Leerlijn woordsoorten benoemen

Leerlijn woordsoorten benoemen

vooraf

uitleg

Bron: Rianne van den Braak

 

http://www.jufmelis.nl/woordsoorten 

Scrol helemaal naar onder, hier vind je de uitleg van de diverse woordsoorten.

 

http://www.bruuttaal.nl/leerling/benoemen/ 

Klik in de linker kolom op de woordsoort waarvan je de uitleg wilt lezen.

 

http://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/woordsoorten/

Klik op de woordsoort waarvan je de uitleg wilt lezen.

 

https://www.beterontleden.nl/theorie 

Klik op de woordsoort waarvan je de uitleg wilt lezen.

lidwoord

Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.

De en het zijn bepaalde lidwoorden, een is het onbepaalde lidwoord.

Bron: www.extraned.nl
 

 

oefenen

zelfstandig naamwoord

Zelfstandige naamwoorden zijn namen van mensen, dieren, dingen en planten. Voor een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord zetten.

Vb.

In onze tuin staan mooie bloemen en planten.

Tuin, bloemen en planten zijn zelfstandige naamwoorden.

 

Let op: soms zijn eigennamen (Kees, Nederland, Maas) zelfstandige naamwoorden, soms is het een aparte categorie.

 

oefenen

bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over een zelfstandig naamwoord en staan er meestal voor.

Vb.

De grote jongen heeft een wit verband om zijn gewonde arm.

Grote, wit en gewonde zijn bijvoeglijke naamwoorden.

 

Let op: niet altijd staat het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandige naamwoord.

Vb.

Dat meisje is mooi.

mooi = bijvoeglijk naamwoord, want het zegt iets over het meisje.

 

oefenen

voorzetsel

Voorzetsel zijn kleine woordjes, meestal voor een lidwoord/zelfstandig naamwoord.

Ze worden soms kastwoorden genoemd (in de kast, op de kast, naast de kast, voor de kast, enz.).

Vb.

De man zit voor het station op het bankje.

Voor en op zijn voorzetsels.

 

Let op: met, na en te zijn ook voorzetsels.

Vb.

Hij gaat weg om te voetballen.

te = voorzetsel

Bron: www.extraned.nl

 

oefenen

bijwoord

Een bijwoord is een woord dat iets zegt over een woord dat geen zelfstandig naamwoord is.

Vb.

Ze tekent prachtig.

prachtig = bijwoord (zegt iets over tekent)

Dit is een heel mooie tekening.

heel = bijwoord (zegt iets over mooie)

 

Bijwoorden kunnen ook iets zeggen over de hele zin.

Bv.

Hij ging gisteren naar de training.

gisteren = bijwoord

 

Er zijn bijwoorden die plaats aanduiden (ginds, linksaf), die een tijd aanduiden (morgen, hoelang) en die aanduiden hoe iets gebeurd (zo, hard).

Bron: www.extraned.nl

 

oefenen

telwoorden

Er zijn twee soorten telwoorden:

-      hoofdtelwoord

-      rangtelwoord

 

Een hoofdtelwoord geeft een hoeveelheid aan.

Vb.

Hij heeft acht boeken en zeven schriften in zijn tas.

Acht en zeven zijn hoofdtelwoorden, ze mogen ook als 8 en 7 geschreven zijn.

 

Hoofdtelwoorden zijn: drie, achttien, maar ook: enkele, veel, alle, sommige, enz.

 

Een rangtelwoord duidt een rangorde aan.

Vb.

Hij staat op de achtste plaats.

achtste = rangtelwoord

 

Rangtelwoorden zijn: derde, duizendste, maar ook: middelste, laatste, onderste, enz.

 

oefenen

voegwoord

Voegwoorden verbinden woorden, woordgroepen of (deel)zinnen.

Vb.

Eva en Jan zijn ziek.

en = voegwoord

Jan ging naar school, omdat hij een toets had.

omdat = voegwoord

 

Voegwoorden zijn: en, maar, of, want, omdat, hoewel, enz.

Bron: www.extraned.nl

 

oefenen

voornaamwoorden

Er zijn verschillende soorten voornaamwoorden:

-      persoonlijk voornaamwoord

-      bezittelijk voornaamwoord

-      vragend voornaamwoord

-      aanwijzend voornaamwoord

-      betrekkelijk voornaamwoord

-      wederkerend voornaamwoord

-      wederkerig voornaamwoord

-      onbepaald voornaamwoord

 

Persoonlijk voornaamwoord

Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iemand of iets. Je kunt het in de plaats zetten van een zelfstandig naamwoord.

Vb.

De juf gaat naar buiten. Zij gaat naar buiten.

zij = persoonlijk voornaamwoord.

 

Persoonlijke voornaamwoorden zijn: ik, mij, me, jou, je, jij, hij, zij, u, hem, haar, het, wij, we, ons, jullie, ze, hun en hen.

 

Bezittelijke voornaamwoorden

Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Het bezittelijk voornaamwoord staat vaak voor een zelfstandig naamwoord.

Vb.

Dit is mijn tas.

mijn = bezittelijk voornaamwoord

 

Bezittelijke voornaamwoorden zijn: mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, ons, onze, jullie en hun.

 

Vragend voornaamwoord

Een vragend voornaamwoord staat vaak aan het begin van een vraagzin.

Vb.

Wie heeft gisteravond het journaal gezien?

Wie = vragend voornaamwoord

 

Vragende voornaamwoorden zijn: wie, wat, welke en wat voor (een).

De woorden: hoe, waar, wanneer, waardoor, waarom, waarmee, enzovoort zijn geen vragende voornaamwoorden. Het zijn bijwoorden.

 

Aanwijzend voornaamwoord

Een aanwijzend voornaamwoord wijst iemand of iets aan.

Vb.

Ik wil graag deze broek passen.

deze = aanwijzend voornaamwoord

 

Aanwijzende voornaamwoorden zijn: die, zo’n, dit, deze, zulke en dat, enz.. Hier en daar zijn geen aanwijzende voornaamwoorden.

 

Betrekkelijk voornaamwoord

Een betrekkelijk voornaamwoord heeft betrekking op iets dat al eerder is gezegd of geschreven.

Vb.

Ik houd niet van mensen die veel praten.

die = betrekkelijk voornaamwoord

Het enige wat ik nu nog wil is een nieuwe broek.

wat = betrekkelijk voornaamwoord

 

De meest voorkomende betrekkelijke voornaamwoorden zijn: die, dat, wie en wat.

 

Wederkerend voornaamwoord

Een wederkerend voornaamwoord hoort altijd bij een werkwoord.

Vb. Zich vergissen

Ik vergiste me. Hij vergiste zich.

me = wederkerend voornaamwoord

zich = wederkerend voornaamwoord

 

Wederkerende voornaamwoorden zijn: me, je, u, zich en ons.

 

Wederkerig voornaamwoord

Het wederkering voornaamwoord is elkaar en de vormen van elkaar.

Wederkerige voornaamwoorden zijn: elkaar, mekaar en elkander.

 

Onbepaald voornaamwoord

Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets vaags.

Vb.

Iedereen is blij.

Iedereen = onbepaald voornaamwoord

Het vriest.

Het = onbepaald voornaamwoord

 

Onbepaalde voornaamwoorden zijn: men, iemand, niemand, iets, niets, iedereen, alles, elk, wat, enige, het, enz.

 

oefenen

werkwoorden

Er zijn drie soorten werkwoorden:

-      zelfstandig werkwoord

-      hulpwerkwoord

-      koppelwerkwoord

Werkwoorden geven aan wat iemand doet of wat er gebeurt. Ze worden ook wel doewoorden genoemd.

Zelfstandig werkwoord

Als er één werkwoord in de zin staat, dan is dit werkwoord een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord. 

Staan er meerdere werkwoorden in een zin, dan is het belangrijkste werkwoord het zelfstandige werkwoord. Je kunt het niet weglaten zonder dat de betekenis van de zin veranderd. Het andere werkwoord is dan een hulpwerkwoord.

Vb.

Hij heeft een tekening gemaakt.

gemaakt = zelfstandig werkwoord

Hulpwerkwoorden

Naast een hulpwerkwoord staat er altijd een ander werkwoord in de zin.

Er zijn twee soorten hulpwerkwoorden:

- Hulpwerkwoorden van tijd: hebben, zijn en zullen.

- Hulpwerkwoorden van de lijdende vorm: worden en zijn.

Vb.

Hij heeft een tekening gemaakt.

gemaakt = zelfstandige werkwoord

heeft = hulpwerkwoord

Joris is net thuis gekomen.

gekomen = zelfstandig werkwoord

is = hulpwerkwoord

 

Hulpwerkwoorden zijn: hebben, zijn, zullen, worden, enz.

Koppelwerkwoord

Je hebt de koppelwerkwoorden nodig om het naamwoordelijk gezegde te herkennen.

Koppelwerkwoorden koppelen een eigenschap aan een persoon/zaak (onderwerp). Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.

De meest voorkomende koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken, dunken en voorkomen.

Een werkwoord is alleen een koppelwerkwoord als:

- het één van de negen koppelwerkwoorden is

- het te vervangen is door een ander koppelwerkwoord uit het rijtje

Vb.

Mijn jongste zoon wordt econoom.

wordt = koppelwerkwoord

wordt econoom = naamwoordelijk gezegde

 

Werkwoorden in de zin:

- zelfstandig werkwoord                                 --> werkwoordelijk gezegde

- zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord       --> werkwoordelijk gezegde

- koppelwerkwoord                                       --> naamwoordelijk gezegde

- koppelwerkwoord en hulpwerkwoord              --> naamwoordelijk gezegde

oefenen

alles

  • Het arrangement Leerlijn woordsoorten benoemen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Rianne van den Braak Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2016-11-30 08:59:38
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Een leerlijn woordsoorten benoemen op referentieniveau 2
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VWO 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 1; HAVO 1; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2; PO groep 8; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2; PO groep 7; PO groep 6; VWO 1; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; HAVO 2; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Begrippenlijst en taalverzorging;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    0 uur en 50 minuten
    Trefwoorden
    bijvoeglijke naamwoorden, bijwoord, riannevdbraak, sonnewijser, voegwoord, voornaamwoorden, voorzetsels, werkwoorden, woordsoorten, zelfstandige naamwoorden
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.