Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over een zelfstandig naamwoord en staan er meestal voor.
Vb.
De grote jongen heeft een wit verband om zijn gewonde arm.
Grote, wit en gewonde zijn bijvoeglijke naamwoorden.
Let op: niet altijd staat het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandige naamwoord.
Vb.
Dat meisje is mooi.
mooi = bijvoeglijk naamwoord, want het zegt iets over het meisje.