Webquest
-
Onderwerp
Nederlandse Feesten
-
Schooltype
VO (havo/vwo)
-
Doelgroep
Klas 1 & 2
-
Vakgebieden
Nederlands
-
Aantal personen
5 leerlingen
-
Totale tijd
5 tot 10 klokuren
Welkom op de webquest over Nederlandse feesten. Je zult hier 3 Nederlandse feesten met 3 leuke en interessante opdrachten vinden. Deze webquest sluit aan bij de lessen KNS (kennis van de Nederlandse samenleven) voor inburgeraars, maar is ook leuk om een keer uit te voeren voor reguliere groepen. Het gevraagde niveau is minimaal A2.
?
1. Inleiding
Nederlandse feesten
Zoals elk land heeft ook Nederland zijn eigen feesten. Sinterklaas, Koninginnedag en Bevrijdingsdag. Natuurlijk zijn er nog veel meer feesten die worden gevierd, maar hebben meestal een link met het Christendom.
Jij gaat je verdiepen in de 3 Nederlandse feesten en de gebruiken die daarbij horen.
Hieronder krijg je eerst per feest wat meer informatie:
Sinterklaas (5/6 december)
Sinterklaas is van oorsprong een feest omtrent de heilige Sint Nicolaas. Sinds ±1850 wordt verteld dat Sinterklaas uit Spanje komt.
Ongeveer twee weken vóór 5 december komt hij met zijn stoomboot aan in Nederland. Voor de aankomst wordt elk jaar een andere stad uitgekozen. Sinterklaas neemt ook altijd zijn zwarte Pieten en zijn witte paard Americo mee.
In die twee weken mogen kinderen ´s avonds hun schoen zetten. In de schoen doen ze een wortel of hooi voor het paard. De volgende morgen is de wortel weg en zit er snoepgoed in de schoen. Er zijn verschillende soorten snoepgoed: pepernoten, speculaas, schuimpjes en chocolade letters zijn een goed voorbeeld.
Sinterklaas en zwarte Piet hebben speciale kleding aan.
Sinterklaas draagt een mijter, mantel en heeft een staf en een boek in zijn handen.
Zwarte Piet draagt een gekleurde korte broek, jasje en een muts met een veer. Hij heeft ook bijna altijd een zak met snoepgoed bij zich. Vroeger had hij ook een roe, waar stoute kinderen mee werden geslagen. Nu heeft hij deze niet meer.
Op 5 december is het pakjesavond. Dit is de avond waarop de meeste mensen Sinterklaas vieren. Iedereen krijgt dan cadeautjes van elkaar. Vaak maken mensen ook een surprise voor elkaar. Er wordt van tevoren geloot wie voor wie een surprise moet maken. Gezinnen met kleine kinderen vieren Sinterklaas meestal op 6 december. ´s Morgens staan dan de cadeautjes klaar voor de kinderen.
Rond Sinterklaastijd kun je overal in de winkels sinterklaasliedjes horen. Enkele liedjes zijn: Zie ginds komt de stoomboot, Zie de maan schijnt door de bomen, Sinterklaas is jarig en Oh kom er eens kijken.
Koninginnedag (30 april)
Op 30 april viert men in Nederland de verjaardag van de koningin. Deze dag wordt Koninginnedag genoemd. Eigenlijk is 30 april de verjaardag van koningin Juliana (de moeder van koningin Beatrix), maar toen Beatrix op 30 april 1980 koningin werd, wilde ze deze dag behouden als Koninginnedag.
Elk jaar bezoekt de koninklijke familie op deze dag een andere stad. Tijdens het bezoekje doen ze mee aan Oud-Hollandse spelletjes (zoals koekhappen, spijkerpoepen en zaklopen), kijken ze naar optredens van groepen (dansgroepen, koren, toneel) en houdt de koningin een toespraak.
In de rest van het land wordt ook feest gevierd. Op veel plaatsen zijn vrijmarkten (je hoeft dan geen vergunning te hebben om spullen te verkopen op straat), spellenmiddagen, grote optredens van bekende Nederlanders. In Amsterdam is meestal een heel groot feest.
De nacht voor Koninginnedag wordt koninginnenacht genoemd. Tijdens deze nacht zijn er ook in veel steden allerlei optreden en zijn de cafés langer open. Veel mensen vieren de hele nacht door feest.
Bevrijdingsdag (5 mei)
Op bevrijdingsdag wordt de bevrijding van Nederland gevierd. In 1940-1945 vond de tweede wereldoorlog plaats. Nederland was toen in bezit van de Duitsers. Op 5 mei 1945 was Nederland helemaal bevrijd.
Elk jaar wordt op de avond voorafgaand aan bevrijdingsdag de nationale dodenherdenking gehouden. In Nederland herdenken we op deze dag alle doden die zijn gestorven voor Nederland. Dus bijvoorbeeld ook de Nederlandse soldaten die in Afghanistan, Irak of tijdens andere missies zijn gestorven. De koningin legt elk jaar op 4 mei een krans bij de dodenherdenking op de Dam in Amsterdam.
Op 5 mei vieren we het zogenoemde Feest van de Vrijheid. In veel steden worden bevrijdingsfestivals gehouden. Op die festivals wordt ook actie gehouden voor de situatie in andere landen. Amnesty International voert op deze dag bijvoorbeeld altijd actie.
2. Taak
Hieronder vind je 3 taken. Elke taak heeft te maken met een van de feesten. De taak moet altijd worden uitgevoerd door een groep, je werkt dus samen met iemand anders of met meerdere personen. Lees de taken eerst goed door. Je kiest één van de 3 taken uit en gaat samen aan de slag om de opdrachten die bij de taak horen te maken.
Taak 1 gaat over Sinterklaas
Taak 2 gaat over Koninginnedag
Taak 3 gaat over Bevrijdingsdag
Taak 1: Het Sinterklaasfeest
Op school wordt elk jaar op 5 december het Sinterklaasfeest gevierd. De A2 en B1 cursisten wordt altijd gevraagd om een gedeelte van het Sinterklaasfeest mee te organiseren. Jullie taak voor dit jaar is het maken van de uitnodigingen en het verzinnen en organiseren van de jaarlijkse Sinterklaasquiz. Het maken van de uitnodigingen en de quiz doe je in groepjes van 3 cursisten.
De Sinterklaasquiz bestaat uit minimaal 25 vragen over Sinterklaas, Zwarte Piet, het Paard van Sinterklaas, eten en drinken dat bij Sinterklaas hoort enzovoort en wordt gespeeld in teams van 4 cursisten.
De uitnodigingen worden altijd in rijm geschreven. Ook dit jaar wordt dat weer verwacht. Wat was rijm ook al weer denk je nu misschien. Hier zie je een zeer bekend voorbeeld van een Sinterklaasgedicht:
Sint zat te denken ,
Wat hij Peter zou gaan schenken.
De woorden denken en schenken rijmen op elkaar.
De week voor Sinterklaas geef je met je groepje de uitnodiging voor het feest aan de medecursisten en op de feestdag presenteren jullie samen de quiz.
Taak 2: Oud-Hollandse spellen
Koningin Beatrix komt dit jaar op Koninginnedag met haar hele familie naar jullie stad. De hele stad is in rep en roer en iedereen wordt gevraagd om mee te helpen met het organiseren van de beste Koninginnedag ooit. Door de basisscholen wordt er een Oud-Hollandse spellenmiddag georganiseerd en zij hebben jullie hulp ingeroepen.
De bedoeling is dat er voor de koninklijke familie een boek wordt gemaakt waarin zoveel mogelijk Oud-Hollandse spelletjes worden uitgelegd. De kinderen van de basisscholen zullen de spelletjes gaan spelen, jullie zullen de Koningin gaan uitleggen wat de regels zijn.
In groepjes van 4 gaan jullie aan de slag om een boek te maken met daarin 8 Oud-Hollandse spelletjes. Elk spelletje wordt uitgelegd en er wordt bij elk spel een plaatje gezocht of getekend. Als alle tekst klaar is maken jullie er een boekje van en presenteren jullie het boekje in de groep.
Om te weten te komen hoe je de opdracht het beste kunt uitvoeren, klik je HIER of in het menu op de knop "werkwijze".
Taak 3: Interview en artikel over Bevrijdingsdag
Het is weer bijna 5 mei en op jullie school wordt aandacht besteed aan Bevrijdingsdag. Thuis heb je er al met je familie over gesproken en je hebt ook al aan familie in het buitenland verteld dat in Nederland Bevrijdingsdag wordt gevierd.
De school geeft elk jaar een krant uit met daarin artikelen en interviews over hoe mensen over Bevrijdingsdag denken. Waarom vieren ze Bevrijdingsdag en wat betekent vrijheid voor hen?
De groep A2/B1 is elk jaar verantwoordelijk voor het interview.
Dit jaar zitten jullie in A2/B1 en gaan jullie dus mensen interviewen. De bedoeling is dat jullie 3 Nederlandse mensen interviewen en 3 buitenlandse mensen. Zorg ervoor dat het een leuk interview is, met goede vragen. De interviews worden (met een foto van de geïnterviewde personen erbij) verwerkt in de schoolkrant.
Om te weten te komen hoe je de opdracht het beste kunt uitvoeren, klik je HIER of in het menu op de knop "Werkwijze".
Om te weten te komen hoe je de opdracht het beste kunt uitvoeren, klik je HIER of in het menu op de knop "werkwijze".
?
3. Werkwijze
Hieronder kun je per taak zien wat je moet doen om de opdracht goed uit te voeren. Als je op één van onderstaande links klikt, kom je meteen bij de werkwijze van die taak uit. Je mag natuurlijk ook gewoon scrollen.
Taak 1 Sinterklaas – gedicht en quiz maken
Taak 2 Koninginnedag – boekje met uitleg Oud-Hollandse spellen
Taak 3 Bevrijdingsdag – interview over vrijheid
Taak1:
Quiz maken:
Je kunt het beste eerst de quiz maken. Omdat je allerlei informatie over Sinterklaas moet zoeken, leer je er veel over en dat kun je dan weer in het gedicht gebruiken.
Hoe maak je de quiz?
Stap 1: Het belangrijkste bij het maken van een quiz is dat je zelf de antwoorden ook weet. Maak met je medecursisten een aantal vragen over Sinterklaas. Dingen die je nu nog niet weet, bijvoorbeeld hoe heet de witte jurk van Sinterklaas. Denk bij het maken van vragen bijvoorbeeld aan kleding, liedjes, namen en snoepgoed.
Stap 2: Als je een paar vragen hebt gemaakt, ga je op internet zoeken naar meer informatie over Sinterklaas. Je mag natuurlijk ook boeken gebruiken. Bij bronnen vind je goede sites over Sinterklaas.
Stap 3: Op internet kom je heel veel informatie tegen. Beantwoord eerst de vragen die je samen hebt gemaakt, daarna ga je nog meer vragen verzinnen bij de informatie die je hebt gevonden.
Stap 4: Typ de 25 vragen in Word.
Stap 5: Typ de 25 antwoorden in Word. Zo krijg je twee blaadjes, één met vragen en één met antwoorden.
Gedicht maken:
Stap 1: Als je nog nooit een Sinterklaasgedicht hebt gezien of gehoord, zoek je eerst een gedicht op internet. Bij bronnen vind je een site met allerlei leuke sinterklaasgedichten.
Als je een paar gedichten hebt gelezen, kun je zelf aan de slag.
Stap 2: Met je groepje bepaal je wat er in het gedicht moet staan. Denk hierbij aan tijdstip, plaats, iets over de quiz, Sinterklaas enzovoort.
Stap 3: Je maakt de eerste zin. Als deze klaar is zoek een mooi woord wat erop rijmt en dan maak je de tweede zin. Zo ga je door totdat je gedicht klaar is.
Als je niet zo goed bent in rijmen, kun je altijd kijken op het rijmwoordenboek. Bij bronnen staat een link naar die site.
Stap 4: Heb je je gedicht klaar, laat het dan aan de docent lezen. De docent kan je altijd tips geven.
Taak 2:
Om een goed spellenboek te kunnen maken, kun je de volgende stappen volgen:
Stap 1: Besluit met je groep welke informatie in het boek moet komen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:
- Hoe heet het spel?
- Met hoeveel personen moet je het spelen?
- Wat zijn de regels?
Een goede tip is om eens te kijken naar de handleiding van spellen die op school staan. Hoe is die opgebouwd. Wat staat erin?
Stap 2: Samen met je medecursisten maak je een opzet voor het boek. Deel de hoofdstukken goed in (Naam spel, aantal deelnemers, regels, duur etc.).
Stap 3: Daarna ga je op internet zoeken naar Oud-Hollandse spellen. Ieder groepslid zoekt twee spellen uit en gaat deze uitwerken. Zoek ook plaatjes erbij.
Stap 4: Als iedereen zijn stukje klaar heeft, voeg je de documenten samen. Dan ga je het boekje afmaken. Zorg voor een mooie kaft en een inhoudsopgave.
Stap 5: Als het boekje klaar is, presenteer je het in je groep. Leuke vormen van presentatie zijn:
- Zelf spelen
- Plaatjes laten zien
Taak 3
Om een goed interview te kunnen afnemen, moet je eerst goede vragen maken. Met je medecursisten kun je de volgende stappen volgen om zelf een goed interview te maken:
Stap 1: Zoek in de krant of een tijdschrift 2 interviews
Stap 2: Zoek op internet 2 interviews
De interviews gaan meestal niet over vrijheid, maar ze geven wel een goed voorbeeld van welke vragen je kunt stellen.
Stap 3: Je moet weten waar je vragen over gaat stellen, dus ga je eerst op zoek naar meer informatie over de bevrijding van Nederland.
Stap 4: Maak met je medecursisten vragen voor jullie interview. Denk eraan dat je mensen van verschillende afkomst en leeftijden gaat interviewen. Het klinkt vreemd als je een oude man met je aanspreekt in plaats van met u.
Stap 5: Zoek 6 personen om te interviewen. Dit mogen personen op school zijn, maar je kunt het ook op straat proberen.
Stap 6: Interview de mensen. Schrijf hun antwoorden goed op, zodat je het later nog weet.
Stap 7: Typ de antwoorden van de mensen uit. Zorg dat er niet te veel fouten in de tekst zitten.
Stap 8: Als jullie alles klaar hebben, laten jullie het aan de docent zien.
?
4. Bronnen
Hieronder vind je een aantal bronnen die je kunnen helpen bij het maken van de verschillende taken. Uiteraard zijn ze geordend per taak. Door op onderstaande links te klikken kom je rechtstreeks bij de bronnen van die taak uit:
Taak 1 Sinterklaas
Taak 2 Koninginnedag
Taak 3 Bevrijdingsdag
Bronnen bij taak 1 (Sinterklaas)
Klik op de naam van de website om naar de website te gaan.
Bronnen bij taak 2 (Koninginnedag)
Klik op de naam van de website om naar de website te gaan.
Naam website
|
|
Welke informatie
|
|
|
|
Wikipedia
|
|
Informatie over Koninginnedag
|
Nujijenik.nl
|
|
Klik op Kinderen en vind afbeeldingen met naam van spellen
|
Gavoorgezond.nl
|
|
Schilderij van P. Brueghel: Kinderspelen met namen van de spelletjes
|
Overlaat.nl
|
|
Opdracht bij het schilderij en lijst met namen van de spelletjes
|
Bronnen bij taak 3 (Bevrijdingsdag)
Klik op de naam van de website om naar de website te gaan.
Naam website
|
|
Welke informatie
|
|
|
|
wikipedia
|
|
Informatie over Bevrijdingsdag
|
4en5mei.nl
|
|
Nationaal comité van 4 en 5 mei
|
Schooltv.nl
|
|
Hoe maak je een interview
|
?
5. Beoordeling
Hieronder vind je de beoordelingcriteria van de taken. Per taak staat er één tabel. Alle opdrachten worden beoordeeld op lay-out en spelling. Daarnaast wordt nog specifiek naar de opdracht zelf gekeken. Dit is per taak verschillend. Lees deze beoordeling goed door voordat je begint aan de taak.
Als je meteen naar de beoordelingcriteria van jouw taak wilt gaan, kun je hieronder op een van de hyperlinks klikken:
Beoordeling taak 1 Sinterklaas
Beoordeling taak 2 Koninginnedag
Beoordeling taak 3 Bevrijdingsdag
Beoordeling taak 1 Sinterklaas
|
|
Goed
|
Voldoende
|
Onvoldoende
|
|
|
|
|
|
Gedicht
|
|
Er zijn minimaal 5 rijmparen*, dus 10 regels. De regels rijmen op elkaar. Alle informatie staat erin (welk feest, datum, tijdstip, plaats)
|
Er zijn minimaal 5 rijmparen*, dus 10 regels. Niet alle regels rijmen op elkaar. Er ontbreekt één onderdeel van de informatie.
|
Er zijn minder dan 5 rijmparen. Niet alle regels rijmen op elkaar. Er ontbreken meerdere onderdelen van de informatie.
|
Quiz
|
|
Er zijn 25 vragen gemaakt. Er zijn 25 antwoorden gemaakt. De vragen gaan over iets dat met Sinterklaas te maken heeft. De vragen en antwoorden zijn op aparte pagina’s uitgewerkt.
|
Er zijn 18 tot 25 vragen gemaakt. Er zijn 18 tot 25 antwoorden gemaakt. De vragen gaan over iets dat met Sinterklaas te maken heeft. De vragen en antwoorden zijn op aparte pagina’s uitgewerkt.
|
Er zijn minder dan 18 vragen gemaakt. Er zijn minder dan 18 antwoorden gemaakt. De vragen gaan over iets dat met Sinterklaas te maken heeft. De vragen en antwoorden zijn niet op aparte pagina’s uitgewerkt.
|
Spelling
|
|
De spelling voldoet minimaal aan de eindtermen voor niveau A2**
|
De spelling voldoet niet aan de eindtermen voor niveau A2, maar zit tussen A1 en A2 in.
|
De spelling voldoet niet aan de eindtermen.
|
Uiterlijk (lay-out)
|
|
De rijmende regels zijn duidelijk te herkennen. De lay-out is aantrekkelijk met bijvoorbeeld plaatjes of verschillende tekstkleuren, maar niet te druk. De vragen staan los van elkaar (witregels ertussen), zo ook de antwoorden.
|
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de rijmende regels. De lay-out is aantrekkelijk met bijvoorbeeld plaatjes of verschillende tekstkleuren, maar te druk. De vragen staan niet los van elkaar (witregels ertussen), zo ook de antwoorden.
|
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de rijmende regels. Er is geen aantrekkelijke lay-out gebruikt. De vragen staan niet los van elkaar (witregels ertussen), zo ook de antwoorden.
|
* Rijmparen zijn twee woorden die op elkaar rijmen, bijvoorbeeld:
Sint zat te denken,
wat hij Piet zou schenken
** Onderaan deze pagina vindt u de eindtermen voor niveau a2 terug. Klik hier om ernaar toe te gaan.
Beoordeling taak 2 Koninginnedag
|
|
Goed
|
Voldoende
|
Onvoldoende
|
|
|
|
|
|
Spellen
|
|
Er zijn 6 spellen uitgewerkt. Bij elk spel is een duidelijke uitleg gegeven. Elk spel heeft een plaatje erbij.
|
Er zijn 6 spellen uitgewerkt. Bij sommige spellen is de uitleg niet duidelijk genoeg. Elk spel heeft een plaatje erbij.
|
Er zijn minder dan 6 spellen uitgewerkt. De uitleg ontbreekt bij spellen. De uitleg is niet duidelijk genoeg. Er staat geen plaatje bij het spel.
|
Spelling
|
|
De spelling voldoet minimaal aan de eindtermen voor niveau A2**
|
De spelling voldoet niet aan de eindtermen voor niveau A2, maar zit tussen A1 en A2 in.
|
De spelling voldoet niet aan de eindtermen.
|
Uiterlijk (lay-out)
|
|
Er is een titelpagina gemaakt. Er is een inhoudsopgave aanwezig. De spellen staan ieder op een aparte pagina. De lay-out is aantrekkelijk gemaakt met plaatjes, kleuren, titels, maar niet te druk.
|
Er is een titelpagina gemaakt. Er is een inhoudsopgave aanwezig. De spellen staan niet allemaal op een aparte pagina. De lay-out is aantrekkelijk gemaakt met plaatjes, kleuren, titels, maar TE druk.
|
Er is geen titelpagina gemaakt. De inhoudsopgave ontbreekt. De spellen staan niet allemaal op een aparte pagina. De lay-out is niet aantrekkelijk gemaakt.
|
Beoordeling taak 3 Bevrijdingsdag
|
|
Goed
|
Voldoende
|
Onvoldoende
|
|
|
|
|
|
Interview
|
|
De vragen gaan over het onderwerp Bevrijdingsdag. Uit de vragen blijkt dat er naar de theorie gekeken is. De vragen zijn opbouwend gesteld. Er zijn 6 personen geïnterviewd.
|
De vragen gaan over het onderwerp Bevrijdingsdag. Uit de vragen blijkt dat er van tevoren naar de theorie is gekeken. De vragen zijn niet opbouwend gesteld. Er zijn 5 personen geïnterviewd.
|
De vragen wijken te ver af van het onderwerp Bevrijdingsdag. De theorie is niet terug te vinden in de gestelde vragen. Er zijn minder dan 5 personen geïnterviewd.
|
Spelling
|
|
De spelling voldoet minimaal aan de eindtermen voor niveau A2**
|
De spelling voldoet niet aan de eindtermen voor niveau A2, maar zit tussen A1 en A2 in.
|
De spelling voldoet niet aan de eindtermen.
|
Uiterlijk (lay-out)
|
|
De lay-out is aantrekkelijk gemaakt met plaatjes, kleuren, titels, maar niet te druk.
|
De lay-out is aantrekkelijk gemaakt met plaatjes, kleuren, titels, maar TE druk.
|
De lay-out is niet aantrekkelijk gemaakt.
|
Eindtermen A2 (afkomstig van www.siea.nl)
Het Europees Raamwerk
In 1998 is door de Raad van Europa het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor moderne vreemde talen ontwikkeld (Europees Raamwerk). Een belangrijk doel van het Europees Raamwerk is talenkennis in landen van de Europese Unie onderling vergelijkbaar maken. Het Europees Raamwerk onderscheidt drie hoofdniveaus:
A Basisgebruiker
B Vaardig gebruiker
C Onafhankelijk gebruiker
De hoofdniveaus zijn onderverdeeld in de volgende subniveaus: A1, A2, B1, B2, C1, C2 voor de vaardigheden lezen, schrijven, luisteren, spreken en gesprekken voeren.
Om het inburgeringstraject succesvol af te ronden dient de deelnemer de Nederlandse taal op niveau A2 te beheersen voor alle vaardigheden (oudkomers schrijven niveau A1).
Hieronder volgt een korte beschrijving van de vaardigheden met betrekking tot het niveau A2 volgens het Europees Raamwerk:
Basisgebruiker niveau A2
De deelnemer:
luisteren
begrijpt de belangrijkste punten van korte en eenvoudige boodschappen en aankondigingen als er langzaam en duidelijk gesproken wordt
lezen
kan korte en eenvoudige teksten lezen over concrete onderwerpen uit de eigen werk- of leefomgeving
gesprekken
kan korte gesprekken voeren in standaardsituaties. Hij/zij kan vragen stellen en beantwoorden en ideeën en informatie uitwisselen over vertrouwde onderwerpen in voorspelbare, alledaagse situaties.
spreken
kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven van mensen, leef- en werkomstandigheden, dagelijkse routines enzovoort
schrijven
kan korte, informele briefjes schrijven en boodschappen noteren in telegramstijl.
?
6. Terugblik
Hieronder vind je terug wat je met het maken van de webquest allemaal hebt geleerd. Eerst staat er wat je bij alle opdrachten leerde (algemeen), daarna staat er wat je per taak nog extra hebt geleerd (specifiek). Helemaal onderaan vind je het evaluatieformulier dat je moet invullen als je klaar bent.
(je kunt ook op de linkjes klikken om sneller door de pagina heen te gaan<!--[endif]-->
Algemeen
- Je hebt een van de taken of alle taken over de Nederlandse Feesten afgerond.
- Je hebt geleerd welke Nederlandse feesten er zijn.
- Je hebt geleerd hoe je een webquest moet gebruiken.
- Je hebt geleerd hoe je informatie op internet moet opzoeken.
- Je hebt geleerd hoe je informatie moet selecteren.
- Je hebt geleerd hoe je informatie in Word moet verwerken
- met andere cursisten samen moet werken aan één opdracht.
- Een logboek bij moet houden.
Specifiek
Bij taak 1 heb je geleerd hoe:
?
7. Docentpagina
Hieronder vindt u de informatie voor de leerkracht. Om sneller door de pagina te bladeren kunt u ook klikken op onderstaande links.
Inleiding
In het kort
Doelen
Aanpak
Tips
Inleiding
Steeds opnieuw wordt er door de politiek gekeken naar wat het beste is voor inburgeraars. Momenteel is de nieuwe Wet Inburgering van kracht. Deze wet heeft een aantal richtlijnen waar inburgeraars aan moeten voldoen. Inburgeraars moeten zowel de mondelinge als de schriftelijke vaardigheden op niveau A2 halen. Daarnaast moeten ze ook van alles weten over de Nederlandse samenleving.
Ze moeten verschillende examens doen, waaronder ook het KNS-examen (kennis van de Nederlandse samenleving). Steeds meer methodes komen op de markt voor dit onderdeel, maar slechts enkele van deze methodes hebben ook opdrachten waar inburgeraars met plezier aan kunnen werken.
Met deze webquest wil ik daar verandering in brengen. Deze talenquest is bedoeld voor cursisten die op weg zijn naar het inburgeringsexamen. U vindt hier een drietal opdrachten terug die te maken hebben met de Nederlandse feesten. Deze opdrachten kunt u gebruiken als verwerkingsopdracht bij de les. Tevens zijn ze goed te gebruiken wanneer u met thema´s werkt.
In het kort:
Doelgroep
|
nt2leerders op weg naar inburgeringsexamen
|
Vakgebied
|
KNS (kennis van de Nederlandse samenleving)
|
Taalniveau
|
A2 en B1
|
Benodigde vaardigheden
|
kunnen werken met een computer, werken met MS Word 2003, opzoeken op Google en andere internetpagina´s.
|
Duur:
|
ong. 5 klokuren per taak
|
Doelen
- De cursisten leren de Nederlandse taal op verschillende manieren te
gebruiken.
- De cursisten leren dat er naast de Christelijke feesten ook nationale
feestdagen zijn.
- De cursisten leren de kenmerken van de nationale feesten te herkennen.
- De cursisten leren informatie op te zoeken op internet.
- De cursisten leren omgaan met een tekstverwerker.
- De cursisten leren om gevonden informatie om te zetten naar een product
zoals: quiz, uitnodiging, opstel en interview.
- De cursisten leren wat rijmen is.
- De cursisten leren presenteren in de groep.
Aanpak
Voordat de cursisten aan deze talenquest kunnen beginnen, is het van belang dat ze al kennis hebben gemaakt met enkele Nederlandse gebruiken. In de methode Bagage wordt kort uitgelegd welke Nederlandse feesten er zijn en wanneer ze worden gevierd. De uitleg is redelijk minimaal, daar speelt deze talenquest op in.
Als docent moet u dus eerst in de klas aandacht besteden aan de feesten, haal voorkennis op door te vragen naar wat ze er thuis aan doen, of ze kinderen hebben die het op school vieren etc. Daarnaast moet u ook aandacht besteden aan de opbouw van deze talenquest.
Het is niet onverstandig om in eerste instantie samen met de groep de quest te bekijken, zodat ze weten wat ze kunnen verwachten. Belangrijk is dat u duidelijk uitlegt dat de cursisten de volgorde van de knoppen aan moeten houden.
Naast het bekijken van de webquest is het ook belangrijk dat u als docent van tevoren aandacht heeft besteed aan rijmen, interviewen, quizen en handleidingen (maakt niet uit waarvan) lezen en gebruiken.
Tips voor het werken met de talenquest
- Naast de algemene uitleg is het ook van belang dat u als docent aanwezig bent wanneer de cursisten aan de slag gaan met de talenquest. U kunt helpen wanneer ze er niet meer uitkomen.
- Let op de periode in het schooljaar. De cursisten gaan aan de slag met één van de taken, dit is afhankelijk van de periode waarin u deze webquest doet. Het zou vreemd overkomen wanneer u in juli aan Sinterklaas gaat werken.
- Iedere taak wordt gedaan in groepjes van 3 cursisten. Wanneer dit niet uitkomt kan er ook een groepje van 4 cursisten worden gemaakt. U kunt de cursisten van tevoren zelf verdelen, u kunt er ook voor kiezen om de cursisten zelf groepjes te laten maken.
- Eventueel kunt u ervoor kiezen om cursisten die dezelfde taal spreken uit elkaar te halen. Het kan echter ook prettig zijn voor cursisten wanneer ze samen mogen werken met mensen die dezelfde taal spreken. Denk hier vooraf goed over na.
- U hoeft zich niet perse aan het aantal klokuren te houden die voor deze taak genoemd zijn. Houdt deze als richtlijn.
?