voorzetsel

Voorzetsel zijn kleine woordjes, meestal voor een lidwoord/zelfstandig naamwoord.

Ze worden soms kastwoorden genoemd (in de kast, op de kast, naast de kast, voor de kast, enz.).

Vb.

De man zit voor het station op het bankje.

Voor en op zijn voorzetsels.

 

Let op: met, na en te zijn ook voorzetsels.

Vb.

Hij gaat weg om te voetballen.

te = voorzetsel

Bron: www.extraned.nl