Een lijdend voorwerp komt niet in elke zin voor.
Hoe kun je het lijdend voorwerp vinden?
Stel de vraag: wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp.
Vb. Meral kocht gisteren een nieuwe broek.
Persoonsvorm = kocht
Zinsdelen: Meral | kocht | gisteren | een nieuwe broek.
Onderwerp = Meral
Werkwoordelijk gezegde = kocht
Lijdend voorwerp: wie/wat kocht Meral?
Antwoord: een nieuwe broek. Dit is dus het lijdend voorwerp.
Tip: Het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.