierenpark efficiënter wordt."

wel:
"Ontwikkel voorstellen waardoor het beheer van de vlindertuin in het Noorderdierenpark binnen een jaar efficiënter wordt. Het budget waarbinnen de voorstellen geformuleerd moeten worden bedraagt 10.000,- Euro."

  • Zorg ervoor dat je weet aan welke eisen het rapport zelf moet voldoen: hoe lang mag het worden, wanneer moet het klaar zijn?
  • Randvoorwaarden: vraag de opdrachtgever naar de randvoorwaarden waarbinnen je advies kunt geven: hoeveel geld is ervoor, binnen welke termijn moet het advies uitgevoerd worden, zijn er specifieke regels (wetten, reglementen) waarmee je rekening moet houden bij het formuleren van je advies?

"De groeiproblemen van de grasmat in voetbalstadion 'De Arena' dienen binnen twee jaar te zijn opgelost.
De speelruimte voor het bereiken van dit doel is nogal krap, omdat we rekening moeten houden met drie voorwaarden: beperkt budget, stadion moet toegankelijk blijven en er kan geen andere grassoort worden geplant."

(Bron: Berkenbosch, R. (1991) Het schrijven van beleidsteksten. Groningen: Wolters-Noordhoff)

 Bronnen

  • Berkenbosch, R. (1991). Het schrijven van beleidsteksten. Handleiding voor het opstellen van korte notities over beleidskwesties. Groningen: Wolters-Noordhoff.
  • Elling, R., B. Andeweg, J. de Jong en C. Swankhuisen (1994). Rapportagetechniek. Schrijven voor lezers met weinig tijd. Groningen: Wolters-Noordhoff.
  • Lamers, H.A.J.M. (1989). Handleiding voor beleidsteksten. Muiderberg: Coutinho.

?

Internet & 'social media'

Internet

Een internet is een netwerk van computernetwerken (zie ook intranet en extranet). Een computernetwerk is over het algemeen alleen beschikbaar binnen een organisatie of gebouw, een beperking die opgeheven wordt door een internet. Om een internet goed te laten werken is het nodig om afspraken te maken over protocollen. Een bijna universeel gebruikt protocol is het zogenaamde Internetprotocol (IP). Computers in verschillende computernetwerken kunnen dankzij die afspraken met elkaar communiceren.

Het internet is de benaming voor een zeer groot, de hele aarde omspannend openbaar netwerk van computernetwerken, waarvan de afspraken worden beschreven in de Requests For Comments die worden beheerd door de Internet Engineering Task Force. De oorsprong van het internet is terug te voeren tot ARPANET, een in 1969 in de Verenigde Staten gestart netwerk van universiteitsnetwerken dat later ook militaire netwerken met elkaar verbond. Inmiddels is het internet een mondiaal fenomeen, dat het karakter van massamedium heeft gekregen. Als een van de succesfactoren wordt wel genoemd dat het volledige internet eigendom van niemand is, terwijl de fysieke onderdelen wel degelijk een eigenaar hebben.

In het dagelijkse spraakgebruik wordt met internet vaak het World Wide Web bedoeld, maar dat is slechts één van de vele diensten die kunnen worden gebruikt via het internet. Andere bekende diensten zijn e-mail, VoIP, FTP en Usenet.

Het woord internet

De term internet was oorspronkelijk een bijvoeglijk naamwoord, namelijk een afkorting van internetworking, dat wil zeggen: netwerken onderling verbindend. In de oorspronkelijke specificatie van TCP/ IP, het basis-internetprotocol, uit 1974 is deze term al te vinden.[1] Men had het bijvoorbeeld over internet-mail en internet-verkeer. Hier betekende internet: werkend met TCP/IP, en het was een voorziening waar op sommige computernetwerken voor specifieke doeleinden bij tijd en wijle gebruik van werd gemaakt, als aanvulling op de faciliteiten van het computernetwerk zelf.

Door het ontstaan van een groot en explosief groeiend wereldwijd netwerk van via TCP/IP verbonden computers ging de term "internet" verwijzen naar dat specifieke netwerk, en het werd rond 1990 de officiële naam voor dat netwerk, een zelfstandig naamwoord, meestal met lidwoord en hoofdletter geschreven. In de daaropvolgende jaren werden alle andere vormen van computernetwerken naar de periferie verdrongen en groeide het internet uit tot een algemene voorziening zoals tv, radio en telefoon. De oorsprong van de voorziening en van de naam ervan verdwenen naar de achtergrond.

Sinds de nieuwe Nederlandse spelling van oktober 2005 wordt internet in het Nederlands in alle gevallen zonder hoofdletter geschreven.[2][3]

Geboorte van het internet

De grondslag voor het internet is ARPANET, een in 1969 door ARPA, een dienst van het Amerikaanse ministerie van Defensie, begonnen computernetwerk gebaseerd op packet switching. Men had ingezien dat met deze techniek en de toepassing van wachtrijtheorie en andere technieken voor gedistribueerde netwerken een erg robuust systeem op te zetten was. De term "Internet" werd in 1974 voor het eerst gebruikt in een document van Vinton Cerf en zijn manager, Robert Kahn, over TCP.

Op 1 januari 1983 stapte ARPANET over van NCP naar TCP/IP als netwerkprotocol (waarbij IP staat voor Internet Protocol), en daarmee was de geboorte van het internet in zijn huidige technische vorm een feit. Het gebruik ervan verspreidde zich verder onder universiteiten en aan de overheid gelieerde instellingen, eerst in de Verenigde Staten, later ook in Canada, Europa en Japan. Het meeste gebruik vond plaats in de vorm van SMTP (e-mail), FTP (bestandsoverdracht) en telnet (textuele interactieve sessies).

Intussen ontwikkelde de verwerkingskracht van computers en netwerken zich zo sterk dat grafische gebruikersomgevingen op computers gemeengoed werden en het zelfs haalbaar werd om op deze manier documenten en applicaties op afstand over het internet beschikbaar te stellen. Het basisprincipe hierbij is hypertext, waarbij documenten aanklikbare verwijzingen naar elkaar bevatten.

Tim Berners-Lee en Robert Cailliau van het CERN zagen in dat hiervoor standaardtechnieken nodig waren die net als de TCP/IP-protocollen van het internet zelf platformafhankelijk zouden moeten zijn, en begonnen in 1991 het World Wide Web-project, waarin ze zulke standaarden ontwikkelden (HTTP en HTML), software schreven om ze te gebruiken, en die software vrijelijk aan de wereld beschikbaar stelden. Gebruikers en ontwikkelaars elders in de wereld volgden, en de ontwikkeling van de Mosaic-webbrowser in 1993 aan het NCSA was de definitieve doorbraak. Het gebruik van documenten en diensten over het internet werd hiermee enorm vereenvoudigd.

In 1993 werd het gebruik van het internet, tot dusverre voorbehouden aan overheid en onderwijs, door de Amerikaanse overheid opengesteld voor bedrijven en particulieren. Het gebruik nam nu explosief toe. Pizza Hut was in 1994 een van de eerste bedrijven ter wereld die het www commercieel inzetten door de mogelijkheid te bieden om bestellingen online te doen. In 1996 was het internet algemeen bekend bij het grote publiek, maar werd de term over het algemeen gebruikt als synoniem voor het World Wide Web.

Het huidige internet

Afgezien van de complexe fysieke verbindingen die de infrastructuur van internet vormen, wordt het internet bij elkaar gehouden door bi- en multilaterale commerciële contracten zoals peeringovereenkomsten en de technische standaarden die de te gebruiken protocollen beschrijven.

In tegenstelling tot oudere communicatieprotocollen is de set van protocollen die het internet gebruikt zoveel mogelijk onafhankelijk van het gebruikte fysieke medium. Hierdoor kan bijvoorbeeld TCP/IP-communicatie plaatsvinden over glasvezel-, koper- en radioverbindingen.

De basisprotocollen, zoals TCP/IP, worden vastgesteld door de Internet Engineering Taskforce (IETF). Deze komen tot stand via een publieke discussie. De IETF legt standaarden vast in documenten die RFC's worden genoemd. Sommige van deze worden door de Internet Architecture Board (IAB) verheven tot internetstandaard.

De meest gebruikte protocollen binnen internet zijn op dit moment IP, TCP, UDP, DNS, PPP, SLIP, ICMP, POP3, IMAP, SMTP, HTTP, HTTPS, SSH, Telnet, FTP, LDAP, SSL en TLS.

Populaire diensten die gebruikmaken van de hiervoor genoemde protocollen zijn bijvoorbeeld e-mail, Usenet, het World Wide Web, Gopher, IRC en MUD. Van deze diensten worden e-mail en het World Wide Web het meest gebruikt. Andere diensten bouwen hierop voort, zoals mailinglijsten en weblogs. e-mail en Usenet zijn echter niet toegangsafhankelijk van de bovenstaande protocollen, ze kunnen ook via andere netwerkprotocollen bereikt worden.

Andere populaire diensten zijn van oorsprong bedrijfseigen ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn Windows Live Messenger (MSN), ICQ en Gnutella.

Toegang tot het internet

Gebruikelijke methoden om thuis toegang te krijgen tot het internet omvatten de inbelverbinding, breedband (over een coaxiale kabel, glasvezel kabel of koperen kabel), wifi, satelliet en mobiele telefoons die gebruikmaken van 3G en soortgelijke technologieën.

Openbare gelegenheden waar bezoekers kunnen internetten zijn onder andere bibliotheken en internetcafés. Op deze plaatsen zijn computers beschikbaar met internetverbindingen. Er zijn ook internettoegangspunten op andere openbare plaatsen, zoals op vliegvelden en in de horeca.

Robuustheid van het internet

Het internet is vanaf het begin zo gebouwd dat het netwerk stabiel is en blijft. Als een verbinding wegvalt, zullen de pakketten door de vele routers langs een ander pad gestuurd worden. Daarom wordt verondersteld dat de stabiliteit van het internet moeilijk te beïnvloeden is door terroristen. Als een kabel wordt doorgesneden of een knooppunt wordt opgeblazen, zullen de datapakketten zonder gegevensverlies een andere route kiezen. Dit bleek inderdaad zo te zijn bij de aanslagen op 11 september 2001 in New York. Onder het World Trade Center lag een belangrijk knooppunt van het internet maar er werd na de vernietiging hiervan geen noemenswaardige vertraging geconstateerd in het algemene internetverkeer.

Een kritische blik op het internet in Nederland leert echter wel dat bijna al het internationale verkeer via Amsterdam Internet Exchange ((AMS-IX)) in Amsterdam loopt, een van de drukste internetknooppunten ter wereld. Zo zijn er vanuit Amsterdam verbindingen met onder andere Londen en Hamburg (easynet), met Düsseldorf, New York en Kopenhagen (KPN) en met Chicago, Praag en Stockholm (Netherlight). Mochten onverhoopt alle verbindingen naar Amsterdam wegvallen, dan moet al het internationale internetverkeer van en naar Nederland een omweg via bijvoorbeeld Rotterdam en Antwerpen maken. Overbelasting van dat deel van het netwerk is dan een logisch gevolg. Het Amsterdamse internetknooppunt is overigens verdeeld over zeven verschillende locaties, waardoor de kans op algehele uitval klein is.

Nadelen van het internet

De opmars van computernetwerken heeft ook zijn negatieve kanten:

Via de talrijke verbindingen kunnen virussen zich snel verspreiden en kan spyware gemakkelijk geïnstalleerd worden.

"Internetbos", bedoeld om compensatie te bieden voor de CO2-uitstoot die internetservers veroorzaken

Persoonlijke gegevens zijn vaak slecht beveiligd en daarmee gemakkelijk toegankelijk voor onbevoegden, wat gevolgen heeft voor de privacy van individuen.

Eens gedeelde informatie op het internet blijft altijd staan. Het is bijna onmogelijk informatie bij nader inzien weer te verwijderen.

Het internet geeft een gevoel van anonimiteit, wat voor sommige mensen aanleiding is om extremer te reageren dan anders.

Net als in de fysieke wereld heeft internet ook last van vandalen. Een goed voorbeeld hiervan zijn de "scriptkiddies".

Ongewenste informatie, bijvoorbeeld recepten voor het vervaardigen van explosieven, kan ook eenvoudig verspreid worden.

Het internet heeft indirect bijgedragen tot een enorme groei van het aantal servers die diensten verlenen over het internet en steeds meer elektriciteit vergen voor stroomvoorziening voor de elektronica en koeling. Een datacenter kan evenveel energie verbruiken als een fabriek.[4]

Men hoopt een aantal van bovenstaande problemen te verhelpen door nieuwe protocollen te ontwikkelen met een verbeterde authenticatie en een sterkere encryptie. Een voorbeeld daarvan is AS2. Het ontwikkelen van zuiniger computerchips en efficiëntere software moet het elektriciteitsverbruik van servers afremmen.

?

 

Social media

Sociale media (de Engelse term social media is ook in het Nederlands gangbaar) is een verzamelbegrip voor online platformen waar de gebruikers, zonder of met minimale tussenkomst van een professionele redactie, de inhoud verzorgen. Hoofdkenmerken zijn interactie en dialoog tussen de gebruikers onderling.

Kaplan en Haenlein definiëren sociale media als "een groep internetapplicaties die gebruikmaken van de ideologie en de technologie van Web 2.0 en de creatieve uitwisseling van User Generated Content".[1][2] Onder de noemer sociale media worden onder andere weblogs, fora, sociale netwerken als Hyves, Facebook, LinkedIn, Twitter en Google+ geschaard.

Via deze media delen mensen verhalen, kennis en ervaringen. Dit doen zij door berichten te publiceren of door gebruik te maken van ingebouwde reactiemogelijkheden. Denk hierbij aan weblogs, waar lezers reacties achterlaten via een reactieformulier of middels trackbacks.

Geschiedenis

Het is onduidelijk wie de Engelse term 'social media' voor het eerst heeft geclaimd. Omdat er nog altijd onenigheid is over de exacte definitie is het moeilijk een overzicht te geven van de ontwikkeling van sociale media. Dit overzicht is sterk afhankelijk van de gebruikte definitie. De meest bekende vorm van sociale media zijn de sociale netwerksites. Het eerste social network (1997) was Six Degrees.

De Nederlander Ramon Stoppelenburg reisde van 2001 tot 2003 gratis de wereld rond dankzij zijn blog. Zijn website was daarbij zijn profiel waarmee hij een eigen netwerk (van online aangeboden logeeradressen) creëerde. Stoppelenburg was een van de eersten die gebruik maakte van online media.

Sociale media en Web 2.0

Omdat Web 2.0 functionaliteiten in sociale media verweven zit, is het lastig een hard onderscheid tussen Web 2.0 en sociale media te maken. Wanneer je het over Web 2.0 hebt dan spreek je over dezelfde platformen als de sociale media platform. Toch zijn dit twee wezenlijk verschillende fenomenen.

Web 2.0 betekende hernieuwde aandacht voor de bruikbaarheid en anderzijds de onderliggende techniek van webdiensten. Sociale media bestonden al voor deze ontwikkeling.

Web 2.0 is vooral een ontwikkeling geweest die het gebruik en de groei van sociale media faciliteert. Hoewel het makkelijker is geworden om sociale media te gebruiken, is het internet altijd een sociale omgeving geweest.

Invloed op politiek

Politieke organisaties gebruiken ook sociale media. Een opstand tegen de regering van Moldavië in 2009 is wel de Twitterrevolutie genoemd omdat die website gebruikt werd voor het plannen van protestacties.[4] Er is kritiek op het toeschrijven van revoluties aan sociale media, omdat er ten tijde van de opstand in Moldavië zeer weinig Twitteraccounts in dat land actief waren.[5] Meer recent wordt de motor achter de politieke veranderingen in het Midden-Oosten (zoals Tunesië, Egypte en Syrië) toegeschreven aan de vrijheid en de communicatiemogelijkheden die sociale media bieden.

Voorbeelden

Hieronder een aantal voorbeelden van bekende sociale media;

  • Fotosites: Flickr, Picasa, Photobucket
  • Microblogs: Twitter, Tumblr, Jaiku
  • Social Bookmarking: Delicious
  • Social Networking (communitysites ofwel sociaalnetwerksites): Facebook, Hyves, Google+, Netlog
  • Social Newssites: Digg, Indymedia
  • Weblogs: Blogger.com, Wordpress
  • Videosites: YouTube, Dailymotion, Vimeo

Social Media Marketing en de 6 principes van invloed

Robert B. Chaldini is een sociale psycholoog die bekend is geworden door zijn boek Influence: The Psychology of Persuasion. Zijn boek is meer dan 2 miljoen keer verkocht en vertaald in 26 talen. Chaldini beschrijft 6 principes van invloed die erg toepasbaar zijn op Social Media. In dit artikel beschrijf ik uit hoe u deze toepast in een Social Media Marketing strategie.

#1  Social Media en het principe van wederkerigheid

Het eerste principe stelt dat mensen een gunst of gift zo snel mogelijk proberen te beantwoorden. Bijvoorbeeld op het moment dat u een relatie uitnodigt voor een feest. De meeste mensen voelen zich dan verplicht om dit gebaar te beantwoorden. U kunt dit principe ook gebruiken voor uw Social Media Marketing. Vraag uzelf af wat u klanten of prospects kunt geven – of wat u voor ze kunt doen. Denk daarbij aan het delen van tips of het publiceren van een waardevolle whitepaper. Bent u actief op Twitter? Ga uw doelgroep volgen en de kans is groot dat anderen u ook gaan volgen.

#2 Social Media en het principe van sociale bewijskracht

Het tweede principe toont de overtuigingskracht van ‘Social Proof’. Dit is relevant zodra mensen niet precies weten wat ze moeten doen. We kijken dan naar de massa en gaan er vanuit dat anderen de beste keuzes maken. Wat betekent dat in Social Media? Vooral de wet van de grote getallen. Veel mensen raken toch onder de indruk van grote aantallen volgers op Twitter of bedrijven met veel ‘likes’. Betekent dit nu dat u allerlei trucks moet gebruiken om veel volgers en fans te krijgen? Voor de korte termijn lijkt het leuk om zo te scoren. Maar voor de lange termijn kunt u beter investeren in uw toegevoegde waarde. Zeker in de zakelijke markt moet u daar aandacht aan besteden en relaties koesteren. U heeft er namelijk niets aan als u de verwachting niet waar kunt maken en mensen teleurgesteld raken.

#3 Social Media en het principe van autoriteit

U kent ze wel, invloedrijke personen in uw regio of branche. Wat zij zeggen of schrijven heeft direct of indirect impact op uw business. Ongeacht of ze wel kennis van zaken hebben. Deze mensen zijn vaak actief op Social Media. Denk daarbij aan (lokale) politici, voorzitters of bestuurders. Denk ook aan mensen die gerenommeerde publicaties uitbrengen of een uitgesproken mening ventileren. Wat kunt u hiermee in Social Media? In de eerste plaats is het erg zinvol om te bepalen of en waar zij actief zijn. Bijvoorbeeld door hun namen te Googlen of specifiek te zoeken op Linkedin of Twitter. Op die manier kunt u een relatie opbouwen of versterken – en reageren als dat nodig is. Aan de andere kant kunnen uw medewerkers zichzelf ook positioneren als een autoriteit binnen uw branche. Een krachtige tactiek is de inzet van Content Marketing: manieren waarop u waardevolle informatie deelt met u doelgroep. Bijvoorbeeld via een weblog of whitepapers.

#4 Social Media en het principe van sympathie

Dit principe stelt dat we het liefst zaken doen met mensen die we kennen, leuk vinden of op ons lijken. Dit zien we vooral terug op Linkedin. Hiermee kunt u zien welke connecties u gemeenschappelijk hebt, of van welke Linkedin groepen anderen lid zijn. Het belang van sympathie is ook relevant voor de uitstraling van uzelf en van uw collega’s. U moet dus aandacht besteden aan profielen op Social Media zoals Linkedin. Bijvoorbeeld met een professionele foto en het tonen van interesse in uw zakelijke netwerk. Lees ook: Linkedin Guru Jan Vermeiren: tips en veelgemaakte fouten

#5 Social Media en het principe van consistentie

Als we eenmaal een keuze hebben gemaakt, gedragen we ons daarnaar. Dit gedrag ligt meestal in lijn met eerder gemaakt beslissingen. Dit principe is zichtbaar op Social Media. Als we een Facebook pagina leuk vinden, zullen we dat niet snel ongedaan maken. Vaak geldt dat ook voor de keuze om mensen te volgen op Twitter. Het loont dus de moeite om te investeren in een extra sociale band met uw doelgroep. Aan de andere kant: veel mensen die u niet kennen, kijken eerst de kat uit de boom. Bent u wel betrouwbaar op Social Media? Consistentie speelt dan een grote rol. U kunt mensen overtuigen door consistent te zijn in de manier waarop u actief bent. Bijvoorbeeld door te reageren op vragen via Twitter en regelmatig nieuwe artikelen te publiceren.

#6 Social Media en het principe van schaarste

Tenslotte: het krachtige marketing principe van schaarste. Uitgangspunt: mensen worden meer gemotiveerd als ze iets dreigen te missen of verliezen. Hoe kunt u daar met Social Media op inspelen? Bijvoorbeeld door te laten merken hoeveel unieke producten nog op voorraad zijn. Maar ook uw content slim te spreiden op verschillende Social Media kanalen. Zo kunt u Facebook exclusief gebruiken voor het delen van foto’s of het downloaden van whitepapers.

10 vuistregels voor social media-marketing

DotCommerce heeft een benchmark studie uitgevoerd onder Britse online-retailers naar het gebruik van social media. Het bureau stelde top-10 lijstjes samen met tips over het gebruik van Facebook, Twitter en user generated content.

In het rapport So-Commerce staan cijfers over de populariteit van deze en andere social media bij de honderd onderzochte webwinkels. Ook is per sociaal mediumtype een schoolvoorbeeld benoemd.

Dot Commerce maakte tenslotte een lijst met algemene tips, ook tien in getal, die hieronder kort zijn beschreven. 

1. Focus op  doelen, niet op kanalen
Stel uw bedrijfsdoelen en algemene strategie voorop bij de keus voor social media.

2. Bepaal wie u allereerst wilt bereiken
Analyseer uw doelgroep en participeer in de social mediakanalen waar zij zich bevinden.

3. Meten is weten
Zoals bij alle marketingactiviteiten is het belangrijk om te achterhalen of wat u doet ook daadwerkelijk resultaat oplevert. Maak gebruik van tracking url’s om het aantal kliks en het bezoekersverkeer vanuit social media-kanalen naar uw website te meten.

4. Achterhaal wat erover u wordt gezegd
Maak gebruik van alerts om te achterhalen wie wat waar zegt over uw merk.

5. Actie en reactie
Indien iets over u wordt gemeld binnen een social media-kanaal, reageer hier dan zo snel mogelijk op of onderneem actie.

6. Wees eerlijk
Als u een fout begaat, geef deze dan toe en zet het recht; binnen social media moet u geen zaken verdoezelen.

 7. Gebruik social sharing links
Voeg ‘stuur door-links’ toe aan uw webpagina’s en e-mails om gebruikers aan te sporen uw content te delen met andere consumenten.

8. Zorg voor toegevoegde waarde
Informatie waar consumenten en uw bezoekers daadwerkelijk iets aan hebben is doorslaggevend voor het succes van social mediamarketing.

9. Vermijd te veel promotie
Praat niet alleen over uw eigen bedrijf/merk; probeer ook algemene content in uw verhaal op te nemen waar uw doelgroep in is geïnteresseerd.

10. Maak deel uit van de community
Social media is all about people. Dus personaliseer uw merk en maak deel uit van de conversaties.

Googlen

Zoekopdracht specificeren

Hoe specifieker u de zoekopdracht formuleert, hoe beter de zoekresultaten worden. Dat geldt niet alleen voor de zoekwoorden die u gebruikt, er zijn veel meer trucjes die u kunt toepassen om tot goede resultaten te komen.

AND Deze term is niet nodig bij Google. Standaard worden alle woorden die u intypt meegenomen.

OR Wilt u niet dat alle termen worden meegenomen, maar hoeft slechts één ervan op een pagina voor te komen, gebruik dan OR, in hoofdletters. Bijvoorbeeld: notebook OR laptop

Minteken (-) Een minteken voor een woord (direct eraan vast) betekent dat u dit woord niet wilt meenemen in de zoekresultaten. Bijvoorbeeld: computer linux -windows

Plusteken (+) Een plusteken voor een woord (direct eraan vast) kan twee dingen doen. Ten eerste kunt u voorkeur aangeven bij meerdere zoekwoorden. Bijvoorbeeld: computer installatie +windows. Ten tweede kunt u voorkomen dat veelgebruikte woorden (en, het, hoe, waar) niet meegenomen worden. Bijvoorbeeld: windows 7 +en office 2003

Sterretje (*) Het sterretje gebruikt u wanneer u een deel van het zoekresultaat wilt laten invullen door Google, het is dus een ‘wildcard’. Bijvoorbeeld: microsoft * 7

Tilde (~) De tilde gebruikt u wanneer u wilt zoeken op het woord (computer), én op vergelijkbare woorden (laptop). Bijvoorbeeld: ~computer

Aanhalingstekens (" ") Aanhalingstekens gebruikt u wanneer u naar een hele zin of een bepaald zinsdeel wilt zoeken. Bijvoorbeeld: "bestanden overzetten van pc naar mac"

Aanhalingstekens plus sterretje (" * ") Wilt u zoeken op een zinsdeel, maar weet u niet alle woorden exact, dan kunt u de aanhalingtekens gebruiken in combinatie met een ster. Bijvoorbeeld: "bestanden overzetten * mac"

Intitle: Wilt u dat uw zoekwoord in de titel van de pagina van de website voorkomt, dan gebruikt u intitle: met het zoekwoord direct eraan vast. Bijvoorbeeld: intitle:computer

Inurl: Wanneer u inurl: gebruikt, toont Google alleen websites waarin het woord in de url voorkomt. Bijvoorbeeld: inurl:computer

Site: Om binnen een site te zoeken, gebruikt u site:. Dit is ook erg handig als een site geen (goede) zoekfunctie heeft. Bijvoorbeeld: site:www.computertotaal.nl windows

Define: Weten wat een begrip betekent? Met define: zoekt Google de definitie voor u op, meestal wordt Wikipedia als informatiebron gebruikt. Bijvoorbeeld: define:videokaart

Related: Met de operator related: zoekt u naar gerelateerde websites. Bijvoorbeeld: related:www.computertotaal.nl

Filetype: De operator filetype: zorgt dat er alleen op een bepaald bestandstype wordt gezocht. Wilt u meerdere bestandstypen meenemen, gebruik dan OR tussen de verschillende bestandstypen. Bijvoorbeeld: filetype:doc OR filetype:pdf handleiding

-Filetype: De operator -filetype: neemt een bepaald bestandstype juist niet mee. Bijvoorbeeld: -filetype:pdf handleiding

Eenheden omrekenen met Google

Voor het omrekenen van valuta, gewicht, afstand of temperatuur bestaan talloze websites. Deze kunnen echter vaak maar één ding omrekenen, voor het omrekenen van valuta bezoekt u een andere site dan voor het omrekenen van afstanden. Dit kan veel gemakkelijker: met Google. Voer achtereenvolgens in: een getal, de oorspronkelijke eenheid, het woord ‘in’ en de gewenste eenheid. Google rekent het voor u om.

Voorbeelden:

100 usd in eur

100 feet in meter

100 pounds in kilo

100 fahrenheit in celsius

Ook handig

Maps Zoekt u de kaart van een plaats? Voer ‘maps’ in bij uw zoekopdracht en de de kaart staat altijd als bovenste zoekresultaat. Bijvoorbeeld: maps amsterdam

Ditzelfde werkt voor adressen en veel bedrijven. Bijvoorbeeld: maps idg amsterdam

Weer Wilt u het weer in uw plaats weten, gebruik dan ‘weer’ en de plaatsnaam. Dit werkt ook aan de andere kant van de wereld. Bijvoorbeeld: weer amsterdam

Rekenmachine Google is ook te gebruiken als rekenmachine, waarmee u redelijk ingewikkelde berekeningen kunt maken. Voorbeelden:

2*5+10 (antwoord: 20)

2*(5+10) (antwoord: 30)

sqrt(9) (antwoord: 3), sqrt staat voor square root = wortel (√)

9^2 (antwoord: 81)

3*pi (antwoord: 9,42477796)

?

LWP Zoekt informatie op voor een operationeel plan

LWP  Zoekt informatie op voor een operationeel plan


Omschrijving

De marketing medewerker zoekt op verzoek van het management grondig naar informatie en achterhaalt daarvoor alle belangrijke informatiebronnen (traditionele en digitale media) en selecteert vervolgens mogelijk relevante informatie. Zo nodig vraagt hij om verduidelijking van de informatiebehoefte.


Gewenst resultaat Alle relevante informatie is beschikbaar.

Vakkennis en vaardigheden: 

Belangrijke begrippen en concepten m.b.t. strategische aspecten van het marketingbeleid
Leesvaardigheid Engels en tweede moderne vreemde taal
Mondelinge en schriftelijke taalbeheersing Nederlands
Relevante informatiebronnen zoals internet en social media en hun technologische toepassingen
Zoekvaardigheden

 

De zes leervragen

 

1 Wat ga ik leren?

Hier gaat het erom dat je kunt vertellen wat jij wilt leren: vaardigheden, attitude, kennis en inzicht. Je kiest daar¬voor een competentie, een werkproces, een beroepsproduct, een taalvaardigheid en een beroepssituatie.

2 Hoe ga ik dit leren?

Je gaat nu uit van de beroepssituatie(s) die je in stap 1 gekozen hebt. Bij elke situatie staat de ondersteuning beschreven. Je kiest welke ondersteuning je nodig hebt. Je bepaalt hoe je gaat leren bij de situatie: zelfstandig, lessen volgen, simulatie, bpv enzovoort.

3 Wat ga ik maken/doen?

Je beschrijft de eigenschappen van de gekozen beroepsproducten. Vraag dit na bij experts. Beschrijf ook welke eisen die eigenschappen van de producten aan jouw competenties stellen.

4 Hoe ga ik dit maken?

Je maakt een tijdsplanning met lessen, zelfstandig wer-ken, met wie, wan neer enzovoort (pap).

5 Wat ga ik evalueren?

Beschrijf wat je wilt evalueren. Ben je tevreden over je beroepsproducten? Zijn je competenties verder ontwik-keld? Heb je volgens je plan van aanpak gewerkt of heb je dit plan tussentijds aangepast?

6 Hoe ga ik evalueren?

Je bepaalt zelf hoe, met wie en wanneer je je resultaat bespreekt. Overleg dit met je begeleider.

 

Opdrachten

Opdracht 1: Analyse concurrentie

Landstede Marketing: Concurrenten in kaart brengen.

Bettus en Tim zijn ingegaan op het verzoek van Jan Dobben: ze zijn bezig met de voorbereidingen voor het marketingplan en hebben al een beetje gebrainstormd over de actiecampagne. Dat ging vrij vlot, want ze kennen de supermarkt natuurlijk al. Dat kan ook niet anders als je daar een bijbaantje hebt.

Na een week hebben Bettus en Timeen gesprek met Dobben. Hij is enthousiast over de ideeën. Maar hij zit met een probleem: “Elke keer verlagen de concurrerende supermarkten de prijzen. Nog heel even en je moet de klant geld toegeven als hij iets bij je komt halen. Waar betalen die concollega’s dit toch van”, gromt hij. “Ik moet ook nog mijn personeel betalen.”

Het is duidelijk dat hij de prijzenslag niet kan bijhouden. Sonja hoort het geklaag gelaten aan. “Nou oom, als ik naar de omvang van uw buik kijk, dan komt u bepaald niet om van de honger”, grijnst ze en knipoogt naar Marco. Marco proest het uit, maar Specht kan er niet om lachen.

“Jullie zien de ernst van de situatie nog niet in, merk ik al wel. Zoals jullie weten, heb ik eigenlijk last van drie supermarkten in onze omgeving. Weten jullie welke drie?” “Jazeker”, zegt Bettus. “Jumbo, Albert Heijn en ALDI.” “Heel goed”, laat Dobben weten.

 “Ik wil graag dat jullie voor mij deze drie concurrenten in kaart brengen. Ik denk dat het goed is om dit eerst aan te pakken. De gegevens kunnen later in dat marketingplan. Ik wil echt alles van ze weten. En wat die buik betreft: misschien moet ik inderdaad wat meer lightproducten in mijn assortiment opnemen.”

 

Op te leveren product

Maak een marktanalyse van de drie supermarkten.

 

Eisen aan op te leveren product

Zorg ervoor dat de volgende onderdelen in de marktanalyse staan;

  • een beschrijving van de kwaliteit en de service die de supermarkten bieden;
  • een beschrijving van de assortimentsopbouw;
  • een duidelijke omschrijving van de productgroepen;
  • een beschrijving van wat de supermarkten aan klan¬tenbinding doen;
  • een beschrijving van de sales-promotionactiviteiten;
  • een beschrijving van het onderscheidend vermogen van de supermarkten;
  • een vergelijking van de bovenstaande aspecten.
  • De concurrentieanalyse is in correct en foutloos Nederlands geschreven.

 

Werkproces: 1.1

Competenties: E, I, M, L, N, R, S, W


Opdracht 2: Interviews

Landstede Marketing: Vragen, vragen, vragen!

Dobben is erg in zijn nopjes met jullie marktanalyse. Zo heeft hij een goed beeld van de markt in zijn omgeving en welke concurrenten er zijn. Hij weet dat het bij de concurrerende supermarkten veel drukker is dan bij hem. Daarom wil hij graag weten hoe andere supermarkten te werk gaan. Hoe ziet de inrichting eruit? Hoe is de indeling van de winkel? Welk assortiment wordt er gevoerd? Welke service wordt er geboden? Hoe is de organisatie in de winkel? Daarom vraagt hij aan jullie of jullie een interview willen afnemen over het beheren van een supermarkt.

In ieder geval moeten de volgende zaken aan bod komen: inrichting winkel, opbouw assortiment, doelgroep, hoe

is de winkel georganiseerd, wie is de baas, hoe staat het ervoor met de service van de supermarkt, hoe probeert de supermarkt de klant tot kopen te verleiden, op welke manier doet de supermarkt aan klantenbinding, op welke manieren communiceert de supermarkt met zijn doelgroep.

Over al deze zaken wil Dobbeninformatie hebben. Natuurlijk is hij blij met alle voor hem belangrijke informatie. Beperk je dus niet tot deze vragen.

Om goed antwoord op zijn vragen te krijgen, wil Dobbendat jullie meerdere mensen interviewen, namelijk de bedrijfsleider, een medewerker en klanten van twee concurrerende supermarkten.

“Voordat jullie op pad gaan, moeten jullie je hoofdvragen op papier zetten: deze vragen stel je in ieder geval. Ik wil ze even zien, voordat je de interviews afneemt. O ja, voor ik het vergeet, niet vertellen dat ik de opdrachtgever ben, zeg maar dat het voor school is.”

En met een knipoog verlaat hij het kantoor.

 

Op te leveren producten

  1. Een protocol van het afgenomen interviews waarin je een antwoord geeft op de vragen van de heer Dobben.
  2. Een duidelijke conclusie over hoe andere supermark¬ten te werk gaan met daarbij aanbevelingen voor Dobben.

 

Eisen aan op te leveren producten

  • De vragen zijn inhoudelijk ter zake doende.
  • De interviews geven voldoende informatie aan de heer Dobben.
  • Eis is gebruik gemaakt van verschillende interviewtechnieken, zoals vervolgvragen, echovragen, suggestieve vragen, stiltes.
  • Er is voldoende doorgevraagd bij onduidelijkheden.
  • Er is voldoende ingegaan op de antwoorden van de geïnterviewden in plaats van telkens een nieuwe hoofdvraag te stellen.
  • De protocollen (vragen en antwoorden) zijn netjes uitgewerkt.
  • Er is een duidelijke conclusie metaanbevelingen gemaakt voor Dobbenaan de hand van de antwoorden op je vragen.
  • De uitwerking van de interviews is in correct Nederlands.

 

 

 

 

 

 

 

Werkproces: 1.1, 1.2, 1.3

Competenties: E, J, M, N, S


 

Opdracht 3: Adviesrapport

Landstede Marketing:  Adviesrapport

Dobben komt voor een moeilijke keuze te staan. Als zelfstandig ondernemer kan hij niet meer concurreren tegen de grote supermarktketens bij hem in de buurt. Door de lage verkoopprijzen van veel artikelen kan hij geen winst meer maken. De inkoopvoordelen die grote supermarktketens hebben, heeft hij immers niet. Hij kan uit twee mogelijkheden kiezen. Personeel ontslaan en dan op de huidige voet doorgaan of zich aansluiten bij een grote supermarktketen.

Hij heeft een aanbod gekregen van een grote super marktketen om zich bij hen aan te sluiten op basis van franchising. Dobben vindt de keuze heel moeilijk en ligt er ’s nachts wakker van. Verschillende dingen spoken door zijn hoofd. Wat zouden de verplichtingen zijn waaraan hij zich moet houden? Wat betekent deze keuze tot franchising op lange termijn voor hem? En de vraag die hem het meest kwelt: wel of niet aansluiten bij Superstore? “Goede raad is duur”, mompelt hij. Dan krijgt hij opeens een ingeving: het zou wel eens een mooie stageopdracht voor Bettus  en Tim kunnen zijn!

“Een goede en goedkope oplossing”, denkt hij en al snel valt hij in een diepe slaap.

De volgende dag vraagt hij aan Bettus en Tim of zij een overzicht willen maken van wat de gevolgen zijn als hij ingaat op het aanbod zich aan te sluiten bij de franchiseketen. Hij wil weten hoe franchising werkt, welke eisen er zijn aan franchising en hij wil graag een aantal voorbeelden van franchiseformules zien. De voor- en nadelen moeten nauwkeurig in kaart worden gebracht. Wan neer jullie positief zijn, zal de boekhouder zich verder verdiepen in de samenwerking en het financiële deel van een eventuele overstap op zich nemen.


Op te leveren product

Breng een advies uit aan Dobben aan de hand van een adviesrapport.


Eisen aan op te leveren product

  • Het advies moet uitgewerkt zijn in Word.
  • Inhoudelijk bevat het adviesrapport de volgende zaken:
  1. Hoe werkt franchising?
  2. Wat zijn de eisen van franchising?
  3. Wat zijn de voor- en nadelen van franchising?
  4. Er worden een aantal voorbeelden van franchiseformules gegeven.
  • Het adviesrapport moet geschreven zijn volgens de richtlijnen waaraan een rapport moet voldoen.
  • Het adviesrapport bevat een duidelijke conclusie/aanbeveling.
  • Het adviesrapport is geschreven in correct Nederlands.

 

 

 

 

 

 

 

 

Werkproces: 1.1, 1.2
Competenties: E, I, M, L, N, R, S, W??

 

Opdracht 4: Promotiemiddelen

Landstede Marketing: Promotiemiddelen

 “Het onderwijs van tegenwoordig is zo slecht nog niet”, prijst Dobben zijn jonge medewerkers. “Op basis van het financiële plan dat jullie gemaakt hebben, wil de bank investeren in Superstore Dobben.” “Wij hebben de opleiding wel afgemaakt”, grijnst Bettus. “Dat komt dan mooi uit,” zegt Dobben, “want ik wil Superstore Dobben flink gaan promoten.

Alleen zie ik door de bomen het bos niet meer: er zijn zo veel verschillende promotiemiddelen. Daarom wil ik dat jullie mij een overzicht verschaffen van de verschillende promotiemiddelen die er zijn. Ik wil inzicht hebben in welke promotiemiddelen er zijn, waar ze geschikt voor zijn en waarvoor minder. Zodat ik op basis daarvan keuzes kan maken.”

“Je wordt bedankt, man”, mompelt Tim nadat Dobben het kantoor is uitgelopen, maar Bettus is alweer zo druk bezig dat hij dat niet hoort.

Op te leveren product

• Overzicht van de beschikbare promotiemiddelen en de kosten van deze promotiemiddelen.

Eisen aan op te leveren product

  • In het overzicht zijn de mogelijke promotiemiddelen opgesomd.
  • In het overzicht zijn ook de kosten van deze promo¬tiemiddelen opgenomen.
  • Uit het overzicht moeten duidelijk de voor- en na-delen van de verschillende promotiemiddelen naar voren komen en de mogelijkheden om ze in te zetten

 

Werkprocessen: 1 .1
Competenties: E, H, I, J, M, O, Q, T, X??


 

Op te leveren producten

Op te leveren producten

Downloads

Downloads

  • Het arrangement Zoekt informatie op voor een operationeel plan is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Cor de Jong Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2012-10-21 11:44:34
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    de Jong, Cor. (z.d.).

    Doet voorstellen voor het verkoopplan

    https://maken.wikiwijs.nl/36666/Doet_voorstellen_voor_het_verkoopplan

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.