leerlijn zinsontleding

Leerlijn zinsontleding

vooraf

voor de leerkracht

Achtergrondinformatie leerlijn.

Naam leerlijn: Zinsontleding.

 

Voor wie

Deze leerlijn is bedoeld voor de bovenbouw van de basisschool, het vmbo en de onderbouw van havo/vwo.

 

Visie

Veel leerlingen hebben meer oefening nodig dan de methode biedt. Na een goede uitleg van de leerkracht kennen de leerlingen de stof, maar voor echte beheersing (inslijpen) is meer oefening nodig.

 

Doelen

Het regeerakkoord van 2010 bestempelt taal en rekenen als kernvakken van het onderwijs. De expertgroep o.l.v. Heim Meijerink heeft voor 4 momenten in de schoolloopbaan vastgesteld wat leerlingen moeten kennen en kunnen. De beschrijving hiervan heet de referentiekaders. Aan het einde van de basisschool moeten leerlingen voldoen aan het 1F niveau. Na 4 jaar vmbo moeten de leerlingen voldoen aan referentieniveau 2. De bestaande taal en rekentoetsen worden hiervoor aangepast.

Voor meer informatie: http://www.taalenrekenen.nl/downloads/referentiekader-taal-en-rekenen-referentieniveaus.pdf/

Je krijgt dan: Referentiekader taal en rekenen. Samengesteld in opdracht van het Ministerie van OCW, o.l.v. Heim Meijerink.

 

Inhoud

In deze leerlijn worden de volgende onderdelen behandeld:

-      Persoonsvorm

-      Zinsdelen

-      Onderwerp

-      Werkwoordelijk gezegde

-      Lijdend voorwerp

-      Meewerkend voorwerp

-      Naamwoordelijk gezegde

-      Bijwoordelijke bepaling

 

Leeractiviteiten

Het werken met deze leerlijn kan het best individueel gebeuren, na uitleg van de leerkracht.

 

Rol leraar

De leerkracht heeft de betreffende stof aan de leerling uitgelegd. De oefeningen kunnen gebruikt worden door leerlingen die meer oefenstof nodig hebben. In principe kan de leerling dit zelfstandig.

 

Tijd

De benodigde tijd zal per leerling verschillen.

 

Toetsing

Er is geen toetsing in deze leerlijn.

 

uitleg theorie

http://www.bruuttaal.nl/leerling/ontleden/

Kies in de linker kolom bij zinnen ontleden het zinsdeel waarover je wilt lezen.

 

http://www.extraned.nl/grammatica/zinsdelen

Kies het zinsdeel waarover je wilt lezen.

 

http://www.jufmelis.nl/zinsontleding

Scrol naar onderen en daar vind je de uitleg van de verschillende zinsdelen.

 

http://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/zinsdelen/

Klik op het zinsdeel waarover je zilt lezen.

 

Bron: www.cambiumned.nl

 

persoonsvorm

Je kunt de persoonsvorm op 3 manieren vinden:

 

1. Maak de zin vragend. Het woord dat voorop komt is de persoonsvorm.

Vb. Jan loopt naar school. Loopt Jan naar school?

Loopt = persoonsvorm.

Als de zin al vragend is, is de persoonsvorm het tweede woord.

Vb. Waarom loopt Jan naar school?

Loopt = persoonsvorm.

 

2. Zet de zin in een andere tijd. De persoonsvorm verandert.

Vb. Jan loopt naar school. Jan liep naar school.

Loopt = persoonsvorm.

 

3. Verander het aantal. De persoonsvorm en het onderwerp veranderen.

Vb. Jan loopt naar school. Jan en Kees lopen naar school.

Loopt = persoonsvorm, Jan = onderwerp.

Bron: www.cambiumned.nl

oefenen

http://www.bruuttaal.nl/hotpots/persoonsvormenherkennen.htm

http://www.bruuttaal.nl/hotpots/onderwerp.htm

http://users.telenet.be/kabaja/weboefeningen/pv.htm

http://www.reken-taal.be/taal/pv.htm

http://www.jufmelis.nl/zinsontleding#persoonsvorm

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-persoonsvorm/

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-persoonsvorm/

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-persoonsvorm/

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-6-persoonsvorm/

zinsdelen

Zinsdelen zijn delen van de zin die bij elkaar horen.

 

Hoe kun je ze vinden?

-      Als je de zin verandert, blijven ze steeds bij elkaar staan.

-      Je kunt ze als zinsdeel voor de persoonsvorm zetten (zinsdeelproef).

 

Vb. Joris heeft een goed punt voor geschiedenis gehaald.

-      Heeft Joris een goed punt voor geschiedenis gehaald?

-      Een goed punt heeft Joris voor geschiedenis gehaald.

-      Voor geschiedenis heeft Joris een goed punt gehaald.

Zinsdelen: Joris | heeft | een goed punt | voor geschiedenis | gehaald.

 

Tip: De zinsdelen worden meestal van elkaar gescheiden door het zetten van verticale strepen.

 

oefenen

http://www.jufmelis.nl/zinsontleding#zinsdelen

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-zinsdelen-bepalen/#

onderwerp

Hoe kun je het onderwerp vinden?

  1. Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm voorop. Het zinsdeel hierachter is het onderwerp.
  2. Je stelt de vraag: Wie + persoonsvorm.

Vb. De grote jongen sloeg het kleine ventje.

Sloeg de grote jongen het kleine ventje?

Persoonsvorm = sloeg.

Zinsdelen: Sloeg | de grote jongen | het kleine ventje?

De grote jongen = onderwerp.

 

Stel de vraag: Wie + persoonsvorm? Dus: Wie sloeg?

Antwoord: de grote jongen. Dit is dus het onderwerp.

 

Tip: Het onderwerp is het gehele zinsdeel.

Bron: www.cambiumned.nl

 

oefenen

http://users.telenet.be/kabaja/weboefeningen/onderwerp.htm

http://www.reken-taal.be/taal/onderwerp.htm

http://www.jufmelis.nl/zinsontleding#onderwerp

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-het-onderwerp/

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-het-onderwerp/

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-het-onderwerp/

Persoonsvorm en onderwerp:

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-onderwerp-en-persoonsvorm/

werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden uit de zin. De persoonsvorm is ook deel van het werkwoordelijk gezegde.

 

Vb. Hij had de trein wel kunnen halen.

Persoonsvorm = had

Alle andere werkwoorden = kunnen halen

Werkwoordelijk gezegde = had kunnen halen

 

Let op: soms wordt een werkwoord gesplitst in twee delen. De twee delen zijn dan het werkwoordelijk gezegde.

 

Vb. Hij neemt de tas mee naar school.

Het werkwoord is meenemen. Dit is ook het werkwoordelijk gezegde.

Bron: www.cambiumned.nl

 

oefenen

http://users.telenet.be/kabaja/weboefeningen/werkwoordelijkgezegde.htm

http://www.jufmelis.nl/zinsontleding#werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-werkwoordelijk-gezegde-2/

http://www.sintdenijs.be/Oefeningen/Nederlands/vijfdeleerjaar/taalbeschouwing/wwgezegde.htm

naamwoordelijk gezegde

Bij een koppelwerkwoord hoort een naamwoordelijk gezegde.

De negen koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken, dunken en voorkomen.

Staat dit werkwoord of een vorm van dit werkwoord in de zin, dan is er een naamwoordelijk gezegde. Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm en een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord.

 

Vb. Hij is lief.

Is is een vorm van zijn, er moet dus een naamwoordelijk gezegde zijn.

Naamwoordelijk gezegde = is lief.

 

Mijn zus wordt verpleegster.

Naamwoordelijk gezegde = wordt verpleegster.

 

Het konijn leek bang.

Naamwoordelijk gezegde = leek bang.

 

Let op: een koppelwerkwoord kan ook als zelfstandig werkwoord in een werkwoordelijk gezegde voorkomen.

 

Vb. De man schijnt met een zaklamp op het dier.

Mijn moeder is in de keuken. (is betekent hier: ze bevindt zich ergens)

Bron: www.cambiumned.nl
Bron: www.cambiumned.nl
Bron: www.cambiumned.nl

 

 

 

oefenen

http://www.jufmelis.nl/zinsontleding#werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-naamwoordelijk-gezegde/

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-5-grammatica/

 

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde:

http://www.reken-taal.be/taal/soort_gezegde.htm

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-gezegde/

lijdend voorwerp

Een lijdend voorwerp komt niet in elke zin voor.

 

Hoe kun je het lijdend voorwerp vinden?

Stel de vraag: wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp.

 

Vb. Meral kocht gisteren een nieuwe broek.

Persoonsvorm = kocht

Zinsdelen: Meral | kocht | gisteren | een nieuwe broek.

Onderwerp = Meral

Werkwoordelijk gezegde = kocht

Lijdend voorwerp: wie/wat kocht Meral?

Antwoord: een nieuwe broek. Dit is dus het lijdend voorwerp.

 

Tip: Het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.

Bron: www.cambiumned.nl
Bron: www.cambiumned.nl
Bron: www.cambiumned.nl

 

 

 

oefenen

http://www.bruuttaal.nl/hotpots/lijdendvoorwerp.htm

http://www.jufmelis.nl/zinsontleding#lijdend voorwerp

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-lijdend-voorwerp/

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-lijdend-voorwerp/

http://www.passito.be/index_bestanden/nederlands/lv01.htm

meewerkend voorwerp

Een meewerkend voorwerp komt niet in elke zin voor.

 

Hoe kun je het meewerkend voorwerp vinden?

1. Voor dit zinsdeel staan de woorden aan of voor of je kunt het zelf ervoor zetten.

2. Maak een vraagzin: Aan/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp).

Het antwoord op deze vraag is het meewerkend voorwerp.

 

Vb. De juf vertelde de kleuters een sprookje.

Persoonsvorm = vertelde

Zinsdelen: De juf | vertelde | de kleuters | een sprookje.

Onderwerp = de juf

Lijdend voorwerp = een sprookje

Meewerkend voorwerp:

1. Er staat geen aan of voor in deze zin, maar voor het zinsdeel de kleuters kun je aan zetten. Meewerkend voorwerp = de kleuters.

2. Aan/voor wie + werkw. gezegde + onderw. + lijdend voorwerp?

Aan wie vertelde de juf een sprookje?

Antwoord: de kleuters. Dit is dus het meewerkend voorwerp.

Bron: www.cambiumned.nl

 

oefenen

http://www.bruuttaal.nl/hotpots/meewerkendvoorwerp.htm

http://www.jufmelis.nl/zinsontleding#meewerkend voorwerp

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-meewerkend-voorwerp/

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-meewerkend-voorwerp/

bijwoordelijke bepaling

Blijft er nu nog een zinsdeel over, dan is dit een bijwoordelijke bepaling.

Een bijwoordelijke bepaling geeft aan: waar, wanneer of hoe.

Het begint vaak, maar niet altijd, met een voorzetsel.

Niet, wel, nooit, altijd, toch en ook zijn ook bijwoordelijke bepalingen.

 

Vb. Hij gaat altijd op woensdag op de fiets naar de voetbaltraining.

Persoonsvorm = gaat

Zinsdelen: Hij | gaat | altijd | op woensdag | op de fiets |naar de voetbaltraining.

Onderwerp = Hij

Bijwoordelijke bepaling = altijd

Bijwoordelijke bepaling = op woensdag ( wanneer )

Bijwoordelijke bepaling = op de fiets ( hoe )

Bijwoordelijke bepaling = naar de voetbaltraining ( waar )

Bron: www.cambiumned.nl

Bron: www.cambiumned.nl

Bron: www.cambiumned.nl

oefenen

http://www.bruuttaal.nl/hotpots/bijwoordelijkebep.htm

http://www.jufmelis.nl/zinsontleding#bijwoordelijke bepaling

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-bijwoordelijke-bepaling/

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-bijwoordelijke-bepaling/

bijvoeglijke bepaling

De bijvoeglijke bepaling is geen zinsdeel, maar een deel van een ander zinsdeel (een zinsdeelstuk). Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord in hetzelfde zinsdeel. Een bijvoeglijke bepaling ga je pas zoeken als je de hele zin ontleed hebt.

 

Werkwijze:

Zoek in het zinsdeel het eerste zelfstandige naamwoord

De bijvoeglijke bepaling(en) staan ervoor of erna

  • Als de bijvoeglijke bepaling voor het zelfstandige naamwoord staat is het vaak een bijvoeglijk naamwoord.
  • Als de bijvoeglijke bepaling achter het zelfstandige naamwoord staat begint het met een voorzetsel.

 

Voorbeeld:

De nieuwe computers in de studieruimte……

Computers is het eerste zelfstandige naamwoord in dit zinsdeel.

-nieuwe- is een bijvoeglijke bepaling bij computers

-in de studieruimte- is een bijvoeglijke bepaling bij computers

Bron: cambiumned

Bron: taaluitleg

 

oefenen

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-bijvoeglijke-bepaling/

http://www.taaluitleg.nl/hotpot/leergang/ontleden/gramboekbvb.htm

 

bijstelling

De bijstelling is geen zinsdeel, maar een deel van een ander zinsdeel (een zinsdeelstuk). Ze is eenvoudig te herkennen. De bijstelling staat altijd tussen komma’s achter het zelfstandige naamwoord. Ze noemt vaak dezelfde persoon of zaak nog een keer, maar dan met andere woorden.

 

Voorbeeld:

In Tiel, een stadje op de Betuwe, staat onze school.

-een stadje op de Betuwe-  is in deze zin de bijstelling

oefenen

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-bijstelling/

alles

oefenen

http://www.bruuttaal.nl/hotpots/ontleden1.htm

http://users.telenet.be/kabaja/weboefeningen/benoemhetgevraagdezinsdeel.htm

http://www.reken-taal.be/taal/ontleding.htm

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-4-gezegde/

http://oud.onlineklas.nl/zinnenontleden/

  • Het arrangement Leerlijn zinsontleding is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Rianne van den Braak Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2016-11-11 09:34:24
    Licentie
    CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Een leerlijn zinnen ontleden tot en met het niveau van vmbo4.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VO; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; Primair onderwijs; VMBO theoretische leerweg, 1; HAVO 1; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2; PO groep 8; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2; PO groep 7; VWO 1; VMBO; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; HAVO 2; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Begrippenlijst en taalverzorging;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    0 uur en 50 minuten
    Trefwoorden
    bijwoordelijke bepaling, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, naamwoordelijk gezegde, onderwerp, ontleden, riannevdbraak, sonnewijser, werkwoordelijk gezegde, zinsdelen